April 1674: de wilgen lopen uit, vogels bouwen hun nest. De Fransen zijn al weer vijf maanden weg, de gijzelaars zijn teruggekeerd en hebben de sneeuw van hun ongewenste winterse reis van zich afgeschud. Maar Utrecht is niet in een feeststemming: de provinciekas is leeg, en die van de steden ook. Bovendien is de militaire bezetting van de Fransen meteen in november afgelost door een Hollandse bezetting van de Staten-Generaal. Als vermeende “sleuteldragers” zijn de Utrechters uit de Unie gezet en onder curatele gesteld.
Een nieuwe lente, een nieuwe wind
Maar dan lijkt er toch verandering te komen: prins Willem III komt naar Utrecht. Zal Utrecht haar oude soevereiniteit terugkrijgen? Dat alle oude regenten op hun eigen kussen terug kunnen keren, verwacht eigenlijk niemand. Om de Utrechtse goede wil te tonen is de Statenkamer aan het Janskerkhof van binnen en van buiten versierd met fris lentegroen en oranje linten. Veel helpt het niet: ter gelegenheid van de komst van de prins worden zes van de acht geëligeerden1sinds de reformatie adellijke vervangers van de geestelijke stand vervangen. Zeven leden van de ridderschap en 25 van de 40 vroedschapsleden van de stad Utrecht ondergaan hetzelfde lot.
Kleine steden vergeten
De stadsbesturen van de kleinere steden heeft men nota bene over het hoofd gezien. Maar ook zij zullen de dans niet ontspringen. Overal wordt het gros van de oude ambtsdragers vervangen door nieuwe. Er komen zelfs nieuwelingen van buiten de provincie. Al snel gaat het gerucht gaat dat sommigen de weg moeten vragen naar de stadhuizen en de Statenkamer!
Macht van de stadhouder
Maar een stuk heftiger dan de vervanging van een heleboel regenten in één keer, is de invoering van een nieuw regeringsreglement. De macht van de stadhouder bij het benoemen van nieuwe regenten in de toekomst wordt volgens dat reglement veel groter dan deze ooit geweest is. Elk jaar opnieuw moeten vroedschapsleden hopen op hun herbenoeming. Bij de geëligeerden is dat elke drie jaar. Het is dus de kunst om in de gunst van de prins te blijven, die tijdens zijn bezoek ook wordt benoemd tot erfstadhouder. Theoretisch zouden de nieuwbenoemde statenleden tégen het regeringsreglement kunnen stemmen. Helaas was er geen tijd om het goed te lezen en zijn ze veel te bang dat Utrecht alsnog uit de Unie wordt gegooid. Zover zou het echter nooit gekomen zijn. Willem heeft Utrecht veel te hard nodig als tegenwicht tegen Holland in de Staten-Generaal.
Exit Welland, Wulven en Van Weede
De oude heer van Renswoude wordt president van de Staten als geheel. Onder degenen die het veld moeten ruimen zitten, niet geheel onverwacht, neef Welland, de heer van Wulven, en de heer van Weede van Dijkveld. Aan de loyaliteit van Godard Adriaan wordt echter niet getwijfeld. Hij behoudt zijn plek in de ridderschap. Sterker nog: zijn plaats is vast geserveerd voor zoon Godard, mocht vader komen te overlijden! Margaretha mag tevreden zijn, de trouwe diensten aan de Staten-Generaal en ook aan de prins zijn niet voor niets geweest. Godard Adriaan betreedt samen met Renswoude en burgemeester Nellesteyn het bordes als het nieuwe regeringsreglement voor Utrecht op 16 april 1674 wordt afgekondigd door raadspensionaris Fagel.
1
sinds de reformatie adellijke vervangers van de geestelijke stand
Margaretha vindt het wel genoeg. Wat haar betreft is er niks meer dat haar man in Duitsland houdt.
[hem selfs in hande heeft gegeefven,] dewijlle uhEd geen ordere krijcht om naer berlijn te gaen en daer niet veel te doen valt geloofve ick deselfve haest weer thuijs sal koomen [sal verlange dat]
Er wordt weer druk gepraat over de Brandenburgse troepen. Die zouden een beter leger richting de Republiek sturen en zelfs de keizer zou nu mee werken. Eerst zien dan geloven. En als dat leger al komt komt het vast te laat.
[tijdine meede brenckt,] men wil hier segge dat den heere keurvorst met sijn armee veel schoonder volck als hij voor dees heeft gehadt weer afkoomt en dat de keijser sae nu ock wondere saecke tot onser hulpe sal doen maer als ickt sie salt geloofve en Eer niet, en alse al koome vreese ick dat het voor ons vrij wat laet sal bij koome, [want men hier seecker hou dat]
Meer land onder water
De Fransen roeren zich ook weer. Of misschien wel nog steeds. Gelukkig is de Prins van Oranje goed bezig. Niet alle troepen zijn even sterk, maar op de posten ziet het er goed uit. Helaas schijnen de Fransen ook weer een plan te hebben: ze willen een brug bij Schoonhoven maken en dan zouden ze zo doorlopen naar Dordrecht en Rotterdam. Dus is nu het hele gebied tussen Dordrecht, Heusden en Gorinchem onder water gezet. Met natuurlijk weer alle ellende die dat met zich mee brengt. Voor er vrede komt, zal er nog flink wat misère te verwachten zijn.
[seer swack te sijn,] men seijt ock dat den vijant Een deseijn1Dessein: plan soude gehadt hebbe om bij schoon =hoofve Een bruch over den rhijn te slaen en so voort op dort en rotterdam aen te koome, waer op so geseijt wort de heelle dortse waert onder water geset is dat bij naest Een halfve mans lenckte of meer al onder staet, bij heusde wort ock Een dijck doer gesteecke so dat heusde gorckom dort en alles daer ontrent onde rontom int water leijt, dat meenich bedroeft mens maeckt de heer wil ons voort bij staen so wij geen vreede krij =gen vreese ick dat wij verlooren sijn, en Eert noch so veer komt sulle wij noch miseerij op miseerije hebbe te verwachte, [wij derfvent]
Het echte probleem is natuurlijk dat als de Fransen in Rotterdam staan, dan staan ze ook zo in Den Haag. Hoe brengt Margaretha dan de hele menage in veiligheid? Er is geen huis meer in Amsterdam, een paar kamers bij de drost, maar met alle kinderen, het personeel en de hoogzwangere Philippota…
Alles in esse
Er moet Margaretha nog wat van het hart. Bij alle ellende in Utrecht, valt het toch wel op dat het de Van Reedes van Renswoude helemaal niet zo slecht gaat. Er zijn misschien wat meubels weg, maar alle huizen zijn nog in perfecte staat en zelfs de wijn staat nog in de kelder. En dat is niet alleen bij Johan van Reede van Renswoude zo, maar ook bij de huizen van zijn nageslacht lijkt alles ‘in esse’: Huis Bornewal van zijn dochter Mechteld, de weduwe van Gijsbert (8) van Hardenbroek, Huis Schonauwen van zoon Frederik van Reede en de huizen Hardenbroek en Groenewoude van kleinzonen Hendrik Gijsbert (zoon van dochter Jacomina van Reede van Renswoude en Gijsbert (7) van Hardenbroek) en Gijsbert Johan van Hardenbroek (zoon van de eerder genoemde Mechteld). Nergens lijkt iets aan de hand. Margaretha zet niets zwart op wit, maar ze denkt er duidelijk het hare van.
