Mijn heer en lieste hartge

Categorie: Briefloze periode Pagina 2 van 4

Hout!

Er blijven brieven van Michiel Mattheus Smidts binnen komen. Hij houdt zich niet bezig met het ontwerp van het huis, maar hij is de praktische schakel tussen Godard Adriaan en de keurvorsten van Brandenburg en van Saksen. Voor zijn rol aan het hof van de keurvorst van Brandenburg was hij in veel gevallen ook verantwoordelijk voor de logistiek rondom de levering van bouwmaterialen. Dat is ook de rol die hij nu op zich neemt.

Hij schrijft dat hij er voor zal zorgen dat er bomen geleverd worden die groot genoeg zijn, Godard Adriaan moet maar aangeven wat hij nodig denkt te hebben. Hij zal ook voor het vervoer naar de Republiek zorgen. Dit betekent dat de boomstammen via de Elbe naar Hamburg vervoerd zullen worden, en dat ze van daar verder gaan over de Wadden en de Zuiderzee naar Amsterdam.

Een brede rivier met op de achtergrond de grote kerk van Dordrecht. Links voor twee mannen op een vlot van gigantische boomstammen. Rechts een roeibootje en voor het vlot twee zeilbootjes.
Vlotter voor Dordrecht, Albert Cuyp, 17de eeuw. Collectie Städelmuseum Frankfurt am Main.

Vlotterij

Het vervoer van boomstammen gebeurde eigenlijk altijd over water. Bomen werden samengebonden tot vlotten en die vlotten werden dan stroomafwaarts meegenomen. Vaak had één bemand vlot ook meerdere onbemande vlotten bij zich. De vlotterij is door Unesco benoemd tot immaterieel cultureel erfgoed. In Hamburg werden de stammen dan overgeladen op een schip en van via de Waddenzee en de Zuiderzee naar Amsterdam vervoerd. Daar worden de balken vervolgens tot planken gezaagd.

Op de achtergrond een stad met diverse kerktorens. Op de voorgrond water met verschillende schepen.
Hamburg vanaf de Elbe gezien, Elias Galli, 1680. Collectie SHMH Museum für Hamburgische Geschichte. Rechts voor ook een vlot met boomstammen.

Zagerij

Het zagen van een boom tot planken (of balken) kon wel dertig dagen duren. In 1592 combineert Cornelis Corneliszoon een krukas met een windmolen, waardoor hij van de draaiende beweging een horizontale of verticale beweging kan maken. De verticale beweging wordt gebruikt voor een raam met verschillende zaagbladen. De horizontale beweging wordt gebruikt om stammen met een slede door door dat raam te transporteren. Zo ging het zagen van planken opeens veel sneller. En zo is de houtzaagmolen geboren.

Een boomstam ligt op een bok. Op de boomstam staat een man en er staat een man op de grond. Ze houden elk een kant vast van een zaag met drie zaagbladen.
Twee mannen aan het zagen, frans, 17e eeuw. Collectie Städelmuseum, Frankfurt am Main.

Houtzaagmolens

Met de snelle groei van Amsterdam in de 17de eeuw, kwam er ook veel industrie naar de stad. De beroepen die gevaarlijk waren bijvoorbeeld vanwege brandgevaar (pottenbakkers, loodgieterijen, visrokers), stinkende bedrijven (leerlooierijen, azijnmakers, vetsmelterijen) en gevaarlijke stoffen (buskruitmolens, blekerijen, zoutketen). Kregen elk hun eigen plek en werden van woonwijken gescheiden of echt buiten de stad geplaatst. Daarna had de industrie die door windmolens aangedreven werd, ruimte nodig die in de stad niet beschikbaar was. In de jaren dertig van de 17de eeuw wordt buiten de stad de Zaagmolensloot aangelegd (ongeveer waar nu de Albert Cuyp is, ter hoogte van het Sarphatipark). In de jaren zeventig wordt waar nu het Museumplein is (van het Rijksmuseum tot het Stedelijk Museum) de Mennonietensloot aangelegd, waar ook verschillende molens komen.

Kaart van twee sloten evenwijdig aan elkaar met op regelmatige afstand molens ingetekend met daarbij een onleesbaar handschrift. Rechts Staan drie kolommen, in de eerste kolom het soort molen (korenmolen of zaagmolen), in de tweede kolom de naam van de eigenaar en in de derde kolom de naam van de molen.
Kaart van de Mennonietensloot, gegraven in 1669, waarop acht molens ingetekend staan. Het molentype, de naam van de molen en de namen van de eigenaren zijn vermeld, 1668/1669. Collectie Stadsarchief Amsterdam.

Jan Visser

In haar brieven moet Margaretha een paar keer de molenaar van de zaagmolen betalen en ze noemt dan de naam Jan Visser. Rechts boven in de hoek van de kaart van de Mennonietensloot worden molenaars met hun molen genoemd. De naam Jan Visser komt twee keer voor: bij De Jonge Visscher en bij de Veerzaagmolen. De Veerzaagmolen was een kleinere molen die ook in de buurt van de Mennonietensloot stond. Omdat de andere molens aan de Mennonietensloot wat betreft de wind die ze vingen last hadden van de Veerzaagmolen, is deze in 1686 afgebroken en vervangen door De Jonge Visscher. Het hout voor Kasteel Amerongen is dus hoogstwaarschijnlijk op het Museumplein ter hoogte van het Stedelijk Museum gezaagd.

Een sloot, met op de voorgrond eendjes. Aan de rechterkant van de sloot staan drie molens op rij. Bij de eerste molen zien we duidelijk ook het woonhuis en de schuurtjes. Na de eerste molen gaat er een hoog bruggetje over de sloot. Achter de molens staan woonhuizen. Op de linker oever van de sloot staat een knotwilg.
Molens “de Oranjeboom”, “de Zwaan”, en “de Jonge Visscher”, Cornelis Pronk, 1741. Collectie Amsterdams Archief.

Naar Amerongen!

Vanaf begin 1674 maakt de familie aanstalten om terug te keren naar Amerongen. Ze moeten dan wel een plaats hebben om te verblijven, want van hun kasteel is weinig over. Kennelijk is er al geïnformeerd, want Jan Quint schrijft dat het huis van Joost Cornelis zou kunnen helpen. Hij stelt echter voor het huis van de Drost te huren, want die ziet hij voorlopig nog niet terug komen.

