In 1676 vertrekt Godard Adriaan als extraordinair gecommitteerde naar Bremen. De basis van het nieuwe huis in Amerongen staat, maar er moet nog veel gebeuren, dus dat laat hij over aan zijn vrouw en zijn secretaris Godard van den Doorslagh. Het zal vrij snel duidelijk worden waar hard aan gewerkt wordt en wat allemaal nog moet gebeuren.
Bureaucratie
In 1672 en 1673 had Margaretha er bijna een dagtaak aan de betaling voor haar mans werk los te krijgen. In 1676 zien we dat ze die taken voor een deel heeft afgestoten en dat Van Heteren dat werk doet. Uiteraard blijft Margaretha wel verantwoordelijk voor het verantwoorden van de uitgaven. Dat zal haar ook in 1676 weer de nodige hoofdbrekens kosten, nu alleen niet omdat er geen geld te krijgen is, maar omdat het bouwen van een huis nou eenmaal veel geld kost.
De kleinkinderen
De brieven beginnen met de geboorte van een volgend kleinkind. Als Margaretha naar Amerongen gaat, neemt ze alle kinderen behalve de oudste, Margaretha (Tietge) en de pas geboren Agnes mee, die blijven achter bij hun moeder in Den Haag. De groeten van de kleinkinderen gaan dus onveranderlijk mee in de brieven, alleen nu niet omdat Ursula Philippota en Margaretha noodgedwongen op elkaars lip zitten.
Voor wie niet alle kinderen paraat heeft en niet direct weet hoe oud ze zijn als de brieven Margaretha weer van start gaan (op 25 augustus 1676):
Margaretha (Tietge), geboren 15-07-1667, negen jaar oud
Frederik Christiaan (Fritsge), geboren 20-10-1667, zeven jaar oud
Anna Ursula (Antge), geboren 19-09-1669, zes jaar oud
Reiniera (Niera), geboren 08-06-1672, vier jaar oud
Salomé Jacoba (Jacoba), geboren 22-05-1673, drie jaar oud
Godard Adriaan (Godertge), gedoopt 11-10-1674, één jaar oud
Agnes (Angenis), geboren 24-08-1676, één dag oud
En voor de volledigheid: op de dag dat Agnes wordt geboren, is Ursula Philippota jarig, ze wordt 33. Er zijn geen aanwijzingen dat in het gezin Van Reede verjaardagen gevierd werden, Margaretha feliciteert alleen zo nu en dan haar man.
Oorlogsnieuws
De Republiek is in 1676 nog steeds in oorlog met Frankrijk. Eén van de ‘zeehelden’ van 1673, luitenant-admiraal-generaal Michiel de Ruyter, was in april 1676 gesneuveld. Een ander, Cornelis Tromp, heeft met toestemming van de Staten-Generaal het bevel gekregen over de Deense vloot. De Republiek steunt de Denen in hun strijd tegen de Zweden, die op hun beurt weer gesteund worden door de Fransen. In juni 1676 wordt de Zweedse vloot verpletterend verslagen. Begin juli wil Willem III een eind maken aan de Franse bezetting van Maastricht. Na een beleg van bijna twee maanden, is hij genoodzaakt de aftocht te blazen: het Franse ontzettingsleger komt er aan. Zoon Godard van Ginkel bevindt zich op dat moment in Maastricht.
Memoriael-bouck
In een boek heeft Godard Adriaan de stand van zijn bezittingen opgeschreven. Het begint met alles wat ze geërfd hebben, dan alles wat er aan schulden open stond en daarna wat ze aangekocht hebben. Daarna is er uitgebreid beschreven wat ze allemaal verbeterd hebben aan het oude huis. Na het verhaal van de brand en de dank voor het hout van de Keurvorst, gaat het memoriaalboek verder met alle landaankopen die tijdens hun huwelijk gedaan zijn. Er ligt dus een duidelijk overzicht van wat er bij het landgoed hoort dat Margaretha te beheren heeft als Godard Adriaan er niet is.
Meloratien en Aenkoop
van goederen gedurende onsen Ehestant gedaen____:
Voor eerst stellen wij alhier voor Timmeragie
Metselen, planten, verleggen van de Hoven, vermaken van ‘t Voorburg, graven van Graften, Wallen en Vijvers, poten van Boomgaerden, Sedert het Jaer 1645 tot Junio 1672 ten minsten een som van vijff en sestigh duisent gulden
Er is al vaker geschreven over de herbouw van Kasteel Amerongen en er is geen eenduidige conclusie over wie de architect is van het kasteel. Eén van de aanknopingspunten zou de overeenkomst met het Mauritshuis kunnen zijn. Met name de dubbele trap in het hart van het huis en de enorme galerij op de verdieping doen sterk denken aan het Mauritshuis.
Het Mauritshuis was een opdracht van Johan Maurits van Nassau-Siegen. De architect was Jacob van Campen met assistentie van Pieter Post. Zij overleden respectievelijk in 1657 en 1669, dus hun kunnen we afstrepen voor Amerongen. Johan Maurits had een goede relatie met Godard Adriaan en de zoon van Pieter Post, Maurits Post werkte veel met hem samen.
Geen van de plattegronden van Kasteel Amerongen zijn ondertekend, maar het lijkt er toch wel op dat de eerste tekening, met de vier torens, gemaakt is door Schut. Hoe en wat de invloed van Johan Maurits van Nassau-Siegen en Maurits Post hierop geweest is, zal waarschijnlijk altijd gissen blijven.
