Margaretha begint weer met een relaas over de post. Zowel de brieven van haar man als haar eigen brieven arriveren traag op de bestemming. Ze krijgt soms brieven die drie weken oud zijn! Deze brief houdt ze kort.
IJs, ijs en nog eens ijs
Het heeft nu 4 à 5 dagen flink gevroren. In de nacht ontstaat een sterke laag ijs, wat iedereen weer doet vrezen voor een overtocht van de Fransen. Hoewel er ook mensen zijn die zich minder zorgen maken. Het staatse leger is nu dichtbij en zij zouden – ijs of geen ijs –de nodige bescherming kunnen geven. In Utrecht echter werven de Fransen weer nieuwe troepen. Maar in Den Haag worden de paarden van de compagnie ook weer van stal gehaald en gereed gemaakt. Het blijft moeilijk met deze bekommeringen te moeten leven op dit moment, verzucht Margaretha.
Officier die naar schaatsers staat te kijken, Gerard ter Borch (II), na 1633 – ca. 1634. Collectie Rijksmuseum.
Het huis in Amsterdam
Het huis in Amsterdam, wat nog steeds door Margaretha gehuurd wordt, zal vanaf mei door anderen worden overgenomen. Dit brengt haar weer de nodige zorgen: ‘ick weet niet hoe ickt maecke sal so wij wttrecht voor de soomer niet weer krijgen’. Waar moet ze alle spullen uit Amsterdam laten als ze niet terug kunnen naar Utrecht? Ze vreest ervoor dat ze genoodzaakt is een ander huis in Amsterdam te huren.
[het welcke de heer almachtich wil seegene], het huijs dat wij te Amsterdam hebbe is teegens toekoomende meij verhuert, ick weet niet hoe ickt maecke sal so mij wttrecht voor de soomer niet meer krijgen, derf ick ons goet van Amster =dam niet hier brenge ock met het kraeme vande vrou van ginckel niet wage, vreese genootsaeck te sulle sijn teegens meij Een ander huijs al daer te hueren, salt noch Een maent of ses weecke insien wat met komste de heere ons mocht geefven, binne wijlle blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff
Rekenen…
Want dan heb je ook nog de zwangere schoondochter. Margaretha heeft zitten rekenen en verwacht de baby precies dan wanneer het niet uitkomt- rondom het opzeggen van de huur in Amsterdam dus. Maar goed, ze zal het nog een maand of zes weken afwachten…eens kijken wat de Heer met hun toekomst van plan is.
Interieur van huis met vrouwen en kinderen, Zacharias Blijhooft, 1671. Collectie Rijksmuseum.
P.S. een sterfgeval
Er volgt nog een p.s. Toch nog een nieuwtje dus, want het voorgaande is eigenlijk het herhalen van de zorgen die ze al had. Maar ze schrijft dat ze vorige keer vergeten was te zeggen dat de oude Rijngraaf is gestorven (Frederik Magnus van Salm). Hij is in stilte begraven. Margaretha kan het niet laten te schrijven over de verdeling van de functies die door zijn sterven zijn opengevallen. De een zijn dood is de ander zijn brood…
met de leste post heb ick vergeete te segge dat den oude rhijngraef1Frederik Magnus van Salm gistere acht daech tot Maestricht is gestorfve en daer in stillicheijt is begraefve sijn kompangi heeft den jonge donau2Waarschijnlijk Wilhelm Albrecht von Donha het goevernement seijt me dat den heere wurts3Paul Wirtz hebbe sal, en mompelijan4Armand de Caumont, marquis de Montpouillan het luijtenantgeneral
Margaretha zit nog steeds met twee doodzieken in huis: de keukenmeid en de jongen. Ze zijn nog steeds buiten hoop van leven. De jongen dolt zo dat hij nauwelijks in bed te houden is. ‘De Heere wil ze geven wat zalig is’, verzucht ze.
Nieuws uit Amerongen
De intendant van Utrecht, Louis Robert, heeft de secretaris van Amerongen naar Den Haag gestuurd met een dreigende boodschap. De intendant heeft opdracht gekregen om het Huys in Amerongen op te blazen, tenzij Margaretha 3000 gulden contant betaalt. De secretaris heeft ook een brief van Abraham van Wesel bij zich, advocaat van het Hof van Utrecht. De secretaris en Van Wesel denken beiden dat de Fransen wel met minder genoegen zullen nemen. De secretaris denkt dat 2000 gulden ook wel genoeg is, maar weet ook zeker dat als Margaretha dat niet betaalt, ze het plan om het huis te laten springen uit zullen voeren.
de seeckretaris van Ameronge is hier van den inten =dant robbert die te wttrecht is gesonde om mij te sege dat hij last heeft omt huijs te Ameronge te doen springe ten waere men met hem wilde ackordeer en soude hem met Een som van drije duijsent gul kontant laete kontenteere, de seckretaeris seijt en den heere weesel schrijft sij geloofve hij met minderwel te vreede sou sijn ija so de seekretaer meent wel met twee duijsent gul sij beijde meene ick dit hoorde te geefve sondert welcke ongetwijfelt so sij segge sij tot de Exsekusie sulle voort gaent, dat mij int binenste van mijn hart sou jamere en seer doen, weet niet wat ick doen
Margaretha komt gelijk bij de kern van haar dilemma: als ze nu geld geeft, willen ze snel weer geld, want ze hebben geld voor de oorlog nodig. Bovendien is voor de Fransen geld net zo schaars als voor haar.
[sou jamere en seer doen,] weet niet wat ick doen
sal tot konservaesi van mijn huijs sou ick veel doen en meer als ick kan, maer vreese alsmen nu al gelt geeft dat het in korte alweer te doen sal sijn, want sij wille gelt hebbe, dat bij mijn ock so wel als bij haer schaers is, ick ben hier seer in bekomert
Winterlandschap met donkere wolken, Jacob Isaacksz van Ruisdael, ca. 1665. Collectie Rijksmuseum
Compassie
Margaretha besluit om op het gemoed van de Fransen te spelen. Ze stuurt de secretaris terug met de boodschap dat ze alles wat Godard Adriaan en zij bezitten in handen hebben en dat ze daar nu geen inkomsten van hebben. Voor wat extra dram voegt ze toe dat ze zelfs niet genoeg heeft om zelf van te leven. Als kers op de taart hoopt ze op de goedertierendheid en de compassie van Lodewijk XIV. En ze spreekt de Fransen ook aan op de praktische consequenties: als het goed (het kasteel) in brand gestoken wordt, dan hebben ook de Fransen er zelf ook niks meer aan. Tot slot stelt ze ook een eigen eis: als ze betaalt, dan wil ze ook de garantie dat er niks beschadigd wordt.
heb de seeckretaris die merge weerom gaet belast te segge dat hij mij gesproocken heeft en dat ick seg, sij al het onse in haere hande hebbe daer ick als waer is niet Een stuijver van kan trecke dat mijn goet so bedurfve is dat ick selfs niet heb om van te leefve daerom ick geen gelt heb en niet kan geefve, dat ick hoop de goedertierenheijt vande koninck so groot sal sijn en ock sijn kompassie, dat sij sulle bewoo =ge worde van sulcks niet ter Exsekusi te stelle daer sij niet int minste vande konne proofijteere, en alsmen al wat sou geefve, of sij mij soude kone verseeckeren dat mijn huijs int toekoomende niet soude beschadicht worde, sal hierop het antwoort vande seeckretaris verwachte ent voort de heer almachtich beveelle in wiens hande alles staet hij heeft het ons gegeefve hij kant ons neeme als sijne godlijcke wille is, ick kan niet segge hoe bedroeft ick ben, als wij ons
Geld
Het probleem om aan geld te komen is reëel: ze heeft nog steeds het duplicaat van de ordinantie niet, dus er wordt nog steeds niet uitbetaald. Ze verwacht dat dat deze week geregeld is, maar dan moet ze de ontvanger nog overtuigen haar het geld daadwerkelijk te geven. Zodra dit gelukt is, zal ze gelijk een verzoek tot een volgende uitbetaling doen. Margaretha is niet de enige met geldproblemen: de compagnie van Van Ginkel is ook al drie maanden niet betaald. Kortom, het is niets dan misère.