We weten niet waar de familie uiteindelijk onderdak gevonden heeft. Ook tijdens de bouw is niet duidelijk waar ze verblijven. Wat we nu het Drostehuis noemen in Amerongen is pas in 1675 gebouwd. Dus ook ‘het huis van de Drost’ biedt niet veel info.

Een plattegrond in vogelvlucht met rechtsboven de kerk en een paar huizen. Boven de kerk staat Amerongen. Uit het dorp komt een weg en vanuit die weg kom je bij een huis met een gracht er omheen, Kasteel Amerongen. Tussen het kasteel en de weg zie je duidelijk twee delen: een deel met gras en een deel met bomen. Rechts onder het dorp staat een groep bomen met daarin verscholen een huis (Lievendaal).
Het dorp Amerongen met Kasteel Amerongen en Kasteel Lievendaal. Fragment uit een kaart van enige percelen land gelegen in de Allemanswaard onder Amerongen en Elst, 1597 van J.R. van den Berch, 1597. Collectie Archief Domkapittel Het Utrechts Archief.

Huurkasteel

Tot in de vorige eeuw gaat in de familie het verhaal dat Margaretha het kasteeltje Lievendaal gehuurd heeft. Het lastige is dat we niet precies weten hoe dat er op dat moment uit zag. In 1646/1647 tekende Roelant Roghman veel kastelen en toen was Lievendaal een ruïne. Zoals Roghman het getekend heeft was het zelfs niet deels bewoonbaar. Lievendaal is op dat moment in bezit van Dirck van Eck van Panthaleon en het wordt pas in 1688 door Godard Adriaan en Margaretha gekocht.

Tekening van een ruïne in een "gracht" (meer een plas water). Het huis heeft geen dak meer en alleen de buitenmuren lijken nog overeind te staan. Op de achtergrond bomen en links staat een soort boerderij.
Kasteel Lievendaal bij Amerongen, Roelant Roghman, van na 1647 tot voor 1692. Collectie Teylersmuseum

Toch is het idee om een kasteel te huren niet vreemd. Het was niet ongebruikelijk dat een kasteel (tijdelijk) door de eigenaars verhuurd werd. Begin 17e eeuw was bijvoorbeeld Kasteel Amerongen verhuurd aan de familie De Coninck die een nieuwe onderkomen aan de Langbroekerwetering1Opent PDF aan het bouwen waren. Zelf woonde de familie toen op Molensteyn, ook aan de Langbroekerwetering.

In 1674 waren in de directe omgeving van Amerongen meerdere kastelen, kasteeltjes en versterkte huizen te vinden. Naast Lievendaal vond je in en rond Amerongen bijvoorbeeld Zuylestein, Bergestein, Wayestein, Royestein en Natewisch. Natewisch bestaat nog steeds en je kan het vanaf de dijk van Amerongen naar Wijk bij Duurstede zien liggen.

Eigen huizen

Naast huur had de familie zelf natuurlijk ook allerhande onroerend goed in en rond het dorp. Dat werd normaal gesproken verpacht, maar na het Rampjaar was alles anders. We weten dat tijdens het Rampjaar het dorp leeg gelopen was. Wie kwamen er terug en wie niet? Wie had er überhaupt nog geld om een huis te huren of een boerderij te pachten?

Een aanwijzing dat ze mogelijk in één van hun eigen woningen getrokken zijn, staat in een brief van 14 februari 1680. Ze kan de bouwerij van Joost van Ommeren, waar ze gewoond hebben, niet verhuren.

Brieffragment bouwerij

[=eren,] de bouwerij oft huijs van joost van omeren
daer wij gewoont hebbe te kan ick noch niet verhu
=eren [ock de bolle niet daer so weijnich voor ge=]

Een bouwerij is een boerderij of alles wat men nodig heeft om boerenbedrijf te voeren. Op 3 maart 1673 schreef Margaretha al aan haar man dat de Fransen het huis van Joost van Ommeren hadden laten staan. Dus wellicht zijn ze daar voorlopig in getrokken. Overigens schrijft ze dan ook dat ze het huis van de drost ook gered hebben.

Mejuffrouw A.W.J. Mulder

Een belangrijke bron voor dit blog en sowieso voor Kasteel Amerongen is het boek dat Mejuffrouw Mulder schreef over Kasteel Amerongen. Het werd in 1949 uitgegeven en de Vrienden van Kasteel Amerongen hebben in 2015 een herziene tweede druk gerealiseerd. Mejuffrouw Mulder heeft in de Tweede Wereldoorlog toegang gehad tot het huisarchief en veel met de toenmalige bewoners van het kasteel gesproken. Zij is ook degene die de de mondelinge overlevering gekoppeld heeft aan het fragment in de brief van Margaretha.

Krantenfoto van vier mensen voor een kast met borden. Links een oudere heer met een vlinderstrikje, daarnaast een jonge vrouw met kort donker haar in een zwart jurkje, dan een man in pak met een bril op en helemaal rechts een gezette dame met opgestoken haar en een bril op. In haar hand heeft ze een papier.
Mejuffrouw A.W.J. Mulder helemaal rechts op de foto. Foto naar aanleiding van de Juliana van Stolberg herdenking in het Oranje Nassau museum, waar zij conservatrice was. Bron: Het Vaderland 11 september 1956
  • 1
    Opent PDF

Eén vijand minder

Op 19 februari 1674 werd de Tweede Vrede van Westminster gesloten. Eindelijk was de vrede waar Margaretha zo naar had verlangt daar. Althans…

Grof geschut

De in augustus 1673 gevormde Quadruple Alliantie maakte van de Hollandse Oorlog een Europese oorlog. De Republiek bracht nu grof geschut mee naar de onderhandelingstafel. Wilde de Zonnekoning praten over vrede? Prima, maar dan kregen de nieuwe bondgenoten van de Republiek óók een stoel aangeboden. De Franse onderhandelaars konden hier niet mee akkoord gaan, en in de herfst van 1673 leek het er zelfs even op dat de Keulse Vredeshandel in zijn geheel zou worden afgebroken.

Met het Franse voorstel om een deel van de generaliteitslanden1De gebieden die wel bij de Republiek hoorden, maar geen stem hadden in de Staten Generaal en bestuurd werden door de Raad van State. Dit waren voornamelijk katholieke gebieden, vooral (rondom) het huidige Noord-Brabant en Limburg. af te staan óf Spanje te overtuigen een aantal plaatsen aan Frankrijk af te staan, gingen de geallieerden niet akkoord. Vervolgens lieten de Fransen niets meer van zich horen. Toch gingen de onderhandelingen door. Niet met Frankrijk en niet in Keulen, maar met Engeland in Londen.