Torens of geen torens
De plattegrond met de vier torens is een keurige rechte tekening. Het is duidelijk een ideaalplaatje. Uit de memo van Godard van den Doorslagh blijkt dat die tekening vóór het opmeten van de ruïne gemaakt moet zijn, omdat hij duidelijk aangeeft dat er nog delen staan en er nog delen afgebroken moeten worden.
Het vermoeden is dan ook dat de tekening zonder de torens, waarop met potlood verschillende trappenhuizen gemaakt zijn, gemaakt is nadat de ruïne opgemeten is en dus ook na de memo. Waarschijnlijk hebben ze toen echt nauwkeurig gekeken hoe de nog staande muren liepen en waar de fundamenten precies lagen. In die volgende tekening wordt er dan ook rekening mee gehouden dat het fundament niet recht is. Dan ontstaat het plan met zes ramen aan de zuidkant (links) en zeven aan de noordkant (rechts) van het kasteel. Ook deze plattegrond is waarschijnlijk door Schut getekend. Of ze de problemen in het huis met de symmetrie toen al voorzien hebben is de vraag.
De plattegronden waarin de verschillende posities van de trap verder uitgewerkt zijn, zijn van een andere hand, het is onduidelijk van wie. Er is verder weinig met die tekeningen gedaan, dus het is ook niet echt relevant.
Beide geveltekeningen van het kasteel zijn waarschijnlijk na de bouw gemaakt, want tijdens de bouw wordt bijvoorbeeld nog heen en weer geschreven over de dakkapellen in de kap. Het vermoeden is dat deze tekeningen ook door Schut gemaakt zijn.
Schut, Johan Maurits en Godard Adriaan
De samenwerking tussen Godard Adriaan, Johan Maurits en Hendrik Schut is heel nauw geweest. Uit zowel de hoek van Johan Maurits van Nassau-Siegen als van Hendrik Schut zijn architectonische elementen aan te wijzen waaraan zij waarschijnlijk hebben bijgedragen. Een echte architect is eigenlijk niet te noemen. Isa van Eeghen ziet graag dat het Schut is en Ruud Meischke bevestigt haar daarin, in het artikel dat Meischke later met Koen Ottenheym schrijft ligt de bal iets meer bij Johan Maurits van Nassau-Siegen. Misschien is de vraag wie de architect is niet de meest belangrijke. De grootste invloed is die van Godard Adriaan die de mensen bij elkaar wist te krijgen waarmee Kasteel Amerongen tot stand gekomen is. En alle betrokkenen, inclusief Margaretha, mogen trots zijn dat er nu nog steeds van het kasteel genoten wordt.
Er zijn relatief veel documenten bewaard gebleven over de herbouw van Kasteel Amerongen. Eén van die documenten bestaat uit een memorie of bestek van maar liefst 10 kantjes. De memorie is op 30 november 1674 opgesteld door secretaris Godard van den Doorslagh. De secretaris heeft onder meer een berekening gemaakt van het aantal stenen dat nodig was voor de herbouw. Een tweede memorie van een paar dagen later voegt daaraan toe de stenen uit muren die afgebroken worden, kunnen worden hergebruikt.
Al eerder schreven we over het ontwerp van het kasteel. De memorie van secretaris Van den Doorslagh is waarschijnlijk gebaseerd op dit ontwerp. Het nieuwe Kasteel Amerongen zou vier torens moeten krijgen. De vier torens is dit ontwerp zijn gebaseerd op die ene toren (op de tekening van Roelant Roghman links achter) die na de brand nog overeind stond.
Het basisontwerp
Van den Doorslagh begint zijn memorie met een uitleg van het ontwerp en wat dat betekent voor de maten van het nieuwe kasteel.
den 30:9b:1674 opgestelt:
Memorie of besteck hoedanigh men het groot huijs soude konnen Timmeren, te weten met Vier Torens, ider Toorn in form als den aftersten oude Tooren, sijnde buijten wercks 28 voet, Ende tusschen de Vier Torens te komen 4 gordijnen met schilden afgekapt alles gerekent Rijnlantse
Eerstelijck De Drie Torens als den Vierden : die after staet,
De volgende stap is dat Van den Doorslagh bepaalt hoe hoog het huis komt te liggen. Nu zouden we zeggen “ten opzichte van het maaiveld”, maar Van den Doorslagh kijkt er op verschillende manieren naar: hij kijkt naar de oude vloer, de gewone waterhoogte en het fundament. Kennelijk heeft hij dan genoeg informatie om in de hoogte te gaan rekenen.
De kelders van’t geheele Huijs in verdiepingh onder’t Wulf 9 : voet sulx dat boven de oude vloer komt 5 voet. Ende vande vloer vande Zael, die boven ‘t voors. Wulfsel komt tot aen’t ordinaris water : 15 : voeten. soo dat de gront vande kelders sal leggen 5 : voet boven ‘t ordinaris water of ontrent 10: voet boven ‘t fondament.
Dan heeft Van den Doorslagh nog één stukje informatie nodig: hoeveel stenen gaan er in een lengtemaat.
