Margaretha Turnor

Mijn heer en lieste hartge

Bezorgde moeder

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 3 januari 1661 Amerongen
Ontvangen Constantijn Huygens 13 januari 1661
Lees hier de originele brief

De brief die Margaretha Turnor op 3 januari 1661 schrijft, is haar vroegst bekende brief. Ze schrijft hem niet aan haar man, maar aan Constantijn Huygens, heer van Zuilichem.

De Spaanse missie

Waarom schrijft Margaretha aan Constantijn Huygens? Daarvoor moeten we terug naar oktober 1660. Op dat moment vertrok namelijk de eerste officiële Staatse missie sinds de Vrede van Münster in 1648 naar Spanje. Het doel van de missie is om koning Filips IV geluk te wensen met het huwelijk van zijn dochter Maria Theresia met de Franse koning Lodewijk XIV. Het huwelijk is een bezegeling van de in 1659 tussen Spanje en Frankrijk gesloten Vrede van de Pyreneeën. Met het overbrengen van die gelukswensen wil de Republiek uiteraard een hoger doel bereiken, namelijk het hernieuwen van een aantal eerder gemaakte afspraken op het gebied van staatszaken.

Een elegant gezelschap staat in een kerk voor het altaar. In het midden een bisschop die de infante Maria Theresia van Oostenrijk, gekleed in een hermelijnen mantel met fleur de lis en Lodewijk XIV, gekleed in een mantel met het Maltezer kruis, trouwt. Voor hun een tafel met twee stoelen die ook bekleed zijn met fleur de lis.
Edmé Jeaurat (naar Charles le Brun), Het huwelijk van Maria Theresia, dochter van Filips IV van Spanje in 1660, 1731. Collectie Scottish National Gallery Of Modern Art (Modern Two) (Print Room)

In het gevolg van Godard Adriaan

Eén van de drie ambassadeurs die op 3 december 1660 in Madrid gearriveerd is, is Godard Adriaan van Reede. Hij wordt niet alleen vergezeld door zijn 16-jarige zoon, Godard van Ginkel, maar ook door Lodewijk Huygens, de zoon van Constantijn. Voor beide zonen geldt de missie als onderdeel van hun opvoeding. De inmiddels 29-jarige Lodewijk spreekt Spaans en kan dus af en toe optreden als vertaler, maar heeft verder geen officiële taak en wordt ook niet betaald. Maar ach, vader Huygens was allang blij dat zijn derde zoon mee kon op deze gezantschapsreis. Misschien hoefde hij dan niet langer in de schaduwen van zijn succesvolle oudere broers, Constantijn jr. en Christiaan, te staan.

Een zogenaamd ten voeten uit schilderij met een goudkleurige lijst. Geleund tegen een tafel met een roodzijden kleed, staat een jongeman, levensgroot afgebeeld. Op de tafel ligt een helm met roze rode veren. De jonge man staat met zijn rechterbeen iets naar voren zodat en kijkt de toeschouwer aan. Hij heeft een jong vriendelijk gezicht en lang haar tot iets over zijn schouders. Hij draagt zijn haar met een middenscheiding. Bovenop zijn hoofd is zijn haar glad, aan de zijkant krullend. Hij is gekleed in een zwart harnas met om zijn middel een dunne ceintuur waaraan aan zijn linkerkant een sabel hangt. Onder het harnas komt een klein stukje van zijn wambuis. Hij draagt bruine laarzen. Bij zijn hals over zijn over zijn harnas draagt hij een een kunstig geplooide, witte halsdoek. Achter de jongeman is linksboven een stukje landschap en lucht afgebeeld.
Godard van Reede van Ginkel (1644-1703), Jurriaen Ovens, 1661. Collectie: Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox.

Afscheid nemen bestaat niet

Lodewijk Huygens had veel vrije tijd en hield al sinds het begin van de reis een dagboek bij. Het dagboek is bewaard gebleven. Daardoor weten we onder meer dat Margaretha haar gezin in oktober 1660 tot aan het vertrek van het gezantschap vanuit Hellevloetsluis heeft vergezeld. Onderweg van Den Haag naar Hellevoetsluis speelde het gezelschap, onder wie Lodewijk, een kaartspelletje. Het afscheid viel zowel de vertrekkenden als de achterblijvers zwaar, aldus Lodewijk: er vloeiden veel tranen. Maar Lodewijk beschrijft een saillant detail. Probeerde Godard van Ginkel zich groot te houden tegenover zijn reisgenoten? Volgens Lodewijk huilde Godard namelijk tranen met tuiten wanneer hij in de richting van zijn moeder keek, maar lachte hij smalijk wanneer hij zich omdraaide naar zijn reisgezelschap.

Alvorens verder te gaan kan ik me niet bedwingen om hier hier nog een nogal zeldzaam en vermakelijk voorval in herinnering te brengen dat plaatsvond bij het vertrek van mevrouw Van Amerongen. Het was namelijk zodat als mijnheer Van Ginckel haar zoon, een edelman met een nogal vrolijk karakter, naar de ene kant keek om afscheid van zijn moeder te nemen, dan zag hij haar samen met haar nichtje staan huilen. Ik had zo even al verteld dat ze dat deden Keek hij naar de andere kant, dan zag hij zijn metgezellen van wie dat soort afscheid misschien niet zo hoefde. Op hetzelfde moment dat hij van de ene naar de ander kant keek, deed hij dan hen en dan ons na. Draaide hij zich nar de zijde van zijn moeder, dan huilde hij namelijk tranen met tuiten en op hetzelfde ogenblik dat hij zich naar ons keerde, begon hij minstens zo smakelijk lachen. Hij deed dat iedere keer als hij zich van de een naar de ander wendde zonder dat hij zichzelf daarbij in de hand had.

Maurits Ebben (red.), Lodewijk Huygens’ Spaans journaal. Reis naar het hof van de koning van Spanje, 1660-1661 (Zutphen, 2005).
Families zwaaien naar de vertrekkende schepen, op de voorgrond het verwelkomen van de teruggekeerde familieleden en geliefden. Bedrukt op achterzijde met tekst in het Nederlands.
Afscheid en terugkeer op de kust, Willem Basse, 1632 – 1634. Collectie Rijksmuseum

De thuisblijvers

Margaretha Turnor en Constantijn Huygens delen hetzelfde lot: ze zijn thuisblijvers en moeten hun zonen missen. Uit haar brief van 3 januari 1661 blijkt dat Margaretha reageert op een eerdere brief van Huygens. Blijkbaar heeft de heer van Zuilichem haar al eerder een brief geschreven, misschien onderhielden ze al langer een briefwisseling en is alleen deze brief bewaard gebleven. Hoe het ook zij, de thuisblijvers hebben elkaar opgezocht en vertrouwen hun zorgen aan het papier en aan elkaar toe.