In de verte ligt een stad en op een weg links is een hele colonne van koetsen en lopende mensen op weg naar de stad. Op de voorgrond drie heren te paard en lopende mannen.
Meij 16 1673 arriveeren de Sweedse Mediateuren tot Aaken de bestemde Handelplaats alwaar den 18 dito haar Ho Moge Gevolmachtigde Solemneel worden ingehaalt. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum
Links en rechts staan twee groepen mannen tegenover elkaar omstandig naar elkaar te buigen. Ze staan voor hun respectievelijke koetsen. Op de achtergrond een stad/
Junij 6, 1673 deden de Franse ministors tot keulen haar publijke intreden en vervolgens de sweedse Engelse en Nederlandse Gesanten om in het Comvent der Carmeliten de Tractaten aan te vangen. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum
Een man met een mantel en een brede hoed staat op een verhoging. Hij spreekt tot een man met een zwarte mantel die wat lager staat met een papier in zijn hand. Er omheen staan diverse andere mannen.
De Kuelse Handelinge zijnde sonder gevolg depecheren haar Ho Mog. d ordres aan den Marq. del Fresno Spaans afgesant tot Londen om van een seperate Vrede te handelen. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum

De weg naar vrede

De overwinningen op zee in de zomer van 1673 en de veroveringen van Naarden en Bonn, had de Republiek bepaald geen windeieren gelegd. Een invasie op de Hollandse kust was er in het tweede oorlogsjaar wederom niet gekomen, en de Fransen moesten de Republiek noodgedwongen ontruimen. Het wapengekletter had de weg naar vrede vrijgemaakt.

Geen geld meer voor Karel

Karel II werkte met Lodewijk XIV samen om het katholicisme en absolutisme in Engeland te herstellen. Deze opvatting had zich in de hoofden van veel Engelsen genesteld. Dat de broer van de koning, de hertog van York, in september met een katholieke vrouw was getrouwd en de bruidsschat door de Zonnekoning was betaald, hielp bepaald niet mee. Daarnaast zagen de Engelsen een oorlog tegen Spanje — die er ongetwijfeld zou komen nu bondgenoot Frankrijk de oorlog aan Spanje had verklaard — niet zitten. Het Engelse parlement weigerde nog langer geld beschikbaar te stellen voor de oorlog tegen de Republiek. De Spaanse ambassadeur in Engeland, markies Del Fresno, bemiddelde tussen de partijen en op 19 februari 1674 werd de vrede beklonken.

Een groep mannen met pruiken met lange krullen en hoge hoeden staat om een tafel met elkaar te praten.
De Marques del Fresno als Gevolgmagtigde van desen staat sluijt met de Engelse Heeren Commissarisen den 19 Febr 1674 den Vrede tusschen Engelandt en de Vereenigde Provincien. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum
Om een lange tafel staan mannen te praten. Er liggen allemaal papieren voor ze op tafel. Om de tafel heen staan nog veel meer mannen.
De Vreede wort aan de Hr Staten en Sijn Hooght gebootschapt beswoorden geratificeert en gepubliceert. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum
In een ruimte zitten veel mensen met hoeden, Rechts een troon, daarvoor staat Karel II met kroon op en scepter aan. Hij krijgt niet veel aandacht van de mannen in de zaal.
De koning verklaart in sijn Parlament dat volgens der selver advijs den Vrede met de Heeren Staten Generael geslooten heeft. Fragment uit De vrede van Westminster, 1674, Romeyn de Hooghe, 1674. Collectie Rijksmuseum.

Niet veel later, respectievelijk op 22 mei en 11 april, verlieten ook Münster en Keulen de Franse partij. En Frankrijk? De oorlog verplaatste zich na de ontruiming van de Republiek naar de Zuidelijke Nederlanden. Het duurde nog vier jaar voordat de Vrede van Nijmegen een einde maakte aan de Hollandse Oorlog.

In het midden een gracht met daarop een ponton met een draak die vuur spuwt. Op de gracht een paar bootjes. Op de kade staan stellages met pektonnen te branden. Daarboven in een lauwerkrans de Vrede, de Hollandse Leeuw en twee provinciemaagden. Links en rechts de Overwinning en de Faam met medaillons met portretten van de belangrijkste personen.
Fragment uit Vreugdevuren te Den Haag bij de Vrede van Westminster, 1674, Isaac Sorious, 1674. Collectie Rijksmuseum
  • 1
    De gebieden die wel bij de Republiek hoorden, maar geen stem hadden in de Staten Generaal en bestuurd werden door de Raad van State. Dit waren voornamelijk katholieke gebieden, vooral (rondom) het huidige Noord-Brabant en Limburg.

De bouwmeester: Michiel Mattheus Smits

In de tijd dat Godard Adriaan in Berlijn aan het hof zat, heeft hij waarschijnlijk een tijdje in huis gewoond bij Michiel Mattheus Smits, hofarchitect van de Keurvorst. Smits kwam oorspronkelijk uit Breda en werkte al sinds 1652 in Berlijn. Als Godard Adriaans neef Carel van Reede van Drakestein, opperschenker van de keurvorst, in Berlijn overlijdt, werken Michiel en Godard Adriaan nauw samen om de nalatenschap te regelen.

Portret van een man die ons zijdelings aankijkt. Hij draagt een jas met knoopjes en een strik op zijn schouder. Hij heeft een kanten sjaaltje om. Hij heeft lang haar met een slag en een brede maar dunne snor. Onder het portret staat Michael Mathias Smidts Serenissimi Electoris Brandenburgici Frerici Guilelmi Magni Architectus.
Michael Matthias Smidts (1626 – 1692) door Jacques Vaillant, 1685. Collectie: Stadtmuseum Berlin © Repro: Michael Setzpfandt Berlin

De brand

Als het kasteel op 21 februari 1673 in brand gestoken wordt, zit Godard Adriaan in Minden. Hij schrijft Smits op 23 maart 1673, hij gaat er dan vanuit dat Smits al wel gehoord heeft van de brandstichting in Amerongen. Hij schrijft dan ook dat hij hoopt dat de Keurvorst hem kan helpen met hout, want daar zal hij tijdens de bouw flink wat van nodig hebben.