De muren van de kelders rontom ‘t huijs gerekent op 4 1/2 ordinaris mopsteen. in jeder voet gereeckent 18 steen komt 80 steen in de dickte voor ider voet
De torens
Nu kan Van den Doorslagh gaan rekenen en dat doet hij zeer uitgebreid. Hij begint met één van de torens vooraan, die vrijwel helemaal opgebouwd moet worden. Hij begint bij het fundament en de kelder en rekent vervolgens per verdieping omhoog. Hij zet een f voor het totaal in kantlijn, door het lettertype lijkt het hier om guldens te gaan, maar het zijn echt stenen.
Den Toorn inden omtreck hout 100 voet bedraegt tot aent Wulfsel 160.000 steenen waer van af 100 voet voor vier lichten ider voet 80 komt 8000 steen blijft voor tfondament en kelder aen steen 152.000
[in marge] f 152.000
Tot de tweede verdieping hoogte boven t gewulf vande kelders 18 voet de muer dick 3 mopsteen ider voet 18 steen. dat driemael komt 54 steen voor ider voet Den Toorn weder gereekent in omtreck 100 voet makende 97.200 gaet af voor 4 lichten ider breet 5 1/2 voet, hooch 12 voet sijnde 66 voet vierkant komt voorde 4 lichten ider voet 54 steen – 14.254. die aftreckende blijft 82.946 steen
[in marge:] 82.946
Tot de derde verdieping hoogh 15 voet dick 2 1/2 voet mopsteen. ider voet als voren 18 steen dat 2 1/2 mael maeckt 45 steen voor ider voet. den omtreck als vooren 100 maeckt 67.500 waar af voor 4 lichten, ider breet .. 1/2 voet hooch 10 voet sijnde ider 55 voet vierkant en 4 mael komt 220 voet komt 9900: aftreckende blijft 57.600 steen
[in marge:] 57.600
De Vierde of leste verdieping hooch 13 voet, de muer dick 2 mopsteen ider voet 18 maeckt voor 2 mael 36 steen dat 100 mael, sijnde den omtreck komt 46.800. waer af voor 4 lichten ider breet 5 1/2 voet, hooch 8 voet 6300. blijft noch 40.500 [in marge:] 40.500 [in marge: tussenoptelling:] 333.046 Tot eenen Voor Tooren.
Van gelijcke tot den tweden voor Tooren.
Voor de derde toren, de toren aan de noordwestzijde, waren minder stenen nodig, omdat deze er deels nog stond: 215.573 stenen.
Den derden Tooren (waer van de helft tot de twede verdieping incluijs albereets staet) te weten den Toren aende noortweste zijde, Ende alsulx voor die twe verdiepinge komt volgens vorige calculatie , namentlijck voor de eerste verdieping 80.000 waer van af voor twe lichten 4000 blijft 76.000
[in marge:] 76.000
Voorde twede verdieping als voren vande eerste Tooren halfmael 48.600 voor 2 lichten af 7217 blijft noch 41.473
[in marge:] 41.473
De derde verdieping als de andere voor toorens tot 57.600 steen
[in marge:] 57.600
De vierde verdieping als bovens 40.500 steen
[in marge:] 40.500
De vierde toren, op het zuidwesten, was nog nagenoeg compleet dus die heeft Van den Doorslagh niet meegenomen in de berekeningen.
Muren
Voor de muren tussen de torens en de muren in het huis gaat de secretaris op dezelfde wijze aan de slag: muur voor muur, verdieping per verdieping telt hij de stenen bij elkaar op. Daarna gaat hij verder met de binnenmuren, de gewelven van de kelder en de schoorstenen. Hij telt alles bij elkaar op en komt uit op in totaal 1.600.997 stenen.
Hergebruik
De eerste memorie gaat naadloos over in een memorie van een paar dagen laten, 9 december 1674. Kennelijk had Van den Doorslagh er geen rekening mee gehouden dat er nog delen van het kasteel afgebroken moeten worden en dat je die stenen kunt hergebruiken. Eerst heeft hij samen met Rietvelt zorgvuldig opgemeten wat er nog staat.
[In marge] Rijnlantse maet.
Den 9Xb/29 9b 1674 Met Mr Cornelis van Rietvelt opgenomen de muren van’t verbrande Huijs tot Amerongen dewelcke sullen afgebroocken, de steen afgebickt, en schoon gemaeckt, ende vervolgens aen tassen geset werden, om weder te verwercken, de puijn uijt= gekrooijen daermen het aen sal wijsen.
Hierna volgen dus eigenlijk andersom berekeningen: Van Den Doorslagh noemt de muren die afgebroken moeten worden en berekent hoeveel stenen daaruit zullen komen. Het gaat hierbij om de buitenmuren, waaronder die van de ‘poorttoren’, maar ook de binnenmuren van slaapkamer, de gewesen keucken, de zaal en de galderije (gang). Het uiteindelijk aantal stenen dat hiermee hergebruikt kan worden, lijkt te komen op ongeveer 40.000.
Ergens tussen 1673 en 1675 is er een ontwerp gemaakt voor een nieuw kasteel. Wat de overwegingen zijn geweest en welke ideeën allemaal voorbij gekomen zijn, weten we helaas niet precies. Er zijn een paar ontwerptekeningen, maar die zijn niet gedateerd. We weten ook niet precies wat de rol van de nog aanwezige restanten van het oude kasteel gespeeld hebben bij het maken van het ontwerp. Wat weten we wel?