uhEd kan niet geloofve hoe schaers het gelt is, de heer van ginckel is sijn kompangi bij de drij maende ten achtere van sijn tracktement krijcht hij niet, in soma tis niet als miseerij, [de luijde]
De oorlog
De mensen beginnen ook de stad weer uit te vluchten, de angst voor vriesweer is nog steeds groot. De Franse troepen in Utrecht komen weer in beweging, dus daar staat wat te gebeuren, en ook de Prins van Oranje schijnt nog een plan te hebben. Het vervelende is dat het weer zo ‘wankelbaar’ is, dat er nauwelijks iets te plannen is.
[hij niet, in soma tis niet als miseerij,] de luijde vluchte weer van hier met gewelt nu weer be= gint te vriesen, hoope het niet aenhoude sal, in en ontrent wttrecht treckense weer seer veel volck ock Eenige ruijterij, men vreest sij weer Eenich de seijn op hande hebbe, daer wij voor moete schricke want het geluckt haer meest wat sij beginne ist niet al int geheel altijt ten deelle, [nu begint]
Er is goed nieuws gekomen uit Keulen! Men zegt dat de troepen van de Keurvorst 3000 Münstersen verslagen zouden hebben! Margaretha hoopt maar dat het waar is.
Venijn
Het venijn zit in de staart. De secretaris heeft gezegd dat intendant Robert een lijstje heeft met huizen die hij wil laten springen. Op dat lijstje staan vijf huizen en Amerongen is erbij! Daarnaast worden Zuilesteyn, Moersbergen, Hindersteyn en een huis dat ze zich niet kan herinneren genoemd.
Kasteel-Roghman-achterkant
Kasteel Amerongen, reproductie van tekening van Roeland Roghman, 1646-1647, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 030751
Moersbergen-Doorn
Tekening van Kasteel Moersbergen, anoniem ca 1665, Collectie Het Utrechts Archief
Zuylestein-Leersum
Prentbriefkaart van foto van Kasteel Zuylestein, 1900-1905, Collectie Het Utrechts Archief
Hindersteyn-Langbroek
Tekening van Kasteel Hindersteyn, anoniem ca 1665, Collectie Het Utrechts Archief
Er schijnen ook huizen veilig te zijn: Renswoude, Schonauwen, Hardenbroek en Groenewoude. Laten dit nu net allemaal huizen zijn waar familie van Johan van Reede van Renswoude woont! Zijn zoon Frederik woont op Schonauwen, dochter Jacoba is getrouwd met Hendrik Gijsbert van Hardenbroek en Groenewoude is net door dochter Mechteld gekocht voor haar zoon Gijsbert Johan van Hardenbroek. En dan schijnt ook nog dat Gilles Sautijn bemiddeld heeft. Zouden de roddels dan toch waar zijn? Margaretha had eerder gehoord dat Sautijn buskruit aan de Fransen had verkocht en ze had Van Reedes van Renswoude ook al aan Sautijn gelinkt…
de seeckretaris seijt dat den intendant 5 huijse op sijn briefge heeft om te doen springe alst huijs te Ameronge suijlisteijn moersberge hindersteijn het ander is mij ontgaen, rhijnswou schoonouwe hardenbroeck en groenewou dat de maijoor hardenbroeck lest gekocht heeft sijn so geseijt wort door reeckomandasi van Arlinton , en soutijn van Amsterdam vrij
Renswoude-Renswoude
Kasteel Renswoude, prentbriefkaart naar tekening, 1910-1915, Collectie Het Utrechts Archief
schounauwen-houten
Kasteel Schonauwen, Roeland Roghman, 1646-1647, Collectie Teylers Museum
Hardenbroek-Driebergen-Rijssenburg
Kasteel Hardenbroek, anonieme tekening, begin 20e eeuw, naar een tekening uit 1694, Collectie Het Utrechts Archief
Groenewoude-Woudenberg
Gezicht op huis Groenewoude, gezien vanuit het oosten, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1650. Collectie Rijksmuseum
NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Een onderwerp dat vaak tussen neus en lippen door voorbij komt in Margaretha’s brieven, zijn de verhalen over familieleden. Soms heeft ze het welbewust over een neef of nicht, maar soms moet je het maar net weten. Zoals ze haar zoon en schoondochter de Heer en Vrouw van Ginkel noemt, zo worden andere familieleden ook genoemd. De familierelatie is dus lang niet altijd duidelijk. Soms is het ook zo dat ze mensen neef of nicht noemt, waarbij je geen idee hebt waarom. In ons 21e-eeuwse wereldbeeld zouden we het op zijn gunstigst over een achterneef of -nicht hebben, maar vaak zelfs niet eens meer weten dat het familie is.
In deze brief komen drie familieleden voorbij: de Heer van Wulven, de Heer en Vrouw van Heeze en Leende en Neef van Reede.
Heer van Wulven
In een eerder deel van deze brief, Gruwelen, wordt de Heer van Wulven genoemd, dit is Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de oudste zoon van Godard Adriaans zus Cornelia Elisabeth.
Gezicht op kasteel Wulven, gezien vanuit het zuiden, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum
Neef van Reede
Het belangrijkste verhaal in deze brief is over de Neef van Reede: hij is overleden. Het doet Margaretha leed dat hij is overleden, ook al heeft ze hem niet gekend. Ze vindt het vooral jammer voor Godard Adriaan, die met hem een goede vriend aan het hof van de keurvorst verliest. Ze hoopt dat Godard Adriaan snel nieuwe mensen vindt die hem daar behulpzaam kunnen zijn. Tussen de brieven van Margaretha zitten ook twee brieven van Diederik van Baer, die getrouwd is met de zus van de neef. Hij schrijft Godard Adriaan aan over de mogelijke erfenis.
[goederen in seelant konfiskeere,] de doot van ons neef van reede doet mij van harte leet en vrij leeder hoewel hem niet gekent heb als
so ick sien kan Eimant van sijn naeste vriende die mijns oordeels daer niet veel swaericheijt in maecke, dae voor mijn om dat uhEd so veel daer aent hof sende aen verliest de heere hoope ock sal al weer goede vriende en harte verwecke die uhEd behulpsaem sulle sijn
Kennelijk heeft de neef ooit van de Keurvorst een stuk land in Pruissen gekregen, maar dat eist de Keurvorst weer terug. Margaretha snapt het niet helemaal. Hij had het toch in eigendom gekregen? Hoezo wil de Keurvorst het dan terug? Het is nu vooral de vraag of Godard Adriaan tijd en geld moet steken in een stuk land in een gebied waar ze niemand kennen die er naar om zou kijken. Bovendien is het nu oorlog en zijn ze waarschijnlijk toch al alles kwijt. Of Godard Adriaan dat maar wil overwegen voor hij verantwoordelijkheden op zich neemt.