In mei 1673 reist Smits naar de Republiek en mogelijk heeft Godard Adriaan hem verzocht een kijkje te nemen. Het is niet duidelijk of hij in Amerongen geweest is. Wel geeft Godard Adriaan hem een introductiebrief mee voor de heer van Zuylen, die in Utrecht gebleven is. Smits gaat zeker bij Margaretha langs in Den Haag. Helaas is Margaretha zeer summier over de inhoud van hun gesprek. Ook later tijdens de bouw zal Michiel Mattheus Smits nog een paar keer langs komen. In haar brieven aan Godard Adriaan noemt Margaretha Smits ‘de bouwmeester’.

Tekening van een hoge kruiskerk met een kleine toren in het midden. In de hoeken van het kruis zijn lagere gebouwtjes geplaatst. Rondom de kerk lopen veel mensen en op het terrein staat een losse klokkenstoel met drie klokken.
Die Dorothea Kirche in der Neustadt bei Berlin, Johan Stridbeck, 1690. Collectie: Staatsbibliothek zu Berlin. Afbeelding uit zijn schetsboek ‘Die Stadt Berlin im Jahre 1690’.

De herbouw

Het is de vraag of Smits zich daadwerkelijk met de architectuur van het nieuwe huis bemoeid heeft. Tijdens de brand zat Godard Adriaan al niet meer in Berlijn en daarna is hij in Den Haag. Het kan natuurlijk de Smits bij zijn bezoeken aan de Republiek langs geweest is en onder het genot van een glas wijn meegedacht heeft, maar zeker weten doen we dat niet.

Smits heeft wel een belangrijke rol gespeeld bij het hout dat Godard Adriaan van de Keurvorst kreeg. Niet alleen hield hij de vinger aan de pols bij de Keurvorst, maar hij regelde ook het vervoer naar de Republiek.

Plattegrond in vogelvlucht van Berlijn. Duidelijk is de bastionstructuur van de stad en de Spree die de stad in tweeën deelt. Links op de voorgrond een nieuw bastion: Dorotheenstadt.
Residentia Electoralis Brandenburgica : Quam arte optica Curate delineavit, calamo Iussuq. Clementissimo aeri incidit et Sereniss. ac Potentiss. Princ. ac Dno. Dno. Friderico III. Cum gratia et privilegio Sereniss. Principis Elect. Brandenb. Johann B. Schultz, 1688. Collectie: Staatsbibliothek Berlin.

Meer informatie over de activiteiten over Michiel Mattheus Smits in Berlijn in ‘Michiel Matthijsz Smids (Rotterdam 1626-Berlijn 1692). Keurvorstelijk bouwmeester in Brandenburg’ van Gabri van Tussenbroek in Bulletin KNOB 103 (2004).

Meer informatie over Michiel Mattheus Smits en Breda in ‘Michiel Mattheus Smits, een Bredase bouwmeester in dienst van de keurvorst van Brandenburg (1626-1692)’ door A.J.M. van Dun in Jaarboek De Oranjeboom 63 (2010).

Gijzelaars nog vast

Ondertussen in de vestingstad Rees….hebben de twintig Utrechtse gijzelaars geen prettige jaarwisseling gehad. Begin januari 1674 zitten ze daar nog steeds nadat ze door de Fransen eind november waren meegenomen. Onder hen is Adriaen van Rossem, een neefAdriaan van Rossem, zoon van Sara van Reede van Nederhorst van Godard Adriaan. De eerste weken hebben ze ondanks alle ongemakken eigenlijk weinig te klagen gehad. Ze hebben zowaar af en toe onder begeleiding het fort mogen verlaten om het stadje Rees zelf aan de overkant van de Rijn te bezoeken. Maar tegen kerst wordt de Franse intendant Louis Robert ongeduldig.

Kaart waarin in het midden horizontaal een rivier loopt: Rhenus Flv. De Rhyn. Op de rivier varen vier zeilbootjes. Boven de rivier ligt een grote vesting met niet alleen wallen en gracht, maar nog uitgebreidere vesting werken. Aan de andere kant van de rivier ligt eeen kleinere vesting.
Plattegrond van de versterkingen van Rees, 1651. Collectie Scheepvaartmuseum Amsterdam.

De duimschroeven gaan aan

Robert is geïrriteerd omdat na een maand het totale bedrag dat Utrecht moet betalen nog steeds niet binnen is en de gijzelaars beginnen te klagen. Tijd om de duimschroeven aan te draaien: geen uitstapjes meer, een toontje lager zingen, en verdere beperkingen zullen volgen als er binnen acht dagen niet wordt betaald. Geschrokken schrijven de gevangenen kort achter elkaar twee brandbrieven naar Utrecht. Dat heeft effect: het tijdelijke provinciebestuur doet met steun van de Staten Generaal meteen een extra dringende oproep tot betaling bij de burgers.

Tekst op plakkaat: 
Notificatie, aanmaninge ende waerschouwinge
Alsomen bericht werd dat de Ostagiers, die by de Fransche van hier gevanckelijck zijn wegh gevoert, seer hard worden gedreycht vanden Intendant, in-gevalle ' restant vande beloofde Taux en Branschattinghe niet promptelijck worde voldaan, ende men seer beducht is dat door die strickte detentie eenige van dien (zijnde van swacke dispositie, of hoogen ouderdom,) tot sieckte ende meerder swaricheydt sullen vervallen, indien niet spoedichlijck sulcx werde voor-gecomen door op-brenginge van penningen, of verpandinghe van Ju-
Plakkaat van de Staten van Utrecht Collectie Het Utrechts Archief (“Ostagiers” zijn gijzelaars)

Bovendien worden beide brieven gepubliceerd, met een extra aanbeveling door provinciesecretaris Quint.

De tekst is te lang om hier helemaal weer te geven. Links de brief van secretaris Quint, rechts de brief van de gijzelaars, ondertekend door J. Lodestein.
Brief van de gijzelaars van 23 december/2 januari met bijbehorende aanbeveling door secretaris Quint gepubliceerd 29 december/8 januari. Collectie Het Utrechts Archief (klik op link voor grotere, beter leesbare versie)

Zilverwerk

Voor gegoede burgers die zeggen geen contant geld te hebben, kan het bestuur het niet leuker maken, maar wel makkelijker: eigenaren kunnen alle soorten bewerkt zilver (en andere kostbaarheden) in onderpand geven tegen een rente van 6 procent. Het zilver zal goed worden bewaard.