Een nieuw kasteel
Het meest onderscheidende ontwerp van de bewaarde ontwerpen heeft vier torens en lijkt, in onze ogen, het meest op een écht kasteel. Het is waarschijnlijk van september 1674. In een memorie worden dan de benodigde bakstenen berekend en die berekening lijkt gebaseerd te zijn op dit ontwerp. Vergeleken met het oude ontwerp is het dicht bouwen van de voormalige binnenplaats het meest opvallend. Die ruimte wordt in dit ontwerp ingenomen door het trappenhuis.
Anders dan bij het huidige ontwerp, steken de vier hoekkamer (torens) uit buiten de gevel. In een volgende versie is dat idee los gelaten en steekt het midden van de voor en van de achtergevel iets uit. Het idee van een grote hal waar je binnen komt en een dubbele trap in het hart van het gebouw blijft wel bestaan.
Het trappenhuis
Wat opvalt in dit ontwerp is dat er met rood potlood op verschillende plekken trappenhuizen ingetekend zijn. Kennelijk zijn er verschillende opties verkend. Beide opties zijn ook uitgewerkt. In beide gevallen ontstaat er een hal die vele maken groter is dan de grote zaal. Deze ontwerpen zijn heel strak en heel schoon: geen aantekeningen, geen vlekken, geen beschadigingen aan de randen. Het lijkt erop alsof zodra het voorstel er lag, duidelijk was dat het eerdere ontwerp beter paste en er niet meer naar de andere opties gekeken is.
Plattegrond van het huis Amerongen, met trappen geprojecteerd aan het westen. Huisarchief Kasteel Amerongen, Het Utrechts Archief.
Plattegrond van het huis Amerongen met een trappenhuis aan de noordkant. Huisarchief Kasteel Amerongen, Het Utrechts Archief.
Wat zou de reden geweest zijn om voor de centrale trap te kiezen? Die grote ruimte als je binnen komt, dat zou toch heel indrukwekkend zijn. Wat ik me als nadeel voor kan stellen, is dat de ruimte vrij donker wordt. Aan de voorkant zitten twee ramen en een deur, daar moet die grote ruimte het mee doen. Het briljante aan het huidige ontwerp is die lange achtergang die aan twee kanten grote ramen heeft en de kleine balkonnetjes van de trap naar de galerij. Hierdoor komt er licht vanuit de gang en vanaf de galerij midden in het huis. De grote vraag is natuurlijk ook of dit ook de overweging van Godard Adriaan en Margaretha geweest is. Helaas zijn hun overwegingen niet bewaard gebleven.
De buitenkant
In het archief zitten ook twee tekening van de buitenzijde het huis: één van de voorgevel (vanuit het oosten) en één van de zijgevel (vanuit het zuiden). Deze tekeningen zijn waarschijnlijk pas na de bouw gemaakt.
Zijgevel, zuidzijde. Huisarchief Kasteel Amerongen, Het Utrechts Archief.
Voorgevel van het huis Amerongen, ca. 1675, onbekend. Collectie Huisarchief Kasteel Amerongen.
Hollands classicisme
Het ontwerp van het interieur vertoont grote overeenkomst met het oorspronkelijke ontwerp van het Mauritshuis. De buitenkant is een stuk soberder, maar het is dan ook ruim dertig jaar na het Mauritshuis gebouwd. Het huis is het toonbeeld van de sobere stijl van het Hollands Classicisme, een stijl die eigenlijk al gedateerd was op het moment dat het huis klaar was. Margaretha was dan ook al ver in de zestig en Godard Adriaan liep tegen de zestig.
De architect
Bij zo’n stijlvast huis is natuurlijk de grote vraag wie dat bedacht heeft, wie de architect is. Er is meer over te zeggen, maar het is zeker niet eenduidig. Daarover later meer.
Op 1 juni 1675 leggen Hendrik Schut, Cornelis Rietvelt en ene Jan Fick een verklaring af voor het gerechtsbestuur van Amerongen over een bezoek dat ze een jaar eerder aan Amerongen gedaan hebben.
Ze verklaren dat ze door de heer van Amerongen uitgenodigd zijn om de staat van het kasteel te bekijken en advies te geven over de herbouw. Schut doet dat als meestertimmerman, Rietveld als meestermetselaar en Fick als ‘ordinaris werkbaas’ en hij blijkt vooral kennis over slopen te hebben.
[waerheijt waerachtigh te zijn,] dat wel gemelte heere ons voor ontrent een jaer geleden van Amsterdam heeft ontboden, om met ons te spreecken over het herbouwen van sijn hooch Ed. afgebrande huijs tot Amerongen met begeerte dat wij souden adviseren naer onse beste kennis, wat gedeelten van de mueren soude konnen blijven staen, ende weder geapproprieert werden tot ’t geene men daer vorders weder op soude willen timmeren.
Twintig gulden
De heren verklaren dat ze in Amerongen geweest zijn en dat ze daar een aantal dagen gebleven zijn om de schade op te nemen en een advies te geven. Hun oordeel is niet mals: wat er nog staat is slechts 20 gulden waard, 0mgerekend naar 2021 is dat ongeveer € 230. Alle muren zijn door de grote hitte gebarsten, gaan wijken of omgevallen en al het hout, lood en alle leien waren door de hitte onbruikbaar geworden.
Ende naedat wij de geheele gelegentheijt hadden besichtigt ende met den anderen vier a vijf dagen hadden overleijdt wat daer in te doen stonde, hebben wij sijne hooched geseijt ende aengewesen, dat het merendeel van de mueren swaer sijnde vierdhalve a vier voet tot in de gront toe, door den vehementen brant waren geborsten, sommigen een voet en anderen een halve voet van malkanderen, ende buijtenwaerts uijtgeweecken de gevels voor over in de gracht gestort tot aen de twede verdiepinge, nadien alle de balcken, cosijnen, ribben, en wat vorders van houtwerck, loot en leijen daer in is geweest, tenemael was verbrant, sulck dat het overschot van dien geen twintich guldens weerdig was. [Ende]
Afbreken
Hun conclusie is simpel: het is het voordeligst om alles (ook alle bijgebouwen) af te breken. Ze raden ook aan om ook de bakstenen van de bijgebouwen schoon te laten maken, dat bij de bakstenen van het grote huis dan kennelijk al gedaan is. Er is ze ook gevraagd hoe groot de schade is en hoeveel het kost weer op te bouwen. Voorzichtig schatten ze dat dat ongeveer fl 100.000.- (ruim een miljoen euro in 2021) zal kosten. Hoewel ze het op hun vromigheid verklaren, geven ze ook aan dat het oordeel van betere architecten, timmerlieden en metselaars mogelijk beter is.
sulx1Sulcs: zo, sulcs dat: zodat het oirbaerlijxst2Oorbaarlijk: nuttig, voordelig is geweest, deselve om verre te stooten, ende de steen te laten schoon maken, gelijck albereedts, als mede vant groote huijs is geschiet. Ende verder gevraecht sijnde hoe groot wij de schade van’t selve huijs en voorburgh wel souden estimeren, soo konnen wij tselve soo pertinent niet doen, maer verklaren op onse vroomigheijt, dat onses oordeels diergelijcke soo alst voor desen heeft gestaen, voor geen hondert dusent guldens soude konnen gemaeckt werden, vermits alle de materialen per asch3Een (asch-)pleit was een soort binnenvaartschip aen ’t huijs moeten gebracht werden, doch ons oordeel submitterende4Submitteren: onderwerpen aen dat van beter architecten, timmerluijden, ende andere metselaers, hun desDes: daarom, derhalve verstaende. [Des t’ oirconde dese bij ons]
Handtekening
Tot slot ondertekenen de drie heren de verklaring en schrijft secretaris Van den Doorslagh dat hij erbij was.
[des verstaende.] Des t’ oirconde dese bij ons onderteeckent tot Amerongen opden 1 junij 1600 vijft entseventich. Henderick Geurtz Schut Cornelis Riedtvelt Dit merck stelde Jan Fick voorschreven Zij present G. van den Doorslag.
Acte van Garantie
De vraag is natuurlijk waarom de mannen pas een jaar nadat ze de ruïne bekeken hebben een verklaring afleggen. Waarschijnlijk is dit een eis geweest van Staten Generaal. Zij hadden in 1672 al een Acte van Garantie gegeven, dat als het kasteel van de familie zou afbranden door het werk van Godard Adriaan, hij daar een vergoeding voor zou krijgen. Daarvoor moesten ze weten wat de schade was direct na het Rampjaar.
In de periode 1674/vroeg 1675 is er hard gewerkt aan de voorbereidingen voor de herbouw. Eén van de belangrijke onderdelen is het samenstellen van een goed team. Een team dat de technische zaken van het bouwen kent, dat kan plannen, dat gevoel heeft voor wat er nodig is en een team dat kan samenwerken.
Schut en Rietvelt
Als Godard Adriaan in september 1676 vertrekt is dat team inmiddels in samengesteld en op elkaar ingespeeld. Twee belangrijke leden van het team zijn Schut en Rietvelt. Beide heren komen uit Amsterdam en het is niet helemaal duidelijk hoe de Van Reedes aan ze gekomen zijn. Hendrik Schut is kistenmaker en timmerman en Cornelis Rietvelt metselaar, maar je kunt hun taak meer zien als een soort aannemer.
Hendrik Schut
Schut woonde vlak bij de Nieuwe Herengracht, Margaretha zal hem niet als buurman hebben leren kennen, maar wellicht heeft hij wat aanpassingswerk voor haar gedaan toen ze daar zat. Het is ook heel goed mogelijk dat hij in het netwerk van de Amsterdamse bankier van de familie, Adriaan Temminck, zat. Als Godard Adriaan in het buitenland zit, is het Schut die tekeningen maakt ter verduidelijking. Bijvoorbeeld als het gaat over hoe de tegels op de vloer gelegd moeten worden. Later ambieert Schut nog de functie van ‘fabrieksmeester van Amsterdam’, een soort hoofd van Openbare Werken. Die functie wordt echter geschrapt. In 1692 zal Schut werken aan een (interne) verbouwing van het Goudse stadhuis. Daar werd hij de architect van het werk genoemd.
Cornelis Rietvelt
Over Rietvelt weten we ook erg weinig, eigenlijk nog minder dan over Schut. Feit is dat ze in de brieven bijna altijd aangeduid worden als het duo ‘Schut en Rietvelt’, daarom noem ik ze hier ook beide. Dan wennen we daar vast een beetje aan.
Op 18 mei 1675 leggen Johan Quint en Godard van den Doorslagh op verzoek van Godard Adriaan een verklaring af als getuigen van de brand, wat daar aan vooraf ging, en de geleden schade. Ze zijn plaatsvervangend drost en schout (Quint) en secretaris (Van den Doorslagh) van het gerechtsbestuur van de hoge heerlijkheid Amerongen.