Merian, Caspar naar Johann Gregor Memhardt: Kasteel Oranienburg. Vogelperspectief op het in 1651 uitgewerkte plan van Memhardt in opdracht van Keurvorstin Louise Henriette (van Oranje Nassau). Uit: Martin Zeiller, Topographia electoratus Brandenburgici et Ducatus Pomerianiae, bei Matthäus Merian, Frankfurt am Main, 1652, nach S. 76. Collectie: Stiftung Preußische Schlösser und Gärten Berlin-Brandenburg
Carel van Reede van Drakestein, de opperschenker
De bewust neef is Carel van Reede van Drakestein. De tak Drakestein komt voort uit de tak Nederhorst. Deze Carel is een kleinzoon van een broer van Godard Adriaans opa. Een erg verre neef dus. Maar ook verre neven kunnen goede neven zijn, juist in den verre. Carel heeft Godard Adriaan erg geholpen tijdens de start van zijn verblijf in Berlijn. Hij kende het hof van de Keurvorst goed, want hij was daar opperschenker.
Een opperschenker was in de middeleeuwen de voorproever die ervoor zorgde dat de vorst niet vergiftigd kon worden. Om te zorgen dat hij zelf niet vergiftigd werd, hield deze opperschenker natuurlijk goed toezicht op met name de wijn en het schenken van de wijn, maar ook in de keuken in het algemeen. Ten tijde van Carel was de opperschenker verantwoordelijk voor de wijnkelders en bij afwezigheid van de hofmaarschalk ook voor de keuken en de tafel. Helaas weten we verder erg weinig over deze Carel.
De heer en vrouw van Heeze en Leende
Aan het eind van de brief vertelt Margaretha dat de heer van Heeze en Leende langs geweest zijn. Anna Margaretha van Randwijck, de Vrouwe van Heeze en Leende is een nichtje van Godard Adriaan. Ze is de dochter van zijn zus Catharina. Net als Neef Welland is zij ook vroeg wees geworden en mogelijk hebben Godard Adriaan en Margaretha haar ook opgenomen. Ze trouwde jong, ze was negentien, met de weduwnaar Albert Snouckaert van Schauburg. Hij had in 1659 het vervallen kasteel Eymerik gekocht in het katholieke Brabant en bouwde daar met architect Pieter Post een nieuw kasteel: Kasteel Heeze.
Over het bezoek zelf laat ze vrij weinig los, alleen dat Albert en Anna Margaretha graag naar Vlaanderen willen. Waarom is niet duidelijk.
Ziekenboeg
Gelukkig liggen er geen familieleden meer in de ziekenboeg. De update in huis gaat over Warnaar, de koetsier die dood is, keukenmeid Dorit die buiten hoop van leven is net als lakei Arend. Met die laatste is het zwaar gesteld: hij heeft een razende koorts en is bijna niet meer aanspreekbaar. Moge de Here ze maar snel tot zich nemen, zowel wat betreft de ziel als wat betreft het lichaam. Wie dood is, mag zich gelukkig prijzen…
[noch aen,] warnaer de heer van ginckels koets =sier is voorleede sondach gestorfven mijn doorij =te onse kockmeijt leijt buijten hoop van leefven so doet ock Arent de lackeij vande vrou van gincke se sijn al meest in Een raesende koorts en meest buijten verstant de heere wil haere sielle genadi sijn, ick doeder so naer den lichaeme als naer de sielle so veel bij alst doenlijck is moetse voort in de hande des heere beveelle inde welcke wij alle staen, die wel inden heere gestorfve is, is wel geluckich [want wie siet noch het Ent van deese]
Aan het eind van de brief voegt Margaretha een hele korte update van de overige zieken in het land toe: de oude Rijngraaf, Frederik Magnus van Salm is tot stervens toe krank. Margaretha weet kennelijk nog niet dat hij de dag voor ze haar brief schrijft is overleden. Er is ook een stralend lichtpuntje: Amalia van Solms is beter.
[pamphiel sijn proses wille maecke,] den oude rhijngraaf is heel kranck tot sterfens toe, Mevrou de prinses is beeter, [den heer]
Sorry
De brief is wat langer uitgevallen dan Margaretha gewild had. Dus houdt ze de ondertekening maar kort: MT en geen ps.
, dees is wat langer gevalle als gemeent hadt sal blijfve
NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!
Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam
De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.
[alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel geluckich want wie siet noch het Ent van deese meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande te boodegraefve en swamerdam met de mense en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft Een vrou die in baerens noot sat hebbense met de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse alle in verbrant sijn, Een dochter in
preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie badt men haer maert leefve sou beneeme, doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te spreecke noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]
Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.
Wreedheden in een dorp tijdens de winter, 1672, Romeyn de Hooghe, 1673. Collectie Rijksmuseum. Op de voorgrond wordt een vrouw onder het ijs geduwd, zoals Margaretha beschrijft in haar brief.
Staat van oorlog
Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?
De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.
[die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste als ick der aen denck, en sien niet waer wij teegen de soomer heen sulle als de koninck met sulcke macht weer af komt als gedrijcht wort, op vreemde vorste en pootentaete kone wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd =derste peninck moete betaelle die meer als Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]
En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.
[hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn
volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene maendach onthooft, nu seijt men dat se pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]
De sententie van de Hooge Krijgsraad jegens Moïse Pain et Vin, uitgegeven als pamflet, 1673. Bron: Wikipedia, lees het hele pamflet via Google Books.
Utrecht
Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…
[daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege woordich hier inde haech, den heer van wulfve is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]
NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Godard Adriaan heeft als bijlage bij zijn brief een declaratie toegevoegd. Margaretha begrijpt het helemaal. Godard Adriaan maakt kosten voor De Republiek, maar de vergoeding voor zijn werk komt maar niet.
beijde uhEd aengenaeme vande 9 en 13 deeser met de bijgevoechde konsept deklaraesi, is mij gistere behandicht, ick verstaen die heel wel, uhEd is Een merckelijcke som aent lant ten achtere kost men maer gelt krijgen, ick houde niet op daer om te spreecke nu het konsent1Consent: toestemming daertoe van men heere van hollant daer is, daer wij den heere valckenier van Amsterdam wel voor veroblij =geert2Verobligeren: in een verhouding brengen waarin men tot dankbaarheid of wederdienst gehouden is sijn die mij met groote beleeftheijt seer be hulpsaem hier in geweest is, [nu is de Eerste]
Inkomsten
Het krijgen van geld wordt steeds ingewikkelder. Geld is schaars en de oorlog blijft geld kosten. Margaretha rapporteert elk stapje in het proces keurig aan haar man, alleen heeft ze nu een onverwachte tegenvaller. Ze weet ook niet zo goed wat ze ermee moet. Ze had in september uiteindelijk de ordinantie (het uitbetalingsverordening) van de Heeren van Holland gekregen met hulp van de Amsterdamse burgemeester Gilles Valckenier. Dat was in ieder geval stap één. Stap twee zou dan zijn dat de raadpensionaris die moest ondertekenen. Alleen heeft Gaspard Fagel, de raadpensionaris, de ordinantie “verlegd”. Hij is hem dus gewoon kwijt geraakt. De traag lopende raderen van de bureaucratie komen weer knarsend tot stilstand.
Het kantoor van de advocaat, Pieter de Bloot, 1628. Collectie Rijksmuseum. Voorbeeld van een 17e eeuws kantoor met ‘verlegde’ papieren.