De ronde, gewelfde schaal rust op een standring en heeft een brede rand, opgebouwd uit acht gezwenkte knerren met weke, knekel-achtige omlijstingen. Iedere kner is gedreven met een grote bloem. Vanaf middenonder zijn kloksgewijs weergegeven driemaal een tuinanemoon, een trompetnarcis, een tulp, tweemaal een tuinanemoon en een lelie. In het middenveld is een scène weergegeven van twee in een landschap zittende jongetjes die samen uit een schaaltje drinken.
Zilveren plooischotel met gedreven bloemen, toegeschreven aan Nicolaas Hoyer , 1661. Collectie Rijksmuseum
Tekst over de oproep voor het losgeld
Fragment uit de begeleidende oproep van secretaris Quint bij een brief van de gijzelaars 16/26 december 1673. Collectie Het Utrechts Archief

(…) tot lossinge vanals losgeld voor die hare Broederen/ of anders aenstonts te willen over leveren aen hem ’t gemaecktebewerkte Silver/ om daer op na de weerdijetaxatie van dien te leenen penningen ten fine voorsz met het hier voor genoemde doel(…)

Ende sal dan Silver-werck getrouwelijck worden bewaert ende versegelt op seker plaetse totte aflossinge toe: de welcke op het alder-yverste zal worden beharticht.

Dag des Oordeels

Een beetje psychologische druk wordt daarbij niet geschuwd. In de oproep staan bijbel-citaten om de burgers tot vrijgevigheid aan te zetten. Wie een gevangene bezoekt of bevrijdt, helpt daarmee eigenlijk God zelf. Als je op de dag des oordeels nog rijkdommen in huis hebt die je blijkbaar niet hebt ingezet om je broeders te helpen, zal dat zeker niet in je voordeel werken.

Tekst met de verwijzing naar Christus

Een ygelijck neme dit doch ter harten / Opdat niet in den dag des Oordeels dat Silverwerck tegen ons getuyge /
Ende d’HeereChristus segge ick ben in gevanckenisse geweest en gy heb my niet besocht / Dit gelieven de Schouten hare Buurten op ‘t ernste aen te dragenDe schouten wordt verzocht dit in hun wijken zo ernstig mogelijk aan te bevelen

Een man brengt een gevangene eten. De gevangene zit op een steen in een donkere ruimte en is met een ketting vastgemaakt. De bezoeker komt met een lantaarn en strekt zijn hand uit om de gevangene te begroeten. Onder de prent staat: In 't goed doen moet men niet vertragen, Verlaat niet uw gevangen vriend, Wie in den nood den Vroomen diene, Volbrengt daar in Gods welbehagen.
De gevangenen bezoeken, Gerrit de Broen (I) (mogelijk), naar Jan Luyken, in of na 1695 – ca. 1740. Collectie Rijksmuseum.

Verlost

Deze tactiek helpt, al zal ook de beloofde 6 procent rente (die later nog jaren via een hoofdelijke belastingomslag moet worden afbetaald) een rol hebben gespeeld. Op 2 februari is er een bedrag van 330.436 gulden bijeengebracht. Een konvooi met 200 paarden en ruiters brengt het naar Arnhem. Een dag later kan een opgeluchte Utrechtse delegatie haar stadsgenoten in de armen sluiten.

Bezorgde moeder

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 3 januari 1661 Amerongen
Ontvangen Constantijn Huygens 13 januari 1661
Lees hier de originele brief

De brief die Margaretha Turnor op 3 januari 1661 schrijft, is haar vroegst bekende brief. Ze schrijft hem niet aan haar man, maar aan Constantijn Huygens, heer van Zuilichem.

De Spaanse missie

Waarom schrijft Margaretha aan Constantijn Huygens? Daarvoor moeten we terug naar oktober 1660. Op dat moment vertrok namelijk de eerste officiële Staatse missie sinds de Vrede van Münster in 1648 naar Spanje. Het doel van de missie is om koning Filips IV geluk te wensen met het huwelijk van zijn dochter Maria Theresia met de Franse koning Lodewijk XIV. Het huwelijk is een bezegeling van de in 1659 tussen Spanje en Frankrijk gesloten Vrede van de Pyreneeën. Met het overbrengen van die gelukswensen wil de Republiek uiteraard een hoger doel bereiken, namelijk het hernieuwen van een aantal eerder gemaakte afspraken op het gebied van staatszaken.

Een elegant gezelschap staat in een kerk voor het altaar. In het midden een bisschop die de infante Maria Theresia van Oostenrijk, gekleed in een hermelijnen mantel met fleur de lis en Lodewijk XIV, gekleed in een mantel met het Maltezer kruis, trouwt. Voor hun een tafel met twee stoelen die ook bekleed zijn met fleur de lis.
Edmé Jeaurat (naar Charles le Brun), Het huwelijk van Maria Theresia, dochter van Filips IV van Spanje in 1660, 1731. Collectie Scottish National Gallery Of Modern Art (Modern Two) (Print Room)

In het gevolg van Godard Adriaan

Eén van de drie ambassadeurs die op 3 december 1660 in Madrid gearriveerd is, is Godard Adriaan van Reede. Hij wordt niet alleen vergezeld door zijn 16-jarige zoon, Godard van Ginkel, maar ook door Lodewijk Huygens, de zoon van Constantijn. Voor beide zonen geldt de missie als onderdeel van hun opvoeding. De inmiddels 29-jarige Lodewijk spreekt Spaans en kan dus af en toe optreden als vertaler, maar heeft verder geen officiële taak en wordt ook niet betaald. Maar ach, vader Huygens was allang blij dat zijn derde zoon mee kon op deze gezantschapsreis. Misschien hoefde hij dan niet langer in de schaduwen van zijn succesvolle oudere broers, Constantijn jr. en Christiaan, te staan.

Een zogenaamd ten voeten uit schilderij met een goudkleurige lijst. Geleund tegen een tafel met een roodzijden kleed, staat een jongeman, levensgroot afgebeeld. Op de tafel ligt een helm met roze rode veren. De jonge man staat met zijn rechterbeen iets naar voren zodat en kijkt de toeschouwer aan. Hij heeft een jong vriendelijk gezicht en lang haar tot iets over zijn schouders. Hij draagt zijn haar met een middenscheiding. Bovenop zijn hoofd is zijn haar glad, aan de zijkant krullend. Hij is gekleed in een zwart harnas met om zijn middel een dunne ceintuur waaraan aan zijn linkerkant een sabel hangt. Onder het harnas komt een klein stukje van zijn wambuis. Hij draagt bruine laarzen. Bij zijn hals over zijn over zijn harnas draagt hij een een kunstig geplooide, witte halsdoek. Achter de jongeman is linksboven een stukje landschap en lucht afgebeeld.
Godard van Reede van Ginkel (1644-1703), Jurriaen Ovens, 1661. Collectie: Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox.

Afscheid nemen bestaat niet

Lodewijk Huygens had veel vrije tijd en hield al sinds het begin van de reis een dagboek bij. Het dagboek is bewaard gebleven. Daardoor weten we onder meer dat Margaretha haar gezin in oktober 1660 tot aan het vertrek van het gezantschap vanuit Hellevloetsluis heeft vergezeld. Onderweg van Den Haag naar Hellevoetsluis speelde het gezelschap, onder wie Lodewijk, een kaartspelletje. Het afscheid viel zowel de vertrekkenden als de achterblijvers zwaar, aldus Lodewijk: er vloeiden veel tranen. Maar Lodewijk beschrijft een saillant detail. Probeerde Godard van Ginkel zich groot te houden tegenover zijn reisgenoten? Volgens Lodewijk huilde Godard namelijk tranen met tuiten wanneer hij in de richting van zijn moeder keek, maar lachte hij smalijk wanneer hij zich omdraaide naar zijn reisgezelschap.

Alvorens verder te gaan kan ik me niet bedwingen om hier hier nog een nogal zeldzaam en vermakelijk voorval in herinnering te brengen dat plaatsvond bij het vertrek van mevrouw Van Amerongen. Het was namelijk zodat als mijnheer Van Ginckel haar zoon, een edelman met een nogal vrolijk karakter, naar de ene kant keek om afscheid van zijn moeder te nemen, dan zag hij haar samen met haar nichtje staan huilen. Ik had zo even al verteld dat ze dat deden Keek hij naar de andere kant, dan zag hij zijn metgezellen van wie dat soort afscheid misschien niet zo hoefde. Op hetzelfde moment dat hij van de ene naar de ander kant keek, deed hij dan hen en dan ons na. Draaide hij zich nar de zijde van zijn moeder, dan huilde hij namelijk tranen met tuiten en op hetzelfde ogenblik dat hij zich naar ons keerde, begon hij minstens zo smakelijk lachen. Hij deed dat iedere keer als hij zich van de een naar de ander wendde zonder dat hij zichzelf daarbij in de hand had.

Maurits Ebben (red.), Lodewijk Huygens’ Spaans journaal. Reis naar het hof van de koning van Spanje, 1660-1661 (Zutphen, 2005).
Families zwaaien naar de vertrekkende schepen, op de voorgrond het verwelkomen van de teruggekeerde familieleden en geliefden. Bedrukt op achterzijde met tekst in het Nederlands.
Afscheid en terugkeer op de kust, Willem Basse, 1632 – 1634. Collectie Rijksmuseum

De thuisblijvers

Margaretha Turnor en Constantijn Huygens delen hetzelfde lot: ze zijn thuisblijvers en moeten hun zonen missen. Uit haar brief van 3 januari 1661 blijkt dat Margaretha reageert op een eerdere brief van Huygens. Blijkbaar heeft de heer van Zuilichem haar al eerder een brief geschreven, misschien onderhielden ze al langer een briefwisseling en is alleen deze brief bewaard gebleven. Hoe het ook zij, de thuisblijvers hebben elkaar opgezocht en vertrouwen hun zorgen aan het papier en aan elkaar toe.

Omdat Margaretha herhaalt wat ze in een ontvangen brief van Constantijn gelezen heeft, weten we ongeveer wat er in die brief gestaan moet hebben. Er stond waarschijnlijk iets in over het verloop van de reis, want Margaretha is er zeer content mee te horen dat de reis niet over ‘de bergen en kwade wegen’ was gegaan. Constantijn had zijn lotgenoot met zijn woorden gerustgesteld.

Brieffragment over Margaretha's zorgen.

uEd schrijfvens is mij seer wel behandich
waer voor uEd hoochlijck bedancke te
meer doordien die mij heel wel te pas
quam, als de kontreije in spange diede
heere Ambassadeurs moeste passeere
niet kenende was ick seer bekomert
en aprehendeerde de reijs overde berge
en quade weege van die seer, waer
van uEd mij het kontrarije door deselfs
schrijfve beliefde te segge, heeft mij een
=nige gerustheijt gegeefve, [sedert heb]

Bekwaam en modest

Margaretha deelt ook een aantal complimenten uit. Ze schrijft haar lotgenoot dat Godard Adriaan in een brief heeft laten weten ‘zeer gelukkig’ te zijn met het gezelschap van Lodewijk Huygens; de zoon van Constantijn is zeer ‘bekwaam en modest’.

Zou Margaretha hopen dat haar lotgenoot in een volgende brief complimenten aan Godard Adriaan uitdeelt? We zullen het helaas misschien wel nooit weten, want er zijn – zover bekend – geen andere brieven van Margaretha aan Constantijn Huygens bewaard gebleven.

Brieffragment over de compliment van Godard Adriaan over Lodewijk Huygens

[schrijfve heeft besocht,] vint sich
doort geselschap van men heer uEd
soon geluckich want kan mij niet genoech
scrhrijfve van sijn Ed bequ
=aem en modest leefven[, seijt ock]

Een schilderij met zes cartouches. In het midden een oudere man, Constantijn Huygens. Hij heeft een spits gezicht met een snor en een klein baardje. Hij heeft donker halflang haar met veel volume. Hij is in het zwart gekleed met een kantenkraag. Zijn linker hand houdt hij voor de borst, waardoor je het kanten manchet ziet. Om zijn middelvinger draagt hij een ring. Midden boven een portret van een jong meisje, Constantijns dochter Suzanna, in een wit jurkje en een wit kapje op. Op het jurkje zitten roze strikjes en op het kapje een roos. De andere vier cartouches zijn voor de vier zoons. Links boven Constantijn jr., rechts boven Christiaan, links onder Lodewijk, rechts onder Philips. Afgezien van Philips dragen de jongens donkerbruin met een witte kraag. Philips draagt een groen fluwelen cape en een baret met een witte veer. Tussen de cartouches zijn in bruin putti en vruchten geschilderd. Op een schild onderaan het schilderij staat ECCE / HÆREDITAS / DOMINI. / Anno. 1640
Portret van Constantijn Huygens (1596-1687) en zijn vijf kinderen, 1640, Adriaen Hanneman. Collectie Mauritshuis.

Nog meer verwoesting

Na de brand in februari 1673 stonden er nog muren overeind. Op 9 juni 1673 schrijft Margaretha al over verdere verwoestingen. Daarmee is het leed nog niet geleden. In september 1673 wordt Amerongen weer geplunderd.