1672: geen vuiltje aan de lucht
Ze beginnen helemaal aan het begin, zomer 1672. Kort na de Franse inval lijkt het allemaal nogal mee te gaan vallen. Koning Lodewijk bezoekt Amerongen, en zijn broer, de Hertog van Orleans, blijft zelfs enige dagen overnachten op het kasteel. Gedurende zijn verblijf gedraagt zijn gevolg zich keurig, ‘geen de minste schade’, niets aan het handje.
[den]
hartogh van Orleans sijn logement op’t huijs t’ Amerongen heeft genomen, en gedurende sijn verblijff aldaer, sulcken strickten ordre onder ’t volck was, dat doen ter tijt aen ‘tselve huijs, hoven ende tuynen, mitsgaders des heeren van Amerongens goederen en plantagien geen de minste schade was gedaen, [Daer na als wij neffens]
Ophitsing
Waarom vonden ze het nodig om in de verklaring te vermelden dat de soldaten zich in 1672 netjes gedroegen? Zeer waarschijnlijk om extra te benadrukken dat de actie in maart 1673 geen standaard handelswijze was, maar een doelbewuste actie met een bepaalde reden: namelijk als sanctie voor het feit dat Godard Adriaan namens de Staten-Generaal op diplomatieke missie naar Berlijn was om bondgenoten te werven. Die beschuldiging wordt duidelijk bij een bezoek door Van den Doorslagh aan de secretaris van de Hertog van Luxemburg :
[…], vraegden mij denselven secretaris naer den heer van Amerongen, en horende dat ick mij daer van ignorant hielde1dat ik deed of ik het niet wist, wenckte mij met sijn vinger en seijde wij weten wel dat hij in Duijtslant is, ende de Duitse vorsten tegens onsen koningh ophitst en diergelijcke woorden […]
Eerdere ontkenningen hadden niet geholpen. Van den Doorslagh krijgt bij dat bezoek nog wel een beschermingsbrief (sauvegarde) mee voor het dorp, maar uitdrukkelijk niet voor het kasteel. Dat heeft hij zelf in eerste instantie niet door, maar Margaretha wel zodra ze de brief leest.
Offer voor het landsbelang
Mede met deze getuigenverklaring kan Godard Adriaan aantonen dat de vernietiging van zijn bezit direct verband houdt met zijn diplomatieke werkzaamheden voor de Staten-Generaal. En dat is nodig om bij diezelfde Staten-Generaal een (gedeeltelijke) vergoeding los te krijgen. Het landsbelang kostte hem zijn kasteel, dus de opbouw van het kasteel mag het land ook wat kosten. De link met de diplomatieke missie komt in de verklaring veelvuldig terug. Bijvoorbeeld bij de beschrijving van de komst van zeer ongewenste logees.
[…] Ende na dat bij de France publicq geworden was dat den heere van Amerongen wegens haer ho:2hoog mo:3mogende de heeren Staten- Generael sich in Duijtslant onthield4in opdracht van de Staten Generaal in Duitsland was, sijn twee capitainen met hare compagnien van ‘t regiment La Reijne
op’t huijs te Amerongen komen logeren, en hebben tselve in possessie genomen, verjagende de onderdanen daer van daen, seggende dat alle de goederen van den heer van Amerongen waren geconfisqueert om dat niet op sijn huys was gekomen […]
Arme Amerongers
Die logees zijn een slimme zet van de Fransen want zo wordt de kip met de gouden eieren niet meteen geslacht, maar eerste kaalgeplukt en leeggezogen. De Amerongers moeten hen van eten en drinken voorzien: brood, vlees, wijn en wat niet al. Net zo lang tot er voor de inwoners en hun kinderen zelf ook niets meer te eten is en ze hongerig moeten wegtrekken. Tijd voor de kapiteins om maar weer eens elders kijken.
[… ] lieten door hare sergeanten en soldaten alle dagen broot, vlees, boter en andere spijse de inwoonders affhalen, so lange dat de inwoonders ten deele begonden met hun kinderen honger te lijden, om datse geen spijse konden bekomen. Waer over sij moesten op anderen plaetsen trecken, En die capitainen niets meer vindende sijn doen ook vertrocken. […]
Ruïneren en verbranden
Pas dan moet ook het kasteel er aan geloven. Twaalf ruiters van de lijfwacht van de Hertog van Luxemburg komen eind februari 1673 met de opdracht het kasteel te vernietigen. Bossen hout en stro worden door het hele huis en in de torens verspreid en bovenin aangestoken. Het huis brandt tot de grond toe af.
[…] Daarna is in Februarij 1673 een Edelman ofte Officier genaemt La Fosse van de Lijffgarde van den Hartogh van Luxenburg met 10 a 12 Ruijters op den Huijse en Slote van Amerongen gekomen, seggende tegens die opgesetenen die daer weder opgevlucht waren, dat zij ordre hadde om t selve huijs te ruineren en te verbranden, ende dat ider daer van soude trecken, en hebben deselfde Franssen al voort bossen hout en strooij gedragen, boven in de Toorens en door het geheele Huijs, en het bovenste eerst aen brandt gesteecken en van boven tot beneden geheel afgebrandt […]
Alle gebouwen op de voorburcht vallen ook ten prooi aan de vlammen, ondanks pogingen van de Amerongers om dat tegen te houden door een som geld te bieden. De getuigen laten niet na de reactie van de Franse officier te citeren waarin de link met Godard Adriaans opdracht duidelijk is:
[al mede affgebrant,] niet tegenstaande dat de inwoonders te vooren een groote somme gelts presenteerde, dat het niet gebrandt soude worden maar dien officier sijde dat hij geen verschoninge vermochte te doen, onder andere, om dat den heer
van Amerongen tegens de interesse van den koninck van Vranckrijck ageerde. […]
Kaalgevroten en omgekapt
Met de omringende landerijen wisten de uitvoerders van de wraak van de koning ook wel raad. Ze werden gebruikt als nieuwe weidegronden voor een groot deel van het vee dat elders in de provincie gestolen was: honderden karrepaarden, tientallen ossen en duizenden schapen kwamen de boel kaalvreten, en alle bomen en struiken werden omgehakt.
[van Vranckrijck ageerde] Na welcke tijt op de goederen ende weijlanden van welgemelte Heere van Amerongen sijn gekomen, eerst eenige honderden karpeerden5karrepaarden, daer na ontrent 50: a 60: ossen en ettelijcke duijsenden schapen, die men doen seijde dat den Intendant Robert toe behoorden6waarvan men zei dat ze van de Franse intendant Louis Robert waren, ende wierden doen ook de bosschen ende plantagien van meergemelte heere van Amerongen affgekapt. [Hier ons gevraegdt]
Schade: Meer dan 100.000 gulden
Quint en Van den Doorslagh zeggen in hun getuigenis desgevraagd geen precieze inschatting van de schade te kunnen geven. Maar op hun ‘vromigheid’ verklaren ze dat ze na raadpleging van deskundigen zoals timmerlieden en metselaars op een bedrag van meer dan honderdduizend gulden komen. Van die timmerlieden en metselaars is ook een eigen verklaring bekend, waar meer details over de soort schade in zijn opgenomen. Die gaan we nog zien.
[daer aenbehorende, wel zouden estimeren.] Soo hebben wij stelve soo pertinent niet konnen doen. Maer verklaren bij onse vroomigheijt na dat wij ‘tselve met verscheijde timmerluijden en metselaers hadden overleijd, dat onses oordeels diergelijcken, soo als het voors. huijs en voorburgh, voor het affbranden is geweest, wel over de hondert duijsent gulden soude kosten, […]
Er blijven brieven van Michiel Mattheus Smidts binnen komen. Hij houdt zich niet bezig met het ontwerp van het huis, maar hij is de praktische schakel tussen Godard Adriaan en de keurvorsten van Brandenburg en van Saksen. Voor zijn rol aan het hof van de keurvorst van Brandenburg was hij in veel gevallen ook verantwoordelijk voor de logistiek rondom de levering van bouwmaterialen. Dat is ook de rol die hij nu op zich neemt.
Hij schrijft dat hij er voor zal zorgen dat er bomen geleverd worden die groot genoeg zijn, Godard Adriaan moet maar aangeven wat hij nodig denkt te hebben. Hij zal ook voor het vervoer naar de Republiek zorgen. Dit betekent dat de boomstammen via de Elbe naar Hamburg vervoerd zullen worden, en dat ze van daar verder gaan over de Wadden en de Zuiderzee naar Amsterdam.
Vlotterij
Het vervoer van boomstammen gebeurde eigenlijk altijd over water. Bomen werden samengebonden tot vlotten en die vlotten werden dan stroomafwaarts meegenomen. Vaak had één bemand vlot ook meerdere onbemande vlotten bij zich. De vlotterij is door Unesco benoemd tot immaterieel cultureel erfgoed. In Hamburg werden de stammen dan overgeladen op een schip en van via de Waddenzee en de Zuiderzee naar Amsterdam vervoerd. Daar worden de balken vervolgens tot planken gezaagd.
Zagerij
Het zagen van een boom tot planken (of balken) kon wel dertig dagen duren. In 1592 combineert Cornelis Corneliszoon een krukas met een windmolen, waardoor hij van de draaiende beweging een horizontale of verticale beweging kan maken. De verticale beweging wordt gebruikt voor een raam met verschillende zaagbladen. De horizontale beweging wordt gebruikt om stammen met een slede door door dat raam te transporteren. Zo ging het zagen van planken opeens veel sneller. En zo is de houtzaagmolen geboren.
Houtzaagmolens
Met de snelle groei van Amsterdam in de 17de eeuw, kwam er ook veel industrie naar de stad. De beroepen die gevaarlijk waren bijvoorbeeld vanwege brandgevaar (pottenbakkers, loodgieterijen, visrokers), stinkende bedrijven (leerlooierijen, azijnmakers, vetsmelterijen) en gevaarlijke stoffen (buskruitmolens, blekerijen, zoutketen). Kregen elk hun eigen plek en werden van woonwijken gescheiden of echt buiten de stad geplaatst. Daarna had de industrie die door windmolens aangedreven werd, ruimte nodig die in de stad niet beschikbaar was. In de jaren dertig van de 17de eeuw wordt buiten de stad de Zaagmolensloot aangelegd (ongeveer waar nu de Albert Cuyp is, ter hoogte van het Sarphatipark). In de jaren zeventig wordt waar nu het Museumplein is (van het Rijksmuseum tot het Stedelijk Museum) de Mennonietensloot aangelegd, waar ook verschillende molens komen.
Jan Visser
In haar brieven moet Margaretha een paar keer de molenaar van de zaagmolen betalen en ze noemt dan de naam Jan Visser. Rechts boven in de hoek van de kaart van de Mennonietensloot worden molenaars met hun molen genoemd. De naam Jan Visser komt twee keer voor: bij De Jonge Visscher en bij de Veerzaagmolen. De Veerzaagmolen was een kleinere molen die ook in de buurt van de Mennonietensloot stond. Omdat de andere molens aan de Mennonietensloot wat betreft de wind die ze vingen last hadden van de Veerzaagmolen, is deze in 1686 afgebroken en vervangen door De Jonge Visscher. Het hout voor Kasteel Amerongen is dus hoogstwaarschijnlijk op het Museumplein ter hoogte van het Stedelijk Museum gezaagd.
In de tijd dat Godard Adriaan in Berlijn aan het hof zat, heeft hij waarschijnlijk een tijdje in huis gewoond bij Michiel Mattheus Smits, hofarchitect van de Keurvorst. Smits kwam oorspronkelijk uit Breda en werkte al sinds 1652 in Berlijn. Als Godard Adriaans neef Carel van Reede van Drakestein, opperschenker van de keurvorst, in Berlijn overlijdt, werken Michiel en Godard Adriaan nauw samen om de nalatenschap te regelen.
De brand
Als het kasteel op 21 februari 1673 in brand gestoken wordt, zit Godard Adriaan in Minden. Hij schrijft Smits op 23 maart 1673, hij gaat er dan vanuit dat Smits al wel gehoord heeft van de brandstichting in Amerongen. Hij schrijft dan ook dat hij hoopt dat de Keurvorst hem kan helpen met hout, want daar zal hij tijdens de bouw flink wat van nodig hebben.
In mei 1673 reist Smits naar de Republiek en mogelijk heeft Godard Adriaan hem verzocht een kijkje te nemen. Het is niet duidelijk of hij in Amerongen geweest is. Wel geeft Godard Adriaan hem een introductiebrief mee voor de heer van Zuylen, die in Utrecht gebleven is. Smits gaat zeker bij Margaretha langs in Den Haag. Helaas is Margaretha zeer summier over de inhoud van hun gesprek. Ook later tijdens de bouw zal Michiel Mattheus Smits nog een paar keer langs komen. In haar brieven aan Godard Adriaan noemt Margaretha Smits ‘de bouwmeester’.
De herbouw
Het is de vraag of Smits zich daadwerkelijk met de architectuur van het nieuwe huis bemoeid heeft. Tijdens de brand zat Godard Adriaan al niet meer in Berlijn en daarna is hij in Den Haag. Het kan natuurlijk de Smits bij zijn bezoeken aan de Republiek langs geweest is en onder het genot van een glas wijn meegedacht heeft, maar zeker weten doen we dat niet.
Smits heeft wel een belangrijke rol gespeeld bij het hout dat Godard Adriaan van de Keurvorst kreeg. Niet alleen hield hij de vinger aan de pols bij de Keurvorst, maar hij regelde ook het vervoer naar de Republiek.
Meer informatie over de activiteiten over Michiel Mattheus Smits in Berlijn in ‘Michiel Matthijsz Smids (Rotterdam 1626-Berlijn 1692). Keurvorstelijk bouwmeester in Brandenburg’ van Gabri van Tussenbroek in Bulletin KNOB 103 (2004).
Meer informatie over Michiel Mattheus Smits en Breda in ‘Michiel Mattheus Smits, een Bredase bouwmeester in dienst van de keurvorst van Brandenburg (1626-1692)’ door A.J.M. van Dun in Jaarboek De Oranjeboom 63 (2010).
Sinds de brand in het kasteel hebben we het eigenlijk vooral over Margaretha’s lotgevallen gehad. Logisch, want dit blog gaat over haar brieven. Godard Adriaan zat misschien ver weg, maar hij is wel gelijk hard aan het werk gegaan. We kunnen dit blog maken omdat Godard Adriaan al Margaretha’s brieven bewaard heeft. Ik vraag me wel eens af of dat betekent dat hij een romanticus was. Maar hij heeft heel veel brieven die hij ontving bewaard, dus misschien was hij gewoon een hoarder. Een degelijke ambtenaar is ook nog mogelijk. Van zijn uitgaande brieven heeft hij vaak de minuten bewaard. Deze minuten zijn te vergelijken met “kladjes” die hij schreef, die zijn secretaris dan in het net uitwerkte.
Tijdens de restauratie van Kasteel Amerongen is er een groot bouwhistorisch onderzoek gedaan door het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis. De onderzoekers hebben veel van de brieven van en aan Godard Adriaan onderzocht. Zo weten we (ook) wat er gebeurde als Godard Adriaan in de Republiek was en Margaretha hem niet schreef. Uit een brief aan LeMaire in Kopenhagen weten we dat Godard Adriaan vrijwel gelijk na de brand bouwmateriaal gaat regelen: hout, ijzer, kalk. Eigenlijk heeft hij behoefte aan alles. Godard Adriaan zet zijn hele netwerk in om aan gratis (of goedkope) materialen te komen. Gelukkig is Godard Adriaan diplomaat. Er komen daadwerkelijk toezeggingen, maar om de beloften warm houden en te zorgen dat er ook geleverd wordt, heeft hij al zijn diplomatieke vaardigheden nodig.