Wat nu? Margaretha heeft raad gevraagd: er moet een duplicaat komen. Dat is aangevraagd, maar nu vragen de Heren van Holland een borg (garantie), zodat de eerste assignatie niet omgezet wordt in een ordinantie. Margaretha twijfelt over die garantie, want de assignatie is kwijt gemaakt door Fagel, en nu moet zij garanderen dat hij er niets mee doet. Aan de andere kant: als ze het niet regelt, komt er helemaal geen geld. En de raadspensionaris erop aanspreken… Daarvoor is Margaretha iets te afhankelijk van hem.
hulpsaem hier in geweest is, nu is de Eerste ordinans die inde maent van septem lest leede bij de heere vanden raet verleent, en door van heeteren aende heer r p fagel ter hande gestelt bij hem fagel verleijt die daer nae gesocht heeft maer tot noch toe niet konne vinde, daerom genootsaeckt ben aende heere vande raet Een duplijkaet te versoecke het welcke gedaen heb en sij niet weijgeren maer wille voorde ver= miste ordinansi borch gestelt hebbe, daer ick mij wat in beswaert vinde vermits die niet bij mij maer van Een ander verleijt is niet weetende in wiens hande die sou mooge raecke, de heere van den raet segge noijt ande
in diergelijcke saecke gedaen te hebbe, of noijt geen duplijkaet sonder borge te geefven, so dat ick geen wtkomst ter werlt en sien of sal moete voor die ses duijsent gul borchge worde so het welcke gereesolveert ben te doen so sij nu met mijn borch te vreede sijn, de raet pensinaris souder wel de naeste toe sijn dewijlle de ordi =nansi in sijne hande moet weese maer derft hem niete vergenVergen: voorleggen , hoope hij se noch vinde sal en ick dan vande borchtoch sal konne ontslage worde
Utrechtse dukaton (ook wel Zilveren rijder) uit 1664
Uitgaven
Ze loopt maar vast op de goede afloop vooruit en vraagt of Godard Adriaan vast aan wil geven waaraan ze het geld uit moet geven. In ieder geval moet ze de zadelmaker betalen.
Ze heeft van de oude heer Van Heteren 1000 dukatons3Dukaton: zilveren munt ter waarde van 63 stuivers geleend. Ze doet echt haar best om een zuinige huishouding (ménage) te voeren, maar al die zieken! En alles is zo duur… Zo duur als ze nog nooit gezien heeft. Een eend: van zes stuivers naar twaalf of dertien stuivers, een paar konijnen van vijftien à zestien stuivers naar zesentwintig stuivers. Dat geldt voor alles! En hoenderen heeft ze sowieso al lang niet gezien.
heb van den oude van heeteren hondert duij= katons geleent, ick lecht so nau in alles over alst Eenichsins moogelijck is noch hoop de huijshoudin hooch ben sterck van menaesge en alles is so dier4Duur dat ickt in mijn leefve noijt
beleeft heb Een hoen dat me voor dees voor 12 en 13 stuijvers plach te koope moet men nu Een daelder voor geefve, Een Entvoogel5Eend voordees 6 stuij nu 12 en 13 stuij, Een paer konijne voor 15 a 16 stuij nu 26 stuijvers en so alles naer venant6Navenant , hoende =re, heb ick in Een maent of ses weecke niet in huijs gehadt, ock heb ick Een seer kostelijcke7Kostelijk: duur winter met al de siecke die nacht en dach vier8Vuur en licht moeten hebbe behalfve alles dat sij voorts w van noode hebbe dit heeft nu vijf maende aen Een geduert, [soot schijnt komt het quaetste]
Amsterdamse dukaton (ook wel Zilveren rijder) uit 1672
Godard Adriaan, de huisvrouw
Margaretha heeft Coenraad Burgh, de Thesaurier Generaal van de Unie bij de Raad van State, gesproken. Kennelijk heeft Godard Adriaan hem afschriften van zijn huishouding (huishoudfinanciën) gestuurd. Zijn vrouw is onder de indruk, nu ziet ze dat hij een huishouding draaiende kan houden zonder vrouw. Toch wekt ze niet de indruk dat ze zichzelf overbodig voelt.
[toe, Mevrou de prinses is beeter,] den heer treesovier burch die ick heeden heb weesen sien preesenteert sijnen diens aen uhEd tis mij lief uhEd hem so wel van provijsie voorsiet en de huijshoudine so wel verstaet nu sien ick dat uhEd hem wel sonder vrou sal konne huijshoude, [de heer en vrou van]
De vermiste brief van Godard Adriaan van 26 december is binnen! Net als eentje van 6 januari. Wat is Margaretha blij, maar ook teleurgesteld over de tijd die verstrijkt terwijl de brieven onderweg zijn. De ene brief heeft er 27 dagen over gedaan en de andere 16 dagen. En dat in een periode dat er zo veel gebeurt! Margaretha is duidelijk opgelucht dat haar man niet ziek is geworden, na al die vermoeienissen van het reizen.
De zieken
Margaretha begint haar brief met een overzicht van de ziekenboeg. Van Ginkel is, de Here zij gedankt, beter! Warnaar, Van Ginkels koetsier, is gisteren overleden. De lakei (kamerling) begint beter te worden en de koksjongen is ook beter aan het worden. Helaas gaat het met Arend, de lakei van Ursula Philippota niet goed: dodelijk krank, net als Dorit de keukenmeid. Het zit ook allemaal niet mee.
[van de winter so gesont spaert] de heer van ginckel is ock de heere sij gedanckt weer wel, maer warnaer sijn oude koetsier is gistere mergen overleede sijn kamerlin begint te beetere als ock de koxs jonge, Arent de vrou van ginckels lackeij leijt dootlijck kranck als ock doorijte mijn kockmeijt de heer Almachtich besoeckt1Bezoeken: met rampen treffen mij wel met siecke in huijs, dan sijne wille moet in alles geschiede,
Een goed voorziene voorraadkast
Gelukkig zijn er ook leukere onderwerpen om over te schrijven. Uit zijn brieven blijkt niet alleen dat Godard Adriaan gezond is, hij zorgt ook goed voor zichzelf. Margaretha is blij te horen dat hij goed voorzien is van specerijen, kandij, broden suiker, en kanariesek. Kennelijk heeft Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach dit bij Godard Adriaan bezorgd, want Margaretha is hem zeer erkentelijk.
dat uhEd so wel van speeserij kandij broode suijcker en van kanaerijseck2Canary Seck versien is, is mijn lief wij hebbe wel oblijgasi3Obligatie: verplichting, schuld aenden heer geene rael maijoor Eller4Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach , [hadde wij wat vande seck hier sou teege]
Broden suiker zijn geen suikerbroden. Suiker werd in de 17e na het raffineren5Dit raffinageproces wordt ook beschreven in het gedichtje onder de afbeelding, gezooden komt van zieden: koken in puntige vormen gegoten. Zo ontstonden vaste kegelvormen van suiker, die broden genoemd werden. Thuis kon je dan van zo’n brood de suiker af raspen of schaven die je nodig had.
Canary Seck?
De kanaerijseck waar Margaretha het over heeft is Canary Seck of Sack. Een zoete wijn van de Canarische eilanden. Hij werd tot ongeveer 1800 ook in Nederland geïmporteerd tot het verdreven werd door Port en Madeira. Shakespeare noemt het ‘de wijn die het bloed parfumeert’ (Henry IV, twee achte, scene 4). Er is veel over de Canary Seck te vertellen, Margaretha zou het vooral willen hebben omdat het goed is voor haar schoondochter, die waarschijnlijk snel weer in de kraam is.
