Margaretha heeft Godard Adriaans brief van de 15e mei al beantwoord. Bij die brief zat ook de brief van secretaris Van den Doorslag. In Amerongen is weinig gebeurd.
[rec 27 dito] Ameronge den 22 meij 1677
Mijn heer en lieste hartge vhoochEd aengenaeme vande 15 deeser heb ick met de laeste post beantwoort, daer bij Een vande seekreetaris is gegaen die wt de mont van schut en rietvelt heeft geschreefve alles wat noodich was, see dert is hier weijnich of geen verandering voor gevalle, [als dat het laest afgesondene]
Glas
De werkbazen waarschuwen wel dat het tijd wordt om glas te gaan regelen voor de ramen. Voor je het weet is het winter en dan moet het er wel inzitten! Je wilt toch niet dat sneeuw, regen en wind zomaar ongevraagd over de vloer komen, dus Margaretha wil graag weten wat Godard Adriaan wil.
[koomen,] ock segge de werck baesen dat men in tijts sal moete dencke op glas, dat de glaese voorde winter int huijs diende te sijn omt in slaen van sneuwe en reegene door de winde, te belette waer op uhEd beliefve sal verwachte, [ock wenste]
Glazenmaker, fragment uit: Vijf beroepen, anoniem, naar Jan Luyken, naar Caspar Luyken, ca. 1700 – ca. 1790. Collectie Rijksmuseum.
Hout
De werkbazen willen ook graag weten hoe lang en breed de stallen en het kasteleinshuis moeten worden. Dan kunnen ze uitrekenen hoeveel hout er nodig is. In Amsterdam liggen nog honderd stuks, maar van erg slechte kwaliteit, vol met noesten. Hij stelt voor om het te verkopen en voor het geld ander hout te kopen dat geschikter is. Ook het laatste hout uit Hamburg is slecht. Schut vindt het niet eens geschikt om voor het huis te gebruiken. Dus waarschijnlijk zullen ze hout tekort komen.
[waer op uhEd beliefve sal verwachte,] ock wenste schut wel te weeten hoe lanckt en wijt de selfve de stalle ent kasteleijns huijs sal beliefve te hebbe om sijn mesuerees vant hout daer naer te neemen, want seijt dat het hout dat noch tot Amsterdam tot over 100 stucks int getal leijt seer slecht en vol quaste valt en sijns oordeels niet ongeraede vont hetselfve te verkoope, en voort gelt dat daer van komt weer ande
dat dienstiger is te ock, ock sijn de deellen die laest van hamburch sijn gekoome so slecht dat so schut seijt daer weijnich bij sijn die bequaem sijn om opt huijs te gebruijcken oversulcks wij der noch Een goede partij te kort sulle koomen, [wij hebe]
Dorpsgezicht met houtopslag aan een rivier, Matthäus Merian, 1621. Collectie Rijksmuseum.
Ossen
De ossen die Godard Adriaan gezonden heeft doen het als een tierelier. Ze zijn al moddervet en dat geldt ook voor de ossen uit Amsterdam. Maar ze staan ook in een verschrikkelijk mooie wei. Iedereen denkt dat zelfs als de ossen zich ongans vreten, ze er nog wel 10 tot 12 wagenladingen hooi van zullen kunnen maaien.
de osse die uhEd heeft beliefve te sende groeij ongemeen wel aen, men gelooft die modder vet sulle worden so doens ock die ick van Amsterdam heb gekreechge, sij hebbe ock ongemeene schoone weij, daer wij so ijder meent bovent geene de ossen daer wt Eeten noch wel 10 a 12 voer hoeij wt gemaeijt sal konne worden, hiermeede blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Godard Adriaans brief van de achtste is binnen en Margaretha is blij te lezen dat het zesde schip met stenen onderweg is. Waar ze minder blij mee is, is dat dit nog niet het einde is. Ze hoopt maar dat in het volgende schip écht de laatste dingen geladen worden, want de kosten voor transport lopen de spuigaten uit. Het zijn niet alleen de schepen over zee en door de binnenwateren die betaald moeten worden, alles moet ook nog met een wagen naar het kasteel.
[rec 17. dito] Ameronge den 12 meij 1677
Mijn heer en lieste hartge uhEd aengenaeme vande 8 deeser heb ick heeden tot wttrecht sijnde ontfange, dat het seste schip met hart en vloersteene op wech is, is mijn lief had gehoopt dat het leste sou geweest sijn maer sien datter noch Een staet te volgen hoope dat daer alle het resteerende in sal konne gelade worde, want de scheeps en wage vrachte loopen seer hooch, [uhEd schrijft of me]
Landschap met wagen voortgetrokken door paarden, Wenclaus Hollar, 1625-1677. Collectie Rijksmuseum.
Werklieden
Was ze de werklieden in de winter na een hele zomer en herfst echt helemaal zat, nu lijkt het aan het begin van het seizoen al mis te zijn. Godard Adriaan heeft kennelijk voorgesteld dat Margaretha met de steenhouwer Jan Prang overlegt of het voorbereiden van de dekstenen ook in Bremen kan. Jan Prang vindt het oké, maar vooral Margaretha is van het idee gecharmeerd. Het werk sukkelt maar door. Iedereen wacht op de steenhouwers en wat doet Jan Prang? Hij laat zijn knecht gewoon naar Amsterdam gaan om zijn broer uit te zwaaien die naar de Oost vaart. Ze hebben de steenhouwers toch niet uit Bremen gehaald om hier een beetje de toerist uit te hangen?
metselaer en leijdecker wachte naer de steenhouders en niet teegenstaende dat heeft ijan prang Een van sijn knechts in mijn apsensie naer Amsterdam laete gaen om sijn broer die naer oostindie vaert wtgeleij te doen, daer ick seer moei =lijck om ben tis niet anders dan of wijse van breeme hebbe laeten hier koome om haer
plaijsiers te gaen neemen, ick moet niet Een dach van hier of viendt het Een oft ander t ondeuch wort het so moe dat ickt niet seggen kan, [ick]
Het IJ voor Amsterdam, van de Mosselsteiger gezien, Ludolf Bakhuysen, 1673. Collectie Rijksmuseum.
Bruiloftsgasten
Margaretha is met Frits en Anna naar de bruiloft van de zoon van Van Beusinchem geweest. Margaretha heeft zelf nog met Luchtenburg, secretaris van de Staten van Utrecht, gesproken. Er wordt wel vergaderd, maar zonder Godard Adriaan wordt niets besloten. Ook op het feest wordt Godard Adriaan gemist, er wordt meer malen een toast op hem uitgebracht. De bruiloft gaat vanavond door, maar zonder Margaretha en de kleinkinderen, die nodig weer naar Amerongen moesten.
[wort het so moe dat ickt niet seggen kan,] ick ben deesen avont weer hier gekoomen wt het midde vande bruijloft, bender gistere den dach datse troude geweest, daer den heere beuse= =kom sijn vrou seer mee in haer schick waer =ren en niet wiste watse ons doen soude, frits heeft uhEd meet en Antge sijnder ock geweest ontfinge seer veel vrienschap, [den]
[te hooren,] den heere beusekom heeft Een heelle statelijcke bruijloft met sijn soon ge geefve en alles heel wel gemaeckt, uhE wiert daer seer gewenst en heeft men sijn gesontheijt daer verscheijde mael gedroncke , van avont i sijnder weer al de bruijlofs gaste behalfve ick met de mijne, die hier noodiger was, [de vrou van ginckel]
Schoondochter Ursula Philippota is naar het leger, waar Van Ginkel koorts schijnt te hebben. Margaretha is heel blij dat er weer pruimen haar kant op komen. Ze moet nu stoppen, want ze moet nog zoveel doen en ze lag er pas om 3 uur in en ze is krom van het reizen.
In de PS nog even snel dan: Margaretha heeft nog steeds niet gehoord of Michiel Matthias Smidts nou al bij Godard Adriaan geweest is…
hier noodiger was, de vrou van ginckel
is naert leeger, de heer van ginckel heeft twee mael de koorts gehadt wil hoop daer geen swaerder sieckte op sal volgen, verlan te hoore hoet voort met hem is, ick bedancke uhEd seer voor de pruijme die op wech sijn em Blansche voorde goede sorch die hij daer voor heeft gedraege, nu moet ick Eijdige, Eer ick Eens overal ben geweest is en heb naer gesien ist laet geworde, ock ben ick moe ben te nach ten 3 Euren te begt bedt gegaen en krom vant reijse, sal niet te min blijfve Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff Mturnor
ick hoor wt geen van uhEd briefve of den heer boumeester al bij uhEd geweest is
Perziken, pruimen, kersen en twee insecten, Elisabeth Geertruida van de Kasteele naar Michiel van Huysum, 1818-1853. Collectie Rijksmuseum.
Je gelooft het niet! Het is Beusinchem zowaar gelukt om 3000 gulden van de Staten van Utrecht te ontvangen! Hiervan is 2000 gulden op weg naar Temminck die het klaar legt voor de wissels van Godard Adriaan. Toch kijkt Margaretha nog steeds of ze een voordelige lening kan vinden. Ze durven rentes van 6% of meer te vragen en dan willen ze ook nog goud of obligaties als onderpand!
[rec: 10. dito.] Ameronge den 5 meij 1677 Mijn heer en lieste hartge
uhEd laeste is geweest vande 28 April die ick wtt wttre heb beantwoort, seedert is hier weijnich of niet schrijfvens waerdich voorgevalle, Monseu beusekom schrijft de bekende drije duijsent gul tot wttrecht ontfange te hebbe waer van ick hem met deese post schrijfve dat hij twee duijsent gu aen teminck tot Amsterdam sal sende, waer van uhEd so veel sal beliefve te trecke als hem nodich is, ick hoope noch al Eenige peninge op intrest te sulle krijge waer toe mij hoop wort gegeefve, maer se wille al ses en ses gul en Een oort1Oord: Kwart persento2Procent hebbe en dan noch gout of oblijgasie in pant hebbe, [hier sijn vier]
Alles bij elkaar alweer 6000 gulden en dan wil het werkvolk ook nog geld. Ze klaagt niet hoor, ze schrijft het alleen maar op zodat Godard Adriaan weet waar het geld blijft!
[taelt worde,] uhEd belieft niet qualijck te neeme dat ick dit so schrijf, tis maer om dat uhEd niet vreemt sou voor koome waer het gelt blijft, [rietvelt heeft nu ondert groot salet het]
De afrekening, Arnoldus Cornelius Verhees (prent) en Berthold Woltze (ontwerp), 1878-1879. Collectie Rijksmuseum.
Werkplanning
Het gaat hard met de gewelven in de kelder! De gewelven onder de grote zaal en de torenkamer zijn klaar en nu zijn ze met de gewelven in de keuken bezig. Ze schieten zo op, omdat de metselaars niet verder kunnen met de schoorstenen, omdat ze wachten op de steenhouwers. De leidekker kan pas weer verder als er minimaal twee schoorstenen boven de dakrand uit steken. Het loopt dus niet helemaal zoals gepland.
[blijft,] rietvelt heeft nu ondert groot salet het wulfsel gans toe en onder de toorn kamer bij kanst toe ock sijnse aent wulfsel boven de keucken, al de metselaers sijn aent wulfve vande kelders sij konne aende schoorsteene niet wercke om dat de steenhouders niet ge =reet sijn, die hebbe noch tot geen Eene schoorsteen haer harteen ree doch hoope dees weeck der Een klaer te hebbe en ock de hoeck steene tot de lijst, de leijdecker ijan henderixs kan ock niet voort wercke of der moeten ten minste twee schoor =steene heel wtgehaelt en op gemaeckt sijn,
Wensdenken
Ook bij de steenoven loopt het niet zoals gepland. Het is zuur en koud weer en daardoor kunnen er geen stenen gevormd worden. Wat zou het fijn zijn als het eens ging zomeren!
Het zou ook fijn zijn als Godard Adriaan eens thuis kwam. Margaretha had niet gedacht dat hij zo lang weg zou blijven, tien maanden is hij al weg!
met dit koude en suere weer hebbe de steenovens volckere niet konne vorme, t heeft hier te nacht noch ijs gevroore, hoope het Eens soomeren sal tis goet uhEd de resteerende vloer en hartsteene heeft gekreechge die ick hier int gemoet sal sien had niet gedocht uhEd so lange sout wt geweest
sijn tis nu inde tiende maent dat deselfve van hier is gegaen, de heer wil uhEd ingesontheij weer bijt onse brenge inwiens heilige be= scherminge hem beveelle en blijf
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Werkster op een steenfabriek, Anthon Gerhard Alexander van Rappard, 1880-1890. Collectie Rijksmuseum.
Eindelijk zijn er twee brieven van Godard Adriaan aangekomen! Margaretha is blij te lezen dat de brieven van zoon Van Ginkel Godard Adriaan gerustgesteld hebben.
Een goed salaris
Van Ginkel heeft ook wel pech met al die veldslagen die hij moet leveren. Het is daarom zuur dat de gecommitteerde raden van Holland hem zijn salaris als commissaris-generaal ontzegd hebben. Nou ja, ze zullen dat nu wel moeten heroverwegen.
[rec. 3 maij 1677] Ameronge den 28 April 1677
Mijn heer en lieste hartge uhEd aesgenaeme vande 21 en 24 deeser sijn mij beijde behandicht, tis mij lief uhEd tot sijn gerust =ticheijt de briefve vande heer van ginckel heeft ont fange, wel te recht is hij ongeluckich inde oor = looch ijaer op ijaer sulcke slage te hebben, en dat de gekoomiteerde raede hem dan noch sijn tracktement al komisarisgenenael sou de, disputeeren waer hart nu ick hoop sij haer sulle bedocht hebbe, [ent sijn hE laete vol=]
Kennelijk zijn de daden van Van Ginkel niet onopgemerkt gebleven, want Margaretha wordt aangesproken en ze krijgt brieven over hoe mannelijk en dapper hij was en welke wonderen hij verricht heeft. Dat schrijvende komt het zuur van dat loon kennelijk weer boven: er hoeft maar een Duitser te komen die iets eist en dan gaat dat weer voor. Margaretha moet er weer aan denken dat Willem III Van Ginkel in het bijzijn van veel mensen bedankte. En wat hield hij daar aan over? Nou ja, hij moet maar wel zijn best blijven doen, dan zal in ieder geval de Heer hem belonen en hopelijk een handje boven het hoofd houden.
[=gen,] ick weet niet of de liede mij flatteere , maer ijder seijt en schrijft mij van alle kante dat hij hem so manlijck en dapper heeft gequeeten en merveelgees1merveilles: wonderen heeft gedaen, tis ons wel vreuch te hoore, maer wat loon krijcht hij der van, laeter maer Een duijtser koome die Eits nefe hem Eijst so moet die geprefeereert worde en hij moet te ruch staen, het gedenckt mij dat sijn hoocheijt de heer van ginckel koomende vande vaert inde franse tijt, in presensie van veel mensche Ambraseerde2Embrasseren: omarmen en bedanckte
voor den dienst die hij aen den staet en hem had ge= daen , maer wat loon heeft hij daer voor ontfang nu hij moet daerom niet laete wel te doen, de heer almachtich salt beloone, en hoope ick hem in sijn heijlige bewaeringe neemen, [ick vreese al dat]
Na de belangrijke zaken rondom zoon Godard, is het tijd voor de algehele voortgang der dingen. De ossen, die ergens tussen Bremen en Amerongen lopen, mogen voortgaan, want Margaretha is er klaar voor: het gras op de benedenste ‘Bolle’, in de uiterwaarden is fris en groen.
Het vijfde schip met stenen, dat is gelicht op de Vaartse Rijn, is in Amerongen aangekomen en dat wordt nu gelost en de stenen naar het kasteel gereden.
De voortgang van de metselaars is minder: het opmetselen van de schoorstenen kost veel tijd en ze moeten vaak op de steenhouwers wachten. Gelukkig kunnen ze tijdens het wachten in de kelder helpen met de gewelven.
[in sijn heijlige bewaeringe neemen,] ick vreese al dat uhEd maer geen nieuwe komisie weer toegesonde wort om datse op uhEd versoeck sijn demisie niet en sende verlange watse doen sulle, de so gesondene ossen sien ick alle Eure int gemoete heb daer noch niet van gehoort, die koomende sulle wel schoone weijde op de beneedenste bolle vinde, het vijfde schip met vloer en hartsteen ge aende vaert gelicht sijnde is hier wel aengekoome en sijn wij nu an selfve te losse en op te rijden, t sijn seer schoone vloer steene die daer wt koomen, de metse= laers sijn noch aent wt haelle vande Eerste schoorsteen daer veel werck aen is, dan hebbe al de andere tot inde naeldt vant dack wt gemetselt en moete naer de steen houders wachte, sulle ondertusche aent wulfve vande kelders gaen, [den heer boumeester quam]
Een vrouw in werkkleding met een kruiwagen, Dirk Eversen Lons, 1622, Collectie Rijksmuseum.
Michiel Matthias Smidts
Afgelopen paasdag is de ‘bouwmeester’, Michiel Matthias Smidts, langs geweest. Smidts is bouwmeester voor de Keurvorst in Berlijn en daar kent hij Godard Adriaan van. Hij helpt vooral met de praktische zaken rondom het door de Keurvorst beloofde hout.
Smidts heeft het hele huis gezien, tot in het topje. Hij vindt het huis goed, massief en netjes gemaakt. Hij had verder niet veel te zeggen, alleen dat de deuren iets breder hadden mogen zijn. Margaretha heeft nog aan hem gevraagd hoe het met het Anholtse hout stond, maar hij zij dat dat nog niet omgehakt was. Margaretha rekent er maar niet meer op.
[kelders gaen,] den heer boumeester3Michiel Matthias Smidts quam voorlee den paesdach hier, heeft ons heel ge= bou tot int topge vant huijs gesien die uhE sal segge hoe hijt gevonde heeft, seijde mij alles wel en masijf en net gemaeckt te sijn en dat hij der niets op wist te segge, als dat volgens sijn opijnie de deuren wel wat wijder hadde behooren te sijn, die 3 voet en 3 duijm
wijt sijn rhijnlantse maet, hij was seer haestich wilde dien dach niet blijfve, ick sprack hem vant Aenholtse hout dat hij seijde noch niet gehouwe te sijn, so dat ick geloofve wij daer weijnich staet op te maecken hebbe het sijn quade kanse die so lange merren4Merren (of marren): dralen, talmen paesijnsi, [met de post]
Aan het eind van je geld een stukje maand over houden krijgt in de brieven van Margaretha een heel ander perspectief. Ook nu, vier jaar na het rampjaar, blijft het lastig geld te krijgen. Ook al heeft Margaretha het leurwerk met de assignaties en ordinanties nu uitbesteed aan Van Heteren, het blijft de gemoederen bezig houden.
De situatie is zo nijpend dat Margaretha twijfelt of ze de gouden koppen of obligaties als onderpand zal geven. Ze zeggen dat je in Amsterdam nog kan lenen tegen 5%… Zodra er geld is laat Margaretha 3000 gulden voor Godard Adriaan in Amsterdam leggen.
[deen manier of dander,] de knecht daer ick voor dees van heb geschreefve, heb ick inde haech sijnde aengenoome tot kamerlin voor uhEd
hij had belooft in 14 daege hier te koome maer verneeme hem niet ick sal eens schrijfve hoet der meede is , en voor blijfve Mijn heer een lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Patchwork-PS
Een goede brief heeft natuurlijk minimaal één PS, deze heeft er twee en ze zijn ook weer creatief over de pagina gedrapeerd.
In de eerste het gerucht dat het leger zich alweer aan het hergroeperen is en dat ze weer aan de bak moeten. De mensen die dat advies geven blijven waarschijnlijk zelf buiten schot.
men seijt ons leeger haest weer kompleet se hebbe de het volck wt de garnesoene gelicht en de gedevaliseerde kompan daer weer in geleijt, en dat men sou sien den ongeluckige slacht te reepereere ick schrick daer aen te dencken, somen weer so Een werck beginne godt wilt haer vergeefve die sulle raet geefers sijns geloof sij haer wel butens scheuts houden
En na die PS nog de mededeling dat de twaalf ossen aangekomen zijn. Nou ja, elf. Eentje was een beetje moe dus die is in Doorn blijven liggen. Ze zijn een beetje klein, maar Margaretha laat de goede weiden gewoon hun werk doen.
naert schrijfve dees koomende ossen en sijn wel overgekoomen tot 12 stucks daer is Een tot door gebleefve die wat moede was, en ick merge sal laeten haellen, sij sijn wat kleijn maer hoope sij wel groeijen sulle sij koome altijt in heelle goede weij
Even voor de duidelijkheid: dat er vandaag weer een brief is, is alleen maar om geen post over te slaan! Dat wij, 21ste-eeuwers, niet gaan denken dat twee brieven achter elkaar iets met romantiek te maken heeft ofzo.
[rec: 19e dito]
Ameronge den 10 April 1677 Mijn heer en lieste hartge gistere heb ick uhEd mijn aenkomste alheer ge =schreefve nu is deese alleen om geen post te man =queere, [wij sijn vast beesich met Een schip met]
Hout uit Hamburg, stenen uit Bremen
Gisteren is Margaretha gelijk begonnen het schip dat via Amsterdam uit Hamburg kwam te lossen. In het schip zaten 18 eiken deuren en 89 glasramen. Die laatste heeft ze vanaf het veer, waar het schip kennelijk aangemeerd is, laten dragen, zodat ze niet beschadigen. Ook Schut heeft nog voor goede kwaliteit eikenhout gezorgd. Margaretha gelooft dat daar ook nog deuren en raamkozijnen van gemaakt worden.
Margaretha verwacht ook elk moment de schepen waarmee steenhouwer Jan Prang gekomen is. Over Jan Prang gesproken: wat voor afspraak heeft Godard Adriaan gemaakt; is het werk aanbesteed of werken ze op daghuur?
[=queere,] wij sijn vast beesich met Een schip met hamburger deelle en ander hout van Amsterdam koomende te losse, in welcke schip schut 18 Eijck deure en 89 glas raemte heeft gedaen die ick om datse onbeschadicht soude blijfve op berije vant veer hier heb laete dragen, hij schut heeft ock noch Een goede quantiteijt Eijcke hout so deel =le als ribbe meede gesonde die ick geloofve noch tot deure en raemte te sulle sijn, ick verwachte alle Euren te hoore dat de twee scheepe daer den steen houder prang meede is gekoomen aende vaert sulle sijn, en wenste te weeten op wat voet prang met sijn volck hier wercken oft aen besteet of in dachhuer is, [wij hebbe vandaech Een seer]
Toverlantaarnplaat met vier zeilschepen, onbekend, ca. 1700-1799. Collectie Rijksmuseum.
Het weer en de steenoven
Het is voor het eerst in een maand lekker weer, Margaretha hoopt maar dat het zo blijft, dan kunnen ze beginnen met het repareren van de steenoven. De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan kreeg was van de derde april. Of er die avond nog één met de postwagen komt, moet ze nog maar zien.
[in dachhuer is,] wij hebbe vandaech Een seer schoon en warm weer het Eerste wel in Een maent soot so wil kontiniweere hoop ick met godts hulpe inde toekoomende weeck aent vorme vande steen oven te gaen, uhEd laeste is vande 3 deeser geweest, of tavont noch Een sal koome
met de wagens staet te verwachte, [ick heb de veeren]
Postkoets, fragment uit Het Diligencespel, Aron Hijman Binger, 1800-1849. Collectie: Rijksmuseum.
Veren en pruimen
Er komt meer uit Duitsland dan alleen de bouwmaterialen. Blanche heeft voor veren gezorgd, waar Margaretha erg mee in haar nopjes is. Bij de kleinkinderen vallen vooral de pruimen die Godard Adriaan gestuurd heeft goed. In plaats van 50 pond had hij wel 150 pond mogen sturen! Ik hoop maar dat het gedroogde pruimen waren. Conclusie: alles dat uit Bremen komt is geweldig
[met de wagens staet te verwachte,] ick heb de veeren die blansge bestelt heeft besien sijn heel schoon ick bedancke uhEd hoochlijck voort preesent en blansche voor sijn goede voor sorchge die hij daer in gedrage heeft, de pruijme sijn ock wttermate goet daer uhEd ock hartlijck voor bedancke en ock ien ken die wel in plaets van 50pont 150 had mooge bestelle de kinderen moogense als koeck, soma tis al wtneement goet dat teegenwoordich van breemen komt
Stilleven met drie donsveren, Françoise Isabella Henriëtte Bierens de Haan-Philipse, 1888-1920. Collectie Rijksmuseum.
Tot slot een korte PS: het gaat slecht met de Alexander de Soete van Laake (heer van Vileers), maar hij doet wel de groeten en zijn vrouw ook.
de ossen sal ick ock verwachten hoe die vroech ger inde weij koomen hoet beeter sal sijn , en het grootste slach van beeste doet men de meeste voordeel aen, hier meede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
de heer van vieleers1Alexander de Soete van Laake inde haech is heel qualijck der aen de docktoore weete niet opt graefveel2Graveel: blaasgruis of niergruis of -stenen of een aenwas3Aanwassen: aangroeien of aan elkaar groeien inde blaes is, sij beijde de heer ende vrou4Adriana van Aerssen van Sommelsdijk preesenteere haeren dienst aen uhEd
Uiteindelijk zit er bij de post ’s avonds toch een brief van Godard Adriaan en ook nog één van Nicolaas van Beusinchem. Hij schrijft dat de twee schepen met steen Utrecht voorbij gevaren zijn richting de Vaart (Vaartse Rijn). De secretaris kan dus morgen daar heen. Rietveld is inmiddels ook aangekomen.
p s so aenstonts savonts ontrent tien Euren ontfange uhEd aengenaeme vande 7 deeser, de twee scheepe met steen schrijf beusekom dat gistere wttrecht gepasseert is en naer de wa vaert sijn darwaerts de sekree taris merge sal gaen om deselfve wat te rechte te helpen, rietvelt is ock deesen avont gekoom om en maendach aent werck te gaen, ick moet dees Eijndige om dat de post opt vertreck staet
Er is nauwelijks tijd voor een inleiding, het is tijd voor actie.
Mannen…
Het schip met hardsteen dat in Utrecht aangekomen is, licht te diep om helemaal naar Amerongen door te varen. Het schip ligt namelijk wel vijf voet diep en op de rivier staat er nauwelijks vier voet water. Moeilijk, moeilijk. De schipper is met de knechts van de steenhouwer naar Amerongen gekomen om het allemaal eens goed te bekijken. Volgens mij vindt Margaretha het allemaal maar onzin, want ze stuurt ze terug naar de vaart om alles nog eens goed te bekijken en anders een deel van de stenen in een klein bootje over te laden en achter het grote schip te hangen. Probleem opgelost.
[laeste die vande 20 dees is geweest beantwoort,] soedert is het Eerste schip met de hartsteene en verdere in ladine aende vaert gekoome beijdede knechts van ijan prang sijn giste =re hier geweest met de schipper die vreesde met sijn volle laedine niet hier te sulle konne koome ver midts so hij seijt hier op de revier naulijxs 4 voet water is en dat sijn schip met sijn volle ladine wel 5 voet diep gaet, ick heb vandaech de see =kreetaris met beijde de knechts van ijan prang naer de vaert gesonde om op alles klaere inspexsi te neeme, en des noots sijnde, Eenige vande rouwe hartsteene wt te lichte en in Een boottge of kleijn vaertuijch achter aent schip te laeten volgen, [voort]
Margaretha hoopt dat de andere schepen nu ook aangekomen zijn aan de Vaart, want de secretaris is daar nu toch en die zal dan in ieder geval orde op zaken kunnen stellen. Ze hoopt het eigenlijk ook omdat ze zich zorgen maakt over de andere schepen: het is zulk slecht weer…
[ordere op alles te stelle,] ick hoope daer nu noch meer scheepe sulle aengekoome sijn en dat de seekreeta =ris daer sijnde, met Eene ordere, op deen en dande sal konne stelle, ick sal blijde sijn als dandere scheepe almeede hier int lant sonder ongeluck sulle sijn ge arijveert want t heeft en is waer onweer en tempeest geweest dat mij seer bekomerder [het is mijn lief uhE]
Storm op zee; een schip wordt getroffen door onweer, Lorenz Adolph Schönberger, 1799. Collectie: Albertina Wenen.
Metselaars
Rietvelt is net weer weg en zoals verwacht heeft Margaretha haar plannen door gezet. Of Rietvelt het met haar eens was of dat ze hem moest overtuigen, vertelt haar brief niet. Wat fijn is dat ze nu concreet gemaakt hebben hóe ze aan de schoorstenen en gewelven gaan beginnen. Eerst komen er drie tot zes opperlieden om ter voorbereiding kalk klaar te maken, daarna komen er tien tot twaalf metselaars om aan het werk te gaan. Margaretha is zelf ook druk met de voorbereidingen, zodat ze zometeen ook echt gelijk aan het werk kunnen.
Trofee met metselaarsgeerdschap, Johannes of Lucas van Doetechum, 1572. Collectie Rijksmuseum.
[en sal dan ock wt geleijt sijn,] rietvelt is weer naer Amsterdam, sal int lest vande toekoomende weeck 3 a 6 opperlie om bij proovijsie kalck te bouwe sende, en selfver acht dage daer naer met 10 a 12 metselaers knechts of truijfels te volgen om dan aent werck te gaen en te gelijck de schoorsteene diet noodichste werck is wtte haelle en aende wulfsels vande kelders te be ginne, ondertusche ben ick nu beesich om alle gereetschappe te maecken en de behoeftich= =heede tot het werck bij de hant te brenge, [in]
Zand
Het enige dat lastig is om voor te bereiden is de hoeveelheid kalk en zand. Rietveld heeft gezegd dat hij HEEL VEEL nodig heeft voor de gewelven. Maar waar moet ze dat vandaan halen? Toen ze de vijver (wij noemen dat de gracht) had laten uitgraven heeft ze ernaar laten graven, maar het lag zo diep, dat ze er niet bij kwamen. Ook hiervoor heeft Margaretha gelukkig weer een oplossing gevonden. Ze haalt het zand van de Amerongse berg! In die tijd was dat voor een groot deel heideachtig landschap met een goede zandgrond. Nu ligt er een prachtig bos, maar eronder nog steeds die zandgrond. Ze heeft Rietvelt naar de berg gestuurd en die vond dat het heel goed zand was. Er wordt door arbeiders al vast gegraven en dan kan ze maandag wagens gaan laten rijden om het naar het kasteel te brengen.
[=heede tot het werck bij de hant te brenge,] in sonderheijt het sant tot de kalck ende wulfsels vande kelders daer rietvelt seijt Een groote quantiteijt toe van doen te hebbe, het welcke hier bij de hant niet meer datter bequaem toe is, te vinde is, ick heb der al int voltrecke vande nieuwe vijfver naer laete graefve maert sant leijt daer so diep dat ment niet kan bekoomen, waerom ick gereesolveert1Resolveren: Besluiten ben toekoomende maendach 15 a 16 bee wagens te laete rijde en so veel laeijers
te laete koome en sien so Een houde of twee voer sant vande berch te laeten haelle ent bijt werck neer te legge, ick heb rietvelt aende berch gesonde omt sant te besien die gseijt het daer heel goet en beeter is als dat wij verwerckt hebbe, ick heb der nu al twee dage 4 arbeijders gehadt die sant vast wt schiete ehEd sou niet geloofve wat al werck hier dagelijcks voor valt en wat de arbeijders kosten, [die knecht daer ick uhEd voor]
Margaretha komt nog een keer terug op de jongeman die kamerling wilde worden. Ze schrijft alsof het in een vorige brief stond, maar Godard Adriaan moet echt even zoeken in zijn archief. Ze noemde hem op 6 oktober 1676…. Nou, die Dulckes is nog eens langs geweest en hij heeft gevraagd of hij naar Bremen mag komen. Margaretha overlaadt de arme jongeman met superlatieven. Zou hij echt zo goed zijn, vindt Margaretha hem gewoon heel erg leuk of vindt ze dat Godard Adriaan toe is aan een extra kamerling? Waarschijnlijk het laatste. Hij is kort van persoon (klein manneke), maar slim en actief. En als kers op de taart schrijft hij heel netjes! Godard Adriaan moet maar laten weten wat hij belieft.
[en wat de arbeijders kosten,] die knecht daer ick uhEd voor dees van heb geschreefve die bij de peninmeester Adrijchem woont is heede geweest versoeckt noch bij uhEd als kam =merlin te mogge sijn en te weeten of hij hem op uhEd dienst sou mooge verlaeten of dat hij te breeme bij uhEd mochte koo men, hij wort seer gepreesen heeft heelle goede mijnen is kort van Persoon maer schijnt verstant te hebbe en acktijf te sijn, uhEd belieft Eens te overdencke of niet geraetsaem is hem aen te neemen want als uhEd thuijs komt sal Een kamerlin moeten hebbe en hij schrijft sose g segge Een heele goede hant, men kan altijt so op sijn slach niet komen sal uhEd beliefve hier op met de naeste post verwachte en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
Margaretha schrijft creatief deze keer. Ze schrijft altijd op een blad dat ze open vouwt. Als ze denkt dat ze niet veel te schrijven heeft, schrijft ze de tweede pagina op de rechterkant van het papier en dan sluit ze daar of op de achterkant af. Dit keer doet ze dat ook, maar ze bedenkt zich, ze gaat verder op de linkerkant, maar dan overdwars. De laatste paar regels op de achterkant schrijft ze ook overdwars. Dat doet ze wel vaker. Niet vaak, maar niet nooit...
Wat Margaretha verwachtte gebeurt: door het Franse offensief in de Spaanse Nederlanden vergeet Zijn Hoogheid helemaal de demissie voor Godard Adriaan. Alleen zegt ze dat natuurlijk niet als keurige, nederige 17de eeuwse vrouw. Ze zegt dat ze toch echt gedacht had dat Willem III Godard Adriaan voor zijn vertrek naar het leger geschreven zou hebben. Wij weten wel beter…
Ameronge den 24 maart 1677 [rec. 29. dito]
Mijn heer en lieste hartge beijde uhEd aengenaeme vande 20 en 17 deeser heb ick ontfange, het doet mij leet uhEd noch sijn demissie noch vande staet noch van sijn hoochei niet heeft bekoome, nu is hij naer de Armee wieweet hoe lange het daer nu noch dueren sal ick had niet gedocht of sijn hoocheijt, had uhEd voor sijn vertreck geschreefve, [nu heeft]
Het vertrek naar het Staatse leger is niet voor niets, want volgens Margarethe is Valenciennes al gevallen en staan de Fransen inmiddels voor Ieper. Als dat zo is dan is dat wel een uitglijder van de Spanjaarden, wat heb je aan die lieden?
Wat betreft Ieper is Margaretha wel heel erg bij de pinken: Lodewijk XIV komt er zelf pas in 1678 toe om Ieper te beleggen.
[uhEd voor sijn vertreck geschreefve,] nu heeft men tijdine dat niet alleen valanschien over is maer ock dat ijperen soude beleegert sijn, so dat waer is laetent de spaense ock machtich gaen glijen1Glijden in de figuurlijke zin. Waarschijnlijk een beetje zoals we nu een uitglijder gebruiken: ‘als dat waar is, is dat een enorme uitglijder van de Spanjaarden’ , wat staet is op dat volck te maecken, [den heer van neetel=]
Belegering van Valenciennes, 16 maart 1677, Adam Frans van der Meulen, 1677-1690. Collectie: Louvre Parijs.
Vreedzame harten
Margaretha ziet het allemaal met lede ogen aan, wat als de Fransen zo door gaan, staan ze zo in Brabant. En dan? Dat betekent militair een zwaar jaar. Margaretha schiet weer een beetje in stress die je ook aan het eind van het rampjaar zag: het is wonderlijk en ze kan niet alles schrijven. Ze hoopt maar dat de Heer ons allen vreedzame harten geeft. Daar kan ik op dit moment alleen maar ‘Amen’ op zeggen…
[sal te besien staen,] so de franse so voortgaen
staet te vreese dat sij noch deese soomer meester van heel brabant worden, dat droefvich voor ons sal sijn, en vrees ick dit ijaer Een swaere kam =pange de heer almachtich wil a ons alle bij staen en al het onse bewaere voor ongelucke het staet hier wonderlijck ick kan alles niet schrijfve, de heer wil ons alle vreedsaeme harte geefve, [deese dach schrijft mij beusekom datter]
Ze laat het hoofd niet lang hangen, want ze moet door! Beusinchem heeft geschreven dat het eerste schip met hardstenen in Utrecht aan is gekomen! Hoera! Het zou fijn zijn als ook de andere schepen snel komen. En stiekem lijkt Margaretha toch nog hoop te hebben dat haar man snel thuis komt. Ze formuleert het alleen nogal omfloerst: het zou fijn zijn als alle schepen met hardsteen voor Godard Adriaans vertrek uit Bremen ingescheept en op weg naar de Republiek zouden zijn.
Rietveld is inmiddels aangekomen en ze zal hem vertellen wat haar plannen zijn. Ze is niet van opinie veranderd, maar voor Godard Adriaan herhaalt ze het allemaal nog maar een keer.
[geefve,] deese dach schrijft mij beusekom datter gisteren Een schip van uhEd afgesonde met hartsteen tot wttrecht is gearijveert hoope dat de andere nu ock haest sulle volge en behoude overkoomen, koste alde vloer en hartsteene voor uhEd vertreck gescheept en gesonde worde waer te wenschen so was men dat vast over, deesen avont is rietvelt hier gekoome ick sal nu met hem overlegge waneer men aent werck sal gaen en wat me Eerst sal doen, [ben van opijnie dat het Eerste]
De kleine Frits, hij is inmiddels acht, is door het dolle heen! Blanche zal een (eindelijk!) een klein paardje voor hem kopen. De belofte was er al eerder, maar kennelijk heeft hij het nog even met zijn stokpaard moeten doen. Meester Wil die met de honden van Willem III werkt, heeft al een Engels zadeltje en hoofdstel voor hem geregeld. Frits is er dus helemaal klaar voor als het paardje arriveert. Hij schrijft zijn grootvader en Blanche natuurlijk nog wel een keurige dankbrief. Morgen.
wat vreuchde hier vandaech bij frits is geweest
omt paert dat blansche voor hem heeft gekocht daer hij groote papa ten voorste en Monsu blansche voor bedanckt, hij sal met de nas =te post briefve van danckseggine schrijfve, meester wil die bij sijn hoocheijts honde is heeft hem een seer net Engels saeltge met toom verEert so dat hij alst paert komt nu klaer sal sijn
Als Godard Adriaan nou toch niet naar huis komt, dan zal Margaretha nog een keer boter en ander proviand sturen. Godard Adriaan moet maar aangeven wat hij nodig heeft. Ze mogen Blanche wel dankbaar zijn dat hij zo zuinig met hun geld om gaat en Jenneke doet het ook goed. Margaretha drukt Godard Adriaan op het hard dat ook zij haar uiterste best doet om geld te besparen. Ze moet eigenlijk naar Den Haag, maar had dat vanwege de kosten voor zich uit geschoven tot Godard Adriaan zelf thuis zou zijn. Hij zou toch naar Den Haag moeten, maar ja, nu moet ze toch echt een keer die kant op. Dan kan ze ook gelijk proviand bestellen.
so uhEd daer langer moet blijfve sal ick hem van booter en andere behoefticheede versorghe, in welcke geval uhEd belieft te schrijfve wat hij van noode heeft, blansche hebbe wij oblijgasi dat hij soo meenaesgeert en jeneken doet ook wel want seecker tis ons ten hoochste noodich, ick verseeckere uhEd doet hier ock soo veel alst moogelijck is, heb seer nootsae kelijck een dach of drij inde haech te doen en heb tot noch toe mij de koste vant reijse ontsien ent al wtgestelt tot uhEd overkomst dan sal deselfve toch inde haech moeten sijn, dan so deselfve noch daer moet blijfve, sal ick een keer derwaerts moeten doen, en uhEd sijn provijsie met Een bestelle, men schrijft mij ock wt den
A propos, Den Haag! Er komen uit Den Haag brieven dat Adam van Lockhorst in Londen in de problemen is gekomen. Hij is in het huis van Coenraad van Beuningen gevlucht en daar blijft hij tot hij weer naar huis komt. Zijn vrienden in de Republiek zeggen dat hij officiers aangenomen had, maar dat die niet naar afspraak zijn uitbetaald. Er wordt getwijfeld of dat waar is, maar als het waar is, dan is dan nog “Exkusabel”. Alleen al om hoe het woord eruit ziet, vind ik dat we dat weer in moeten voeren. Exkusabel.
[uhEd sijn provijsie met Een bestelle,] men schrijft mij ock wt den haech dat den heer vande lier2Adam van Lockhorst Een quade rheijnkontere3Rencontreren: ontmoeten tot londen heeft gehadt en dat hij int huijs vande heer beunine is ge= Eschapeert4Echapperen: ontsnappen daer hij hem op hout en staet weer hier te lande te koome, sonde dat men mij schrijft waer over, dan sijn vriende alhier segge dat het van Eenige offisiers die hij aengenoome hadt en hier gedient hebbe die klaechge dat sij volgens de
kondiesie die hij niet haer gemaeckt had niet sijn getrackteert of voldaen, so dat waer is daer nochtans somige aen twijfele sout noch Exskusabel weesen, nu hier meede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Glijden in de figuurlijke zin. Waarschijnlijk een beetje zoals we nu een uitglijder gebruiken: ‘als dat waar is, is dat een enorme uitglijder van de Spanjaarden’
Vandaag een raar kort briefje. Waarschijnlijk heeft Margaretha haar echte brief al klaar en aan de post gegeven. De post kwam niet alleen een brief halen, maar had ook een brief voor haar van Godard Adriaan. Daar stond nog wat in waar ze op wilde reageren en dus schreef ze nog een briefje voordat de postbode er weer vandoor moest. De ‘echte’ brief zit niet meer in het archief, dus we hebben alleen nog het kattenbelletje.
Ameronge den 14 maert 1677
Mijn heer en lieste hartge [rec 18 dito]
naert afgaen m vande mijne vandaech ont fange die van uhEd vande 10 deeser heb in lange geen so vers gehadt, [het doet mij]
Geldzaken
De reden om even een extra briefje te schrijven terwijl de postbode wacht is duidelijk: uit Godard Adriaans brief blijkt dat de 3000 gulden die Van Beusinchem bij Temminck zou leggen, niet voor Godard Adriaan beschikbaar is. Margaretha beschrijft nog een keer wat Beusinchem haar beloofd heeft te doen. Ze heeft geen idee waar het proces hapert, maar als het nog niet bij Temminck blijkt te zijn, dan zal ze zelf naar Utrecht gaan.
[lange geen so vers gehadt,] het doet mij leet beusekom het gelt te weeten de 3000f die hij mij volgens tgeene ick uhEd heb geschreefve had belooft al over acht dage te doen kan niet weeten waert aen haepert heb deesen dach daer over noch aen hem geschreefve, twijfele niet of teminck moet het nu al hebbe so niet sal icker Espres om naer wtt trecht gaen, [ick heb ock staet gemaeckt]
Zinnebeeldige voorstelling van het muntwezen, Romeyn de Hooghe, 1670 – 1708. Collectie Rijksmuseum. De vrouw in het middel is de vrouwelijke personificatie van het muntwezen of het geld. Ze heeft munten op haar schoot en in de hoorn. Ze is afgebeeld met Mercurius, god van de handel, mijnbouw, smeltovens en muntmakers.
Diepste wens
Tijd om af te ronden, want de postbode wil door. Margaretha gaat er vanuit dat de prins een brief aan haar man geschreven heeft. En volgens mij verlangt ze niet naar haar brief, maar naar wat ze hoopt dat er in de brief staat…
twijfele niet of sijn hoocheijt sal nu aen uhEd hebbe geschreefve,
waer naer ick verlange, de post staet en wacht op deese daerom moet sluijte blijfve
Bij het voorjaar horen twee dingen: de voorjaarsschoonmaak en te bedenken wat je kan gaan doen als het eindelijk beter weer is. Over de voorjaarsschoonmaak schrijft Margaretha niets, maar in deze brief worden plannen gemaakt, plannen in de war gestuurd en plannen op losse schroeven gezet.
Vervroegde campagne
Margaretha zit bovenop het nieuws: toen Zijn Hoogheid bij haar at, wist de post hem in Amerongen te vinden. Er werden twee brieven uit Brabant voor hem bezorgd. Het nieuws was niet goed: de Fransen hebben Valenciennes omsingeld en St. Omaars belegerd. Hierdoor zal het leger eerder in actie moeten komen dan gepland en de Prins zegt tegen Van Ginkel dat hij er vanuit moet gaan dat hij binnen vijf à zes dagen moet vertrekken. Margaretha haalt weer aan dat Utrecht een jaar achter is met het betalen van de troepen en dat die arme mannen nu toch weer op campagne moeten.
Ameronge den 7 maert 1677
[rec: 11. dito]
Mijn heer en lieste hartge
gistere heeft sijn hoocheijt hier weer bij mij gegeeten en was heel wel te vreede, hier sijnde quaemender twee poste wt brabant hem vinde die briefve brochten meldende dat valanschein1Valenciennes (Noord-Frankrijk), oude Nederlandse naam is Valencijn vande franse berent en sint omeer2Sint-Omaars (in de buurt van Calais) geblockeert is, dat onse kampan so seer verhaest dat sijn hoocheijt aende heer van ginckel seijde dat hij staet most maecken om in 5 a 6 dage naert leeger te gaen sonde Eenich wt stel dat hem wel qualijck sal koomen, en meest al de meeliesi hoet met de betaeline vande kompangie tot wttrecht sal gaen staet te besien die sijn nu Een vol ijaer ten achteren, [en daer wort]
Over geld gesproken, ook de kosten voor het houtvestersambt van Gijsbert Jan van Hardenbroek schieten haar in het verkeerde keelgat. Bovendien is er ook nog onenigheid tussen de Staten en de stad. En over baantjes gesproken, Van Beusichem was er gisteren en die maakte plannen voor zijn zoon. Hij presenteerde zijn zoon aan Van Ginkel te vragen of hij misschien mee kon het leger in. Bovendien vroeg hij of Van Ginkel bij Zijn Hoogheid een goed woordje zou willen doen voor de zoon van zijn broer. De broer is schout van Benschop, maar kennelijk niet heel competent. Als nou zijn zoon schout kan worden, dan wil de broer wel afstand doen van het ambt.
[van gesproocken wort,] beusekom3Nicolaas van Beusinchem was gisteren ock hier quam sijn soon godert aende heer van ginckel preesenteere om met hem naert leeger
te gaen en ock te versoecke dat de heer van ginckel sijn hoocheijt wou reeckomandeere sijn so broers soon tot het schout Amt van benschop het welck sijn broer als hijt op sijn soon kost krijge door sijn inpatentheijt4Patent: Op uitnemende wijze, uitstekend. wilde afstaen dat de heer van ginckel aengenoomen heeft te doen, [beuse]
Van Beusinchem was er natuurlijk niet alleen voor zijn zoon, zijn broer en de zoon van zijn broer, maar ook om de financiën van de familie te bespreken. Het blijft lastig om van alle partijen geld los te krijgen. Maar Van Beusichem heeft een deel van het geld van de Ridderschap binnen, dat houdt Margaretha. De rest wil ze ook, want als de bouw weer van start gaat, zal ze geld nodig hebben.Uit een andere bron, het is niet helemaal duidelijk welke, is 3000 gulden gekomen en die heeft Van Beusinchem naar Amsterdam gestuurd, naar Temminck. Hij houdt dat geld bij zich, zodat Godard Adriaan dat via een wissel op kan nemen.
[het voorleede ijaer heeft gekreechge,] waer toe so beusekom seijt de ordinansi5Ordinantie: verordening onhande is om op gemaeckt te worden, kost ick dat gelt noch krijge so waer ick voor Eerst wat ontset6Ontzetten: Helpen, verlichten , want als wij nu weer aent wercke gaen salder weer gelt moeten sijn, h de 3000f heeft beusekom ock ontfange en sal die merge aen teminck sende die uhEd dan trecke kont tot sijn beliefve, [ick heb nae]
Voor het weer opstarten van de bouw moet Margaretha ook plannen maken. Om te beginnen heeft ze turf nodig om de steenoven weer te kunnen branden. De dagen zijn nu nog te kort om de metselaars weer in te huren. De daghuur is een vaste prijs en met een korte dag wordt dat per gewerkt uur wel erg duur. Margaretha kan al wel bedenken wat ze zometeen, over een week of twee, kunnen gaan doen. Ze kunnen de gewelven in de kelders gaan maken en de schoorstenen verder optrekken. Dan kan de leidekker ook van start.
[tuschen beijden,] ock sijn de dage noch seer kort dat mij doet ont sien noch weer aent metse= =len te gaen, maer maeck staet teegens het lest of voort wtgaen vandeese maent dat noch ontrent om veertien dage te doen is rietvelt met sijn volck weer te laete koome en der dan weer wat starck aen te valle want hij sal sijn volck aent wulfve vande kelders en aent wt en op haelle vande schoor =steene beijde te gelijck moeten sette om dat den leijdecker niet sou wachte de schoorstee moeten wt het dack sijn Eer hijt leijdack op die kant kan legge [ick had gehoopt]
Rome, San Carlo alle Quattro Fontane, gewelf en dakspant, Bernardo Castelli Borromini en Fransesco Borromini, tweede helft 17de eeuw. Collectie: Albertina, Wenen.
Thuiskomst
En voor alle plannen zou het ook wel fijn zijn als Godard Adriaan thuis zou komen. Margaretha heeft Prins Willem ernaar gevraagd, maar hij antwoordde ontwijkend: ja, maar… Hij had de keurvorst nog niet gesproken, want die was ziek, maar Godard Adriaan zou thuis komen. Margaretha heeft dit eerder meegemaakt, dus ze vroeg door: had de prins al opdracht gegeven? Het antwoord was dat hij Godard Adriaan zou schrijven. Margaretha moet nog maar zien wat ervan komt.
[op die kant kan legge] ick had gehoopt van sijn hoocheijt te verstaen uhEd t huijs koomen die ick daer naer vraechde en mij seijde den heere keurvorst niet gesien te hebbe vermidt hij onderweege was door sijn indispo siesie blijfe legge, maer seijde uhEd thuijs sou koome waer op ick vraechde of uhEd al ordere daer toe had hij seijde ijae maer geli= miteert dan dat hij uhEd soude schrijfve wat hier nu op sal volge staet te verwachte
Gelukkig zit Godard Adriaan ook niet stil, hij heeft ervoor gezorgd dat de hardstenen trappen en lijsten van den schoorstenen bijna klaar zijn. Die komen dus dan naar Amerongen. Dat is mooi, want die zal Margaretha nodig hebben. Zoals wel vaker eindigt ze met wat lief en leed uit de omgeving. De oude Temminck in Hamburg is overleden. Waarschijnlijk de vader van de Amsterdamse Temminck. Het jammert Margaretha weer zeer.
wt uhEd vanden 27 febrijwa sien dat de hartsteene
trappe al gereet sijn dat heel goet is, hoope dat de lijste tot de schoorsteene ock haest gereet sulle sijn want alse aen dat werck gaen sullense die van doen hebbe, hiermeede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor teminck schrijft mij van Amsterdam dat den goede ouden teminck tot hamburch overleeden is dat mij seer jamert ija meer als ick geloof sijn Eijgen kindere doet
Dans van de Dood, Gesina ter Borch, naar Hans Holbein de jongere, 1643-1687. Collectie Rijksmuseum.
1
Valenciennes (Noord-Frankrijk), oude Nederlandse naam is Valencijn
Het is een beetje stil hier. Het is niet zo dat wij (de schrijvers van het blog) het bijltje erbij neer gegooid hebben, maar er zijn gewoon even geen brieven. De laatste brief die we hebben is van 23 december 1676. De volgende is pas weer van 23 februari 1677. Waarom weten we eigenlijk niet.
We hebben nog gecheckt of Godard Adriaan misschien rond de jaarwisseling in de Republiek geweest is, maar nee, hij bleef op zijn post. Er zijn in de laatste dagen van 1676 en in de eerste maanden van 1677 ook geen dingen gebeurd die zo controversieel zijn dat er niet geschreven werd of dat Godard Adriaan haar brieven heeft vernietigd. Ook in de brieven is er geen aanknopingspunt, er wordt niet geschreven over slecht lopende post of missende brieven.
Zijn er verder wel brieven?
Van Ginkel schreef zijn vader een stuk minder regelmatig dan zijn moeder, maar ook voor hem geldt hetzelfde gat. Zijn laatste brief is van 19 december 1676 en de volgende is van 26 februari 1677. Ook van secretaris Godard van den Doorslagh zijn in deze periode geen brieven bewaard gebleven. Zijn laatste brief is van 16/6 december 1676. Bij hem duurt het alleen tot begin april voor we weer een volgende brief hebben.
Speculaties
We kunnen natuurlijk speculeren. Het was winter, misschien bevroor de inkt in hun pennen. Maar dan lopen we eigenlijk op de zaken vooruit. We kunnen de oorzaak ook bij de ontvanger zoeken. Ik ben zelf bijvoorbeeld iemand die best nog wel eens een kop koffie omstoot over belangrijke papieren, die toevallig op tafel liggen. Daar heb ik ook echt alle begrip voor. Ik heb ook ooit een kat gehad die op blauwe enveloppen plaste. Kon niemand wat aan doen. Maar het is eigenlijk ook helemaal niet erg om dingen niet te weten. We gunnen Godard Adriaan en Margaretha ook gewoon wat privacy. Bovendien zijn wij allemaal best druk met werk(-zaamheden).
Tips!
Aangezien er in die twee maanden verder ook weinig gebeurde wat opzienbarend was, kan het maar zo zijn dat we stil zijn tot 23 februari. Als één van onze lezers een idee heeft voor een onderwerp, laat het vooral weten! Beloven kunnen we niets, maar niet geschoten is altijd mis!
Fragment uit Trijn Antijddorst, Geb: Koffijlief. / Hoofdvrouw van het koffijzusters gezelschap. / Hans Altyddorst. / Hoofdman van het bierdrinkers gezelschap Monogrammist B (prentmaker), 1836 – 1849. Collectie Rijksmuseum.