[kinderen noodich is,] wij sijn ongeluckich al het onse quijt te sijn dan alst godt belieft heeft hondert midele om ons door sijne godlijcke seegen weer te geefve soot hem niet belieft sijnen wille geschie de de heer van rhijnswou2Johan van Reede van Renswoude heeft tot noch toe de min ste schade niet, als alleen in Eenige meube =len die op rhijnswou waeren, te wttrecht staet noch al sijn goet in Esse3In esse zijn: in goede staat zijn tot de wijn in sijn kelder in kluijs ock in sijn dochter van harden broecks huijs , schoonouwe hardenbroeck en groenewou hoert me niet dat int minste beschadicht is ock het huijs te rhijnswou niet haer dient het geluck, [men verwacht noch of de]
De bedelstaf
Margaretha beklaagt nog een keer de inwoners van Utrecht, de armoede is zelfs bij fatsoenlijke lieden toegeslagen. En de vooroordelen die ze had over de nieuwe intendant van Utrecht, de prins van Condé, zijn helemaal waar. Hij geeft zelf toe dat hij zonder barmhartigheid geboren is. Hij is daar zelf ook nog eens erg tevreden over, omdat hij daardoor zijn koning beter kan dienen. Tot slot houdt Margaretha Godard Adriaan nog even op de hoogte waar de Utrechtse regenten en adel zich ophouden. Wie is in Utrecht gebleven en wie is gevlucht. De gevluchte edelen willen meestal niet terug naar Utrecht, ook al worden ze in Holland ook met de nek aangekeken. ‘Ze gaan als een hond zonder staart’, schrijft ze. Ook herhaalt ze nog een keer de gewaagde ontsnapping van Ruijsch.
[heeden achdaechge geschreefve,] te wttrecht en voort in de overheerde provinsie sijnder de liede mieserabel aen worde met sulcke swaer =re schattine belast dat niet op te brenge is te wtterecht noch meer als Ergens daer sterfve veel mense en heelle fatsoenlijcke liede die met de felpe4Felp: een soort fluweel met lang haar mantel over Een ijaer noch ginge nu bij avondt om Een stuck broot gaen bidde en so geseijt wort sijnder verscheij de die met haer kindere draf5Draf: Afval/afvalproduct van graan of zaden waaruit bier of alcohol gebrouwen is of olie geperst is. Eeten, alse bij den intendant koome hem bide dat hij hem haerder wil Eerberme geeft hij tot antwoo godt te dancke dat hij sonde barmhartichheijt geboor ren is
om dat hij daer door te bequaemer is om sijn koonin te konne one dienen, mensen hart doet seer alsme vande Elende hoort daer die arme mense in sijn, [de reegente aldaer hebbent so gemaeckt]
Tot slot
Tot slot is er nog neef Van Wulven, hij is nog in Rotterdam. Margaretha heeft geen idee of hij terug wil of wil blijven. En daar steek toch de angst voor een aanval weer op: de oudste dochter is nog bij Margaretha, maar als ze moeten vluchten is Margaretha onverbiddelijk, dan moet ze terug naar haar broertjes en zusjes in Delft.
1
Dessein: plan
2
Johan van Reede van Renswoude
3
In esse zijn: in goede staat zijn
4
Felp: een soort fluweel met lang haar
5
Draf: Afval/afvalproduct van graan of zaden waaruit bier of alcohol gebrouwen is of olie geperst is.
De brief is 13 april gedateerd, maar 14 april verzonden.
De brief waaraan Margaretha op 13 april 1673 begint, is niet lang. Toch staat er voldoende in het voorliggende schrijven. Blijdschap, verdriet en trots wisselen elkaar af.
De zoete tijd
Kennelijk zijn Margaretha’s gebeden verhoord: Godard Adriaan is weer beter. Of tenminste, beter genoeg om zich weer buiten te wagen. Naast de hulp van de heer, hebben medicijnen ook bijgedragen aan het herstel van Godard Adriaan. Margaretha hoopt dat haar man tegen de ‘zoete tijd’ – de lente – weer volledig in zijn goeden doen is.
rec: 19e april in Hamburg haech den 13 April 1673 Mijn heer en lieste hartge
ick ben van harten verblijt wt uhEd aengenaeme van den 7 deeser te sien deselfve door des heer ge naede en de hulpe van meedesijne weer so wel is dat hij weer wt gaet hoope met de aenstaende soeten tijtLente uhEd sijn verdere krachte en voort volkoomene gesontheijt sal krijgen[, s de heer van]
Franse wijn
Godard van Ginkel bedankt zijn vader voor de zadels die eerdaags zijn kant op komen. Margaretha wacht op haar beurt met smart op de beloofde wijn. Ze vraagt zich af of het niet mogelijk is om Franse wijn te verstoppen in een vat van een ander soort wijn. Het invoeren van wijn uit het land van de vijand was officieel door de Staten-Generaal verboden, waardoor de Franse wijn veel te duur was.
[volkoomene gesontheijt sal krijgen,] s de heer van ginckel bedanckt uhEd seer voor de saels en sijn toebehoore en ick voorde rinse bleijckert1Waarschijnlijk Rheinische Bleichert, een wijn uit de buurt van Linz onder Bonn die wij alledaege int gemoet sien, heb gedocht of men niet Eenige franse wijn in in Een rinse wijns vat of ton bij geleegentheijt soude konne sende want de franse wijn is hier veel te dier het scheelt te veel[, de heer van wulfve schrijft mij dat sijn]
Onnozele kinderen
De vrouw van neef Van Wulven, die zo lang ziek is geweest, is vanmorgen overleden. Margaretha wil haar neef helpen, en zal morgenochtend vroeg richting Rotterdam vertrekken. Neef Van Wulven zal wel weer snel een vrouw krijgen, maar hoe met dat nu met die arme kinderen? Een nieuwe vrouw voor vader staat niet gelijk aan een nieuwe moeder voor de kinderen. Het jongste kind kan nog niet eens lopen of staan!
[te veel,] de heer van wulfve2Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, neef van Godard Adriaan (zoon van zijn zus Cornelia Elisabeth) schrijft mij dat sijn vrou3Anna van Renesse van Moermont deese merge is overleede ven dat sijnhEd wenste ick hem met raet asijsteerde hoe hijt best maecke soude, waerom ick met godts hulpe merge vroech meen naer rotterdam te gaen om te sien waer in sijnhEd sal konne dienen mij jamert de vijff onoosele4Onschuldige kinderen die sij nae laet hij sal wel weer Een vrou krijge maer de kinderen sulle geen moeder krijge het jonste kint is maer Effen gespeent en kan noch gaen noch staen
De rijzende ster van Van Ginkel
Het is niet bij complimenten gebleven: Willem III heeft Godard van Ginkel een compagnie voetvolk gestuurd. Het is wel een beetje een sigaar uit eigen doos, want de infanteristen zijn geworven door vader Godard Adriaan. Ze voegt een brief van zoonlief toe aan haar eigen brief. Daarin zal Godard Adriaan kunnen lezen hoe dankbaar Van Ginkel is voor de compagnie. Tegenover Willem III had Van Ginkel uiteraard ook zijn dankbaarheid geuit.
sijn hoocheijt heeft den heer van ginckel Een komp te voet van die uhEd tot dienst vande staet daer werft gelijck uhEd wt het schrijfve van onse soon hier neffens sult sien, heeft hem ock int bedancke van die seer sieviel en met groote inpresie van betuijchginge van geneechgent heijt beijeegent, ick sul door haest nu dees Eijndige en blijfve
Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff MTurnor
PS: Het is nu 14 april
Margaretha eindigt haar brief ermee dat ze wegens haast moet eindigen, maar ze geeft haar brief nog niet mee aan de postmeester. De volgende dag voegt ze namelijk in een PS toe dat ze in Rotterdam bij de heer Van Wulven is geweest. Ze is net terug. In Rotterdam trof ze een zeer bedroefde neef aan. Van Wulven zag er oud uit en hij was erg mager geworden. Margaretha heeft diens oudste dochter mee naar Den Haag genomen om haar rouw te laten maken. Ze heeft ontzettend veel medelijden met de arme kinderen van haar neef. Het lichaam van de vrouw van Van Wulven zal op de goedkoopst mogelijke manier begraven worden in de Franse kerk in Rotterdam.
so aenstonts kom ick weer van rotter =dam daer ick de heer van wulfve be= droeft als uhEd kan dencke heb gelaete die en maendach aen uhEd sal schrijfe ick vondt h sijn hEd seer oulijck en mager geworde, heb sijn outste doch ter mee hier gebrocht om haer rou te laete maecken , mij jamert de arme kinderen in mijn hart, het doode lichaem sal hij te rotterdam inde franse kerck laete sincke voor Eerst in alder stillicheijt op de minste koste dit is nu den 14 April
1
Waarschijnlijk Rheinische Bleichert, een wijn uit de buurt van Linz onder Bonn
2
Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, neef van Godard Adriaan (zoon van zijn zus Cornelia Elisabeth)
Er is ook geen moment dat Margaretha kan ontspannen. Ze is nog nauwelijks bekomen van het afbranden van haar kasteel in Amerongen of er komt slechte tijding uit Middachten.