Wijnranken in de vulkanische grond van het eiland Lanzarote. Foto: Bodega La Geria
Ze valt van de ene in de andere zwangerschap: de keurvorstin is inmiddels van een zoon, Karel Filip, bevallen. Margaretha is vol bewondering over haar. Deze Dorothea Sophia van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg had de gewoonte om met haar man mee op veldtocht te gaan. Karel Filip wordt dan ook in Bielefeld geboren, waar op dat moment de Brandenburgse troepen zich bevinden. Volgens Margaretha moet ze wel een erg sterke “conplexie” (gestel) hebben om zo mee te reizen.
Met een andere vorstelijke dame gaat het minder goed. Amalia van Solms leeft nog steeds. Soms gaat het beter, soms gaat het slechter, veel vertrouwen in een goede afloop is er niet.
[Eller ,] hadde wij wat vande seck hier sou teege de kraem vande vrou van ginckel wel te pas koo =men dan daer is geen raet toe hoope se uhEd ock goet sal sijn, de keurvorstin is geluckich naer sulcke lange reijs so geluckich geleege te sijn en dat noch so wel op haer gemack t moet Een
vrou van seer stercke konplexsie6Conplexien: gestel. Senuwen conplexien = zenuwgestel weesen, haer hoochg de prinses van oransge7Amalia van Solms blijft ock al in Eene staet den Eene dach wat beeter en dander weer Erger men gelooft het Ent de doot sal sijn,
De Prins van Oranje zit ook wat klem. Hij schijnt iets van plan te zijn, maar Margaretha ziet het niet voor zich: al het land staat onder water. In het dilemma over de veroordeling van Pain et Vin stelt hij zich Ruttiaans op: hij vraagt van iedereen advies, maar houdt dat geheim. Niemand gelooft dat het goed af zal lopen voor Moïse Pain et Vin.
1
Bezoeken: met rampen treffen
2
Canary Seck
3
Obligatie: verplichting, schuld
4
Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach
5
Dit raffinageproces wordt ook beschreven in het gedichtje onder de afbeelding, gezooden komt van zieden: koken
Margaretha start haar brief met dat er weinig te schrijven valt – opmerkelijk, want deze brief telt toch zes kantjes. Willem III blijft twijfelen over de uitspraak over Pain et Vin. Er ligt een voorstel van de krijgsraad, maar Willem III doet niets. Zelfs de predikanten bemoeien zich ermee. Ondertussen klaagt het volk. Hoewel dat misschien te zacht is uitgedrukt. Ze voeren zulke taal dat men ervan schrikt het te horen!
De troepen moeten doorstoten
Van alle kanten in het land krijgt Margaretha weer dingen ter oren. In Rotterdam zegt men dat het absoluut niet goed gaat met de strijd, in Amsterdam is men ook zeer ontevreden. ‘De heer wil ons aen allekante bewaere’. Men verlangt zeer naar het nieuws dat de troepen eraan zullen komen, maar dat blijft uit. Dat Höxter (ten Oosten van Bielefeld en Paderborn) verovert is, is iets positiefs, maar sommigen zeggen dat dat alleen maar is gelukt omdat er net geld binnen was gekomen. Pas als er geld is, komt het leger in actie. Als het geld op is, wordt er weer niks gedaan. Wanneer de vijand voor de zomer niet uit Utrecht is, blijft er onzekerheid. Men zegt dat Lodewijk XIV zeer veel man aan het werven is en er dus sterk voor komt te staan. Hij zal met een aanzienlijk leger aankomen in het voorjaar.
[meeste garnesoen daer wt had getrocke,] men seijt ock dat tureijne1Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne te weesel is en sijn volck daer ontrent, so den vijant voor de soomer niet wt wttrecht is sijn wij hier niet seecker dewijl men seijt den koninck weer seer sterck werft en met Een aensienlijck leeger teegent voor ijaer af sal koome, [ick weet niet hoe ickt sl maecke]
Huren of niet huren?
Vervolgens twijfelt ze weer over wat ze met het huis in Amsterdam aan moet. Ze heeft het nog sowieso tot mei gehuurd, daarna wordt het verhuurd aan joden, schrijft ze. Moet ze nu alvast een ander huis gaan huren in de stad? Ze zal het nog eventjes aankijken de komende tijd, wie weet wat er nog gebeuren zal.
Amsterdams stadsgezicht met huizen aan de Herengracht en de oude Haarlemmersluis, Jan van der Heyden, ca. 1670. Collectie Rijksmuseum.
In de gracht gewaaid
Over de ordinantie voor 1000 gulden is er goed nieuws en slecht nieuws: het goede nieuws is dat hij er is, het slechte nieuws is dat raadspenionaris Fagel hem “verlegd” heeft. Hij is dus kwijt. Ze eindigt haar brief dat ze maar gelijk de volgende 6000 gulden gaat vragen, het duurt allemaal zo lang…
Maar ze blijkt nog niet uitgeschreven. In een p.s. noteert ze dat het haar zo bedroeft dat de post traag is, de laatste brief die ze van haar man ontvangen heeft is al weer van twee weken geleden. En wat ander nieuws: door de harde wind zijn er twee mensen (één in Amsterdam en de ander in Delft) in de grachten gewaaid en verdronken!
uhEd getrouwe MTurnor
tis bedroeft dat de briefve so lange onderweege sijn, uhEd laeste is nu weer over de 14 dagen out
haer hoocheijt2Amalia van Solms blijft noch al so leggeZe is nog steeds niet beter, den raetsheer kerckenraet is te Amsterdam bij avont door de stercke wint inde graft geweijt en verdroncke, den heere golsteijns soon is te delft ock inde graft verdroncken
Straatgezicht met zware wind en regen, Jan Luyken, 1698 – 1700. Collectie Rijksmuseum.
Wéér betalen
Ook hierna houdt het schrijven nog niet op. De post is die avond waarschijnlijk door het slechte weer nog niet geweest, dus een dag later, op 20 januari, kan ze nog wat neer krabbelen: van de secretaris heeft ze een brief ontvangen waarin wordt verteld dat de dorpelingen in Amerongen de Fransen wederom moeten betalen. Maar wie moet dat gaan betalen, eigenlijk? Er zijn zoveel sterfgevallen geweest in het dorp: de timmerman en de lakenkoper gestorven. En als de rest van de mensen in het dorp nog niet dood zijn, dan wel dodelijk ziek. Hoewel de predikant in Utrecht gelukkig aan de betere hand is. In Utrecht vragen de Fransen ook weer om belastingen. Ze willen de 200e penning, een vermogensbelasting, tien keer innen, bovenop het huisgeld. Er wordt per huis getaxeerd en geïnd tot in de Kreupelstraat3Nu de Keukenstraat, tussen het Servaasbolwerk en de Nieuwegracht.
Gezicht vanaf de stadswal te Utrecht op het Leeuwenberggasthuis aan de Schalkwijksteeg met op de voorgrond de Keukenstraat en op de achtergrond de Domtoren, uit het zuidoosten. Anonieme tekening uit ca. 1770. Collectie Het Utrechts Archief.
den 20 ijanw vermidts de post die gewent is op donderdach savonts af te rijde nu Eerst deesen avont sal gaen, voechge ick deese noch bij de neefens gaende, om te segge dat ick heeden Een brief vande seeckreetaris heb ontfange de welcke schrijft dat ons dorp tot Een kontrebuijsi voor betaeline van twee maende is aengeschreefve te moete brenge desom vande 420f hij is seer b .. koome waer de gemeente4Gemeente: Bij overdracht. Het geheel der personen die met elkander eene gemeenschap vormen, waarbij niet aan gemeenschappelijk bezit, maar aan gemeenschappelijke rechten en verplichtingen gedacht wordt. dat haelle sal gulse der weijnich luijden int dorp sijn her neellis harmars onse timerman is te wijck gestorfve ock de laeckenkooper da =velaer de overijge mense legge meest al dootlijcke kranck, onse preedikant5Bernardus Keppel leijt noch te wttrecht sieck doch is aent beetere, te wtterecht willense den twee honderste penin tienmael teffens betaelt hebbe, bovent huijsgelt se hebbe alle de huijse ge taxseert tot inde kreupel straet in kluijs de heere van wulfve6Hieronymus van Tuyll van Serooskerken moet voor beijde sijn
huijse vier hondert gul ter maent den heer van sandenburch7Diederik Borre van Amerongen 500 f geefve op peene8Op peene van: op straffe van van de huijse te raeseer9Raseren: met de grond gelijk maken en totaliter af te breecken, den heer vander A10Frederik van Renesse van Moermont mach niet op sijn huijs terA gaen datse teenemael wt geplondert en al sijn beeste genoome hebbe gaen of moet voor ho duijsent rijxsdaelders borch stelle, in soma die provinsie sijnder seer qualijck aen och Eens Een wtkomste sach de hr almachtich wil ons alle helpen ick had gehoop vandaech noch briefve van uhEd te ontfange maer vernee =me der geen, geloof de post doort quade weer dat wij nu Eenige tijt herwaerts hebbe gehadt en insonderheijt deese voorlee dene nacht, niet voort en kan,
Nog meer schade aangericht door de Fransen
Nog meer leed wat de Fransen aanrichten: De heer van der Aa mag niet meer naar zijn huis terug gaan. Wat overigens ook niet eens meer zou kunnen, het huis is geplunderd en van zijn dieren is ook niks overgebleven.
Tot slot hoopte Margaretha deze dag toch nog een brief te mogen ontvangen van haar geliefde man, maar door het slechte weer is er geen post aangekomen.
Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne
2
Amalia van Solms
3
Nu de Keukenstraat, tussen het Servaasbolwerk en de Nieuwegracht
4
Gemeente: Bij overdracht. Het geheel der personen die met elkander eene gemeenschap vormen, waarbij niet aan gemeenschappelijk bezit, maar aan gemeenschappelijke rechten en verplichtingen gedacht wordt.
Een brief van Godard Adriaan van 3 januari uit Bielefeld is eindelijk aangekomen. Hij heeft het ook over een brief van 26 december uit Sassenburg, maar die heeft Margaretha niet gezien. Ze is erg blij te weten dat hij gezond is na zo’n lange zware mars! Alleen hoopt ze niet dat hij nu ziek wordt, juist nu hij even rust heeft. Dat gebeurt met de mannen van van Ginkel aan de lopende band. “… De een is nog niet op de been, of de ander ligt weer…”
[nu de heere sij]
gedanckt die uhEd op so swaere en landurijge mers in so veel fatijgees1Van fatigeren: vermoeien heeft bewaert wil deselfve in gesontheit laete kontiniweere2continueren, ten waer niet vreemt dat uhEd ent volck nu die op de rust koome Een sieckte kreechge, dat sien ick aent volck vande heer van ginckel die deen naer dander al sieck worde deen is niet op de been of dander leijt ter weer toe [sij hebbe op die leste tocht groote on]
[gemacke gehadt,] de heer van ginckel is de heer sij gedanckt weer wel heeft in sijn sieckte groote konfulsie3convulsie: onwillekeurige spiersamentrekking stuip gehadt die hem noch min of meer aen hange en Eenige beevine veroorsaecke dien ick hoope motter tijt vergaen sulle, is noch vrij swack
De stalknecht die Godard Adriaan naar Van Ginkel heeft gestuurd is nog niet opgedoken. Hij zou met de knecht en de trompetter van overste Van Webbenom in Breda zijn. Van Ginkel kan het niemand vragen want de overste is naar Vlaanderen om daar contributie te heffen in de Franse gebieden. Van Nassau-Lalecq is met hetzelfde doel naar Sluis in Zeeuws-Vlaanderen. Ze hopen zo ‘wintertering’, inkomsten voor de winter, binnen te halen. “Nu, elk zoekt zijn voordeel”, zegt Margaretha.
den stalknecht die uhEd hem gesonde heeft komt niet te voorschijn den overste seij mij dat de knecht met sijn trompetter te breeda was en met den Eerste volgen sou den heer van ginckel verlanckter naer heeft hem wel van doen maer weet niet waer daer naer te verneeme vermids den overste webbenom4kolonel Johan Thibault Webbenom naer vlaendere is, so ge seijt wort om die spaense neerlande ondert ge =biet vande koninck van vranckrijck onder kontre =buijsie te stelle, g met gelijcke last is vander leck5Maurits Lodewijk van Nassau LaLecq naer sluijs gesonde daer sulle die vriende wel Een winterteeringe6Wintertering (vanuit de betekenis van tering-datgene waarmee men in zijn levensonderhoud voorziet): waarmee men tijdens den winter in zijn levensonderhoud voorziet wt haelle, nu Elck soeckt sijn voordeel
Zonder de dooi waren wij allen om hals
Fort Nieuwerbrug. Uit Lambert van de Bos, Toneel des oorlog, 1675. www.edward-wells.nl/catalogus, Public domain, via Wikimedia Commons
Margaretha memoreert nog eens het geluk van de plotselinge dooi die in viel, toen de hertog van Luxemburg eind december oprukte over het ijs. ‘Zonder dezelve waren wij allen om hals (dood)’. Naast dit ingrijpen van God zou het ‘voorzichtig terugtrekken’ van de graaf van Koningsmarck ook het behoud van het land zijn geweest. (Misschien omdat er anders veel manschappen verloren zouden zijn gegaan?) De gebeten hond is voor iedereen kapitein Pain et Vin die zijn post bij Nieuwerbrug had verlaten. Anders zouden ze meer dan 8000 Fransen ‘in de knip’ hebben gehad, die nu een moordende bende vormden.
[weer indien tijt geweest,] die schielijcke7plotselinge doeij die de heer almachtich ons buijten alle Aprehensi8Apprehensie: het vatten met de geest, bevatten gaf quam seer wel te pas sonde de selfve waeren wij alle om halsdood als uhEd wt meijne voorgaende sult gesien hebbe, men seijt hier noch dat het voorsichti reetiereereterugtrekken vande koninsmerck9Kurt Christoph von Königsmarck naest godt ten voorste, het behoudenis van ons lant is geweest en had penivijn10Moïse Pain et Vin die post aende nieuwe bruch11Nieuwerbrug gehoude en niet verlaete datter meer als acht duijsent franse inde knip daer niet Een van af had konne koome waer geweest, [penevijn]
Pain et Vin nog gevangen
Kapitein Pain et Vin zit nog in de gevangenis en heeft levenslang, een beroepsverbod en verbeuring van al zijn goederen. Dat vindt Willem III niet genoeg, en het volk nog veel minder. Willem III laat het vonnis nog eens door rechtsgeleerden onderzoeken en het volk eist een lijfstraf of de doodstraf. In veel steden gist en rommelt het, en er worden zulke vreselijke dingen geroepen dat Margaretha het niet eens op durft te schrijven.