Omdat Margaretha herhaalt wat ze in een ontvangen brief van Constantijn gelezen heeft, weten we ongeveer wat er in die brief gestaan moet hebben. Er stond waarschijnlijk iets in over het verloop van de reis, want Margaretha is er zeer content mee te horen dat de reis niet over ‘de bergen en kwade wegen’ was gegaan. Constantijn had zijn lotgenoot met zijn woorden gerustgesteld.

Brieffragment over Margaretha's zorgen.

uEd schrijfvens is mij seer wel behandich
waer voor uEd hoochlijck bedancke te
meer doordien die mij heel wel te pas
quam, als de kontreije in spange diede
heere Ambassadeurs moeste passeere
niet kenende was ick seer bekomert
en aprehendeerde de reijs overde berge
en quade weege van die seer, waer
van uEd mij het kontrarije door deselfs
schrijfve beliefde te segge, heeft mij een
=nige gerustheijt gegeefve, [sedert heb]

Bekwaam en modest

Margaretha deelt ook een aantal complimenten uit. Ze schrijft haar lotgenoot dat Godard Adriaan in een brief heeft laten weten ‘zeer gelukkig’ te zijn met het gezelschap van Lodewijk Huygens; de zoon van Constantijn is zeer ‘bekwaam en modest’.

Zou Margaretha hopen dat haar lotgenoot in een volgende brief complimenten aan Godard Adriaan uitdeelt? We zullen het helaas misschien wel nooit weten, want er zijn – zover bekend – geen andere brieven van Margaretha aan Constantijn Huygens bewaard gebleven.

Brieffragment over de compliment van Godard Adriaan over Lodewijk Huygens

[schrijfve heeft besocht,] vint sich
doort geselschap van men heer uEd
soon geluckich want kan mij niet genoech
scrhrijfve van sijn Ed bequ
=aem en modest leefven[, seijt ock]

Een schilderij met zes cartouches. In het midden een oudere man, Constantijn Huygens. Hij heeft een spits gezicht met een snor en een klein baardje. Hij heeft donker halflang haar met veel volume. Hij is in het zwart gekleed met een kantenkraag. Zijn linker hand houdt hij voor de borst, waardoor je het kanten manchet ziet. Om zijn middelvinger draagt hij een ring. Midden boven een portret van een jong meisje, Constantijns dochter Suzanna, in een wit jurkje en een wit kapje op. Op het jurkje zitten roze strikjes en op het kapje een roos. De andere vier cartouches zijn voor de vier zoons. Links boven Constantijn jr., rechts boven Christiaan, links onder Lodewijk, rechts onder Philips. Afgezien van Philips dragen de jongens donkerbruin met een witte kraag. Philips draagt een groen fluwelen cape en een baret met een witte veer. Tussen de cartouches zijn in bruin putti en vruchten geschilderd. Op een schild onderaan het schilderij staat ECCE / HÆREDITAS / DOMINI. / Anno. 1640
Portret van Constantijn Huygens (1596-1687) en zijn vijf kinderen, 1640, Adriaen Hanneman. Collectie Mauritshuis.

Oom Dirk Adolf

Toen de Fransen nog uitgebreid in Utrecht en Gelderland zaten, schreef Margaretha dat het goed ging met oom Van Reede in Wijk bij Duurstede. Op 22 december 1674 overlijdt Dirk Adolf in Wijk bij Duurstede, hij is dan 74 jaar.

Portret

Wat bijzonder is, is dat er op zijn doodsbed een portret van hem gemaakt is en dat dat portret bewaard gebleven is. Het portret is niet in Wijk bij Duurstede of Amerongen, maar het is in bezit van de Heilige Suitbertus parochie in Culemborg. Hoe het portret in Culemborg terecht gekomen is, is niet met zekerheid te zeggen.

Een man met gesloten ogen, een snor en een paar dagen baardje. Op zijn hoofd een zwarte kap waar grijze krullen onderuit steken. Om zijn nek een lichtblauwe stola met een rode rand. De kleding eronder is wit. Aan de rechter kant een opengetrokken blauw gordijn. Rechts in de hoek staat RP Theod: Reede M 1674 12 Dec Aet: 74 MIS 41
Dirk Adolf van Reede op zijn doodsbed 12 december 1674 op de leeftijd van 74 jaar. Collectie Parochie H. Suitbertus, Culemborg

Katholiek

Dirk Adolf is de derde zoon van Frederik van Reede, de grootvader van Godard Adriaan. Waarom weten we niet, maar hij bekeert zich tot het katholicisme. Als hij 33 is wordt hij pater jezuïet in Wijk bij Duurstede. In Wijk bij Duurstede was het enthousiasme voor het nieuwe geloof niet erg groot is, maar de meeste bestuursfuncties werden wel door protestanten uitgevoerd. Uiteraard waren de protestante predikanten niet blij met de activiteiten van Dirk Adolf in hun stad. En ze beklagen zich regelmatig bij het stadsbestuur. Dat belooft altijd wat te doen, maar doet dat uiteindelijk nooit.

Links een blauw wapen met een gele adelaar met wijd opengeslagen vleugels. Rechts een groen wapen met drie witte bloemen. Eronder staat Jan van Oostrum - Moersbergen.
De wapens van Jan Van Oostrum (zoon van neef Johan) en Kasteel Moersbergen. Uit: Handschrift met afbeeldingen van de ridderhofsteden in het Nedersticht, voorafgegaan door pagina’s met afbeeldingen van de wapens van de vijf Utrechtse kapittels, van de vijf steden, van de ridderhofsteden en hun bezitters en van verschillende onbekende wapens en wapenbekroningen, ca 1660. Collectie Het Utrechts Archief

De Van Oostrums

Het zal Dirk Adolf zeker geholpen hebben dat hij van die belangrijke familie Van Reede is. En die familiebanden liepen door tot in bestuurlijk Wijk bij Duurstede. In Wijk bij Duurstede waren twee van nichtjes van vaders kant, getrouwd met Willem en Johan van Oostrum, twee neven van moederskant, en schouten van het stadje. Als Dirk Adolf in Wijk bij Duurstede aankomt, is Johan al overleden, maar Willem kan hem tot 1639 de hand boven het hoofd houden. Wellicht kan ook zijn broer Godert dat, die tot 1641 Heer van Amerongen is.

Vasthoudend

Dirk Adolf heeft het niet makkelijk gehad, altijd had hij te maken met tegenwerking van de protestanten. Toch kan hij op 22 december 1674 terug kijken op een succesvol leven. In 1630 waren circa 400 van de 2700 inwoners van Wijk bij Duurstede katholiek en dat is in 1657 opgelopen tot 1200 van 2350 inwoners (alle aantallen zijn schattingen, ook de bevolkingsaantallen). Daarnaast was pater Van Reede actief in een breed omliggend gebied: hij bestreek het hele gebied tussen Wijk bij Duurstede en Bunnik. De kleinzoon van neef Johan zou in Molenstein in Langbroek een schuilkerk starten, die hij in 1672 moest sluiten.

Een gebouw bestaand uit drie geveltjes die van rechts naar links steeds kleiner worden. Recht heeft een trapgevel aan de achterkant, twee ramen op de lange kant een normale daklijst voor, maar er staat wel een zeskantige toren waarvan de punt net boven het dak uitsteekt. Het tweede gebouw heeft ook een trapgevel, maar staat verborgen achter een boom. Helemaal links een gewone daklijst. Op de voorgrond een met een heg omsloten tuin met bomen en een moestuin.
Gezicht op het huis Molenstein aan de Langbroekerwetering te Rijsenburg, L.P. Serrurier naar Cornelis Pronk, 1730. Collectie Het Utrechts Archief.

Jezuïeten

Dirk Adolf overlijdt in Wijk bij Duurstede en wordt bijgezet in het graf van de Van Oostrums. Wie de opdracht gegeven heeft voor het bijzondere portret weten we niet.

Na het overlijden van Dirk Adolf verandert de houding van de inwoners van Wijk bij Duurstede jegens jezuïeten. Nieuwe jezuïeten worden weg gejaagd. Mogelijk is daarom het portret in veiligheid gebracht. In Culemborg waren sinds 1628 jezuïeten gevestigd. Zij maakten veel gebruik van klopjes: katholieke vrouwen die hun leven aan het geloof wijden, zonder in een klooster in te treden. De klopjes kregen hun naam van het kloppen op de deuren van katholieken als er een religieuze bijeenkomst was. Deze Culemborgse klopjes maakten volgens de classis van de gereformeerde kerk ook de buurt rond Wijk bij Duurstede onveilig. Waarschijnlijk werkte Dirk Adolf dus samen met de Culemborgse jezuïeten. Mogelijk is het portret in opdracht van hen gemaakt of is het door de familie ter bewaring aan hen gegeven vanwege het anti-jezuïtische sentiment in Wijk bij Duurstede.

Vorst Maurits

Portret tot de knieën van een kalende man met grijzig haar tot in zijn nek. Hij heeft een flinke snor een kneveltje. Hij leunt met zijn rechterarm op een pilaar en in zijn hand houdt hij een brief. Links heeft hij een handschoen aan en hij heeft zijn hand in zijn zij. Onder een zwarte overjas draagt hij een harnas met daaroverheen een blauwe sjerp en een Johanniter(?) kruis. Op de achtergrond een symmetrische tuin met vijvers een half rondlopende galerij en aan het eind van de lange zichtlijn een huis.
Jan de Baen, Portret van Johan Maurits (1604-1679), graaf van Nassau-Siegen, 1668-1670. Collectie Mauritshuis.

Eind december 1673 en begin januari 1674 schrijft Godard Adriaan aan verschillende mensen dat hij Vorst Maurits (Johan Maurits van Nassau Siegen) tot zijn architect benoemd heeft. Hij is er blij mee! Of Johan Maurits van Nassau Siegen inderdaad de architect is geweest zoals we dat nu bedoelen is de vraag. Toch heeft Johan Maurits waarschijnlijk wel een vinger in de pap gehad bij de bouw.

Het Mauritshuis

Wat betreft zijn bouwactiviteiten is Johan Maurits in Nederland vooral bekend vanwege het Mauritshuis, maar hij bouwde ook in Kleef en legde daar onder andere de tuinen aan die nog steeds bekend zijn. Die staan op de achtergrond van het portret dat Jan de Baen van hem maakte.

Het was op zich niet vreemd dat een man van hoge adel zich met architectuur bezig hield. Dit werd als een positief onderdeel van de opvoeding gezien. Voor de bouw van het Mauritshuis had hij architect Jacob van Campen (van het Paleis op de Dam) ingeschakeld, die voor het interieur geassisteerd werd door Pieter Post. Pieter Post zal later voor Johan Maurits de Sonnenburg ontwerpen. De Sonnenburg ligt in een deel van Brandenburg wat nu in Polen ligt.

Een strakke tekening van de voorgevel van het Mauritshuis. Twee verdiepingen hoog, zeven ramen breed. In het midden een deur met een trap van twee kanten. De middenste drie ramen en de deur zitten in een midden-risaliet met een timpaan. Op het dak staan twee schoorstenen.
Ontwerp van de voorgevel van het Mauritshuis, P. Post, 1715. Collectie Haags Gemeentearchief, gr. B 202.

Maurits Post, Johan Maurits en Amerongen

Johan Maurits wordt de peetvader van Posts zoon Maurits. Ook Maurits Post werkt nauw samen met Johan Maurits, onder andere aan de tuinen van het Mauritshuis, in Siegen en van de stadhouderlijke residentie in Kleef. Als Kasteel Amerongen in vlammen op gaat leeft Pieter Post al niet meer. Het is niet helemaal na te gaan wie precies wat bedacht heeft bij het ontwerp van het nieuwe kasteel. Zeker is dat Johan Maurits een belangrijke adviserende rol had. Mogelijk heeft Maurits Post een (paar) eerste ontwerp(en) gemaakt. Over de architect en het ontwerp van Kasteel Amerongen later meer.

Nog meer verwoesting

Na de brand in februari 1673 stonden er nog muren overeind. Op 9 juni 1673 schrijft Margaretha al over verdere verwoestingen. Daarmee is het leed nog niet geleden. In september 1673 wordt Amerongen weer geplunderd.

Margaretha op stap met Blanche

Op 23 november 1673 schrijft Godard Adriaan aan EllerWolfgang Ernst zu Lauerbach dat hij met zijn schoondochter en de vijf kleinkinderen in Den Haag is, Margaretha is met Godard Adriaans secretaris Izaäk de Blanche op weg naar Amerongen om de verbrande en geruïneerde goederen weer in bezit te nemen. De Fransen zijn vertrokken, dus de familie kan weer aan de herbouw gaan denken.

Links een onderdeel van een muur. Rechts een vervallen muur. De muur loopt naar rechts naar beneden af, links een verticale balk Op stukken van de muur zitten nog delen stucwerk, achter de muur groeit een struik, voor de muur een graspol.
Vervallen muur, Adrianus Eversen, ca. 1828 – 1897. Collectie Rijksmuseum

Het is niet helemaal zeker of ze ook in Amerongen geweest zijn. Helaas gaat ook het vertrek van de Fransen uit Utrecht niet zonder slag of stoot: begin december trekken de troepen door Amerongen. Zij geven de nog staande muren een zetje en stoten ze om. Godard Adriaan heeft het in een brief aan Le Maire1Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen over 150.000 gulden schade. In december is Margaretha weer met Blanche op weg naar Amerongen. Naast het bezoek aan de ruïne staat een bezoek aan de “predicatie” in de Andrieskerk op het programma.

De Andrieskerk

De Andrieskerk is ook niet ongeschonden door het Rampjaar heen gekomen. De kerk staat weliswaar nog fier overeind, maar de Fransen hebben wel alle kerkbanken verwijderd en onder andere gebruikt als aanmaakhout voor het in brand steken van het kasteel. Een maand na deze actie van de Fransen werden er alweer diensten gehouden in de kerk.

Links boven een kale beukentak met nog wat bruine bladeren. In de tuin allemaal kale bomen. Recht voor de kale fruitbomen, links de muur met daartegenaan het leifruit. In de verte in de zon tegen de donkere wolkenlucht de toren van de Andrieskerk.
De Andrieskerk vanuit de tuin van Kasteel Amerongen, december 2020. Foto: Annemiek Barnouw

Nog steeds niet veilig

In het voorjaar van 1674 komt er nog een bericht van dorpsgenoot Jan Quint. Hoewel het gebied niet meer door de Fransen bezet is, is het nog steeds niet veilig. Er wordt nog steeds geplunderd en gebrand en Ingen (dorp aan de overkant van de Nederrijn) is wederom gebrandschat.

Er moet nog heel wat water door de Nederrijn stromen voor de herbouw daadwerkelijk van start kan gaan.

De prent bestaat uit drie aparte voorstellingen. Op de achtergrond staat een stad in brand en aanschouwt een heerser zijn legertroepen. Op het middenplan wordt een boerderij geplunderd, het vee gedood en de waterputten geledigd. Op de voorgrond bewaken een hond en een haan een kar met roversbuit in plaats de boerderij. Links op de voorgrond doen soldaten het werk van boeren: een soldaat strooit graan voor de kippen, een jonge schildknaap slacht een van de kippen en twee soldaten dorsen het koren. De prent heeft een Duits opschrift dat het volk waarschuwt voor slechte leiders. In de marge een onderschrift met drie Duitse teksten over de verschillende voorstellingen van deze omgekeerde wereld.
Allegorie op oorlog, Johann Sadeler (I), naar Jost Amman, 1579 – 1595. Collectie Rijksmuseum
  • 1
    Jacob le Maire, staats resident in Denemarken in Kopenhagen

De Fransen verlaten Utrecht

Het was Lodewijks generaals al ruim vóór de verovering van Bonn in november duidelijk, dat de bezetting van de Republiek op den duur niet te handhaven was. De verovering van Maastricht en het beleg van Trier eind augustus zorgden voor een kentering. Deze eigenzinnige acties van Lodewijk XIV hadden zijn Duitse buren het laatste zetje gegeven voor het bondgenootschap met Willem III. De Duitse legers sloten zich nu daadwerkelijk aan bij het Staatse leger! In september en oktober moesten dan ook steeds meer Franse troepen noodgedwongen naar het zuiden: de Republiek begon langzamerhand leeg te lopen.

Op de achtergrond de stad Utrecht met de fiere domtoren. Op de voorgrond de vertrekkende Fransen met in hun gevolg de gijzelaars met hun knechten, katholieke geestelijken, bestuurders en bagagewagens. Eronder staat Gedenk-teyken, afbeeldende hoedanigh de Stadt (en dan in hele grote letters) UYTRECHT Door de Franse verlaten is, op den 23 November, 1673. na datse 5 dagen van te vooren, 15 der zelvervoornaamste Heeren, als Ostagiers, tot voeldoening der Brantschatting, hadden wech gevoert.
Fantasievoorstelling van het vertrek van de Fransen uit Utrecht, 23 november 1673. Anonieme prent, uitgegeven door Marcus Doornick te Amsterdam in 1673. Collectie Het Utrechts Archief.

Karrenvrachten vol

Met lege handen vertrekken de Fransen niet. Behalve hun eigen voorraden munitie, graan en meel, die opgeslagen hadden gelegen in de kerken, nemen ze ook alle wapenrustingen van de Utrechtse garnizoenen mee. Een hele logistieke operatie: honderden karren en schepen zijn nodig om alles via de Rijn en de Veluwe richting Duitsland te krijgen. Everhard Booth, zoon van Utrechtse burgemeester en arts Cornelis Booth, doet er in de eerste helft van november dagelijks verslag van in zijn dagboek.

Dagboekfragment inladen door de Fransen

De Franschen sijn bij nacht ende dag besigh
met het inladen van haere magasijnen
in de schepen, maer men kan niet beseffen
hoe sij op sullen kunnen geraken met dese
oosten wind.

Op den naernoen1namiddag sijn hier gekomen over de
400 wagens van Zutphen, om mede volladen te werden.

Dagboekfragment komt wagens

Noch ettelijke 100 wagens sijn hier gekomen van
Grol, Brevoort ende andere dorpen, noch
verder om te laden al d’ ammonitie ende
voorraet van meel ende graen.

Dagboekfragment komst lege wagens en vertrek eerste schepen

Op den avond sijn hier wel over de 1000 ledige wagens
gearriveert van boven Nimwegen, ja Emmerik
ende daer rontsom,
Terwijle op desen dagh een mennichte van kleyn
der vaertuyg met ammonitie geladen,
den Crommen Rhijn op naer Wijk is
gevaren, daer onder vier Cromme Rhijn-schuyten alleen met
geblaude harnassen uyt het Staten Magasijn
dat sij gansch ledig hebben gemaekt, gelijk ook
dat van de Stad.

Prent vol met mensen. Links vooraan een wagen gevuld met beschermende legerkleding en een aambeeld getrokken door twee paarden. Rechts vooraan een liggende beladen kameel waarbij twee man proberen hem op te laten staan. verder lopende mannen met gereedschap en harnassen, paarden en ruiters.
Deel van een triomfprocessie met soldaten en paarden die karren met uitrusting trekken. Pietro Sante Bartoli, naar Giulio Romano, naar Francesco Primaticcio, 1680. Collectie Rijksmuseum.