Bos
Volgens berichten uit Gelderland wordt het Middachter bos omgehakt. Het schijnt ook dat de intendant het bos verkocht heeft aan iemand die meent er recht op te hebben. Ook over Herreveld, dat ook van zoon Van Ginkel en zijn vrouw is, wordt nu een brandschatting geëist. De bijzonder goed ingevoerde nicht, de vrouwe van Nieuwenheim, wordt weer ingezet. Er zit weer niks anders op dan het lot in de handen van de Heer te leggen.
[men weet niet hoe of wat men doen sal,] so men wt gelderlant schrijft sijnse int Middachtense bos al aent hacke en soude dien giene1diegenen die de preetensi op die middachtense goederen maeckt het selfve bos vande inten =dant voor 5000f gekreechgen hebben , over harvelt2Herreveld Eijschense ock swaere kontreebuijsie, de vrou van nieuwenheijm is naer wtrrecht om met den inten intendant te spreecke en sien of sijt kan af maecken, het sou Een swaeren slach sijn dat sijn bos geruweeneert wiert en wat sou mender toe doen , dit sijn swaere besoeckine dan moetent met gedult drage en de wtkomste vanden heere verwachte
ditt aen geene middelen ontbreeckt om ons weer te seegenen alst sijne godlijcke wille is, op wiens barmharticheijt en goedertierentheijt wij ons moete vertrouwe, [de pagadoors sulle van dach tot dach de]
Rechten op Middachten
Zoon Van Ginkel wordt Heer van Middachten door zijn huwelijk met Ursula Phlippota van Raesfelt, zij was de erfdochter van Reinier van Raesfelt, haar vader. Op verschillende momenten in de vererving van Middachten en de bijbehorende goederen (bijvoorbeeld Herreveld en de zogenaamde Münsterse goederen), zijn er mensen die vinden dat zij onheus bejegend zijn. Reinier van Raesfelt erft samen met zijn zus Middachten van zijn tante, maar een andere neef van die tante roept dat het testament gemanipuleerd is. De (familie van) deze Godert Egberts blijft aanspraken maken op Middachten. Reinier had zijn zwager, die ook aanspraak maakte, al in 1633 afgekocht. Daarnaast had hij nog een bastaardzoon, die zich ook achtergesteld voelde door de ‘echte’ familie van zijn vader. Voor al deze mensen was de inval van de Fransen een mogelijkheid om oude rekeningen te vereffenen.
Soldij
Ondanks de aanstelling van de pagadoors3van het Spaanse pagador = betaler. Hier geldschieters. schiet de uitbetaling van soldaten en officieren ook nog niet op. De hoge officieren worden helemaal niet betaald. Vooral de officieren die hun huizen in Utrecht en Gelderland hebben en niet door Holland betaald worden4Van Ginkel was overgestapt naar Hollandse dienst, dat is kennelijk niet alle officiers gelukt, die hebben het zwaar.
Uiteraard krijgen ook Margaretha’s eigen financiële perikelen in deze brief weer uitgebreid de ruimte. Uitbetaling van de ordinanties zit er, ondanks de beloftes, nog steeds niet in.
[vertrouwe,] de pagadoors sulle van dach tot dach de meeliesie betaelle doch geschiet niet en alse al gelt geefve salt noch geen maent sols sijn wat ree kruijteerine konnense daer mee doen, geen tracktemente vande hoochge offiesiers worde betael die al haer goet int sticht en gelderlant hebbe gelate en hier niet betaelt worde sijnder niet wel aen, [den ontfanger wt den boogaert stelt]
Klein nieuws
Er is ook hartverwarmend nieuws. De oude heer Temminck, de bankier die de zaken van de Van Reedes in Amsterdam behartigt, heeft Margaretha bij hem thuis uitgenodigd. Dat waardeert ze zeer.
Helemaal aan het eind van haar brief haalt Margaretha nog even uit. Hoewel het geen christelijke deugd is, leek Margaretha een beetje afgunstig ten opzichte van Daniël Oem van Wijngaarden toen hij zijn missie in Denemarken begon. Zou het haar goed doen dat ze nu kan schrijven dat hij het verbruid heeft? Hij heeft op eigen houtje met de Koning van Denemarken onderhandeld en beloften gedaan die hij niet kan waarmaken. Hij heeft contant geld beloofd, terwijl de opdracht was om met (staats-)obligaties te betalen. En hij ligt ook nog overhoop met de halfbroer van de koning. Niet erg handig voor een diplomaat. Ze schijnen hem uit de regering te willen zetten.
men roept hier seer over den heer van werckendam5De heer van Werkendam: Daniël Oem van Wijngaarden die so geseijt wort soude teegens de intensie vanden staet geneegoosgeer6Negotieren: Politieke onderhandelingen voeren hebbe, hebbende den koninck7Koning Christiaan V van Denemarken belooft het tracktaet in kontante peninge te voldoen, daer sijn last is geweest om die met oblijgaesie8Obligatie: Schuldbekentenis te voldoen, men spreeckt hier seer s, den jonge bemont isser naer toe om de raet =tefikasie wt te wissele en nu komt dit voor den dach ock leijt hij heel overhoop met den heere guldeleuw9Ulrik Frederik Gyldenløve, bastaardzoon van Frederik III , men spreeckt hier van hem heel wt de reegeerin te sette te weete wercken dam
1
diegenen
2
Herreveld
3
van het Spaanse pagador = betaler. Hier geldschieters.
Leek Margaretha in de vorige brief de wanhoop nabij, deze brief is de wanhoop tastbaar: als de Heer almachtig niet te hulp schiet, zijn allen verloren. Toch is er een klein wondertje: ze heeft drie brieven van haar man gekregen!
Soldatenleven
Het begint met de droevige staat van het Brandenburgse leger. Juist nu het zo nodig is, lijkt daar niet veel van over. Met het Staatse leger lijkt het niet beter gesteld. De staat is tergend traag. Nu zijn de milities aangeschreven dat de rekrutering van het leger voor 15 april gereed moet zijn. Dat is leuk bedacht, maar er wordt geen cent uitbetaald. Er zijn compagnieën bij die al meer dan een jaar niet uitbetaald zijn. Bij de cavalerie zijn ze drie à vier maanden achter met betalen. Daar verkopen ze zelfs hun laarzen om voer voor de paarden en brood voor zichzelf en hun familie te kopen. Die arme prins. Hij denkt met een goed leger voor de dag te komen, maar door de traagheid van de regering, zit hij met de gebakken peren.
[is,] de meliesie is aengeschreefve haer reekruijteerin te doen en sonder wtstel teegens den 15 April ge= =reet te sijn, men geeftse niet Een stuijver gelt daer sijn kompangie die 12 a 14 maende ten achter sijn de ruijterij is meest 3 en 4 maende ten achteren moeten alles versette wat sij hebbe tot haer steefvels in kluijs omt voer voor haer paerde en broot voor haer selfs vrou en kindere te kooppe, de heer van ginckel al wat hij grijpe en vange kan gaet tot betaelline vande kompangi, en de kantoore sijn op gepropt van gelt men seijt der meer als vier mielijoene kontant leijt tot betaelline vande meeliesi en daer komt geen ordere omt gelt wt te telle, tis meer als bedroeft de traecheijt die bij de reegeerine is, sijn hoocheijt is ongeluckich sal meene
Een leeger te velt te brenge het welcke te vreese staet door de wan betaelline so kompleet niet sal konne sijn
Godard Adriaan heeft gezegd dat ze misschien niet zo op “de vleselijke arm” moet vertrouwen12 Kronieken 32:8, in de statenvertaling en in moderne taal. Ofwel: vertrouw minder op het leger en meer op God.
uhEd seijt heel wel dat wij so seer niet op de vleeslijcke arm moete sien vreese wij dat te veel gedaen hebbe en noch doen dat dat almeede oorsaeck is dat godt de heere die en onse wapene niet en seegent, den
De Heer geeft, de Heer neemt
Uit Amerongen is er verder geen nieuws, alleen de schoorsteen van de keuken is omgevallen, maar de planten en de tuinen zijn nog in goede staat, zelfs de beelden staan er nog. En ze heeft nog een nieuwe uitspraak van de intendant Robert tegen secretaris Van den Doorslagh. Op de vraag hoeveel geld er nodig was om het huis te bewaren, gaf hij als antwoord dat het huis sowieso moest branden.
[van sal segge] de seeckreetaris is hier seijt de muere vant boove en beneede huijse noch vier kant staen alleen dat de schoorsteen vande keucke opt booven huijs ingevalle is, voort al de plante en hoofve sijn noch in EsseIn esse zijn: in goede staat zijn tot de beelde inde hof staen noch wel, macht maer so blijfve, [want so]
Ze moeten maar een voorbeeld nemen aan Job, hij verstaat als geen ander de kunst om lijden, pijn, tegenspoed, of enige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen. Daarnaast vertrouwt ze erop dat God genoeg middelen geeft om hun huis weer op te bouwen en bidt ze om ooit een huis in de hemel te hebben dat door geen mens afgebrand of afgenomen kan worden.
[vorste teegens sijn koninck op hitste,] in soma het ongeluck heeft ons gedient, wat sulle wij doen al met den verduldige2Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt. jopt segge godt gaf god nam de naeme des heere sij gepreese3Job 1:21, in de statenvertaling en in modern Nederlands ist sijn godlijcke wil heeft middele genoech omt ons weer te geefve so niet moete wij vretrouwe en bidde Een huijs inden heemel te hebbe dat ons van geen mensche kan gebrant of genoome worde, [ick kan niet segge of dencke of dit]
Een geluk bij een ongeluk is dat mensen nu minder kwaadspreken over Godard Adriaan. Ze hielden hem verantwoordelijk voor de dure mislukking van de Brandenburgse veldtocht. Maar nu ze zien dat hij alles is kwijtgeraakt, zijn hun stemmen verstomd.
Orde op zaken
Het uitbetalen van het geld voor Godard Adriaans werk blijft moeizaam. Er liggen ordinanties klaar, er zijn ordinanties aangevraagd, maar er gebeurt niets. Margaretha moet maar weer zelf naar Amsterdam om het te regelen. Als wat van de laatste 6000 gulden uitgegeven is, heeft ze nauwkeurig genoteerd en stuurt ze mee als een Memorie. Ze doet het zo zuinig mogelijk aan, maar het was een zware periode. Gelukkig is iedereen weer beter. Kennelijk heeft Godard Adriaan voorgesteld dat ze met de hele menage naar Duitsland komt. Ze lijkt er niet afwijzend tegenover te staan, maar ze denkt dat ze haar schoondochter niet mee krijgt. Van Ginkel heeft nu ook aan de stadhouder gevraagd of Godard Adriaan thuis mag komen, maar ook tegen hem is gezegd dat hij moet wachten tot de Graaf van Waldeck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg terug is.
[geen tijt tot de derde te setten,] ick ben van meen =nine int lest vandeese weeck selfs naer Amster =dam te gaen om te sien wat ick van hem sal konne krijge, sal uhEd met de naeste post Een mee =moorije sende wat ick wt de ontfangene ses duijs= sent gulde heb betaelt dit alles volgens uhEd ordere, daer niet of weijnich van over is gebleefe ick lech hier alles so naeu aen alst Eenichsins moogelijck is maer heb al de winter een seer swaere meenaesge5Menage: huishouding, maar ook zuinig beheer der inkomsten gehadt, al de siecke sijn de heere sij gedanckt weer wel, de heer van wellant drijcht6Dreigen is hier in de betekenis van talmen naer seelant te gaen en blijft al, ick sal geen swaericht maecke om naer duijtslant te gaen maer geloof de vrou van ginckel daer beswaerlijck toe sou konne reesolveere , de heer van ginckel heeft sijn hoocheijt wt mijne naem verlof versocht voor uhEd om Een keer herwaerts te mooge doen die hem seijde uhEd tot de weerkomste vande
graef van waldijck daer sou moete blijfve,
Weinig hoop van leven
Margaretha is ook weer naar Rotterdam geweest om de vrouw van Wulven7Anna van Renesse van Moermont op te zoeken. Daar gaat het niet goed mee, de dokters hebben haar opgegeven. Helaas is haar man8Hieronymus van Tuyll van Serooskerken nog in Utrecht, want hij zit klem in de Franse mangel. Haar broer zit weliswaar in Amsterdam, maar die komt haar ook niet bezoeken. Ach, die vijf arme kinderen…
[niet anders te sechgge valt,] ick ben gistere alweer bij de vrou van wulfve tot rotterdam geweest die ick so sooberen9Sobere staat: zwakke, flauwe staat staet heb gevonde en gelaete dat de docktoore segge datter weijnich hoop van leefve is, haer man blijft of is noch te wttrecht de heer vander A10Frederik van Renesse van Moermont haer broer tot Amsterdam en komt ock bij sijn suster niet mij jamert haer vijf kleijne kinderen, de heer wilse Een genaedige wt komste geefven, [den heere schade verte]
Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt.
De brief die Godard Adriaan op 10 maart 1673 ontvangt is een lange brief. Maar Margaretha heeft ook veel te vertellen, ook al is er sinds haar vorige brief niet veel meer duidelijk geworden over Kasteel Amerongen. Het doet haar ‘vande gront mijns harte leet’ dat ze haar man, die in grote onzekerheid in het Duitse Minden verblijft, geen duidelijkheid kan verschaffen over zijn have en goed. Maar zodra ze nieuws heeft, begint ze van alles te regelen: typisch Margaretha.
[kontiniweert] en nochtans schrijft mij noch van wttrecht noch van Ameronge niemant Een woort daer over ick mij niet genoech kan verwonderen wat en aen wien ick schrijf krijch niet Een letter tot Antwoort heb aende preedikant kepel1Dominee Bernhard Keppel aen weesel2Abraham van Wesel aende seekreetaris3Secretaris Van den Doorslagh geschreefve en hoor van niemant Een woort
Van horen zeggen
Via via heeft Margaretha toch enige snippertjes informatie kunnen bemachtigen. In een brief uit Amsterdam leest ze dat Jan Evertsen, de zoon van Evert Jansen, die in Amerongen woont, heeft geschreven dat kasteel Amerongen volledig is afgebrand. Ook de voorburcht zou de Franse vernielzucht niet overleefd hebben. Enkele andere gebouwen, waaronder het huis van de hovenier en de woning van Teunis Huijbertse, konden gespaard worden. Nu móét Margaretha de onheilstijdingen wel geloven… De olifant in de kamer blijkt een olifant in een porseleinkast te zijn, en hij draagt een Frans uniform.
onsen drost van kleef schrijft mij van Amsterdam dat ijan Evertse de soon van Evert ijansen die tot Ameronge int santvoort4Zandvoort is nog steeds een straat in Amserongen, vlakbij het kasteel woont hem van daer schrijft dat ons huijs te Ameronge met het voor burch teenemael is afgebrant, dat sij het huijs van joost van omeren den hoofeniers huijs teunis huijbertsens huijs ent huijs van den drost ock wilde aensteecke maer dat sij dat met twintich rijxsdal hebbe afgekocht, sonder dat hij verdere pertikulierij =teijte schrijft, nu moet ickt geloofve en kan niet segge hoe bedroeft ick ben , [de heer van ginckel sal]
Typisch Margaretha
Maar Margaretha zou Margaretha niet zijn als ze niet meteen ook van alles begint te regelen. Tuurlijk, ze is bedroeft, maar ze heeft inmiddels ook al weer contact opgenomen met de Prins van Oranje en ze is tevens bij griffier Hendrik Fagel en diens broer raadpensionaris Gaspar langs geweest. Hoewel ze het niet met zoveel woorden schrijft, is het evident dat het over de vergoeding voor het afgebrande huis in Amerongen gaat. Veel kan ze daar verder nog niet over schrijven, want ze moet eerst weten wat er precies vernietigd is. Hebben de plantages de Franse vernielzucht overleefd? Margaretha regelt ook maar meteen dat er een speciale bode richting Amerongen wordt gestuurd om inlichtingen te verzamelen. Was Godard Adriaan maar thuis… Helaas lijkt her erop dat dat die hoop inmiddels vervlogen is.
[=teijte schrijft, nu moet ickt geloofve] en kan niet segge hoe bedroeft ick ben, de heer van ginckel sal uhEd schrijfve het beleeft en siviel antwoort dat sijn hoocheijt hem op dat subijeckt heeft belast aen mij te segge, dan dit sijn maer tot noch toe maer woorde wil hoope het Efeckt daer op sal volgen, ick ben ock bij den heer griffier fagel geweest hebt hem ock
bekent gemaeckt die aengenoome heeft den heere rp daer over te spreecke, verder kan ick hier niet in doen voor dat ick al de pertikulaerijteijte weet, ock hoet met de plantaesie staet ofse die ock hebbe gehouwe, of onbeschadicht gelaeten , den Espresse die de heer van ginckel naer Aernhem heeft ge sonde heb ick gelast op Ameronge aen te gaen en hem op alles te informeere , ick wenste wel uhEd nu hier waert dan sien daer voor Eerst geen hoop toe gelijck uhEd wt het schrijfve vande heer van ginckel sal sien, [kost deselfve noch met den]
Bijzondere haat
Margaretha is nog net zo bezorgd of die Acte van garantie wel iets waard is als in september. Om haarzelf moed in te praten schrijft ze maar dat het huis wel in brand gestoken moet zijn vanwege een specifieke haat van de Fransen jegens Godard Adriaan. Bij niemand treden de Fransen immers zo rigoreus op? Van Johan van Reede van Renswoude hebben de Fransen bijvoorbeeld 2000 gulden geëist, maar hij heeft niet betaald. En er gebeurt niets… Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de heer van Wulven, is voor 6000 gulden aangeslagen. Hij wordt er van verdacht zijn spullen ergens verborgen te houden of te hebben ingemetseld. Hij heeft zijn hele huis leeggehaald en heeft niet eens meer een bed om op te slapen! Tot overmaat van ramp schijnen de goederen in Zeeland ook geconfisqueerd te zijn. Achter de waterlinie geldt hij namelijk als verrader omdat hij in Utrecht blijft. Terwijl ze het zo opsomt realiseert ze zich dat hij er ook wel ellendig aan toe is. Gelukkig is er een klein lichtpuntje voor hem: het gaat met zijn vrouw iets beter…
[salt wel moete overlegge,] tis seecker dat sij dit wt Een pertikulijere5Particuliere: bijzondere, specifieke haet die sij teegens uhE ten opsichte van sijn komissie hebbe gedaen, want
niemant so rijgereus getrackteert wort den heere van rhijnswou6Johan van Reede van Renswoude hebbense 2000 f geEijst de welcke hij niet gegeefve heeft en niet weer om aengesproocke wort, den heer van wulfve7Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken wort weer op nieu 6000 f geEijst om dat hij Eenich van sijn Eijgen goet ver burge of Eiwers8Iewers: ergens in gemetselt heeft, en hebbe al sijn meubelen so deeger9Deger: geheel, volkomen wt sijn huijs gehaelt dat hij niet een bedt om op te slaepen heeft ge= houde, in seelant seijt den heer van oudijck10Willem Adriaan van Nassau Odijk datsij ock al den heer van wulfvens goet hebbe gekonfis= =keert so dat waer is, sijn sij wel te beklage en der Elendich aen, ick ben bij de vrou van wulfve11Anna van Renesse van Moermont ge weest sij was wat beeter[, uhEd briefve vande]
Geld
Margaretha probeert er alles aan te doen om te zorgen dat zij en haar man het geld krijgen waar ze recht op hebben. Ze belooft haar man dat ze naar Amsterdam zal afreizen zodra ze de ordinantie binnen heeft. In totaal heeft ze twee ordinanties, die bij elkaar opgeteld 12000 gulden waard zijn. Ze wil zo veel ontvangen als mogelijk is, want ‘hoe langer hoe erger men aen gelt sal raecken’.
[briefve,] ick sal met het gelt doen volgens uhEd ordere, verwachte deese weeck noch Een ordinan die inhande vande gekomiteerde raden is om de kontree ordinansi op te maecke so haest ick die heb sal daermeede naer Amsterdam gaen om te sien of ick kost het gelt van beijde die ordienansi het welcke ter som van 12000 f sal sijn saeme kan krijgen, moet so veel ontfange alst mogelijck is want hoe langer hoe erger men aen gelt sal raecken[, de heer en vrou van ginckel bedancke]
Zuinig leven
Margaretha belooft dat ze zo zuinig mogelijk probeert te leven, maar ze verzoekt hem er wel rekening mee te houden dat haar huishouden momenteel uit 28 à 30 man bestaat en dat alles ongelooflijk duur is.
ick bidt weest verseeckert dat ick so seer op Alles menaesgeere12Menageren: sparen alst Eenichsins moogelijck is, dan uhEd belieft te dencke dat hier Een swaere huijshoudine is wij sijn meest 28 en 30 mense sterck en alles is so wttermaete dier dat ongelooflijck is[, den heer van]
PS: Je nieuwe rustwagen komt eraan!
Van de winter is Godard Adriaan zijn rustwagen kwijtgeraakt. Nu het bijna lente is, komt er dan eindelijk een nieuwe rustwagen. Griffier Hendrik Fagel zal het gaan regelen. Het duurde zo lang omdat degene die verantwoordlijk was voor de nieuwe rustwagen, Daniël van Hogendorp, zes weken afwezig is geweest.
de tweede rustwage seijt den griffier fagel te sulle besorchge datse uhEd sal goetgedaen worde, het is so lan in hande vande heere hoogendorp13Daniël van Hogendorp geweest die wel sesweecke of langer apsent is geweest, dat oorsaeck is het niet is afgedaen
1
Dominee Bernhard Keppel
2
Abraham van Wesel
3
Secretaris Van den Doorslagh
4
Zandvoort is nog steeds een straat in Amserongen, vlakbij het kasteel
Het begint inmiddels een beetje traditie te worden: ook deze brief opent weer met Margaretha’s klachten over de trage post. Ze heeft nu net pas Godard Adriaans brief van 12 februari ontvangen. Ook deze brief, die ze nu schrijft, zal er uiteindelijk bijna een maand over doen om aan te komen. Bisdommer zweert dat hij zijn best doen om alles zo snel mogelijk te bezorgen, “datter sijn leefven aen hinck”. Dat zijn leven er van af hangt zou best nog wel eens kunnen. Inmiddels begint stadhouder Willem III ook te klagen over de te trage post en hij staat in het leger bekend als een man die weinig geduld heeft voor mensen die hun taak verzaken.
Godard Adriaan komt terug! Hopelijk…
Erg lang blijft Margaretha niet bij de posterijen hangen. Er is namelijk reden voor blijdschap en hoop: Godard Adriaan heeft aangegeven terug te willen komen naar de Republiek! Hopelijk keurt Willem III dit goed. Zoon Van Ginkel heeft een afspraak met de stadhouder gemaakt om dit én de aanhoudende dreiging bij het kasteel te bespreken.
Geruchten over de brand
Nog niemand heeft het Margaretha direct verteld, maar het gonst in heel Den Haag van de geruchten. Het schijnt dat de Fransen haar kasteel aan vier hoeken aan hebben gestoken en dat het twee hele dagen gebrand heeft. De lokale boeren hebben nog geprobeerd het te redden met hun laatste rooie centen, maar helaas, het heeft niet mogen baten.
[sijn hoocheijt het selfve sal toestaen] de heer van ginckel is wt, om sijn hoocheijt daer over1Over de mogelijke thuiskomst van Godard Adriaan te spreecke alsmeede weegens onshuijs te Ameronge daer gistere den heelle haech vol van is geweest en aen verscheijde geschreefve is dat de franse het selfve aende vier hoecke soude aen brant gesteecke hebbe, dit soude voorleeden dijnsdach227 februari 1673 was een maandag, dus het huis is dinsdag 21 februari 1673 in brand gestoken. al geschiet sijn so geseijt wort en dat onse arme boore noch wt haer armoetge twee duijsent gul tot behoudenis va vant selfve soude gepreesenteert hebbe, dat dat niet helpe kost het soude twee dage brant hebbe, en niemant schrijft mij Een woort hier van dat mij doet hoope het niet waer sal sijn den heer vande haechgedoorn seijt dat dat den rentmeester Euwijck3Rentmeest Ewijk van wttrecht koomende seijde het brande, den jonge vermeer heeft het ock aende soons soon vande profeser voetsius4Gijsbert Voetius geschreefve ock ist aende heer van rhijnswou5Johan van Reede van Renswoude en meer andere geschreefve, en niet Een woort aen mijn daer ick mij niet genoech van kan verwondere en weet niet wat ick dencke sal hoe
Niemand heeft haar een woord erover geschreven of iets tegen haar gezegd, dus misschien is het niet waar? Margaretha verkeert ernstig in de ontkenningsfase. Maar ja, wie zou dat niet zijn? Het huis, waar zij en Godard Adriaan tientallen jaren aan hebben gewerkt om het zo mooi mogelijk te krijgen, is niet meer. Ze is gewoon ziek van de stress. Zou God haar straffen? Als dat het geval is wil ze deze straf overwinnen en er als beter mens uit komen.
wel ick dit langenoech gehoort en sien koome heb heeft het mij so gealtereert6Altereren: veranderen, verouderen en ontstelt7Ontstellen: verschrikken, maar ook iets ontredderen dat ick der half sieck van ben doch wil noch al hoope het niet waer sal sijn en alst al so is moet ick dencke het de wel ver diende straffe van mijn sonde sijn godt biddende ick hier door van soude mach gebeetert worde hoope de heer almachtich sal geefve uhEd hier in ock geduldich sult sijn en dencke worde wij hier daer door van godt besocht dat hij hondert midlen heeft om ons weer te seegenen alst sijn godlijcke wil is, so niet sijne wil geschiede hij doet met ons naer sijn wel behaechgen, [de vrou van wulfveheeft]
Ziekte in de familie
Ook binnen de familie gaat het niet goed. Haar eigen gezinnetje is gelukkig weer helemaal, maar elders in de familie gaat het wat minder goed. Anna van Renesse van Moermont, de vrouw van Godard Adriaans neef, de heer van Wulven, is ernstig ziek geworden. Ze heeft last van hevige koorts en flinke diarree. Morgen gaat Margaretha op ziekenbezoek naar Rotterdam, om haar aangetrouwde nicht en haar vijf kindjes te zien.
[naer sijn wel behaechgen,] de vrou van wulfve8Anna van Renesse van Moermont heeft mij vandaech ock laeten segge dat sij Een kontin weele koorts met Een swaere loop9zware loop: diarree heeft ick sal merge met godtshulp naer rotterdam gaen om te sien hoet met haer is, dat sij quam te sterfve wat sou ick doen sij sit te rotterdam met haer vijf kinderen de heer van wulfve10Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken is te wttrecht de vrou van sandenburch11Nicola van Baexem is ock naer wttrecht toe, in soma12In somma: kortom ick hoope de heer almacht haer beeterschap sal geefve en int leefve behoude , [den heere van]
Ook schrijft Margaretha dat de heer van Heeze en Leende weg bij het garnizoen is omdat zijn vrouw, een nicht van Godard Adriaan, zo ziek is. Het is de vraag hoeveel leden van de familie van Reede het Rampjaar gaan overleven.
Nog een brandschatting
Of het nog niet erg genoeg is dat Amerongen afgebrand is, nu krijgen zoon Godard en Philippota bericht uit Gelderland, dat ze een brandschatting voor Kasteel Middachten moeten betalen. Hun zoon gaat nog aan zijn vader schrijven, maar Margaretha stelt toch Godard Adriaan alvast op de hoogte. Met dit slechte nieuws er ook nog eens bij is het nog belangrijker dat hij snel thuis komt.
Stadhouder Willem III heeft gezegd Godard Adriaan te gaan schrijven, maar met de trage post is dat nog wel even duren. De stadhouder vraagt of Godard Adriaan wil blijven, tot Generaal Waldeck bij de keurvorst aangekomen is… Alles gaat zo traag, terwijl Margaretha het liefst haar echtgenoot nu al aan haar zijde had. Het tweede fragment lijkt op de afbeelding kleiner geschreven, maar Margaretha heeft haar briefpapier een kwartslag gedraaid, waardoor ze nu in de breedte schrijft. We hebben hier de grote van afbeelding aangepast aan de breedte van dit weblog.
[kontiniweelle koorts,] de heer van ginckel heeft ock van sijns vrous goet wt gelderlant vandaech geen goede tijdin gekreechge daer willense al meede gelt hebbe, twijfele niet of hij salt uhEd schrijfve alsmeede dat hij sijn hoocheijt niet heeft
konne spreecke maer so ick hoor heeft sijn hoocheijt uhEd self ge= schreefve en versocht de wijle uh hij van meeninge is den graef van waeldijck13Georg Frederik van Waldeck-Eisenbergaen de keurvorst te sende dat uhEd noch so lange daer sout blijfve, ick verlan wel naer des selfs overkomste en sal bekomert sijn hoe hij sonder peerijckel14Perikel: dreigend gevaar, hachelijke toestand wel overkoome sal, de heer almachtich wil uhEd op alle sijne weechge bewaeren met gesontheit bij ons bren ge dit bid en wenst van harte
Mijn heer en lieste hartge
UhEd getrouwe wijff MTurnor
P.S. Een gewaagde ontsnapping
In haar PS belooft Margaretha aan achterblijvers in Utrecht te schrijven om haar op de hoogte te houden. Margaretha en familie zijn niet de enige mensen die een enorm boete opgelegd gekregen hebben door de Fransen. Ook de heer Pieter Ruijsch lijdt onder de Fransen. Zijn vrouw en kinderen waren gevlucht en daar stond een geldstraf op van wel 42.000 guldens! In betalen had Ruijsch geen zin, dus heeft hij zichzelf Utrecht uit gesmokkeld met een slimme verkleedtruc.
ick schrijf nog van deesen avont naer wttrecht datsij mij met den Eerste souden schrijfve hoet met Ameronge staet den heer pieter rhuijs15Pieter Ruijsch, geëligeerde in de Staten van Utrecht ist in schipper of vissers kleere ontkoome en te Amsterdam bij sijn vrou en kindere gearijveert de franse binne wttrecht wilde van hem voor sijn vrou en kindere en sijn vrous voor kindere twee en veertich duijsent gulde hebbe
1
Over de mogelijke thuiskomst van Godard Adriaan
2
27 februari 1673 was een maandag, dus het huis is dinsdag 21 februari 1673 in brand gestoken.
3
Rentmeest Ewijk
4
Gijsbert Voetius
5
Johan van Reede van Renswoude
6
Altereren: veranderen, verouderen
7
Ontstellen: verschrikken, maar ook iets ontredderen
8
Anna van Renesse van Moermont
9
zware loop: diarree
10
Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken
11
Nicola van Baexem
12
In somma: kortom
13
Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg
14
Perikel: dreigend gevaar, hachelijke toestand
15
Pieter Ruijsch, geëligeerde in de Staten van Utrecht
Zo. Hèhè, poepoe, nounou. Het geld van de eerste ordinantie ter waarde van 6000 gulden is binnen! Margaretha is ervoor naar Amsterdam gegaan en is ten dele tevreden. Het is echt niet mogelijk om de tweede ook gelijk uitbetaald te krijgen, maar de ontvanger heeft beloofd dat dat geld begin maart komt. De belangrijkste rekeningen kan Margaretha betalen. Het is misschien handig om wat zilver om te wisselen voor goud, dat kan ze makkelijker meenemen als ze moet vluchten. De belastingen komen er ook weer aan. Geen woord over de brandschatting.
Feestvierende soldaten
Die arme neef van Wulven1Hieronymus van Tuyll van Serooskerken! Hij kwam thuis en toen zaten er 26 soldaten die hij moest trakteren. Zijn beste wijn werd gebruikt om vis in te koken! De reden? Hij had een paar stoelen van de heer van Amelisweerd in zijn huis staan. En het is strafbaar om spullen te bewaren voor gevluchte mensen. Toen hij verhaal ging halen bij de intendant, zij deze dat hij niet moest zeuren, want dat hij anders nog vijftig soldaten zou krijgen. Daarop werd hij gevangen gezet. Hij is inmiddels wel weer vrij, maar heeft wel 6000 gulden moeten betalen.
[verpondine vande huijse,] hier koomende seijt mij den heer van suijle briefve van wttrecht te hebbe hoe dat den heer van wulfve in sijn huijs wt ge weest sijnde quam en vonter sesentwintich soldaete in die hij middach en avont met vers gestooft en gebrade fleijs en vande beste rinse wijn
moest trackteere die sij met keetels overt vier hingen en koockten haer vis daer in, en dit om dat hij Eeni =ge stoelle vanden heer van Ameeliswaert in sijn huijs had, sij hebbe voordees doen afkundige dat niemant Eenich gevlucht goet in sijn huijs mach berge of most tent aengeefve, nu dit quam den heer van wulfe heel wat vreemt voor die ginck aenstonts naer den intendant en deed sijn beklach daer over seijde hij Een geregent van die provinsi was dat men hem so niet behoorde te trackteeren, waer op tot Antwoort kreech dat sij geen reegente en kende dat sij daer de reegente waere dat hij heer van wulfve niet veel soude segge of Eert ve avont sou sijn hem noch vijftich soldaeten daer bij soude sende, daer op hebbense hem in sijn kamer met vollenhoofve door soldaete doen bewaeren, nu seijt me dat hij weer los is, doch dat hij ses duijsent gul heeft moeten geefven, [onse]
Arm Amerongen
Ook in Amerongen gaat het niet goed. De secretaris zit gevangen in verband met een wanbetaling over de sauvegarde voor het dorp Amerongen. Over de afgelopen twee maanden had er nog 760 gulden betaald moeten worden. Het zint Margaretha niks. Het gaat slecht in het dorp, er is bijna niemand meer. Huibert van Velpen, die er nog wel is, durft overdag niet in huis te zijn. Hij verschuilt zich dan achter heggen en struiken.
[hij ses duijsent gul heeft moeten geefven,] onse seeckreetaris godert doorslach hoor ick hier dat sij ock om de wan betaelin vande brant schattin vast die sij ter som van 760f over twee maende van ons dorp wille hebbe, vast hebe geset dat mij seer bekomert en weet niet wat hier in sal doen, het dorp sijn meest al de mensen wt dat kan niet geefve huijbert van velpe derf bij daech niet in sijn huijs blijf vebercht hem achter hechge en struijcke, och wat miseerij is dit, en wie siet noch Eens Een wtkomst, [den heer schadee heeft door den]
Utrecht en Gelderland
Als je van de bezette gebieden naar Holland wilt, moet je een borg betalen zodat je terug komt naar Utrecht of Gelderland. Dat geldt zelfs voor vrouwen. Vrouwen en kinderen die in veiligheid gebracht zijn achter de waterlinie, moeten weer naar de provincie komen. Als ze dat niet doen, staan er zware straffen op.
De militaire plannen van de Prins van Oranje zijn door de wisselvalligheid van het weer in duigen gevallen. Het is de vraag wanneer hij weer wat kan ondernemen. En die arme mensen in Utrecht en Gelderland, die verlangen naar verlossing als een visje naar het water.
[komt hij der wt ]sij laeten niemant wt wttrecht of gelderlant gaen sonder borch te stelle datse weer sulle koome ijae ock geen vrouwe, nu de burgemeester hamel2Nicolaas Hamel seijt me dat in wttrecht gemist wort of hij wt geraeckt is weetense niet nu hebbense weer Een plakaet laeten wt gaen waer bij se begeere dat al de vrouwe en kinder die buijten die provinsie sij daer weer in moete koome op swaere peene, [het heeft sijn hooch]
[hoopen] ondertuschen sitten die arme mense int sticht van wttrecht en gelderlant en ver lange als Een visge naert water om verlost te mooge worden, [hier in deese stat heeft me]
Ieren en Schotten
In Amsterdam zijn Ieren en Schotten opgepakt die door intendant Robbert betaald waren om de schepen die in de stad aan wal liggen in brand te steken. De stad is aan een ramp ontkomen.
[te mooge worden,] hier in deese stat heeft me ock Eenige schotte en ijeren gevange die so sij selfs al bekent hebbe om gekocht waeren van prins robbert om hier al de scheepen die aende wal legge ent oostindis huijs aen brant te steecken dat geen kleijne schae sou geweest [sijn de heer almachtich wil ons en]
Vrees en angst
Kennelijk is Margaretha bang dat Godard Adriaan ondanks al deze verhalen de ernst van de situatie niet begrijpt. Vanuit Den Haag lijkt het alsof de situatie in Amsterdam beter is, maar nu ze daar is weet ze beter. Ze benadrukt dan ook dat het niet uit maakt waar je zit: iedereen zit in vrees en angst en je bent nergens veilig. Ze hoopt, nee, ze bídt dat de verhalen over een overwinning van het Duitse leger waar zijn. Dat zou in ieder geval hoop geven: de mensen zijn zo wanhopig dat ze liever alles wat ze hebben achterlaten, dan zo te leven.
[der niet van kan weeten,] waer men is men sit in vrees en anckts en nergens haest seecker, hoewel men hier noch duijtse troeppees hebe gedaen dimen seijt so nae aende vijant geweest te sijn dat qualijck moogelijck is of moeten aen dat se 3000 van tureijnens volckeren totaEliter hebbe ge= slaechge, hetwelcke de heer wil geefve dat waer mochte sijn och dat sou wat moet geefve, de mense worde so dis= =peraet datse segge liefver alles te laete wat sij inde werlt hebbe als so langer te leefven, [de heer almachtich]
NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!
Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam
De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.
[alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel geluckich want wie siet noch het Ent van deese meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande te boodegraefve en swamerdam met de mense en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft Een vrou die in baerens noot sat hebbense met de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse alle in verbrant sijn, Een dochter in
preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie badt men haer maert leefve sou beneeme, doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te spreecke noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]
Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.
Staat van oorlog
Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?
De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.
[die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, en sien niet waer wij teegen de soomer heen sulle als de koninck met sulcke macht weer af komt als gedrijcht wort, op vreemde vorste en pootentaete kone wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd =derste peninck moete betaelle die meer als Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]
En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.
[hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn
volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene maendach onthooft, nu seijt men dat se pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]
Utrecht
Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…
[daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege woordich hier inde haech, den heer van wulfve is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]
Margaretha start haar brief met dat er weinig te schrijven valt – opmerkelijk, want deze brief telt toch zes kantjes. Willem III blijft twijfelen over de uitspraak over Pain et Vin. Er ligt een voorstel van de krijgsraad, maar Willem III doet niets. Zelfs de predikanten bemoeien zich ermee. Ondertussen klaagt het volk. Hoewel dat misschien te zacht is uitgedrukt. Ze voeren zulke taal dat men ervan schrikt het te horen!
De troepen moeten doorstoten
Van alle kanten in het land krijgt Margaretha weer dingen ter oren. In Rotterdam zegt men dat het absoluut niet goed gaat met de strijd, in Amsterdam is men ook zeer ontevreden. ‘De heer wil ons aen allekante bewaere’. Men verlangt zeer naar het nieuws dat de troepen eraan zullen komen, maar dat blijft uit. Dat Höxter (ten Oosten van Bielefeld en Paderborn) verovert is, is iets positiefs, maar sommigen zeggen dat dat alleen maar is gelukt omdat er net geld binnen was gekomen. Pas als er geld is, komt het leger in actie. Als het geld op is, wordt er weer niks gedaan. Wanneer de vijand voor de zomer niet uit Utrecht is, blijft er onzekerheid. Men zegt dat Lodewijk XIV zeer veel man aan het werven is en er dus sterk voor komt te staan. Hij zal met een aanzienlijk leger aankomen in het voorjaar.
[meeste garnesoen daer wt had getrocke,] men seijt ock dat tureijne1Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne te weesel is en sijn volck daer ontrent, so den vijant voor de soomer niet wt wttrecht is sijn wij hier niet seecker dewijl men seijt den koninck weer seer sterck werft en met Een aensienlijck leeger teegent voor ijaer af sal koome, [ick weet niet hoe ickt sl maecke]
Huren of niet huren?
Vervolgens twijfelt ze weer over wat ze met het huis in Amsterdam aan moet. Ze heeft het nog sowieso tot mei gehuurd, daarna wordt het verhuurd aan joden, schrijft ze. Moet ze nu alvast een ander huis gaan huren in de stad? Ze zal het nog eventjes aankijken de komende tijd, wie weet wat er nog gebeuren zal.
In de gracht gewaaid
Over de ordinantie voor 1000 gulden is er goed nieuws en slecht nieuws: het goede nieuws is dat hij er is, het slechte nieuws is dat raadspenionaris Fagel hem “verlegd” heeft. Hij is dus kwijt. Ze eindigt haar brief dat ze maar gelijk de volgende 6000 gulden gaat vragen, het duurt allemaal zo lang…
Maar ze blijkt nog niet uitgeschreven. In een p.s. noteert ze dat het haar zo bedroeft dat de post traag is, de laatste brief die ze van haar man ontvangen heeft is al weer van twee weken geleden. En wat ander nieuws: door de harde wind zijn er twee mensen (één in Amsterdam en de ander in Delft) in de grachten gewaaid en verdronken!
uhEd getrouwe MTurnor
tis bedroeft dat de briefve so lange onderweege sijn, uhEd laeste is nu weer over de 14 dagen out
haer hoocheijt2Amalia van Solms blijft noch al so leggeZe is nog steeds niet beter, den raetsheer kerckenraet is te Amsterdam bij avont door de stercke wint inde graft geweijt en verdroncke, den heere golsteijns soon is te delft ock inde graft verdroncken
Wéér betalen
Ook hierna houdt het schrijven nog niet op. De post is die avond waarschijnlijk door het slechte weer nog niet geweest, dus een dag later, op 20 januari, kan ze nog wat neer krabbelen: van de secretaris heeft ze een brief ontvangen waarin wordt verteld dat de dorpelingen in Amerongen de Fransen wederom moeten betalen. Maar wie moet dat gaan betalen, eigenlijk? Er zijn zoveel sterfgevallen geweest in het dorp: de timmerman en de lakenkoper gestorven. En als de rest van de mensen in het dorp nog niet dood zijn, dan wel dodelijk ziek. Hoewel de predikant in Utrecht gelukkig aan de betere hand is. In Utrecht vragen de Fransen ook weer om belastingen. Ze willen de 200e penning, een vermogensbelasting, tien keer innen, bovenop het huisgeld. Er wordt per huis getaxeerd en geïnd tot in de Kreupelstraat3Nu de Keukenstraat, tussen het Servaasbolwerk en de Nieuwegracht.
den 20 ijanw vermidts de post die gewent is op donderdach savonts af te rijde nu Eerst deesen avont sal gaen, voechge ick deese noch bij de neefens gaende, om te segge dat ick heeden Een brief vande seeckreetaris heb ontfange de welcke schrijft dat ons dorp tot Een kontrebuijsi voor betaeline van twee maende is aengeschreefve te moete brenge desom vande 420f hij is seer b .. koome waer de gemeente4Gemeente: Bij overdracht. Het geheel der personen die met elkander eene gemeenschap vormen, waarbij niet aan gemeenschappelijk bezit, maar aan gemeenschappelijke rechten en verplichtingen gedacht wordt. dat haelle sal gulse der weijnich luijden int dorp sijn her neellis harmars onse timerman is te wijck gestorfve ock de laeckenkooper da =velaer de overijge mense legge meest al dootlijcke kranck, onse preedikant5Bernardus Keppel leijt noch te wttrecht sieck doch is aent beetere, te wtterecht willense den twee honderste penin tienmael teffens betaelt hebbe, bovent huijsgelt se hebbe alle de huijse ge taxseert tot inde kreupel straet in kluijs de heere van wulfve6Hieronymus van Tuyll van Serooskerken moet voor beijde sijn
huijse vier hondert gul ter maent den heer van sandenburch7Diederik Borre van Amerongen 500 f geefve op peene8Op peene van: op straffe van van de huijse te raeseer9Raseren: met de grond gelijk maken en totaliter af te breecken, den heer vander A10Frederik van Renesse van Moermont mach niet op sijn huijs terA gaen datse teenemael wt geplondert en al sijn beeste genoome hebbe gaen of moet voor ho duijsent rijxsdaelders borch stelle, in soma die provinsie sijnder seer qualijck aen och Eens Een wtkomste sach de hr almachtich wil ons alle helpen ick had gehoop vandaech noch briefve van uhEd te ontfange maer vernee =me der geen, geloof de post doort quade weer dat wij nu Eenige tijt herwaerts hebbe gehadt en insonderheijt deese voorlee dene nacht, niet voort en kan,
Nog meer schade aangericht door de Fransen
Nog meer leed wat de Fransen aanrichten: De heer van der Aa mag niet meer naar zijn huis terug gaan. Wat overigens ook niet eens meer zou kunnen, het huis is geplunderd en van zijn dieren is ook niks overgebleven.
Tot slot hoopte Margaretha deze dag toch nog een brief te mogen ontvangen van haar geliefde man, maar door het slechte weer is er geen post aangekomen.
1
Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne
2
Amalia van Solms
3
Nu de Keukenstraat, tussen het Servaasbolwerk en de Nieuwegracht
4
Gemeente: Bij overdracht. Het geheel der personen die met elkander eene gemeenschap vormen, waarbij niet aan gemeenschappelijk bezit, maar aan gemeenschappelijke rechten en verplichtingen gedacht wordt.