[te hoore,] de gemeent12gemeente, het volk is so onstuijmich over deese sin= =tensie13sententie: vonnis dat niet wt te spreecke is sij wille hem aenden lijfve gestraft hebbe so dat niet geschiet vrees ick Een temulte niet alleen hier maer leijden14Leiden delf15Delft Amsterdam en rotterdam het mor ter so vree =slijck16het mort er so vreeslijck: er wordt zo vreselijk gemord en spreecke so dat ick de pen niet derf ver =trouwe en schrick der aen te dencken, [het ver]
Rabenhaupt geëerd
Godard Adriaan heeft vast over de verovering van Coevorden gehoord. Als de keurvorst nu doorpakt kan ook hij met Gods hulp misschien nog veel goeds voor elkaar krijgen. Carl von Rabenhaupt komt veel eer toe, en de Friezen doen het ook goed, misschien dat er in Overijssel wat bereikt kan worden.
[=trouwe en schrick der aen te dencken ,] het ver =overen van koefverde17Coevorden sal uhEd hebbe verstaen naert oordeel van veele so den keurvorst nu t werck wil behartige en Eens ter deege met sij volck ageere18aanvallen twijfelt men niet van wat goet met godts hulpe te sulle verichte, raefvenshooft19Rabenhaupt leijt groote Eer inen de vriese20Friezen doen ock wel, men gelooft in overijsel wel wat sou konne gedaen worde, [de heer wil geefve wat tot onse beste]
Mensen ontvluchten Den Haag
Amalia van Solms is nog steeds ziek. De nieuwe ordonnantie is er nog niet, maar de eerste is bevestigd door de Raad van State. Er zijn veel ambtswisselingen in Den Haag. Er vluchten nog steeds heel veel mensen. Margaretha vreest dat de koning van Frankrijk tegen de zomer weer met een groot leger zal opmarcheren. Margaretha wenst nogmaals voor het nieuwe jaar meer goddelijke zegen voor het land en voor de wapenen dan in het jaar ervoor.
En even tot slot: Margaretha hoopt dat Godard Adriaans trouwe Jenneke en al zijn andere personeel inmiddels bij hem zijn.
de liede vluchte van hier noch met gewelt ick vrees teegens de soomer als waneer so geseijt wort de koninck met Een mach =tige armee weer af sal koome de heere wil ons genadich sijn en bij staen, geefve dat wij in dit ijaer sijne godlijcke seegen over ons lande en wapenen meer mooge hebbe als voor dees, inwiens bescherminge uhEd beveelle blijfve
uhEd getrouwe MT etc
ick hoope jeneken met uhEd verdere volck en bogaesi al wel bij uhE sal sijn gekomen
Wintertering (vanuit de betekenis van tering-datgene waarmee men in zijn levensonderhoud voorziet): waarmee men tijdens den winter in zijn levensonderhoud voorziet
7
plotselinge
8
Apprehensie: het vatten met de geest, bevatten
9
Kurt Christoph von Königsmarck
10
Moïse Pain et Vin
11
Nieuwerbrug
12
gemeente, het volk
13
sententie: vonnis
14
Leiden
15
Delft
16
het mort er so vreeslijck: er wordt zo vreselijk gemord
De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan heeft ontvangen, heeft ze op 9 januari beantwoord. In de tussentijd heeft ze geen nieuwe brieven van haar man binnengekregen. Ze blijft trouw schrijven, maar maakt zich wel zorgen.
Komt Van Ginkel thuis?
Van zoonlief heeft Margaretha wel brieven ontvangen. De heer Van Ginkel schrijft dat zijn gezondheid sterk verbeterd is. Hij is met een koets vertrokken en wacht op het jacht dat hem op komt halen in Brussel. Margaretha verwacht dat hij onderweg is, maar het heeft de afgelopen week ontzettend hard gestormd…
[staen t kost niet voort,] de heer van ginckel schrijft sijn gesontheijt so toe genoome te hebbe dat hij met Een koets wtgereede heeft dat hem wel bekoome is en wachte maer opt jacht dat van rotterdam gist gistere acht dage al naer bruijsel al af gevaeren is om hem te haelle so dat niet twij= =fele of hij is op wech, maert heeft deese weeck heel seer gestormt tot deesen dach toe en nu heeft hij vlack inde wint dat mij bekomert[, alsmeede niet]
Een schip in volle zee bij vliegende storm, bekend als ‘De windstoot’, Willem van de Velde (II), ca. 1680. Collectie Rijksmuseum
Amalia en Albertine Agnes
Amalia van Solms, weduwe van Frederik Hendrik van Oranje, is ontzettend ziek. De doktoren hebben weinig hoop, schrijft Margaretha. De prinses van Oranje is verkouden, hoest en heeft aanhoudende koorts. Haar dochter Albertine Agnes van Nassau, de weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz, ‘wort verwacht’, aldus Margaretha.
[in gesontheijt,] haer hoocheijt Mevrou de prinses van oransge1Amalia van Solms is, Etlijcke dagen herwaerts heel doot lijck kranck geweest ijae so dat de docktoore weij nich hoop vande leefve hebbe, veroorsaeckt wt Een
groote verkoutheijt met hoest en kontiniweelle koorts en alledaech swaere verheffine van koorts die met koude aenkomt, de prinses van vrieslant2Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solms wort verwacht[, voort verlanckt me]
Portret van Amalia van Solms, Jacob Houbraken, naar Hendrik Pothoven, naar Gerard van Honthorst, 1753. Collectie Rijksmuseum
Albertine Agnes, Henrick Rochuszn van Dagen, naar Cornelis Visscher (II), naar Gerard van Honthorst, 1649 – 1677. Collectie Rijksmuseum
Ziekte, dood en verderf in het leger
Uiteraard besteedt Margaretha ook weer aandacht aan het oorlogsnieuws. Zoals altijd is de hamvraag: waar blijven de Duitse troepen? De gardes van de prins van Oranje begeven zich in ieder geval in Den Haag, het regiment van Van Ginkel te Gorinchem, dat van Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam, van Frederik Hendrik van den Boetzelaer te Leiden en van Joan Teding van Berkhout te Rotterdam. Gelukkig bevindt zoonlief zich op het moment niet bij zijn regiment, want in Gorinchem zijn veel militairen aan de rode loop. In Holland staat alles onder water, waardoor wegen onbruikbaar zijn geraakt. Daarbij komt dat er bij Amsterdam door de zware wind een dijk is doorgebroken, waardoor veel ruiters te paard van de compagnie van Gerard Bernhard von Pöllnitz zijn verdronken. En er zijn nog meer doden te betreuren: de heer van Herne, Adriaan Reinhard van Reede, is aan de legerziekte gestorven. Margaretha vreest dat er nog veel meer militairen ziek gaan worden.
[vrieslant wort verwacht], voort verlanckt me hier seer te hoore waer de duijtse troepees sijn de gardees van sijn hoocheijt legge hier inde haech het reegement vande heer van ginckel te gorckom dat van obdam3Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam van lange =raeck4Frederik Hendrik van den Boetzelaer is noch te leijden ingenoomen, van slijdrecht5Johan Teding van Berkhout te rotterdam, daer over al groote quantiteijt van hooij en haver voor op gedaen is, men seijt te gorckom seer veel siecke aende roode loop is, het staet hier in hollant over al so int water datter geen weege sijn te gebruijck daer bij komt datter ontrent Amstendam door de swaere wint Een dijck is door gebroo =cke, waer door veel ruijters met haer paerde vande kompangi vanden heere penits sijn verdroncke sijn luijtenant dieder acht paerde heeft verloore seijtme dat het ontswomen is, de raetsheer rijxse swager vande burgemeester hamel koomende wt noortholland, is te Amsterdam naer twee dage sieck geweest te sijn gestorfve, de heer
van herne6Reinhard Adriaan van Reede van Saesfelt is ock in sijn garnesoen aen die leeger sieckte gestorfve, daer der veel aen legge, tis te vreese als de liede nu wat op haer rust koome datter noch veel sulle sieck worde
Gelukkig is Van Ginkel weer aan de beterende hand. ‘Wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af gekoome’, schrijft Margaretha aan haar man. Er is ook goed nieuws over de ordinantie van Godard Adriaan: bij de Gecommitteerde Raden is last gegeven om 12.000 gulden aan Godard Adriaan over te maken. Margaretha zal het wel even gaan regelen: ‘als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge’.
wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af ge koome so ick nu hoor van die bij hem in sijn swaerste sieckte is geweest was hij teene =mael buijten hoop van leefve, och hoe groot is de goedertierentheijt godts tot ons wae =ren wij maer danckbaer genoech, nu heb ick naer lan loope so vergekreechge dat ter bij de heere gekomiteerde rade last is gegeefve om ordinansi ter som van twaelf duijsent gul voor uhEd op te maecke als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge[, en uhEd begeert volge]
PS: Van Ginkel is thuis!
Uit deze brief blijkt goed dat Margaretha meerdere dagen over een brief deed. Waar ze zich aan het begin van haar brief nog afvraagt wanneer haar zoon thuiskomt, schrijft ze in een post scriptum dat hij is thuisgekomen. Hij zegt zich goed te voelen, maar ziet er vervallen uit en is zwak: ‘De heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven’.
opt sluijte van deese komt de heer van ginckel hier aen, die seijt hem wel te voelle maer sietter so vervalle wt dat men schrickt hem te sien is ock noch seer swack de heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven, sijn kamerlin is noch heel sieck mee hier
1
Amalia van Solms
2
Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solms
Eindelijk is er weer een brief van Godard Adriaan bezorgd. De brief is persoonlijk aan Margaretha overhandigd door kolonel Johan Thibault Webbenom. Volgens de kolonel en de inhoud van de brief maakt Godard Adriaan het goed. Toch maakt Margaretha zich zorgen. De brief van haar lieve man is alweer drie weken oud. Zou het nog steeds goed gaan? Margaretha heeft al haar brieven naar Bielefeld gestuurd. De vraag is of Godard Adriaan blij zal zijn met de inhoud van haar brieven…
De droefviege toestant van ons liefve vaderlant
In de brieven die Margaretha reeds richting Bielefeld verzonden heeft, rept ze over de toestand in de Republiek. Ze schrijft hierin onder andere over de tocht van de hertog van Luxembourg. De eerste week van januari is rustig verlopen, maar Margaretha weet ook dat de Franse dreiging nog lang niet voorbij is en dat het makkelijk weer mis kan gaan als het gaat vriezen… De hertog, heeft Margaretha vernomen, schijnt in het water te hebben gelegen en is ziek geworden. Ook was een aantal militairen verdronken.
en daer wt sien den droefviege toestant van ons liefve vaderlant, wij sijn hier nu weer wat in stilte hoe lange het duere sal weet die groote godt met d Eerste vorst hebbe wij die alarm weer te verwachte de heer almachtich wil ons behoede, den hartooch van lutsenburch seijt me dat int water geleegen heeft en te wttrecht sieck leijt, tis seecker sijn volck seer gedevaliseert1devaliseren: zich met geweld meester maken daer weer ingekoomen is en datter Etelijcke verdroncken sijn[, had]
Portret van F.H. de Montmorency, geboren 1625, hertog van Luxemburg, gouverneur van Utrecht in 1672, overleden 1695. Anonieme prent uit 1674. Bron: Utrechts Archief
De tocht van Luxembourg
Maar als de Staatse generaal Moïse Pain et Vin zijn post niet verlaten had, hadden de Franse troepen zich niet terug kunnen trekken en waren er veel meer omgekomen. ‘Sij waren alle in Een sack’, aldus Margaretha, ‘daer souder niet Een afgekoome sijn’. Wederom een smet op het blazoen van het Staatse leger.
[en datter Etelijcke verdroncken sijn,] had penevijn die post aende nieuwe bruch niet verlaeten, sij waeren alle in Een sack daer souder niet Een afgekoome sijn[, door den ster]
Toch was er ook nog goed nieuws over de krijgsverrichtingen van de Republiek te melden: op 30 december 1672 wist de Boheemse legercommandant Carl von Rabenhaupt Coevorden te heroveren. Margaretha geeft een opsomming van wat er in de heroverde vesting is aangetroffen: 2000 gulden aan contanten, het zilveren servies van de bisschop en 140 stuks geschut. Kort na de overwinning komen er pamfletten uit waarop complete overzichten staan van wat er in Coevorden is buit gemaakt. De Republiek kan trots zijn op de Boheemse edelman: ‘die man doet al fraeije acksie’, vat Margaretha de mening van eenieder over ‘raefvenshooft’ samen.
[vaeren,] het veroveren van koefverde dat raefvenshooft bij antreeprijse heeft ingenoome 20000f, aen kontante het silver servies van bischop en hondert en 40 stucke geschut daer in gevonde en verovert, heeft hier blijschap veroorsaeckt, die man doet al fraeije acksie
De bestorming van Coevorden, 30 december 1672, Pieter Wouwerman, 1672 – 1682. Collectie Rijksmuseum
De situatie van Van Ginkel
De ruiterij is in de steden gelegerd; het regiment van Van Ginkel bevind zich te Gorinchem. Eén van de knechten van Margaretha’s zoon is heel ziek. Gelukkig is zoonlief zelf weer aan de beterende hand. Margaretha hoopt hem snel weer te zien. In haar brief van 2 januari 1673 schreef ze dat Van Ginkel een aderlating heeft ondergaan. Nu schrijft ze dat hij in 48 uur maar liefst vier keer is adergelaten. Zoonlief had laten weten dat zijn ziekte te wijten was aan het feit dat hij in ijskoud weer 20 uur lang in het zadel heeft gezeten.
ick verlange he mijn soon te sien hij is in tijt van tweemael 24 Eure 4 mael gelaete had op deene sijde Een speesie van beroerte doch nu de heer sij gedanckt weerover en wel volgens sijn leste schrijfve, deese sieckte is door de groote koude die hij so geseijt wort 20 Euren aen Een te paert sittende in dat felle weer veroorsaeckt, sij hebbe Een seer swaere mars ge hadt[, nu seijt me dat mompelijan het luijtenant]
Een kabinet met specerijen
Klaarblijkelijk heeft Godard Adriaan de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een dienst bewezen. Margaretha sluit haar brief af met de mededeling dat ze als bedankje hiervoor een kabinet met specerijen heeft ontvangen. Ze heeft het kabinet nog niet geopend, maar aangezien de specerijen tegenwoordig heel duur zijn, komt het onverwachte geschenk zeker van pas.
so sende de heer vande oostindishe kompangi aen mij en doen Een komplement maecke over Eenige dienste die sij segge uhE haer gedaen heeft, waer voor sij uhEd opt hoochste bedancke en sende mij tot Een teeken daer van Een kabijnet met Eenige speeserije dat ick noch niet geopent heb, maer wel te pas sal koome de wijlle de speeserije hier heel dier sijn nu sal ick dees Eijndige en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
Bomen en specerijen. De prent is afkomstig uit een album met voorstellingen van planten, dieren en volkeren van West- en Oost-Indië. 1682-1733, Romeyn de Hooghe. Collectie Rijksmuseum