Een half miljoen gulden

Terwijl de logistieke operatie in volle gang is, slaan de Fransen nog één slag. Hoewel het aanvankelijk het plan was Utrecht en andere steden plat te branden, lijkt het voordeliger om ze allemaal nog een laatste grote heffing op te leggen. De provincie moet binnen een paar weken meer dan een half miljoen gulden hebben opgehoest, anders wordt de stad alsnog platgebrand. Zo goed als onmogelijk: er was het afgelopen jaar al een miljoen betaald en de stads- en provinciekassen waren leeg. Maar met behulp van particuliere leningen komt toch de helft van het geld bij elkaar.

Om nu deze 250 duyzend guldens zo haast op een te krijgen/ was de Magistraat zeer bekommert / maar het geldt quam evenwel te voorschijn : men dede een aanzegging aan grooten en kleynen / dat yder zo veel penningen als mogelijks was / aan de Provintie wilde te leen op brengen / tegen 6 ten hondert 's Jaars en wel verwondert waren die heeren, datze met der haast zo eel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 guldens zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, en andere zo al voore / ja uut kleyne Steegjesen Slopjes, quam zo veel te voorschijn/ dat zy dat noyt hadden vertrout/ zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van t Jok der Fransen Slavernye'te worden ontlast. Ondertusschen quam de Stadt Uytrecht 30 vol Wagens en Kaaren, uyt de Betuwe en Veluwe, dat het scheen / al of zy de Huyzen, Kerken, ja den Dom zelfs/ hadden willen wech-voeren.
Tekst over het vertrek van de Fransen uit Utrecht behorend bij de prent bovenaan dit blog. Collectie Het Utrechts Archief

Om nu deze 250 duyzent guldens zo haast bij een te krijgen, was de Magistraat zeer bekommert, maar het geldt quam evenwel te voorschijn: en dede een aanzegging aan grooten en kleynen, dat ieder zo veel penningen als mogelijk was, aan de Provintie wilde te leen op brengen, tegen 6 ten hondert ’s Jaars; en wel verwondert waren die Heeren, datze met der haast zo veel geldts zagen opschieten; De Bank van Leeningh, of Lombert gaf 6000 gulden, zekere Juffr. Krieks 4000 gulden, een andere zo al voore, ja uyt kleyne Steegjes en Slopjes, quam zo veel te voorschijn, dat zij noyt hadden vertrout, zo genegen was Groot en Kleyn, Rijk en Arm, om van ’t Jok der Fransen Slavernye te worden ontlast

Gijzelaars

Maar dat is dus nog maar de helft. Hoe kunnen de Fransen zich straks van de andere helft verzekeren, als ze zelf al vertrokken zijn? De oplossing is ingrijpend: gijzelaars. In Woerden worden op 7 november twaalf mannen gegijzeld. Een week later worden ook vijftien burgers uit bovenlaag van de stad Utrecht van hun bed gelicht. De predikanten, vroedschapsleden, oud-burgemeesters, een brouwer, een graanhandelaar, een arts, een advocaat en zo voort, worden opgesloten in het huis van de Zwitserse commandant. De volgende dag voeren de Fransen ze op vier wagens af naar het oosten. Na een meerdaagse tocht langs Arnhem en Doetinchem over besneeuwde karrenpaden, worden ze uiteindelijk honderd kilometer verderop vastgezet in de Duitse vestingstad Rees. Hoe lang ze daar zullen moeten blijven is ongewis…

Op de voorgrond een uitgesleten karrenpad. Het graanveld rechts ligt boven de weg. Helemaal rechts een boom. Links op de achtergrond de kerken en torens van Arnhem.
Gezicht op Arnhem, Aelbert Cuyp, 1630 – voor 1651. Collectie Rijksmuseum.

Definitief vertrek

Er is ook goed nieuws. Op donderdagochtend 23 november (13 november Utrechtse kalender) tussen half 6 en 9 uur verlaten de laatste Franse infanteristen, ruiters en paarden de stad Utrecht door de Wittevrouwenpoort. De poort gaat daarna onmiddellijk op slot. Everard Booth slaat in zijn aantekeningen een zucht van verlichting:

Dagboekfragment vertrek Fransen

den Almachtigen sij gelooft voor sijne genade
ons hierinne bewesen. Het is remar=
quabel dat de Franschen den 13 Junij 72,
sijnde donderdagh, hier in sijn gekomen, ende op
heden, sijnde mede donderdag, ende ook den 13,
weder de stad hebben gequiteert, alsulx
net 17 maenden de borgerye tot een on=
draechelijke last sijn geweest.

Rechts een stadspoort waardoor soldaten te paard vertrekken. Rechts voor twee Fransen die de hoed afgenomen hebben en een sleutelbos overhandigen aan drie heren met capes en hoeden.
Het Utrechtse stadsbestuur krijgt de stadssleutels terug. Anoniem prentje (ets), 18de eeuw, naar de gebeurtenis uit 1673, Collectie Het Utrechts Archief
  • 1
    namiddag

Bouwmateriaal

Sinds de brand in het kasteel hebben we het eigenlijk vooral over Margaretha’s lotgevallen gehad. Logisch, want dit blog gaat over haar brieven. Godard Adriaan zat misschien ver weg, maar hij is wel gelijk hard aan het werk gegaan. We kunnen dit blog maken omdat Godard Adriaan al Margaretha’s brieven bewaard heeft. Ik vraag me wel eens af of dat betekent dat hij een romanticus was. Maar hij heeft heel veel brieven die hij ontving bewaard, dus misschien was hij gewoon een hoarder. Een degelijke ambtenaar is ook nog mogelijk. Van zijn uitgaande brieven heeft hij vaak de minuten bewaard. Deze minuten zijn te vergelijken met “kladjes” die hij schreef, die zijn secretaris dan in het net uitwerkte.

Een kist op een eenvoudig bruinen onderstel. De voorkant van de kist is opengeklapt en blijf met kettinkjes aan weerszijden ongeveer horizontaal hangen. In de kist ziten allemaal verschillende formaten laadjes. Ze zijn rood en hebben in het midden een lichte knop waar een ruit omheen geschilderd is. Aan de zijkanten zitten handvaten waarmee de kist opgetild kan worden.
Reisscretaire, ca. 1650. Collectie Kasteel Amerongen.

Tijdens de restauratie van Kasteel Amerongen is er een groot bouwhistorisch onderzoek gedaan door het Bureau voor Bouwhistorie en Architectuurgeschiedenis. De onderzoekers hebben veel van de brieven van en aan Godard Adriaan onderzocht. Zo weten we (ook) wat er gebeurde als Godard Adriaan in de Republiek was en Margaretha hem niet schreef. Uit een brief aan LeMaire in Kopenhagen weten we dat Godard Adriaan vrijwel gelijk na de brand bouwmateriaal gaat regelen: hout, ijzer, kalk. Eigenlijk heeft hij behoefte aan alles. Godard Adriaan zet zijn hele netwerk in om aan gratis (of goedkope) materialen te komen. Gelukkig is Godard Adriaan diplomaat. Er komen daadwerkelijk toezeggingen, maar om de beloften warm houden en te zorgen dat er ook geleverd wordt, heeft hij al zijn diplomatieke vaardigheden nodig.

Een man in het zwart met een witte kraag en een olifant om zijn nek, zittend aan een tafel met een groen tafelkleed. Naast hem staat een man met donker haar, een cape om en zijn hoed in de hand.
Mogelijk Godard Adriaan van Reede, Gilles van Tilborgh, 1650-1659. Collectie Frederiksborg, Denemarken

Bonn: begin van het einde

De troepen van de Prins van Oranje en de troepen van de Spaanse markies De Louvignies hadden zich midden oktober verenigd. Het doel van de veldtocht werd pas begin november duidelijk: Bonn. Dit vestingstadje was niet alleen een belangrijk bevoorradingspunt voor de Franse bezettingsmacht in de Republiek, maar ook de hoofdstad van het keurvorstendom Keulen…

De Nederlandse Tirannie

De troepenmacht hield tussen half oktober en begin november behoorlijk huis in het land van de vijand. Op 29 oktober 1673 schreef Godard van Ginkel aan zijn vader hoe de troepen alles wat los en vast zat plunderden. De Keulse bevolking moest het ontgelden.

Brieffragment over de plunderingen rond Keulen

Dewijl wij hier int keulsche Landt sijn
heeft het plunderen gruwelijk aengegaen
en wordt dit Landt niet minder geruineert
als onse arme provincien sijn

Godard VAN GINKEL, 29 oktober 1673
In een dorp roven soldaten spullen uit huizen en laden ze op karren. Dorpelingen worden gebonden meegevoerd. De dorpskerk en enkele huizen staan in brand.
Soldaten plunderen een dorp, Jacques Callot, 1633. Collectie Rijksmuseum

De troepen van Willem III deden niet onder voor de Fransen. Constantijn Huygens jr., de secretaris van de prins van Oranje, reisde mee met het leger en hij beschrijft de gebeurtenissen in Rheinbach. De burgemeester van Rheinbach, die openlijk partij had gekozen voor de Keulse prins-bisschop, weigerde in eerste instantie zich over te geven toen de stad begin november werd opgeëist. Toen de hij vroeg of hij twee uur de tijd kon krijgen om te overleggen over de capitulatievoorwaarden, werd hem dat geweigerd. ‘Das geben wir euch nicht’, aldus Rijngraaf Karel Florentijn van Salm, de commandant die de aanval op Rheinbach leidde. In zijn journaal beschreef Huygens de wandaden van het Staatse leger in het stadje. Iedereen die een wapen droeg, werd gedood. De burgemeester van Rheinbach werd opgehangen. Om zijn nek bungelden de sleutels van de stad.

Op een open plek in een legerkamp zijn vele soldaten verzameld rond een grote boom waaraan 21 lijken hangen en nog meer executies door ophanging plaats zullen vinden. Eén veroordeelde wordt juist de strop omgebonden, enkele anderen wachten onder de boom op hun beurt. Rechts op de voorgrond is een veroordeelde in gesprek met een geestelijke. Onder de voorstelling een zesregelig Frans vers.
Strafmaatregelen: ophanging (detail), Jacques Callot, 1633. Collectie Rijksmuseum

Bonnbastisch

Op 5 november werd eindelijk duidelijk dat het doel van de veldtocht Bonn was. De hertog van Luxembourg en Turenne hadden de opdracht gekregen om te verhinderen dat de troepen van de Prins het belangrijke Franse bevoorradingspunt zouden bereiken. Maar naast de Spanjaarden hadden ook de Keizerlijke troepen onder leiding van Raimondo Montecuccoli zich bij het leger van Willem III gevoegd, waardoor de geallieerde krijgsmacht nu ruim 60.000 man telde.

De Franse en Keulse belegerden toonden weinig vechtlust. Op 12 november 1673 capituleerde Bonn na een belegering van een week. Het verlies van Bonn was een grote klap voor de Fransen. Ze konden nu immers hun troepen in de Republiek niet meer via de Rijn bevoorraden, en waren genoodzaakt de bezette gebieden te ontruimen. Bovendien was veel van het Franse oorlogsmateriaal door de geallieerden buitgemaakt.

Het was een geweldige overwinning. Maar de geallieerden moesten nu alle kansen met beide handen aangrijpen om optimaal te kunnen profiteren van de verslagenheid van de vijand. Was het einde eindelijk in zicht? Of was het allemaal maar bombast en liet de vrede nog heel lang op zich wachten? ‘Den hemel zegenen hunne desseynen, en gunne ons verder te triomferen over onze hoogmoedige vyanden’, aldus onderstaande prent.

Verovering van Bonn, Rheinbach, Brühl en andere Duitse steden door de prins van Oranje, 1673. Gezicht op de aan de Rijn gelegen Duitse steden in vogelvluchtperspectief. Op de voorgrond rechts feliciteren de prins Willem III en graaf Montecuccoli elkaar. Bovenaan een wapentrofee rond het wapen van de prins, links een portret van de prins, rechts het portret van Montecuccoli. Onder de voorstelling een beschrijving van de gebeurtenissen en de legenda A-Z in 3 kolommen in het Nederlands.
Verovering van Bonn en andere Duitse steden door de prins van Oranje, 1673, Romeyn de Hooghe (toegeschreven aan), 1673. Collectie Rijksmuseum.

Bonn en bye-bye Bommen Berend

Het was een enorme oppepper voor de Republiek: de herovering van Naarden op 11 september 1673. De militairen hadden laten zien wat ze konden. De overwinning toonde aan dat er van de Franse vechtlust weinig meer over was. Zoon Godard van Ginkel schreef in een brief aan zijn vader dat de reputatie van de Fransen tanende was.

Brieffragment over de tanende invloed van de Fransen

de Fransen verliezen hier doors
een groot gedeelte van haere reputatie,
hebben dese plaetse soo slecht gedefen
deert, als geen van de onse voorleden jaer
sijn gedaen

Godard van ginkel, 16 september 1673

Opmars naar Bonn

Het eerste gedeelte van het ambitieuze tegenoffensief van Willem III was geslaagd. Nu volgde de opmars naar de volgende belegering. Willem III had zijn oog laten vallen op Bonn. Deze vestingstad was niet alleen de hoofdstad van het keurvorstendom Keulen, maar was ook het bevoorradingspunt tussen de Franse hoofdmagazijnen en het bezettingsleger in de Republiek…

Gezicht op Bonn vanaf de heuvels aan de westzijde. Op de voorgrond bevinden zich enkele militairen aan de kant van de weg.
Gezicht op Bonn, Constantijn Huygens (II), 1673. Collectie Rijksmuseum.

De laatste stuiptrekkingen van Bommen Berend

Kaartje van het gebied rond Wolvega en het riviertje de Linde
Rivier de Linde aangeven op een gemeentekaart van West-Stellingwerf

De troepen van vorst-bisschop Bernhard von Galen leek het in de zomer van 1673 aanvankelijk voor de wind te gaan. In augustus 1673, een jaar na de mislukte belegering van Groningen, was de vorst-bisschop van Münster er met zijn troepen vanuit Steenwijk in geslaagd achter de zogeheten Lindelinie te komen. De Lindelinie liep langs de rivier de Linde, tussen de Zwartendijksterschans ten westen van Een naar Slijkenburg. Langs de rivier waren dammen en schansen opgeworpen. De troepen van Bommen Berend hielden behoorlijk huis in het gebied. Zo meldde de Oprechte Haerlemse Courant van 5 september 1673 dat de militairen ‘alles nu uytgeplondert ende wegh gerooft hebben, soo wel dat over de Linde is, als aen dese kant over de Kuynder’.

alles nu uytgeplondert ende wegh gerooft hebben, soo wel dat over de Linde is, als aen dese kant over de Kuynder
Fragment uit de Oprechte Haerlemse Courant van 5 september 1673. Via Delpher.nl

Twee keer noodweer

Maar net als de troepen van Lodewijk XIV, moesten de bisschoppelijke troepen in het najaar van 1673 de wonden likken. Door een hevige noordwester storm steeg eind augustus het water in de Linde en kwam de weg naar Steenwijk onder water te staan. Bommen Berend vreesde voor een tegenoffensief en besloot zijn troepen terug te trekken. Begin oktober ondernam de vorst-bisschop nogmaals een poging om Coevorden te veroveren. Hij wilde daartoe de Overijsselse Vecht af dammen. Opnieuw zorgde het weer ervoor dat Bernhard von Galen zijn plan niet kon verwezenlijken; een hevige overstroming deed de dam breken. Ruim 1400 Münsterse militairen en honderden boeren stierven de verdrinkingsdood.

Krantenfragment: Voorleden Saaterdagh is dijn Excellentie Rabenhaupt met de Cavallerye weder hierbinnen gekomen, als mede de 8 Compagnien Soldaten Sondagh Avont, zijnde den Dijck voor Coeverden op drie PLaetsen van selfs, als voor desen gemelt, door 't harde We'er doorgebroocken, en veel Bisschopse Soldaten en Boeren verdroncken, daer onder de Oversten Luytenant Kley en veel Officieren getelt worden; het Water sackt dagh by dagh, soo dat de Wagens in en uyt Coeverden ryden als vooren, dat een groote vreugde hier en bysonder daer veroorsaeckt. Men is alhier noch besigh met de hooghte buyten de Stadt, daer den Bisschop gelegen heeft, weght te brengen, dat nu op een seer knstige manier geschiet, gelijckt tot Danzich is gepractiseert, te weten met wel 200 Korfjes aen een Touw, die als een Moolen rontom van buyten over de Gracht gewonden werden, dat met seer seynigh Volck en 2 Paerde, die de Moolen omdraeyen, geschiet, en veel Aerde overbrengt.
Fragment uit de Oprechte Haerlemse Courant van 14 oktober 1673

De vrede leek na het gunstig verlopen Beleg van Naarden en het aftaaien van Bernhard von Galen dichterbij dan ooit. Toch zou het nog tot april 1674 duren voordat Bommen Berend de strijd eindelijk opgaf en de Republiek verliet. En hoe zit het met de Fransen? We maken ons nu in ieder geval op voor de Belegering van Bonn…

Dijkdoorbraak bij Coevorden, 1 oktober 1673. Vijandelijke ruiters en geschut worden door het water weggespoeld, in de verte de stad Coevorden.
Dijkdoorbraak bij Coevorden, 1673, anoniem, naar Romeyn de Hooghe, 1673 – 1675. Collectie Rijksmuseum

Nog een Godard Adriaan

Op 11 oktober 1674 wordt Godard Adriaan van Reede gedoopt in de Hoogduitse kerk in Den Haag. De Hoogduitse kerk deelt een kerkgebouw met de Engelse kerk en deze ligt in 1674 aan het Noordeind.

Godard Adriaan is het zevende kind van Ursula Philippota en Godard van Ginkel. Hij heeft één broer een vijf zussen boven zich, in 1670 werd er al een eerdere Godard Adriaan geboren, maar dat jongetje is nog geen jaar oud geworden.

den 11 octobe 75 gedoopt een kint van de Hr Godert Baron van Reede Heer vande Finckel ende Vrouwe Orsele Filipota van Raesvelt, het kints naem Godert Adriaen
De doopinschrijving van Godard Adriaan van Reede van 11 oktober 1674. Collectie Haags Gemeentearchief

Margaretha zal wel blij zijn dat er nu eindelijk een jongen geboren is en dat hij nog Godard Adriaan heet ook! Verder weten we helaas weinig over de gebeurtenis, want Margaretha schreef op dat moment geen brieven aan haar man. Jammer voor ons, maar een voordeel voor Godard Adriaan, want die kon gewoon bij de doop van zijn kleinzoon zijn! Gelukkig voor ons heeft Margaretha de geboorte en doop van grote zus Reiniera uitgebreid beschreven.

Tegen de achterwand van de kerk zit het orgel op een balkon, Bovenop het orgel staat een standbeeld. Het balkon zit voor. Aan de rechtermuur zitten twee hoge ramen, daarvoor staan de herenbanken. Tegen de linkermuur de kansel. Op de grond de gewone kerkbanken. De kerk zit helemaal vol, er staan zelfs mensen in het gangpad tussen de herenbanken en de gewone kerkbanken.
Gezicht van d’Engelsche kerk in ‘s Hage, M.M. La Fargue, ca 1792. Collectie Haags Gemeentearchief.

Wispelturige vrienden

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 9 oktober 1671 Amerongen
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 11 oktober 1671
Lees hier de originele brief

Margaretha heeft een brief van Godard Adriaan van 6 oktober binnengekregen en geeft hem het grootste gelijk van de wereld dat hij daarin verontwaardigd is over het handelen van Pieter Both en de zijnen. Sinds ze terug is uit Utrecht blijken ze al weer bijna bij de partij van Nellesteyn weg te hebben willen lopen, totdat Cornelis van Beeck zich opeens vóór Nellesteyn verklaarde. Toen kozen ze eieren voor hun geld en bleven ook.

Brieffragment de strijd tussen Pieter Both van der Eem en Johan van Nellesteyn

Ameronge den
9 ockto 1671
rec. 11 Oct: 1671

Mijn heer en lieste hartge

uhEd schrijfvens vande 6 deeser heb ick heede
ontfange vinde uhEd het grootste gelijck vande
werlt heeft misnoegen overde proseduere
van bodt1Pieter Both van der Eem en de sijne te neeme, naer mijn
vertreck van wttrecht verstaen ick dat sij
al weer hebbe gedifukulteert2moeite hebben gehad de partij van
nellisteijn3Johan van Nellesteyn te houde tot dat sij sagen dat de
van beeck4Cornelis van Beeck hem voor nellisteijn deklaereerde
en sij niet beeter en koste, [ick heb geseijt]

Twee vrienden in antieke kleding geven elkaar een hand. De ene geeft een munt of een ander rond voorwerp aan de ander.
Twee mannen schudden elkaar de hand, Abraham Bloteling, naar anoniem, 1670. Collectie Rijksmuseum

Aan zulke vrienden heb je niets

Margaretha heeft laten weten dat ze zich niets van zulke ‘variabele vrienden’, waar je toch niet op kunt rekenen, wil aantrekken. Ze hoopt maar dat Nellesteyn zonder hen ook wel aan zijn meerderheid komt, dan doen ze maar wat ze niet laten kunnen.

Brieffragment variabele vrienden

[en sij niet beeter en koste,] ick heb geseijt
dat ons seer weijnich aen sulcke varijabelle5variabele: wisselvallige, wispelturige
vriende of liede seer weijnich geleechge was
daer men doch geen staet op kost maecke
hoope nellisteijn6Johan van Nellesteyn het sonder haer wel te
booven sal koomen laetse dan doen watse
wille, [de heer van rhijnswou heeft geen on]

Aquarel van het kasteel Zuilenstein bij Amerongen met links het poortgebouw, uit het zuiden. Er onder staat geschreven 'Het Huis Zuylestein behoorende aan den Graaf van Rochfort.
Gezicht op het kasteel Zuylenstein bij Amerongen met links het poortgebouw, uit het zuiden. Anoniem, ca. 1800. Collectie Het Utrechts Archief

Hoog bezoek op Zuylestein

Bij de buren, Frederik van Nassau-Zuylestein en zijn vrouw, is prins Willem III op bezoek. Ze kennen elkaar goed, want Frederik, een onechte half-broer van Willems vader, was zijn gouverneur geweest tot hij zestien werd. De vrouwe van Zuylestein was hofdame van Willems moeder Mary. Het bezoek bezorgt Margaretha enige geluidsoverlast, want de vele paarden die gedrenkt moeten worden zorgen voor veel lawaai als ze naar het water rijden.

Naschrift over gasten op Zuylestein

Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
en dieners MTurnor

sijn hoocheijt is
noch op Suijlisteijn alwaer de heer en vrou
van Suijllisteijn deese middach sijn gekoome
hier is sulcken gerij van paerde diese te
water brenge den gansen dach overt voorbu
rch dat het niet te hade7niet te harden is sij breecken
en maecken het voorburch en de singen
als Een dijck datter niet door te koome
is ock so de steech, [deese sendt ick tot]

Portret van een staande vrouw, kniestuk, voor een landschap. Ze draagt een licht grijze jurk met een brede hals. Er omheen een blauwe omslagdoek die met een soort kralenketting om haar schouder en middel gebonden is. Ze kijkt serieus uit haar ooghoeken naar de schilder heeft opgestoken haar met krullen in haar nek, rode lippen en iets te roze wangen. In haar oren hangende parels en een parelketting om haar hals.
De vrouwe van Zuylestein: Mary Killigrew (1627-1677) echtgenote van Frederik van Nassau-Zuylestein (1624-1672) door M. L. A. Clifford /A. Hanneman. Privécollectie, bron: Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

Nog meer politiek

In de PS begint Margaretha er wéér over: nu blijkt Borre van Amerongen zich weer bij Both en Van Dinter te hebben aangesloten. Maar ja, dat was toen ze uit Utrecht vertrok, het kan nu zomaar weer anders zijn. Met zulke mensen weet je niet waar je aan toe bent.

Naschrift over nog meer politiek

de heer van sandenburch8Diederik Borre van Amerongen hout het nu heel met bot9Pieter Both van der Eem en
van linteren10Jacob van Dinter , doen ick van wttrecht ginck wast
so, maer men weet niet hoe ment met dat volck
heeft

Regen

Het is nog net zulk nat herfstweer als een paar dagen geleden. Op Amerongen hebben ze nog niet één van de diverse soorten wintergranen kunnen zaaien.

Naschrift over het weer en het koren

het reegent hier alledaech noch so dat ick niet en
weete hoe ment koorn weer in daerde11de aarde de sal krijge
wij hebben noch niet Een kooren in daerde

Landschap met een ruïne en een ploegende boer in de regen. Over een weg komt een koets aangereden en er loopt een man met een hond die zijn hoed vast houdt. De kale bomen buigen in de wind.
Landschap met een ruïne en een ploegende boer in de regen, Izaak Jansz. de Wit, naar Jacob Cats, 1807. Collectie Rijksmuseum
  • 1
    Pieter Both van der Eem
  • 2
    moeite hebben gehad
  • 3
    Johan van Nellesteyn
  • 4
    Cornelis van Beeck
  • 5
    variabele: wisselvallige, wispelturige
  • 6
    Johan van Nellesteyn
  • 7
    niet te harden
  • 8
    Diederik Borre van Amerongen
  • 9
    Pieter Both van der Eem
  • 10
    Jacob van Dinter
  • 11
    de aarde

Pagina 11 van 29

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén