Er is voor Margaretha weinig nieuws om te melden aan Godard Adriaan, maar zoals beloofd slaat ze geen post over. Na de Slag bij Naarden blijft het stil. Willem III is weer naar Zwammerdam “of daer on trent” getrokken met zijn leger en er schijnt iets op handen te zijn. Wat dat is, dat weet Margaretha niet.
Gezicht op het kwartier van prins Willem III te Bodegraven, Valentijn Klotz (manier van), 1672. Collectie: Rijksmuseum
de quade tijdine die wt poo =len komt maeckt hier onder de koopliede geen kleijne ontsteltenis en vreest men dat de keijser1De Oostenrijkse keizer Leopold I daer door so veel te doen mochte krijge dat ons die volckere mocht
ontrocke worden, andere segge weer dat dat geen noot sal sijn dewijlle so geseijt wort de muskovijter2Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië den pool te hulpe sal koome
Voor de Republiek lijkt deze verre oorlog die zich afspeelt in Oekraïne op het oog niet heel relevant. Toch zien de kooplieden — en Margaretha — hier wel reden voor zorgen. De oorlog woedt dicht bij de grenzen van het Heilige Roomse Rijk, waar Leopold I over heerst. Bovendien liggen gebieden van de Keurvorst van Brandenburg ook relatief dichtbij het oorlogsgewoel. Deze twee Duitse vorsten zouden bij een Ottomaanse doorbraak op hun eigen gebieden moeten letten en minder aandacht en troepen over hebben voor de Republiek. Die langverwachte Brandenburgse troepen zouden dan toch nog weggetrokken worden.
Na het delen van dit onheilspellende nieuws gaat Margaretha snel weer over tot de orde van de dag. Godard Adriaans salaris, wat ze nu al maanden probeert te innen, is immers nog steeds niet binnen.
1
De Oostenrijkse keizer Leopold I
2
Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië
De postbezorging gaat wederom niet zo soepel. Godard Adriaan heeft in zijn laatste brief aangegeven dat hij Margaretha’s brieven van 3 en 10 september heeft ontvangen, maar Margaretha schrijft dat ze daartussen nóg een brief verstuurd heeft; ze heeft immers nooit verzuimd haar man te schrijven. Merkwaardig is dan ook dat de brieven van 6 en 10 september wel bewaard zijn gebleven, maar de brief van 3 september niet.
wt Amsterdam den Eerste ockto 1672
Mijn heer en lieste hartge
uhEd mesiefve vande 18 dee pasato is mij behandicht wt leeuwenburch1Slot Leeuwenburg int stift heijldersheijm2Hildesheim, onder Hannover geschreefve uhEd schrijft de mijne vande 3 en 10 ontfange te hebbe daer moet noch Een tuschen beijde geweest sijn want heb niet Eene post gemankeert te schrijfve
Deze brief bevat veel oorlogsnieuws. Wat is de burggraaf van Turenne van plan? Wat is er precies in Naarden gebeurd? Is het allemaal wel waar wat er verteld wordt? En wanneer vindt die conjunctie van de Brandenburgse en Keizerlijke troepen nu eindelijk plaats?
De manœuvres van Turenne
Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, Charles le Brun, na 1664. Collectie: Versailles
Aan de vorige brief (uit het kasteel Leeuwenburg in het Stift Hildesheim) kan Margaretha zien dat de troepen van Brandenburg eindelijk op pad zijn. Ze maakt zicht wel zorgen, want Hendrik de la Tour d’Auvergne, de burggraaf van Turenne, trekt met een leger naar het oosten. Hoe veel man telt de legermacht van deze Turenne (Margaretha noemt de legeraanvoerder ’tureijne’)? In de Republiek gelooft niemand dat Turennes leger meer dan 20.000 man sterk is. Volgens Margaretha wil Turenne geen slag leveren, maar is hij van plan om in het defensief te gaan en de Rijn te bezetten.
Op dinsdag 28 september hebben de Staatse troepen een poging gedaan om Naarden op de Fransen te heroveren. Het plan heeft geen doorgang kunnen vinden, schrijft Margaretha. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heeft de jonge rijngraaf van Salm, Karel Florentijn, zijn regiment de opdracht gegeven om te wachten. Het plan voor dit regiment was om Naarden via het water aan te vallen. Maar de rijngraaf heeft te lang gewacht: het was ondertussen windstil geworden. Ten tweede waren de schepen door het geschut dat erop geplaatst was te breed geworden. Er ontbrak te veel en het plan kon niet doorgaan. Degene die voor dit mislukte plan verantwoordelijk is, moet de volgende keer wat beter plannen, vindt Margaretha. Het lag volgens de kasteelvrouwe in ieder geval niet aan prins Willem III: de prins is waakzaam, maar heeft geen goede assistentie.
[rhijn te besette,] voorleeden dijnsdach snachts
schijnt hier Een aenslach op naerden geweest te sijn dewelcke niet aen heeft gegaen ter oorsaecke dat den jongen rhijngraef3Carel Florentijn van Salm sijn volck dat scheep was en door deese stat wilde daerse buijten om hade konne vaeren, order had gegeefve om hier tot naerder ordere te wachte ondertusche ginck de wint heel legge dat se niet voort en koste, het geschut dat op vloot scheepe was geset waeren de vlotte te breef datse niet door de boomen kosten, so datter veel ontbrack ent deseijn4Dessein: plan geen voort gan kost hebbe die de dierexsi5Directie: leiding daervan heeft gehadt had voor alles wat beeter sorch moeten dragen, ick hoope sij hier door geleert sulle weesen op alles beeter acht te neemen, sijn hoocheijt is vigelant6Vigilant: waakzaam genoem en sal niet licht Eits versuijmen maer is ongeluckich geen beeter Asistensie te hebben, [nu seijt men of men naerde]
Gezicht op Naarden vanaf het water, Gaspar Bouttats (1674). Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen Tekst onder het origineel: Naerden in Hollant light een goede myle van Muyden en Weesp, is de Hooft-stadt van Goeylandt welck Balieuschap sijnen naem heeft van Goedele Abdisse van ‘t Clooster Altena. Een wel bekent Stedeken door de drappery en Naerdsche laeckenen. Heeft sijn beginsele uyt de ruine van het oude Naerden bij de Zuyder Zee, het welck eertydts door den Bisschop van Vtrecht gheruineert is. Anno 1572 wiert het Stedeken door Don Frederico Sone van den Hertogh van Alba ghedwongen ende Borghers tusschen branden en moorden meestendeel hun huysen gheplundert, dan is daer nae weder aen den Staet van Holland ghecomen: Nu verovert door LOVYS den XIV, Coninck van Vranckryck Anno 1672
Ook heeft Margaretha vernomen dat gisteren Staatse en Franse troepen slaags waren geraakt op de hei. De Fransen waren door ‘de onze’ verslagen en op de vlucht geslagen. In Muiden hadden de Staatse militairen enkele Franse krijgsgevangen binnengebracht. Hoewel Margaretha hoopt dat het verhaal waar is, twijfelt ze. Er wordt immers zo veel gelogen, niets is meer met zekerheid te zeggen.
Het leger van Willem III telt ondertussen 20.000 man, en zal bovendien versterkt worden met mariniers. Ook zijn er in Amsterdam acht vaandels aangekomen. Sommige zeggen dat de troepen afkomstig zijn uit Groningen, andere zeggen dat het troepen zijn van de hertog van Holstein. Vermoedelijk heeft Margaretha de troepen gezien, want ze weet de vaandels goed te beschrijven: violette vaandels met op de hoek van ieder vaandel een leeuw, en een wit vaandel met oranje sjerpen.
‘Saels en ander paerde tuijch’ naar Hamburg
Gisteren, dus 30 september, heeft Margaretha op verzoek van Godard Adriaan manden met zadels en ander paardentuig naar Hamburg verzonden. Ze voegt bij haar brief een kopie van een brief die ze naar Temminck heeft gezonden toe.
Adriaan Temminck was de bankier van de familie. Deze van oorsprong Duitse familie regelt de geldzaken. Kennelijk zit er ook een telg Temminck in Hamburg. Godard Adriaan zal goed contact met deze Temminck gehad hebben, aangezien hij tijdens het begin van deze missie Hamburg als thuisbasis had.
Margaretha wist niet naar welk adres ze de manden kon sturen, dus heeft ze ze aan de Hamburgse Temminck geadresseerd, met het verzoek de manden zo spoedig mogelijk naar Godard Adriaan door te sturen. Ook in deze brief gaat Margaretha in op de oorlog.
Dat de relaties met de familie Temminck zijn goed blijkt uit de afsluiting van de brief: ze doet de hartelijke groeten aan zijn vrouw.
en dat wij noch voorde winter van de vijande wt de provinsie van wttrecht mooge verlost worde, of ick sie ons Een seer Elendich leefve ijae vreese so sij daer blijfve dat men hier op den volle middach de stats poorten niet sal durfven open laete, het welcke de heer almachtich wil verhoeden, in wiens heijlige bescherminge vE beveelle en blijfve Men heer teminck uE gans geafexsioneerde vriendin MT E vrij vrou van Ameronge ginckel en Elst Et
ick versoecke toch mijn harte= lijcke groetenis aen uE liefve huijsvrou en so uE heer en me vrou swaen siet mijn dienst te preesenteere
Net als met de brief van de 17e is de aanhef van deze brief summier: verder dan “Mijn heer en” komt Margaretha niet. Ze begint met een dienstmededeling: de post doet er lang over. De brief die Margaretha gisteren van haar man heeft gekregen is meer dan tien dagen oud. Gelukkig kan ze met goed nieuws beginnen.
Modderige wegen
Eindelijk! Via de gezanten van de keurvorst in Den Haag is er nieuws over de Brandenburgse troepen. Margaretha schrijft dat ze gehoord heeft dat de gezanten tegen Willem III hebben gezegd, dat er een samenvoeging heeft plaatsgevonden van de keizerlijke1Keizer Leopold van het Heilige Roomse Rijk bemoeit zich inmiddels ook met de strijd. Hij vreest voor teveel macht van Lodewijk XIV in Europa. en de Brandenburgse troepen en dat ze eindelijk zo ver zijn om te gaan marcheren. Hoewel ze verheugt is door dit nieuws, steken de zorgen ook weer snel de kop op. De langdurige regen zal het de legers niet gemakkelijk maken zich snel te verplaatsen over de modderige wegen die zijn ontstaan. Margaretha weet het weer helder te omschrijven:
[ons dan helpen,] och wij verlange en snacke naer de droochte als een visge naert water, en dat om van ons swaere en onverdrachlijcke ijock2juk der franse ontlast te worden, hoewel geseijt wort dat dit natte en onstuijmich weer de franse ock so inkomoodeert3hindert dat het meerendeel van haer volck versmelt4de moed verliest en meest al aende roode loop ter doot toe kranck legge , ijae so datse genoot saeckt sijn het gasthuijs aende kraen5het gasthuis bij de hijskraan binne wttrecht met siecke te vulle als meede het sint servaes klooster daerse alle de liede wt haer wooninge hebbe gedreefve [, so dat haer macht]
Het St.-Servaasklooster te Utrecht. Tekening van J. Stellingwerf uit ca.1725. Bron: Het Utrechts Archief
Suchten en kermen
Het Franse leger verzwakt ook door de ‘roode loop’, ofwel de dysenterie, die rond gaat. Margaretha stelt dat de greep op Utrecht hiermee ook verzwakt, omdat de helft van de Fransen ziek in gasthuizen of in het Servaasklooster ligt. Maar burgers klagen (‘suchten en kermen’) vooral over de zware inkwartiering die hen is opgelegd. Burgers zijn verplicht vier tot vijf mannen in huis op te nemen. Dat brengt nu al veel last mee, maar in de wintermaanden zal dat alleen maar erger zal worden.
Tweehonderd vrouwen
Het was een aantal vrouwen opgevallen dat er in het huis van Burgermeester Hamel6Nicolaas Hamel echter geen enkele Fransman was ingekwartierd. Ze denken dat hij dit te heeft afgekocht. Hierop riepen de vrouwen, dat ze hem hetzelfde willen aandoen als wat er in Den Haag met de gebroeders de Witt is gebeurd! Dit opstootje veranderde razend snel in een flinke opstand van zo’n tweehonderd vrouwen die voor de deur van de burgemeester stonden. Het had zomaar mis kunnen gaan, maar Franse soldaten wisten ze weer uit elkaar te drijven.
Elck moet daer 3 a 4 en 5 man in huijs hebbe het welcke se segge niet langer te konne op bren =gen, daer over Een deel wijfverwijven: vrouwen aent huijs vande burgemeester hamel sijn geweest vragende naer haman7ha man=haar man? die sij wilde spreecken als hij quam seijdese hem wat hij met haer int sin had ha dat hij se ver kocht had en nu so swaer belast wierde en sijn huijs vrij van volck was, maer datse hem soude doen gelijck de witte inde haech geschiet waert want dat sij hem die verkoopine soude doen betaele de in Een ochgenblick tijts waerender meer als twee hondert vrouwe daer quam terstont krijsvolck in wapene voor de deur daer meede het gestilt wiert, [hier ist ock noch niet soot wel hoort]
Margaretha wijdt verder uit over haar zorgen. Als de hulptroepen niet snel de kant van de Republiek op komen, kan het maar zo dat de Fransen ook nog in de winter in Utrecht huishouden. Ze vreest dat Den Haag dan niet lang meer stand kan houden. Aan de andere kant vermeldt zijne hoogheid wel dat hij een leger van zo’n 30 duizend man bijeen heeft gebracht. Maar ook hier noemt Margaretha het natte weer, dat een snelle overwinning in de weg zal zitten. Ze eindigt haar brief met dat er huizen en landerijen in brand zijn gestoken (mogelijk in Maarn) en dat ze vreest voor haar arme dorp Amerongen. Het is de eerste keer dat ze expliciet schrijft over branden die door de Fransen in Utrecht gesticht zijn. Geen wonder dat ze weer kortaf is in haar afsluiting: meer dan “UhEd getrouwe” krijgt ze niet uit haar pen.
De post loopt helemaal niet soepel! De laatste die brief die Margaretha van haar man ontvangen heeft was van 25 augustus. Als er bij de volgende post geen brief van haar man zit, heeft ze al vier keer geen brief ontvangen. Ze is bang dat haar man al onderweg is naar Saksen. Kennelijk weet ze dat de afspraak is dat hij met het Brandenburgse leger mee zal trekken. De grote vraag is of hij, als hij onderweg is, überhaupt post kan ontvangen. Ze wacht met smart op een brief, want ze wil graag weten wanneer de troepen van de keurvorst in actie komen want dat wil iedereen graag weten!
[theijt s heeft om de poste aen te treffe,] ondertus =sche verlange ick seer naer deselfs briefve en daer wt te hoore wanneer de troepees van den heere keur =vorst aent ageere1Ageren: militair optreden sulle sijn, daer Een ijder hier seer naer verlanckt, [binnewijlle laet den hartooch]
Brandschatting en contributie
Portret van F.H. de Montmorency, geboren 1625, hertog van Luxemburg, gouverneur van Utrecht in 1672, overleden 1695. Anonieme prent uit 1674. Bron: Utrechts Archief
Er is ook (weer) een aanmaning van de Hertog van Luxemburg2François Henri de Montmorency Bouteville. De eis is niet mals: 30.000 gulden, 300 karren hooi, 400 karren stro en 300 mud haver (een mud is ca. 36000 liter, 360 hectoliter, dat betekent ruim 15.000 kg haver). En of ze dat binnen acht dagen willen betalen, op straffe van plunderen en branden. Over dat eerste is Margaretha vrij nuchter: plunderen dat mogen ze, veel is er niet te halen, alles is toch al kaal geplunderd.
Tot nu toe heeft ze nog niet gehoord dat ze bij andere Edelen meer eisen, maar wel bij sommige Amsterdammers: de rijke koopmannen die hun buitenhuis in Utrecht aan de Vecht hebben.
[seer naer verlanckt,] binnewijlle laet den hartooch van lutsenburch3Hertog van Luxemburg niet mij aente doen maene omde brant schattine of kostreebuijsie opt spoedichste te betaelle daer ick uhEd voor dees van heb ges schreefve en bestaet in 30000f aen gelt en 300 karre met hoeij 400 met stroij 300 molder4Mudde/malder: inhoudsmaat, een Wijks mud voor graan is 150,5 liter, een Utrechts mud voor graan is 117,3 liter havere dit alle in 8 dage op te brenge op peene van5Op straffe van plondere en brande, het Eerste moogen wel doen sulle niet veel vinde want hebben der wel so geplondert datter niet gebleefve is, ick kan niet hooren datse dit aen Een =nige Edele haer huijse meer doen als ons
maer wel aen somige Amsterdamers die haer huijse en goet aende vecht hebbe legge, en anders niemant of geen, ick sorch al mijn hart ontstucken6On(t)stucke: gebroken so sij dit ter Exsikusie stelle dat men heere de staten ons noch sulle disputee =ren het selfve te vergoeden om dat het de naem van Een b kontrubuijsie heeft, datse sulle sustineere7Sustineren: beweren het ter oorsaeck van uhEd wt landicheijt8uitlandigheid niet is, ick kander niet toe doen moet verwachte wat sij doen sulle kan niet opbrenge gelijcke die koopliede hier ock niet en doen, ick bender so van ontstelt bender half sieck van , [die dochter van joncker baerent]
Acte van garantie
Niemand kan de eisen van de Fransen opbrengen en dat baart Margaretha zorgen. En die zorg is vooral zakelijk. Godard Adriaan en Margaretha hebben een afspraak met de Staten (de Staten van Holland of de Staten Generaal): mocht er iets met hun huis gebeuren door het werk van haar man, dan krijgen ze een vergoeding voor de schade. Nu is Margaretha’s angst dat zoveel huizen door een contributie in plaats van een brandschatting vernietigd zullen worden, dat de Staten dan zullen zeggen dat hun schade niet komt door de “uitlandigheid” van haar man. Dat zou betekenen dat ze de vergoeding niet zouden krijgen. Ze is er zo van ontsteld dat ze er half ziek van is.
Verstrooiing
Margaretha besluit de brief met een smeuïge roddel over de dochter van ene jonker Barend. Die woonde ongehuwd samen met Van der Parre, maar is een maand geleden toch getrouwd. Zijn we weer helemaal op de hoogte.
1
Ageren: militair optreden
2
François Henri de Montmorency Bouteville
3
Hertog van Luxemburg
4
Mudde/malder: inhoudsmaat, een Wijks mud voor graan is 150,5 liter, een Utrechts mud voor graan is 117,3 liter
Deze brief van Margaretha is kort, twee kantjes maar. Ze herhaalt nog even dat ze met de vorige post de kopie van de eisen van de Hertog van Luxemburg heeft doorgestuurd én een geborduurde ster die ze uit Den Haag heeft ontvangen. Waar die precies voor bedoeld is maakt ze niet duidelijk. Ondertussen is er nog eentje binnengekomen die ze nog even bewaart.
Burgemeester Nellesteyn was net bij haar en is net vertrokken, hij is net als veel andere Utrechters geheel vertwijfeld. Moet hij naar Utrecht terug, met het risico dat hij een eed aan de koning van Frankrijk moet afleggen? Of om die reden in Amsterdam blijven en dan gegarandeerd zijn bezittingen verliezen?
Onderhoud en Inkwartiering
Ondertussen blijkt dat het de Fransen ernst is met hun eisen ten aanzien van onderhoud van het leger én de inkwartiering van de soldaten.
[laeten konfeskeeren,] so ick hoor persesteere de franse noch bij haeren Eijsch1Houden de Fransen nog steeds vast aan hun eis van alle maent hondert duijsent gulGulden tot onderhout van haer melisie2Militie: leger tot 30000 man wt de provinsie van wttre3Utrecht te wille hebbe, of willens daer in quartiere die
haer dan kost en dranck sulle moete geefven,
Het Franse bezettingsleger bestaat uit tienduizenden manschappen die allemaal gevoed en gehuisvest moeten worden, grotendeels op kosten van de provincie Utrecht, zowel in geld als in natura. In de eerste maanden kamperen er nog veel soldaten in tenten rond de stad Utrecht en op de Heuvelrug. In Woerden zitten soldaten in hutten van takken, zeil en beddengoed op de stadswallen. Officieren, vaak met eigen lakeien en koks, zijn ondergebracht bij rijke burgers. In Montfoort, Wijk bij Duurstede en Woerden zitten veel soldaten in de kastelen waar eerder Nederlandse garnizoenen gelegerd waren. Maar voor de winter bieden deze niet genoeg ruimte.
Slot van Woerden. Fragment van een gezicht op Woerden ingenomen door het Franse leger in 1672, foto door de Frères Moreau van een tekening van Adam Frans van der Meulen 1900-1903. Collectie Rijksmuseum
Inkwartiering van soldaten
Vanaf eind september zullen steeds meer mannen in gewone huisgezinnen in de steden ingekwartierd worden. Zij moeten voorzien worden van bed, vuur, licht, zout, peper en azijn en ‘behoorlijk voedsel’ en nog zakgeld bovendien.
Eerste pagina van een Franse verordening over inkwartiering in Utrecht. Collectie: Het Utrechts Archief XX B 4. Uiteindelijk telt het maandelijkse bedrag dat er in wordt genoemd inderdaad op tot 100.000 gulden, exclusief huisvesting.
Brood w0rdt door de Fransen zelf centraal geregeld. Daarvoor hebben ze grote voorraden (geroofd) graan en meel opgeslagen in de kerken en de gasthuizen. In de stad Utrecht komt de inkwartiering neer op drie tot vijf soldaten per huis, terwijl sommige inwoners zijn vrijgesteld. In Woerden echter is het aantal soldaten volgens tijdgenoten in november al opgelopen tot 8000 man, terwijl er maar 700 huizen zijn, zodat er vaak meer dan tien soldaten bij een gezin zijn ondergebracht. “Zij moesten op bedden leggen, als slaept den Burger met vrouw en kinder op stroo. De burgers worden ver boven hun macht met krijgsvolk belast, kraamvrouwen van hun bed afgetrokken”, schrijft een vrouw uit Woerden aan een vriendin.
In theorie is de inkwartiering netjes gereguleerd. Drie soldaten mogen bijvoorbeeld samen niet meer dan één bed opeisen, niet méér licht en vuur vragen dan er al in huis was en niet ’s avonds laat nog binnenkomen. Dat deze regels in juli 1673 nog overal in het Frans en Nederlands worden opgehangen, wijst er wel op dat het in de werkelijkheid anders loopt…
De hoogste officieren worden bij de rijkste burgers ondergebracht. De Hertog van Luxemburg trekt in het sjieke Paushuize, waar hij prachtige tapijten met jachttaferelen aan de muur heeft, die hij zonder te betalen ‘overneemt’ van een rijke weduwe. Het stadbestuur belooft de weduwe borg te zullen staan, wat ze in een notariële akte laat vast leggen.
Als het zo uitkomt laten de ongenode gasten zelfs muren doorbreken, als een statig herenhuis hen nog niet statig genoeg is. Zo wordt op de Drift van twee regentenhuizen één gemaakt.
Het ongenoegen is ook wel eens wederzijds. In het dagboek van regentenzoon Everard Booth klaagt een majoor, die is ingekwartierd bij Booth’s neef van Benthem, dat hij “noyt in een huys hadde ingequartiert geweest, daer so veel gecken bijeen woonden”. Maar de Utrechters en de Fransen zijn nog lang niet van elkaar af.
Brandenburgse troepen
Want waar blijft de buitenlandse hulp? Margaretha heeft gehoord dat de reis van de Keurvorst van Brandenburg tot de 22e is uitgesteld. Ze wil nu wel graag van haar man horen of hij zelf goed is aangekomen en hoe groot hij de kansen inschat dat de Keurvorst daadwerkelijk met de hulptroepen zal verschijnen. Ze meldt dat prins Willem weer uit Amsterdam is vertrokken.
men verlanckt hier seer naer de verwachte troepees, vandaech is hier tijdine van hambur4Hamburg gekoome dat den keurvorst sijn reijs weer tot den 22 deeser soude hebbe wtgestelt, ick verlange met seer groote inpaesijensie uhE geluckige overkomste te hoore, en wat hoop wij tot de komste vande keurvorst en sijn volckere hebbe, [sijn hoocheijt is gistere weer van hier]
Cornelis de Witt
Ondertussen zit Cornelis de Witt in de Gevangenpoort in Den Haag. Naar men zegt doet hij als of hij gek is geworden, maar er wordt ook gezegd dat hij wordt gedreigd met de pijnbank. “Laat de Heer Almachtig alle vrome mensen tegen zulk ongeluk beschermen”, schrijft Margaretha. Ook al zitten de Van Reedes niet in hetzelfde politieke kamp als de De Witts, het blijven vrome mensen…
[geefven dat beswaerlijck sal vallen,] den ruwaert van putte5Cornelis de Witt sit inde haechDen Haag op de poort6Gevangenpoort so men seijt hout hij hem selfve als geck, doch soude men hem met de pijnbanck hebbe
gedreijcht, de heer almachtich wil alle vroome voor sulcke ongeval bewaeren, inwiens heijlige bescherminge uhEd be= veelle en blijfve
Margaretha heeft in Amsterdam afscheid genomen van haar man, die naar Harlingen is vertrokken om daar de boot te nemen naar het oosten. Direct is er weer de gebruikelijke zorg of hij veilig zal aankomen op zijn bestemming.
Als Godard Adriaan al onderweg is, krijgt Margaretha bezoek van haar pleegzoon Welland, Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, en de Amerongse buurman, de heer van Bergesteijn, Jan van der Does. Beide heren zitten in een benarde situatie sinds ze bij Lodewijk XIV op bezoek zijn geweest om te onderhandelen over Utrecht. Ze worden met de nek aan gekeken en ze hoopten advies te krijgen van Godard Adriaan voor hij zou vertrekken, maar ze zijn net te laat. Godard Adriaan blijkt overigens weinig sympathie te hebben voor het gedrag van zijn neef. Inmiddels is het standpunt van de Republiek duidelijk: er mogen geen onderhandelingen meer plaatsvinden met de vijand en elke twijfelaar of enigszins Frans gezinde wordt zelf vijand. Zijn neef leek hierbij aardig in de buurt te komen.
deese merge heb ick uhEd aengenaeme wt herline1Harlingen ontfange, waerwt met aengenaemheijt sien uhEd geluckige overkomste tot daer toe, gistere is de wint wel drije mael goet en weer quaet geweest, hoope de heer almachtich uhEd verder sal geleijde en ter gewenste plaetse sonder on= geluck brenge het welcke wel met verlange sal verwachte te hooren, voorleedene sondach kort aende middach is den heere van bergesteijn en wellant hier gekoomen met hoope van uhEd noch te vinde den derde is noch tot wttrecht ge= bleefve, voorleedene saterdach waeren de state van wttrecht gelaede2laden: uitroepen door den intendant3De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen om naerde middach ter vergaderen, wt vreese dat hij haer den eet soude voorgeleijt hebbe te doen sijn deese twee vertrocke en harwaerts aengekoomen, den darde had belooft haer aenstonts te schrijfve tot wat eijnde die ver gaderinge was geleijt, het welcke tot gister avont toe niet is geschiet, [daerdoor sij in]
De Fransen hebben de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen maar Bergestein en Welland durven niet te gaan. Ze vermoeden dat ze een eed van trouw aan de Franse koning moeten afleggen en dat willen ze niet. Ze zitten in een vergelijkbare klem als alle Utrechters in Holland: blijven ze in Utrecht dan zijn ze een verrader van de Republiek, blijven ze in Utrecht dan raken ze waarschijnlijk al hun bezittingen in Utrecht kwijt. Godard Adriaan raadt ze per brief nog aan zich in ieder geval laag bij de grond te houden.
Gezicht op een legerkampement bij Nijvel, Wallonië, Barend Klotz (mogelijk), 1674. Collectie Rijksmuseum
10.000 man in en om de stad
Inmiddels vestigen de Fransen zich steeds dieper in en om de stad Utrecht. De Fransen hebben geëist dat de provincie Utrecht de Franse militie betaalt. Margaretha heeft er een hard hoofd in en vraagt zich af hoe de provincie het geld ooit zal kunnen opbrengen. En tussen de bedrijven door beklaagt ze nog het lot van de arme neef van Welland: hij zit nu wel heel in de klem!
[willense geensins doen] de tijdinge van wttrecht sijn dat de franse begeere dat die provinsie haer meelijsie4militie die sij in en om de stat hebbe bestaende in 10000 man of daer ontrent sulle betaelle, waer sijt haelle sulle dewijlle alles bedurfven is weetense niet mij ijamert onsen armen neef van wellant die nu heel inde klem is [neffens dees neefensgaende vanden heer]
De Mauritspoort van het Binnenhof met rechts het hek van het Mauritshuis. Het gebouw daarachter is de Kastelenij. Foto: W.F. Vinkenbos (ca. 1885). Collectie Haags Gemeentearchief. De kastelein moet zorgen voor mensen die in voorlopige hechtenis zijn genomen. De kastelenij zoals die op de foto staat is tussen 1600 en 1630 gebouwd.
Van de Kastelenij naar de Gevangenpoort
Tot slot heeft ze het over een brief die ze mocht ontvangen van de heer van Renswoude. Deze stuurt ze naar haar man door en de inhoud zal hem vast een frons op zijn gezicht bezorgen. In de brief staat dat Margaretha gehoord heeft dat Cornelis de Witt van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is gebracht. Dit betekende dat hij van “gewoon” arrestant opeens officieel verdachte is geworden. Of zoals Margaretha schrijft: er zijn grote ‘beswaernisse tot sijne laste’ ingebracht. Voelt Margaretha de gewelddadige storm die de broers de Witt zullen treffen al aankomen?
[is] neffens dees neefensgaende vanden heer van rhijnswoude die ick opende om te sien ofse waert was voort te sende, schrijft vos dat hij saterdach savonts ontrent de klock half elf heeft gesien den ruwaert van putte wt de kastelenij op de poort brenge daer bij voechgende dattergroote beswaer= =nisse tot sijne laste waeren ingebracht, voort weete ick niet meer, de heer almachtich wil uhed geleijde en een voorspoedige en geluckige reijse verleene, dit bidt en wenst van ganscher harte
1
Harlingen
2
laden: uitroepen
3
De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen
Het was maar een bijzinnetje aan het eind van de laatste brief van Margaretha, waarin ze schreef dat de koning van Engeland, de bisschop van Münster en de koning van Frankrijk de Republiek verdeeld hadden.
De koningen van Frankrijk en Engeland en de bisschoppen van Münster en Keulen bekijken de gebeurtenissen van 1672. Detail uit de prent “Overzicht van aan de Fransen verloren versterkte steden en belangrijke gebeurtenissen van het jaar 1672” door Isaac Sorious, 1672 – 1674. Collectie Rijksmuseum
[blijfve so qualijck spreecke,] men seijt dat de provinsie van hollant en seelant voor de konin van Enlant sal sijn en overijsel stat en lande5 en vrieslant voor den bischop , de rest voor vranck =rijck dit wort geseijt, den konin van Enlant seijt me dat haest met sijn vloot weer in see sal weesen, wij houdender 60 sp scheepe op inde see de rest is op ontboode omt volck te lande te gebruijcke,, nu weet ick niet meer sal met groote droefheijt blijfve
uhEd bedroefde
De Fransen, de Engelsen en de Duitsers? Wat hadden die hier eigenlijk te zoeken? De Republiek ligt in 1672 aan alle kanten onder vuur. Was het iets wat “wij” gedaan hadden? Lodewijk XIV had snode plannen en hij wist bondgenoten te vinden bij leiders die ook een appeltje te schillen hadden met de Republiek. Het waren verschillende appeltjes, maar ze waren er wel. Dit is een snelle, simpele uitleg voor wie geen idee heeft wat er gebeurde. Kijk voor verdieping eens in de Literatuurlijst, naar de site van Platform Rampjaar of lees de boeken van Luc Panhuijsen en Petra Dreiskämper.
Al vroeg tijdens zijn regering raakt Lodewijk geobsedeerd door het idee dat Frankrijk natuurlijke grenzen moet hebben: de Pyreneeën, de Alpen en de Rijn. Lodewijk is getrouwd met de oudste dochter van Filips IV van Spanje. De opvolging van Filips IV is een probleem en Lodewijk schuift zichzelf nadrukkelijk naar voren als kandidaat om de Spaanse Nederlanden over te nemen. Hij probeert het met Johan de Wit op een akkoordje te gooien, maar die hapt niet. De Republiek wil de Spaanse Nederlanden als buffer tussen de Republiek en Frankrijk behouden. Dit zint Lodewijk absoluut niet. Bovendien zijn er twee principiële punten waar hij een probleem mee heeft wat betreft de Republiek.
Om te beginnen zijn ze protestant en Lodewijk is natuurlijk de door God gezonden Zonnekoning, door de katholieke God wel te verstaan. Daarnaast is de Republiek een Republiek: geen door God gezonden koning, zelfs geen prins of hertog leidt de staat. Ze hebben wel een prins, maar die heeft niets te zeggen. Dat gaat voor Lodewijk in tegen de natuurlijk hiërarchie der dingen.
Op zee zitten de Engelsen en de Hollanders al langer in elkaars vaarwater. Er zijn al twee Engels-Nederlandse Oorlogen geweest. Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667), de vorige oorlog, sloot Karel II een verbond met de Bisschop van Münster. Het was de bedoeling dat hij de Republiek aan de oostkant bezig hield, zodat Karel in het westen kon landen. Hoewel de zeeslagen voor de Engelsen goed verliepen, mislukte dit plan jammerlijk.
Michiel de Ruyter ondernam een bijzonder stoutmoedige actie. Een paar van de Nederlandse schepen voeren de Medway op en wisten de Engelse vloot in hun thuishaven Chatham te raken: meerdere schepen werden verbrand en twee schepen, waaronder het vlaggenschip de Royal Charles, werden mee terug naar Nederland gesleept. Dat zit Karel nog steeds dwars.
Bovendien is Karels neefje de Prins van Oranje. Een Prins van Oranje in een Republiek? Dat druist in tegen de natuurlijke orde der dingen: de koning staat aan het hoofd. Zijn neef kan hem helpen koning te worden, dan wordt Willem III zelf een echte prins!
In de 16e eeuw, toen iedereen nog goed katholiek was, viel een deel van het Oosten van de Republiek, met name het Graafschap Zutphen, onder het bisdom Münster. Bernhard van Galen was sinds 1650 bisschop van Münster en hij heeft daar niet alleen de kerkelijke macht, maar ook de wereldse macht. Hij heeft twee belangrijke doelen: het verspreiden van het katholicisme en het bisdom Münster terug brengen in zijn oude glorie.
Door de financiering van Karel II kon hij de Eerste Münsterse Oorlog starten. Helaas kwam er snel een eind aan het avontuur. Karel werd na de tocht naar Chatham gedwongen de geldkraan dicht te draaien en de Keurvorst van Brandenburg begon zich met het conflict te bemoeien.
Maar de droom bleef van het grote katholieke Münster. Weg met die protestante Nederlanders die zich van God en Vorst niets aantrekken!
De alliantie
Lodewijk XIV wist feilloos in te spelen op de sentimenten in Engeland en Münster. De Engelse marine gecombineerd met de Fransen, daar zou de Republiek niet tegenop kunnen. En Bernhard zou geld krijgen om oorlog te voeren als de Fransen over zijn grondgebied naar Nederland mochten marcheren. En de buit was ook al verdeeld: Zeeland en een stuk van Brabant voor Karel, het Noorden voor Bernhard en de rest voor Lodewijk. Dit plan kon volgens de drie heren niet mislukken!
In juli komt Godard Adriaan thuis. Nou ja, thuis. Hij komt bij zijn vrouw, in Amsterdam en Den Haag. Uiteraard is hij hier voor werk, maar omdat ze elkaar zien zijn er geen brieven. Jammer voor ons, want Margaretha liep tegen nogal wat dilemma’s op in haar laatste brieven. We zullen deze stille maand gebruiken voor een aantal blogjes met wat achtergrond bij de brieven. Vandaag kijken we wat de stand van zaken is in de Republiek als Godard Adriaan terug komt en wat gebeurt er als hij hier is.
De Oorlog
In de eerste helft van 1672 is de Republiek aangevallen door de Engelsen op zee en op land door de Franse koning Lodewijk XIV en de Duitse bisschop van Münstersamen met de bisschop van Keulen, maar die speelt een minder belangrijke rol. Margaretha zag het aan het eind van haar laatste brief goed: voor de zomer hadden de aanvallers een verdeling gemaakt. Niet helemaal zoals Margaretha schreef, maar Engeland zou Zeeland krijgen, Overijssel en het Noorden en Frankrijk ook de rest. Dus Holland zou voor Frankrijk zijn, want Lodewijks was die hele oorlog begonnen om de Republiek een lesje te leren.
Begin juli zitten de Engelsen nog niet in Zeeland, de bisschop heeft Overijssel en Drenthe, maar stuit in het Noorden op flinke tegenstand. Lodewijk ligt achter de waterlinie, in Utrecht. In de brieven was al duidelijk dat men aan de andere kant van het water zeer benauwd was voor de Franse troepen. Toch gebeurt er niets…
Kaart van de Nederlanden met de oorlogssituatie van 1672-73, anonymous, 1690 – 1700, Collectie Rijksmuseum
Diplomatie
Lodewijk denkt dat hij al gewonnen heeft. De Hollanders kunnen geen kant op. Ze hebben weliswaar de waterlinie, maar Lodewijk heeft steun van de Engelsen. Samen kunnen ze de Republiek van de rest van de wereld afsnijden en dan moeten ze zich wel overgeven. Hij stelt zich kennelijk een soort gigantische belegering van Holland en Zeeland tegelijkertijd voor.
Met dit idee begint hij in de zomer te onderhandelen. Onderhandelen is misschien te vriendelijk verwoord: hij legt zijn eisen voor Hollandse overgave op tafel. De Republiek gaat hiermee niet akkoord. Ondertussen zoekt ook Karel II toenadering tot de Republiek. Zijn neef Willem III wordt op 4 juli 1672 Kapitein-Generaal en Stadhouder van Holland en Zeeland. Karel denkt dat hij hem kan helpen om zijn positie te verstevigen, Stadhouder Willem III hapt echter niet toe. Hierop sluit Karel een nieuw verbond met Lodewijk. Ondertussen begint Bommen Berend, de bisschop van Münster, met zijn aanval op Groningen.
Staatsen en orangisten
Margaretha schreef al over de onrust in de steden en de spanningen, in de zomer nemen de spanningen tussen Staatsen en orangisten alleen maar toe. Daar zal een volgend berichtje in deze briefloze maand over gaan. Hebt een vraag of wilt u ergens achtergrondinformatie over? Laat een reactie achter en dan kijken wij wat we kunnen doen.
Let op: de volgorde van de brief is een beetje gehusseld
Margaretha lijkt wat meer grip op de wereld te krijgen, in zoverre dat ze begrijpt dat alles wat ze kent, op zijn kop staat. Haar eerste vraag is naar de troepen van de Keurvorst. Haar man schreef er niets over, dus ze gaat er vanuit dat ze zullen komen als het te laat is. Iedereen verwacht een belegering.
Consequentie van de Franse bezetting
Utrecht is inmiddels van Holland afgesloten, zelfs haar financiën krijgt Margaretha niet geregeld. Ze gaat ervan uit dat ze al haar goed in Utrecht kwijt is. Ook is het lastig om zo de financiën te regelen met Van Beusichem die nog in Utrecht is.
[benoutheijt daer men in is,] wttrecht is van hollant ge= noechsaem af gesneede, daer mooge geende schuijten van daer hier op vaeren ock niet van hier daer op van= daech is hier noch Een schuijt die van wttrecht quam aengehoude, ick heb al Een mael of drij aen beuse= =kom geschreefve dat hij mij het gelt dat hij noch van ons in hande heeft soude sende het welcke hij schrijft niet seecker te konne doen, sal sien of ickt door wissel kan krijgen want vrees als de koninck met sijn armee te wttrecht komt dat daer noch wonderlijck sal af loopen, die 1200f vande staten weegens uhEd equipaesge vreese ick ock dat wij quijt sulle weesse, alsmeede de kompangi paerde insoma wij sijn arm en verlaeten,
In de Hollandse steden is men er zeker van dat dat hun niet zal gebeuren: zij zullen wel vechten. Liever dood dan Frans. De gevluchte Utrechtse regenten: Utrecht heeft zich over gegeven, er is geen strijd geleverd. De geruchtenmachine in de steden draait overuren. Overigens krijgen ook de Hollandse regenten er alvast van langs, voor het geval ze van plan waren zich over te geven.
Een ander probleem voor de Utrechters in Holland is de vraag wat ze moeten doen. Terug naar Utrecht en de Franse bezetting ondergaan of in Holland blijven en alle bezittingen in Utrecht kwijt raken? Margaretha gaat ervan uit dat ze alles kwijt zullen zijn en ze hoopt dat ze alles wat ze in Holland heeft zal kunnen houden, want iedereen vreest een belegering.
Ook de aanstelling van haar zoon speelt nog steeds en ze zou haar man hier graag over spreken voor advies, maar die is er niet. Margaretha gaat op zoek naar steun. Ze is bij Johan van Reede van Renswoude langs geweest, een oudoom van haar man. Daarnaast is hij ook de politieke steun en toeverlaat van Godard Adriaan in Utrecht. Hij is gepokt en gemazeld en je zou zeggen dat hij in zijn leven (hij is 89) wel gezien heeft. Maar nee. In Amsterdam wordt over hem gezegd dat hij arm is en probeert financieel beter te worden van de Fransen. De spanning loopt daar zo hoog op, dat hij de wijk genomen heeft naar Hoorn.
[niemant heeft, nu weer tot mijn voorijge,] ik ben te hoorn bij de heer van rhijnswou geweest die daer bij de schout van hoorn is geloosgeert, om sijn hEd advijs weegens het quitere van mijn soon te hoore die ick in de grootste perplextiteijt1Perplexiteit: verbijstering vande werkt vont en kreet2Verleden tijd van krijten: huilen dat het mij deerde te sien, seggende dat hij met sijn kinderen nu soude moeten gaen bidde in sijn oude daegen, dat onbequam was Eimant te raeden want dat hij sijn selfve niet rade kon dat hij wel sach dat het aen beijde kante sijn swae richeijt had in dienst te blijve en ock te quiteere, dat de mense so vileijn int spreecke sijn dat hij niet kost segge wat best voor ons gedaen sou sijn, so dat ick Even wijs ben en niet weet wat hij doen sal, ick sien wel dat hij gedegoteert3Degouteren: irriteren, ergeren is
Kortom, Margaretha heeft niets aan hem. Ze besluit dat het het verstandigst is om af te wachten en te kijken wat de anderen doen. Philippota weet het wel, als het aan haar lag zou haar man uit dienst gaan. Haar redenering is dat ze dan Middachten kan behouden en hij veilig thuis is.
Kop van een oude man, Moses ter Borch, naar Rembrandt van Rijn, ca. 1659 – 1660. Collectie Rijksmuseum.
De staat van de oorlog
Aan het eind van de brief somt Margaretha nog alle ontwikkelingen van de oorlog op. In de oorlog met Engeland heeft Michiel de Ruyter na de Slag van Solebay gezegd, dat hij nooit meer uit zal varen met een gedeputeerde aan boord4Cornelis de Witt heeft de hele slag bij hem aan boord gezeten. Ook boeken de troepen van de Bisschop van Münster vooruitgang. En het meest saillante detail bewaard ze voor de laatste zin voor de benauwdste afsluiting tot nu toe: de Fransen, de bisschoppen en de Engelsen hebben de Republiek al onderling verdeeld.
[blijfve so qualijck spreecke,] men seijt dat de provinsie van hollant en seelant voor de konin van Enlant sal sijn en overijsel stat en lande5Stad en Lande is de oude naam voor de provincie Groningen en vrieslant voor den bischop , de rest voor vranck =rijck dit wort geseijt, den konin van Enlant seijt me dat haest met sijn vloot weer in see sal weesen, wij houdender 60 sp scheepe op inde see de rest is op ontboode omt volck te lande te gebruijcke,, nu weet ick niet meer sal met groote droefheijt blijfve
uhEd bedroefde
1
Perplexiteit: verbijstering
2
Verleden tijd van krijten: huilen
3
Degouteren: irriteren, ergeren
4
Cornelis de Witt heeft de hele slag bij hem aan boord gezeten
5
Stad en Lande is de oude naam voor de provincie Groningen
Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ’s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.
Utrecht en koning Lodewijk XIV
Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.
De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?
[=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te vragen alsmen wijse liede vraecht treckense de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch gaen kan en of de heer almachtich hem noch over ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin= deren geruijwineert hoe sal ment nu doen sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde, men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]
Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.
En wat doen de Fransen verder?
Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…
de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de lippe maert begint der al over te gaen, de konin seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat hij komt met sestich duijsent man om deese
stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten, op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort onbruijckbaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]
Wanhoop
Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee. Ook de ondertekening is luid en duidelijk.
[spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf
Mijn heer en lieste hartge uhEd wel benoude en bedroefde wijff MTurnor