Margaretha op stap met Blanche

Op 23 november 1673 schrijft Godard Adriaan aan EllerWolfgang Ernst zu Lauerbach dat hij met zijn schoondochter en de vijf kleinkinderen in Den Haag is, Margaretha is met Godard Adriaans secretaris Izaäk de Blanche op weg naar Amerongen om de verbrande en geruïneerde goederen weer in bezit te nemen. De Fransen zijn vertrokken, dus de familie kan weer aan de herbouw gaan denken.

Links een onderdeel van een muur. Rechts een vervallen muur. De muur loopt naar rechts naar beneden af, links een verticale balk Op stukken van de muur zitten nog delen stucwerk, achter de muur groeit een struik, voor de muur een graspol.
Vervallen muur, Adrianus Eversen, ca. 1828 – 1897. Collectie Rijksmuseum

Het is niet helemaal zeker of ze ook in Amerongen geweest zijn. Helaas gaat ook het vertrek van de Fransen uit Utrecht niet zonder slag of stoot: begin december trekken de troepen door Amerongen. Zij geven de nog staande muren een zetje en stoten ze om. Godard Adriaan heeft het in een brief aan Le Maire1Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen over 150.000 gulden schade. In december is Margaretha weer met Blanche op weg naar Amerongen. Naast het bezoek aan de ruïne staat een bezoek aan de “predicatie” in de Andrieskerk op het programma.

De Andrieskerk

De Andrieskerk is ook niet ongeschonden door het Rampjaar heen gekomen. De kerk staat weliswaar nog fier overeind, maar de Fransen hebben wel alle kerkbanken verwijderd en onder andere gebruikt als aanmaakhout voor het in brand steken van het kasteel. Een maand na deze actie van de Fransen werden er alweer diensten gehouden in de kerk.

Links boven een kale beukentak met nog wat bruine bladeren. In de tuin allemaal kale bomen. Recht voor de kale fruitbomen, links de muur met daartegenaan het leifruit. In de verte in de zon tegen de donkere wolkenlucht de toren van de Andrieskerk.
De Andrieskerk vanuit de tuin van Kasteel Amerongen, december 2020. Foto: Annemiek Barnouw

Nog steeds niet veilig

In het voorjaar van 1674 komt er nog een bericht van dorpsgenoot Jan Quint. Hoewel het gebied niet meer door de Fransen bezet is, is het nog steeds niet veilig. Er wordt nog steeds geplunderd en gebrand en Ingen (dorp aan de overkant van de Nederrijn) is wederom gebrandschat.

Er moet nog heel wat water door de Nederrijn stromen voor de herbouw daadwerkelijk van start kan gaan.

De prent bestaat uit drie aparte voorstellingen. Op de achtergrond staat een stad in brand en aanschouwt een heerser zijn legertroepen. Op het middenplan wordt een boerderij geplunderd, het vee gedood en de waterputten geledigd. Op de voorgrond bewaken een hond en een haan een kar met roversbuit in plaats de boerderij. Links op de voorgrond doen soldaten het werk van boeren: een soldaat strooit graan voor de kippen, een jonge schildknaap slacht een van de kippen en twee soldaten dorsen het koren. De prent heeft een Duits opschrift dat het volk waarschuwt voor slechte leiders. In de marge een onderschrift met drie Duitse teksten over de verschillende voorstellingen van deze omgekeerde wereld.
Allegorie op oorlog, Johann Sadeler (I), naar Jost Amman, 1579 – 1595. Collectie Rijksmuseum
  • 1
    Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen

De Fransen verlaten Utrecht

Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief.

Karrenvrachten vol

Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

Dagboekfragment inladen door de Fransen

De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
met het inladen van haere magasijnen
in de schepen, maer men kan niet beseffen
hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
oosten wind.

Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

Dagboekfragment komt wagens

Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
verder om te laden al d’ ammonitie ende
voorraet van meel ende graen.

Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
ende daer rontsom,
Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
der vaertuyg met ammonitie geladen,
den Crommen Rhijn op naer Wijk is
gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
dat van de Stad.

Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum.

Een half miljoen gulden

Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

Om nu deze 250 duyzend guldens zo haast op een te krijgen/ was de Magistraat zeer bekommert / maar het geldt quam evenwel te voorschijn : men dede een aanzegging aan grooten en kleynen / dat yder zo veel penningen als mogelijks was / aan de Provintie wilde te leen op brengen / tegen 6 ten hondert 's Jaars en wel verwondert waren die heeren, datze met der haast zo eel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 guldens zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, en andere zo al voore / ja uut kleyne Steegjesen Slopjes, quam zo veel te voorschijn/ dat zy dat noyt hadden vertrout/ zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van t Jok der Fransen Slavernye'te worden ontlast. Ondertusschen quam de Stadt Uytrecht 30 vol Wagens en Kaaren, uyt de Betuwe en Veluwe, dat het scheen / al of zy de Huyzen, Kerken, ja den Dom zelfs/ hadden willen wech-voeren.
Tekst over het vertrek van de Fransen uit Utrecht behorend bij de prent bovenaan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ’s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ’t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

Gijzelaars

Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651. Collectie Rijksmuseum.

Definitief vertrek

Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

Dagboekfragment vertrek Fransen

den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
ons hierinne bewesen. Het is remar=
quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
weder de stad hebben gequiteert, alsulx
net 17 maenden de borgerye tot een on=
draechelijke last sijn geweest.

Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief
  • 1
    namiddag

Bouwmateriaal

Sinds de brand in het kasteel hebben we het eigenlijk vooral over Margaretha’s lotgevallen gehad. Logisch, want dit blog gaat over haar brieven. Godard Adriaan zat misschien ver weg, maar hij is wel gelijk hard aan het werk gegaan. We kunnen dit blog maken omdat Godard Adriaan al Margaretha’s brieven bewaard heeft. Ik vraag me wel eens af of dat betekent dat hij een romanticus was. Maar hij heeft heel veel brieven die hij ontving bewaard, dus misschien was hij gewoon een hoarder. Een degelijke ambtenaar is ook nog mogelijk. Van zijn uitgaande brieven heeft hij vaak de minuten bewaard. Deze minuten zijn te vergelijken met “kladjes” die hij schreef, die zijn secretaris dan in het net uitwerkte.

Een kist op een eenvoudig bruinen onderstel. De voorkant van de kist is opengeklapt en blijf met kettinkjes aan weerszijden ongeveer horizontaal hangen. In de kist ziten allemaal verschillende formaten laadjes. Ze zijn rood en hebben in het midden een lichte knop waar een ruit omheen geschilderd is. Aan de zijkanten zitten handvaten waarmee de kist opgetild kan worden.
Reisscretaire, ca. 1650. Collectie Kasteel Amerongen.

Tijdens de restauratie van Kasteel Amerongen is er een groot bouwhistorisch onderzoek gedaan door het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis. De onderzoekers hebben veel van de brieven van en aan Godard Adriaan onderzocht. Zo weten we (ook) wat er gebeurde als Godard Adriaan in de Republiek was en Margaretha hem niet schreef. Uit een brief aan LeMaire in Kopenhagen weten we dat Godard Adriaan vrijwel gelijk na de brand bouwmateriaal gaat regelen: hout, ijzer, kalk. Eigenlijk heeft hij behoefte aan alles. Godard Adriaan zet zijn hele netwerk in om aan gratis (of goedkope) materialen te komen. Gelukkig is Godard Adriaan diplomaat. Er komen daadwerkelijk toezeggingen, maar om de beloften warm houden en te zorgen dat er ook geleverd wordt, heeft hij al zijn diplomatieke vaardigheden nodig.

Een man in het zwart met een witte kraag en een olifant om zijn nek, zittend aan een tafel met een groen tafelkleed. Naast hem staat een man met donker haar, een cape om en zijn hoed in de hand.
Mogelijk Godard Adriaan van Reede, Gilles van Tilborgh, 1650-1659. Collectie Frederiksborg, Denemarken

Bonn: begin van het einde

De troepen van de Prins van Oranje en de troepen van de Spaanse markies De Louvignies hadden zich midden oktober verenigd. Het doel van de veldtocht werd pas begin november duidelijk: Bonn. Dit vestingstadje was niet alleen een belangrijk bevoorradingspunt voor de Franse bezettingsmacht in de Republiek, maar ook de hoofdstad van het keurvorstendom Keulen…

De Nederlandse Tirannie

De troepenmacht hield tussen half oktober en begin november behoorlijk huis in het land van de vijand. Op 29 oktober 1673 schreef Godard van Ginkel aan zijn vader hoe de troepen alles wat los en vast zat plunderden. De Keulse bevolking moest het ontgelden.

Brieffragment over de plunderingen rond Keulen

Dewijl wij hier int keulsche Landt sijn
heeft het plunderen gruwelijk aengegaen
en wordt dit Landt niet minder geruineert
als onse arme provincien sijn

Godard VAN GINKEL, 29 oktober 1673
In een dorp roven soldaten spullen uit huizen en laden ze op karren. Dorpelingen worden gebonden meegevoerd. De dorpskerk en enkele huizen staan in brand.
Soldaten plunderen een dorp, Jacques Callot, 1633. Collectie Rijksmuseum

De troepen van Willem III deden niet onder voor de Fransen. Constantijn Huygens jr., de secretaris van de prins van Oranje, reisde mee met het leger en hij beschrijft de gebeurtenissen in Rheinbach. De burgemeester van Rheinbach, die openlijk partij had gekozen voor de Keulse prins-bisschop, weigerde in eerste instantie zich over te geven toen de stad begin november werd opgeëist. Toen de hij vroeg of hij twee uur de tijd kon krijgen om te overleggen over de capitulatievoorwaarden, werd hem dat geweigerd. ‘Das geben wir euch nicht’, aldus Rijngraaf Karel Florentijn van Salm, de commandant die de aanval op Rheinbach leidde. In zijn journaal beschreef Huygens de wandaden van het Staatse leger in het stadje. Iedereen die een wapen droeg, werd gedood. De burgemeester van Rheinbach werd opgehangen. Om zijn nek bungelden de sleutels van de stad.

Op een open plek in een legerkamp zijn vele soldaten verzameld rond een grote boom waaraan 21 lijken hangen en nog meer executies door ophanging plaats zullen vinden. Eén veroordeelde wordt juist de strop omgebonden, enkele anderen wachten onder de boom op hun beurt. Rechts op de voorgrond is een veroordeelde in gesprek met een geestelijke. Onder de voorstelling een zesregelig Frans vers.
Strafmaatregelen: ophanging (detail), Jacques Callot, 1633. Collectie Rijksmuseum

Bonnbastisch

Op 5 november werd eindelijk duidelijk dat het doel van de veldtocht Bonn was. De hertog van Luxembourg en Turenne hadden de opdracht gekregen om te verhinderen dat de troepen van de Prins het belangrijke Franse bevoorradingspunt zouden bereiken. Maar naast de Spanjaarden hadden ook de Keizerlijke troepen onder leiding van Raimondo Montecuccoli zich bij het leger van Willem III gevoegd, waardoor de geallieerde krijgsmacht nu ruim 60.000 man telde.

De Franse en Keulse belegerden toonden weinig vechtlust. Op 12 november 1673 capituleerde Bonn na een belegering van een week. Het verlies van Bonn was een grote klap voor de Fransen. Ze konden nu immers hun troepen in de Republiek niet meer via de Rijn bevoorraden, en waren genoodzaakt de bezette gebieden te ontruimen. Bovendien was veel van het Franse oorlogsmateriaal door de geallieerden buitgemaakt.

Het was een geweldige overwinning. Maar de geallieerden moesten nu alle kansen met beide handen aangrijpen om optimaal te kunnen profiteren van de verslagenheid van de vijand. Was het einde eindelijk in zicht? Of was het allemaal maar bombast en liet de vrede nog heel lang op zich wachten? ‘Den hemel zegenen hunne desseynen, en gunne ons verder te triomferen over onze hoogmoedige vyanden’, aldus onderstaande prent.

Verovering van Bonn, Rheinbach, Brühl en andere Duitse steden door de prins van Oranje, 1673. Gezicht op de aan de Rijn gelegen Duitse steden in vogelvluchtperspectief. Op de voorgrond rechts feliciteren de prins Willem III en graaf Montecuccoli elkaar. Bovenaan een wapentrofee rond het wapen van de prins, links een portret van de prins, rechts het portret van Montecuccoli. Onder de voorstelling een beschrijving van de gebeurtenissen en de legenda A-Z in 3 kolommen in het Nederlands.
Verovering van Bonn en andere Duitse steden door de prins van Oranje, 1673, Romeyn de Hooghe (toegeschreven aan), 1673. Collectie Rijksmuseum.

Pagina 2 van 4

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén