Margaretha kan haar geluk niet op! Ze heeft de brief ontvangen die Godard Adriaan haar op 1 mei heeft gestuurd en het ziet er eindelijk naar uit dat hij thuis komt! En er zijn genoeg zaken waar Margaretha haar man dringend bij nodig heeft.
Mijn heer en lieste hartge seedert mijne laeste aen uhEd heb ick die vande selfve vande Eerste deeser ontfange, sien met blijschap daer wt de hoope die hij heeft om sijn demissie in korte te sulle Erlange waer naer hartelijck verlange, hier sijn verscheijde dinge daer uhEd sijn ooch wel Eens bij diende te hebbe, [deselfe]
Het werk vordert gestaag
Godard Adriaan moet inmiddels de bouwmeester gesproken hebben, dus hij zal nu wel een beter beeld van de bouw hebben. Margaretha verwacht weinig van het hout uit Anholt, het is nog niet eens gehakt. De bouw vordert maar langzaam. De gewelven onder het grote salet en de torenkamer zijn ‘volkomentlijck gedaen’ en de werklui zijn nu bezig met de gewelven van de keuken. De eerste schoorsteen heeft een hardstenen lijst gekregen. De leidekker heeft de goten bekleed met lood en de naden van het dak met lood afgewerkt. Hopelijk kan hij nu verder gaan met het leggen van de leien.
Margaretha heeft de ossen die Godard Adriaan heeft gestuurd op de ‘beneedenste bolle’ laten zetten, nu het natuurgebied de Gravenbol. Daar is een ‘ongemeene schoone weij’ en dat is al te zien aan de ossen. Ze heeft Teminck nog zes ossen laten kopen, er was nog weide over. Ze hoopt dat ze met de ossen winst kunnen maken. Je hoort haar denken: elke cent is meegenomen! En ze heeft tabak laten planten. Het is groeizaam weer, maar er zijn weer beren op de weg. Het water stijgt en als dat zo doorgaat, lopen de uiterwaarden onder water. Dan moet er niet alleen voor de ossen een andere locatie gevonden worden maar ook voor het vee van andere mensen. De schippers zeggen dat het mee zal vallen en daar houdt ze zich maar aan vast.
de osse die uhEd heeft beliefve te sende gaen op de beneedenste bolle daer ongemeene scho- one weij leijt, en men al sien datse toeneeme, ick heb door teminck noch ses osse doen koope die hij mij vandaech heeft gesonde het stuck voor 46f dat niet allee mijns oordeels maer ock al diese sien heel goet koop vinde, wij hadde de weij noch over hoope de heere ons met het Een Ent ander geluck sal geefven, ick ben ock heel beesich met toeback te pooten daer wij heel schoon en groeij- saem weer toe hebbe, [maert water wast]
Tabaksplant of tabaksbloem, Anselmus Boëtius de Boodt en Elias Verhulst, 1595-1610. Collectie Rijksmuseum.
Een bruiloft bij Beusinchem
Van haar PS maakt Margaretha weer een allegaartje. Er is een bruiloft bij Beusinchem maar ze is van plan om maar één dag te gaan. Haar schoondochter, Ursula Philippota en Eleonora Sofie Bentinck gaan samen naar hun echtgenoten in het leger. En van de 3000 gulden zijn er 2000 onderweg naar Temminck in Amsterdam – maar dat wisten we al.
Je gelooft het niet! Het is Beusinchem zowaar gelukt om 3000 gulden van de Staten van Utrecht te ontvangen! Hiervan is 2000 gulden op weg naar Temminck die het klaar legt voor de wissels van Godard Adriaan. Toch kijkt Margaretha nog steeds of ze een voordelige lening kan vinden. Ze durven rentes van 6% of meer te vragen en dan willen ze ook nog goud of obligaties als onderpand!
[rec: 10. dito.] Ameronge den 5 meij 1677 Mijn heer en lieste hartge
uhEd laeste is geweest vande 28 April die ick wtt wttre heb beantwoort, seedert is hier weijnich of niet schrijfvens waerdich voorgevalle, Monseu beusekom schrijft de bekende drije duijsent gul tot wttrecht ontfange te hebbe waer van ick hem met deese post schrijfve dat hij twee duijsent gu aen teminck tot Amsterdam sal sende, waer van uhEd so veel sal beliefve te trecke als hem nodich is, ick hoope noch al Eenige peninge op intrest te sulle krijge waer toe mij hoop wort gegeefve, maer se wille al ses en ses gul en Een oort1Oord: Kwart persento2Procent hebbe en dan noch gout of oblijgasie in pant hebbe, [hier sijn vier]
Alles bij elkaar alweer 6000 gulden en dan wil het werkvolk ook nog geld. Ze klaagt niet hoor, ze schrijft het alleen maar op zodat Godard Adriaan weet waar het geld blijft!
[taelt worde,] uhEd belieft niet qualijck te neeme dat ick dit so schrijf, tis maer om dat uhEd niet vreemt sou voor koome waer het gelt blijft, [rietvelt heeft nu ondert groot salet het]
De afrekening, Arnoldus Cornelius Verhees (prent) en Berthold Woltze (ontwerp), 1878-1879. Collectie Rijksmuseum.
Werkplanning
Het gaat hard met de gewelven in de kelder! De gewelven onder de grote zaal en de torenkamer zijn klaar en nu zijn ze met de gewelven in de keuken bezig. Ze schieten zo op, omdat de metselaars niet verder kunnen met de schoorstenen, omdat ze wachten op de steenhouwers. De leidekker kan pas weer verder als er minimaal twee schoorstenen boven de dakrand uit steken. Het loopt dus niet helemaal zoals gepland.
[blijft,] rietvelt heeft nu ondert groot salet het wulfsel gans toe en onder de toorn kamer bij kanst toe ock sijnse aent wulfsel boven de keucken, al de metselaers sijn aent wulfve vande kelders sij konne aende schoorsteene niet wercke om dat de steenhouders niet ge =reet sijn, die hebbe noch tot geen Eene schoorsteen haer harteen ree doch hoope dees weeck der Een klaer te hebbe en ock de hoeck steene tot de lijst, de leijdecker ijan henderixs kan ock niet voort wercke of der moeten ten minste twee schoor =steene heel wtgehaelt en op gemaeckt sijn,
Wensdenken
Ook bij de steenoven loopt het niet zoals gepland. Het is zuur en koud weer en daardoor kunnen er geen stenen gevormd worden. Wat zou het fijn zijn als het eens ging zomeren!
Het zou ook fijn zijn als Godard Adriaan eens thuis kwam. Margaretha had niet gedacht dat hij zo lang weg zou blijven, tien maanden is hij al weg!
met dit koude en suere weer hebbe de steenovens volckere niet konne vorme, t heeft hier te nacht noch ijs gevroore, hoope het Eens soomeren sal tis goet uhEd de resteerende vloer en hartsteene heeft gekreechge die ick hier int gemoet sal sien had niet gedocht uhEd so lange sout wt geweest
sijn tis nu inde tiende maent dat deselfve van hier is gegaen, de heer wil uhEd ingesontheij weer bijt onse brenge inwiens heilige be= scherminge hem beveelle en blijf
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Werkster op een steenfabriek, Anthon Gerhard Alexander van Rappard, 1880-1890. Collectie Rijksmuseum.
Oude tijden herleven: het wordt zo lastig om aan geld te komen dat Margaretha zelf naar Utrecht is gegaan om te kijken wat ze kan doen. Beusekom heeft dan wel weer een bewijs gekregen dat ze recht hebben op 3000 gulden, maar zie dat maar eens te innen. Hij is drie belastingontvangers langs geweest, maar nergens hebben ze een cent.
[rec. 6 dito] wttrecht den Eerste meij 1677
Mijn heer en lieste hartge
ick ben gistere hier gekoome met intensie om vanda weer naer Ameronge te gaen, ick was heel teijnde gelt daerom genootsaeckt ben hier te koomen beusekom heeft gistere de Ackiet1Acquit: Vereffening van een schuld of rekening ter som van 3000f wt den haech ontfange, maer weet noch niet waneert het gelt daer van sal konne ontfangen worde also hij al 2 a 3 ontfangers daer over heeft aengesproocke die segge heel geen gelt ter kantoor te hebbe, [daerom]
Fragment uit: Titelblad met mannen die geld uitbetalen, Bernard Picard, 1704. Collectie Rijksmuseum.
Het wordt allemaal opgepot om straks de troepen van de Hertog van Brunswijk te kunnen betalen, beweert Johan van Reede van Renswoude. Die zouden klaar staan om ten strijde te trekken. Margaretha gelooft daar niets van, want van Godard Adriaan had ze iets heel anders gehoord.
[betaelt worde] den heer van rhijnswoude2Johan van Reede van Renswoude hout seer aen om betaelline voorde subsidie aende s0 vorste van brunswijck3Rudolf August van Brunswijk-Wolfenbüttel wiens troepe so hij schrijft staen te Merscheere4marcheren hetwelck volgens uhEd laeste schrijfve qualijck kan geloofve, en uhEd best sal weeten,
Portret van Rudolf August von Braunschweig-Wolfenbüttel, Martin Benigeroth, 1680-1733. Collectie Rijksmuseum.
Olifanten
Er zit niets anders op dan kostbaarheden te verpanden. Ze denkt 5000 gulden te kunnen krijgen voor drie gouden ‘koppen’. Blijkbaar zaten daar ook olifantenfiguurtjes op, maar die heeft ze er afgeschroefd. Waar ze het over heeft is niet helemaal duidelijk, maar waarschijnlijk gaat het om onderdelen van de versierselen van de Orde van de Olifant of objecten die daar mee te maken hadden. De Deense Koning had de orde in 1659 aan Godard Adriaan verleend. Het pandhuis vraagt zes procent rente, maar daar hoopt ze vijf of vijfeneenhalf van te kunnen maken.
ick meen hier ontrent Een som van 5000f op de 3 goude koppe die ik in pantschap
moet geefven heb de olifpanten daer af ge= schroeft die ick in hande sal houden, maer sij wille al ses vant hondert hebbe ben bee= =sich om te sien oft voor 5 a 5½ kan krijge
De Deense orde van de olifant, Jacques-Evrard Bapst, 1822. Collectie Museum Louvre Parijs.
Gelderse obligatie verkopen?
Omdat er in Amsterdam en Utrecht eigenlijk geen contant geld meer te krijgen is, stelt Margaretha voor om hun Gelderse obligaties op te zeggen. De van Reedes krijgen van de Staten van Gelderland dan 16.700 gulden terug, waarmee ze dan weer hun eigen schulden en onderpanden kunnen aflossen. Dat lijkt haar een goed idee, want wat heeft het voor zin om aan de ene kant rente te betalen en aan de andere kant te ontvangen? Ze heeft weer een mooi spreekwoord: “Hij redt zich wel die het met zijn eigen doet”. Zaken doen met eigen geld werkt het best.
alst uhEd kost5zou kunnen goet vinde ick wel soude reesolveere het kapitael ter som van 16700f op de heere van gelderlant staende in tijts op te segge en van haer weerom te neeme, en daer meede al onsse oblij gaesie, en de
verpande weer in te lossen, hij redt hem wel diet met sijn Eijgen doet, want op d’eene plaets rente te geefven en of op d’an[dere] te ontfange is niet als moeijt aen vast
Allegorische rekenpenning geslagen op last van de Staten van Gelderland, 1622. Collectie Rijksmuseum.
Thuiskomst GA vertraagd
In een brief van 28 april heeft Godard Adriaan geschreven dat zijn thuiskomst toch weer vertraagd is. Margaretha had het ook van Johan Pesters gehoord. Volgens hem was het goed dat er nog een poosje iemand namens de Staten in Bremen bleef. Bovendien hadden de diplomaten van de Duitse vorsten en de keizer dat verzocht. Dat kun je de bondgenoten dan niet weigeren vond ook de raadspensionaris.
Gelukkig had Godard Adriaan ook goed nieuws. Al het resterende benodigde hardsteen ligt klaar in Bremen. Margaretha heeft een speciaal verzoek voor een extra vrachtje: als die stenen scheep gaan, zou ze ook graag honderd pond pruimen ontvangen. Ze heeft haar hele leven geen betere gegeten dan de partij die Godard Adriaan de vorige keer had gestuurd! Nu maar hopen dat het schip niet gekaapt wordt door de Fransen. Dat was namelijk gebeurd met twee schepen die tegelijk met het vijfde stenenschip uit Bremen waren vertrokken…
[gaende hebbe gesien,] tis mij ock seer lief dat de resteerende steene nu alt same tot breeme sijn, wenste als die gesonde worde dat ick noch hondert pont pruijme mochte krijge weet niet dat ick mijn leefve bee ter heb gehad als die uhEd lest heeft gesonden, den schipper die de leste steen heeft gebrocht seijt datter twee breemer scheepe die met hem van daer waeren afgevaeren vande franse sijn ge =noomen, hoope nu wij so naer het onse behoude hebbe gekreechge, dat het geene noch resteert vange lijcke wel sal overkoomen, waer meede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
Eindelijk zijn er twee brieven van Godard Adriaan aangekomen! Margaretha is blij te lezen dat de brieven van zoon Van Ginkel Godard Adriaan gerustgesteld hebben.
Een goed salaris
Van Ginkel heeft ook wel pech met al die veldslagen die hij moet leveren. Het is daarom zuur dat de gecommitteerde raden van Holland hem zijn salaris als commissaris-generaal ontzegd hebben. Nou ja, ze zullen dat nu wel moeten heroverwegen.
[rec. 3 maij 1677] Ameronge den 28 April 1677
Mijn heer en lieste hartge uhEd aesgenaeme vande 21 en 24 deeser sijn mij beijde behandicht, tis mij lief uhEd tot sijn gerust =ticheijt de briefve vande heer van ginckel heeft ont fange, wel te recht is hij ongeluckich inde oor = looch ijaer op ijaer sulcke slage te hebben, en dat de gekoomiteerde raede hem dan noch sijn tracktement al komisarisgenenael sou de, disputeeren waer hart nu ick hoop sij haer sulle bedocht hebbe, [ent sijn hE laete vol=]
Kennelijk zijn de daden van Van Ginkel niet onopgemerkt gebleven, want Margaretha wordt aangesproken en ze krijgt brieven over hoe mannelijk en dapper hij was en welke wonderen hij verricht heeft. Dat schrijvende komt het zuur van dat loon kennelijk weer boven: er hoeft maar een Duitser te komen die iets eist en dan gaat dat weer voor. Margaretha moet er weer aan denken dat Willem III Van Ginkel in het bijzijn van veel mensen bedankte. En wat hield hij daar aan over? Nou ja, hij moet maar wel zijn best blijven doen, dan zal in ieder geval de Heer hem belonen en hopelijk een handje boven het hoofd houden.
[=gen,] ick weet niet of de liede mij flatteere , maer ijder seijt en schrijft mij van alle kante dat hij hem so manlijck en dapper heeft gequeeten en merveelgees1merveilles: wonderen heeft gedaen, tis ons wel vreuch te hoore, maer wat loon krijcht hij der van, laeter maer Een duijtser koome die Eits nefe hem Eijst so moet die geprefeereert worde en hij moet te ruch staen, het gedenckt mij dat sijn hoocheijt de heer van ginckel koomende vande vaert inde franse tijt, in presensie van veel mensche Ambraseerde2Embrasseren: omarmen en bedanckte
voor den dienst die hij aen den staet en hem had ge= daen , maer wat loon heeft hij daer voor ontfang nu hij moet daerom niet laete wel te doen, de heer almachtich salt beloone, en hoope ick hem in sijn heijlige bewaeringe neemen, [ick vreese al dat]
Na de belangrijke zaken rondom zoon Godard, is het tijd voor de algehele voortgang der dingen. De ossen, die ergens tussen Bremen en Amerongen lopen, mogen voortgaan, want Margaretha is er klaar voor: het gras op de benedenste ‘Bolle’, in de uiterwaarden is fris en groen.
Het vijfde schip met stenen, dat is gelicht op de Vaartse Rijn, is in Amerongen aangekomen en dat wordt nu gelost en de stenen naar het kasteel gereden.
De voortgang van de metselaars is minder: het opmetselen van de schoorstenen kost veel tijd en ze moeten vaak op de steenhouwers wachten. Gelukkig kunnen ze tijdens het wachten in de kelder helpen met de gewelven.
[in sijn heijlige bewaeringe neemen,] ick vreese al dat uhEd maer geen nieuwe komisie weer toegesonde wort om datse op uhEd versoeck sijn demisie niet en sende verlange watse doen sulle, de so gesondene ossen sien ick alle Eure int gemoete heb daer noch niet van gehoort, die koomende sulle wel schoone weijde op de beneedenste bolle vinde, het vijfde schip met vloer en hartsteen ge aende vaert gelicht sijnde is hier wel aengekoome en sijn wij nu an selfve te losse en op te rijden, t sijn seer schoone vloer steene die daer wt koomen, de metse= laers sijn noch aent wt haelle vande Eerste schoorsteen daer veel werck aen is, dan hebbe al de andere tot inde naeldt vant dack wt gemetselt en moete naer de steen houders wachte, sulle ondertusche aent wulfve vande kelders gaen, [den heer boumeester quam]
Een vrouw in werkkleding met een kruiwagen, Dirk Eversen Lons, 1622, Collectie Rijksmuseum.
Michiel Matthias Smidts
Afgelopen paasdag is de ‘bouwmeester’, Michiel Matthias Smidts, langs geweest. Smidts is bouwmeester voor de Keurvorst in Berlijn en daar kent hij Godard Adriaan van. Hij helpt vooral met de praktische zaken rondom het door de Keurvorst beloofde hout.
Smidts heeft het hele huis gezien, tot in het topje. Hij vindt het huis goed, massief en netjes gemaakt. Hij had verder niet veel te zeggen, alleen dat de deuren iets breder hadden mogen zijn. Margaretha heeft nog aan hem gevraagd hoe het met het Anholtse hout stond, maar hij zij dat dat nog niet omgehakt was. Margaretha rekent er maar niet meer op.
[kelders gaen,] den heer boumeester3Michiel Matthias Smidts quam voorlee den paesdach hier, heeft ons heel ge= bou tot int topge vant huijs gesien die uhE sal segge hoe hijt gevonde heeft, seijde mij alles wel en masijf en net gemaeckt te sijn en dat hij der niets op wist te segge, als dat volgens sijn opijnie de deuren wel wat wijder hadde behooren te sijn, die 3 voet en 3 duijm
wijt sijn rhijnlantse maet, hij was seer haestich wilde dien dach niet blijfve, ick sprack hem vant Aenholtse hout dat hij seijde noch niet gehouwe te sijn, so dat ick geloofve wij daer weijnich staet op te maecken hebbe het sijn quade kanse die so lange merren4Merren (of marren): dralen, talmen paesijnsi, [met de post]
Aan het eind van je geld een stukje maand over houden krijgt in de brieven van Margaretha een heel ander perspectief. Ook nu, vier jaar na het rampjaar, blijft het lastig geld te krijgen. Ook al heeft Margaretha het leurwerk met de assignaties en ordinanties nu uitbesteed aan Van Heteren, het blijft de gemoederen bezig houden.
De situatie is zo nijpend dat Margaretha twijfelt of ze de gouden koppen of obligaties als onderpand zal geven. Ze zeggen dat je in Amsterdam nog kan lenen tegen 5%… Zodra er geld is laat Margaretha 3000 gulden voor Godard Adriaan in Amsterdam leggen.
[deen manier of dander,] de knecht daer ick voor dees van heb geschreefve, heb ick inde haech sijnde aengenoome tot kamerlin voor uhEd
hij had belooft in 14 daege hier te koome maer verneeme hem niet ick sal eens schrijfve hoet der meede is , en voor blijfve Mijn heer een lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Patchwork-PS
Een goede brief heeft natuurlijk minimaal één PS, deze heeft er twee en ze zijn ook weer creatief over de pagina gedrapeerd.
In de eerste het gerucht dat het leger zich alweer aan het hergroeperen is en dat ze weer aan de bak moeten. De mensen die dat advies geven blijven waarschijnlijk zelf buiten schot.
men seijt ons leeger haest weer kompleet se hebbe de het volck wt de garnesoene gelicht en de gedevaliseerde kompan daer weer in geleijt, en dat men sou sien den ongeluckige slacht te reepereere ick schrick daer aen te dencken, somen weer so Een werck beginne godt wilt haer vergeefve die sulle raet geefers sijns geloof sij haer wel butens scheuts houden
En na die PS nog de mededeling dat de twaalf ossen aangekomen zijn. Nou ja, elf. Eentje was een beetje moe dus die is in Doorn blijven liggen. Ze zijn een beetje klein, maar Margaretha laat de goede weiden gewoon hun werk doen.
naert schrijfve dees koomende ossen en sijn wel overgekoomen tot 12 stucks daer is Een tot door gebleefve die wat moede was, en ick merge sal laeten haellen, sij sijn wat kleijn maer hoope sij wel groeijen sulle sij koome altijt in heelle goede weij
Het Rampjaar lijkt weer even terug in deze brief, waar de emoties vanaf spatten: zoon Godard blijkt bij de verloren Slag bij Kassel op het nippertje aan de dood ontsnapt. Margaretha heeft een brief van hem uit Sas van Gent waarin hij eigenhandig schrijft dat hij gezond is. Zijn paard is er slechter aan toe en zijn wapenrusting is zeer beschadigd want hij is vier of vijf keer geraakt. Zo gevaarlijk was het dus! Zijn kamerling Roelof Verweij is zwaar gewond aan zijn heup en bijna alle officieren uit zijn regiment zijn dood, gewond óf gevangen door de Fransen.
[rec. 26. dito] Ameronge den 21 April 1677 Mijn heer en lieste hartge seedert mijne laeste hoope ick dat uhEd briefve van onse soon sult hebbe ontfange, die de heere sij in alle Euwijcheijt gedanck gesont wt de bataelgebataille: slag is gekoome, so ick heede wt sijn brief met Eijgener hant geschreefve ho vande 15 deeser van ontrent sas van gent geschreefve heb gesien, hij heeft 4 a 5 schuete op sijn aenhebbende wapen gekreechge en sijn paert gequetst daer aen men kan sien wat perijckelperikel: gevaar hij heeft wt gesta[en]perikel uitgestaan: gevaar doorstaan roelof verweij sijn kamerlin is door in door sijn heup gequetst meest al de offisiers van sijn reesgement sijn doot gequetst of gevange, [hij]
Kaart met de slagordes van de troepen bij de slag bij Kassel op 11 april 1677 tussen het Franse leger onder Filips I de hertog van Orleans en de prins van Oranje, Anoniem, 1677. Collectie Rijksmuseum.
Beter Goed dan Bloed verliezen
Godards compagnie is rond de dertig paarden kwijt, wat hem veel geld zal gaan kosten. Maar “beter in ’t goed als in ’t bloed” : liever je bezittingen verliezen dan je leven (of dat van je familie). Ze kunnen God niet vaak genoeg danken dat hij hun zoon zo genadig heeft gespaard. “Och, mijn liefste hartje, wat is dit voor een oorlog”, jammert Margaretha, “ waarin zo lichtvaardig met mensenvlees wordt omgesprongen”. Ze beklaagt Willem III die volgens haar misleid was. Moge God de genen vergeven die dit veroorzaakt hebben. “Och hadden wij de vrede maar”, verzucht ze, maar ze heeft weinig hoop dat die snel komt.
[reesgement sijn doot gequetst of gevange,] hij heeft weer wt sijn kompangi wel 25 a 36 paerde verlooren dat al weer groote koste voor hem sal sijn, noch beeter int goet als int bloet , wij konne godt niet genoech dancke die hem so genadelijck heef bewaert, och mijn lieste hartge wat is dit voor Een oorlooch int welcke men het mensche vleijs so licht waecht, sijn hoocheijt is te beklage die so geabuseertAbuseren: misleiden wort godt wilt haer vergeefve die oorsaeck van al dees onheijlle sijn, och hadde wij de b vreede maer sieder nu so weijnich aprehensieapprehensie: vrees, verwachting toe, [gistere is den]
Gisteren ochtend om zeven uur was er een korte ontmoeting op de Grebbedijk tussen Cornelis Tromp en raadspensionaris Fagel. De raadspensionaris was met spoed op weg naar Wezel om daar de keurvorst van Brandenburg te spreken. Tromp kwam daar net vandaan. Fagel had haast omdat de keurvorst van plan was vandaag al weer naar Berlijn terug te keren om zich bij zijn leger te voegen. Tromp maakt van de gelegenheid gebruik om naar de bouwwerkzaamheden in Amerongen te kijken. Hij wil zelf ook “aan het timmeren”. Want van Tromps huis in ’s-Graveland is net als van Amerongen na het Rampjaar weinig meer over.
[sieder nu so weijnich aprehensie toe,] gistere is den heer graef trompCornelis Tromp hier bij mij geweest hij sach ons gebou, wil ock aent timmeren hij quam van weeselWezel, vestingstad in Duitsland al waer hij met den heere keurvorst van brandenburch heef gesproockeCornelis Tromp was van 1676-1678 opperbevelhebber van de Deense vloot. Denemarken was opdat moment samen met Brandenburg betrokken in een oorlog tegen Zweden (Schonense Oorlog 1674-1679) die van meeninge was vandaech weer van weesel naer berlijn en bij sijn ArmeArmee: leger te gaen den heer raet pensionarisraadspensionaris Fagel ontmoete tromp gister merge ontrent 7 Euren op de grebbendijck die ginck om de keurvorst noch te spreecke en wilde dien avont noch tot weesel sijn, daer hij sijn tijt toe van doen hadt, [met de post van heede heb ick]
Tromp viel met zijn neus in de boter, want juist gisteren zijn Rietvelt en zijn mannen begonnen aan de gewelven onder de grote zaal. Ongelofelijk hoeveel werk het bouwen van de schoorstenen kost. Acht metselaars zijn er aan bezig. Overigens heel knap zonder elkaar in de weg te zitten. De steenhouwers werken aan het hardsteen. Eén van hen heeft een bloedzweer en moet het bed houden. Dat houdt het werk wel op, moppert Margaretha. De zakelijke bouwvrouw is weer even haar zakelijke zelf.
[geen briefve van uhEd gehadt,] Rietvelt heeft gister aende wulfsels vande kelders ondert groot salet Eerst begonne men sou niet geloofve wat werck der aende schoorstene wt te haelle vast is, daer sijn noch 8 truijfelsmetselaars (troffelen = mestselen) aen gebleefve die haer werck heel wel vinde sonder malkandere inde weech te sijn, de steenhouders wercke noch aende hartsteene tot de schoo =rsteene, prangs Eene knecht heeft Een bloetsweer Effe boven sijn ooch dat hem so inkoomedeertincommodeeren:hinderen, plagen dat hij meest te bedde leijt wenste hij wel wel waer want sien sij noch al lang werck aendie steene sulle hebbe, [ick heb noch tot het neegosiEere]
Maar het zakelijke laagje is nog maar dun, veel weidt ze verder niet uit over de feiten die ze aanstipt: er is nog geen geld (kan er aan liggen dat het Pasen was), het vormen van de stenen bij de steenoven gaat langzaam vanwege regen en wind, het vijfde schip met hardsteen is nog niet gearriveerd. Maar oh, wat is ze blij met de brief van Godard Adriaan waarin hij aankondigt dat hij misschien half mei wel thuis komt! Ze hoopt maar dat er niet weer een nieuwe opdracht tussendoor fietst. God mag geven dat zowel vader als zoon ieder op zijn tijd weer in goede gezondheid in Amerongen zullen terugkeren en ze elkaar in vreugde zullen mogen begroeten.
[sal,] ick heb met blijschap wt uhEd laeste gesien de hoop die deselfve geeft van in half meij thuijs te sijn hoop niet datter ondertusche weers Eenige nieuwe ordere of komissie sulle uhE toegesonde worde, [van heetere heeft de ordinans]
[…]
[heeft,] voort is hier alles wel, hoope de heer almachtich sal geefve uhEd en onse soon inge= =sontheijt Elck t sijner tijt bij ons sulle koome en dat wij malkaldere in vreuchde mooge ont moete, ondertusche blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Man wordt begroet bij thuiskomst, Franciscus Bernardus Waanders, 1847. Collectie Rijksmuseum.
Vandaag een kort briefje, waarin Margaretha vooral ingaat op de Slag bij Kassel en de vorderingen aan het huis.
Slag bij Kassel
Het ontzet van Sint-Omaars, waarover Margaretha vanwege de aanwezigheid van zoon Godard aldaar in haar vorige brief nog haar zorgen heeft geuit, is mislukt. Veel meer woorden hoeft ze er niet aan vuil te maken; Godard Adriaan zal vast al wel een brief uit Den Haag hebben gekregen met alle ins en outs. Maar heeft manlief ook gehoord van de ‘groote en seer quade geruchte’? Margaretha is er helemaal van onthutst; ze was nauwelijks zichzelf meer! Op de inhoud van de geruchten gaat Margaretha helaas niet in.
dat het deseijn van sijn hoocheijt int ontset van sint omeer is misluckt sal uhEd wt den haech sijn ge schreefve, waer over hier gistere groote en seer quade geruchte liepen, dat mij niet weijnich en bekomerde en so ontstelde dat ick naulijcks mijn selve was, of noch ben
Slag bij Kassel, 1677, Robert Bonnart, naar Adam Frans van der Meulen, 1677-1699. Collectie Rijksmuseum.
Gezond en wel
Gelukkig is zoon Van Ginkel gezond en wel. Tenminste, dat heeft Margaretha via via vernomen. Ze hoopt maar dat het waar is. Ze hoopt snel meer te horen over de Slag bij Kassel.
van heeteren schrijft mij dat den heer van mom= pelijan1Armand de Caumont aen sijn vrou2Amelia Wilhelmina van Brederode schrijft het welcke sij hem heeft laete sien, dat de heer van ginckel die naer haer seggen hem heel wel heeft gequeeten noch gesont en wel te pas is daer wij godt niet genoech voor konne dancke wil hoopen het waer is, verlange seer om meerder partikulaerijteijte en seeckerheijt vant werck te hooren[, den heere schaepe heer vande]
Portret van Godard van Reede van Ginkel (1644-1703), anoniem, 1675-1699. Collectie Kasteel Middachten.
Wie zou de oorlog niet moede worden?
De majoor van het regiment van Van Ginkel is gesneuveld. Er zouden in totaal 3000 man gesneuveld zijn. Iedereen zal wel iemand missen. Margaretha hoopt dat de heer allen wil troosten. Het is toch ook wat; jaar op jaar zo veel volk verliezen. Wie zou de oorlog niet moede worden?
[vant werck te hooren,] den heere schaepe heer vande dam3Herman Schaap, die Maijoor vande heer van ginckels reesgement was is doot sijn vrou4Petronella van Tuyll van Serooskerken stelt haer als disperaet, daer 3000 man gelijck geseijt wort gebleefven is, sal Elck de sijne wel misse de heere wilse alle strooste, ijaer op ijaer so veel volck so veel te verliesen wie sou dien oorlooch niet moede worde, och och of men Eens Een goede vreede mochte beleefve, maer nu vrees ick dat
ter dit weer geen goet toe sal doen, wat salt met ons noch worden, se mooge van uhEd swaerhoofdichheijt wel spreecke datter wat swaerhoofdiger en in tijts voorsichtiger waeren sou wel goet sijn[, rietvelt is]
Voorschip, W.S. Coleman, 1859. Uit: The book of the Thames, Mr. & Mrs. S.C. Hall. Collectie British Library, afbeelding: Flickr
Vloer- en schoorstenen
Rietvelt is gelukkig weer aan de beterende hand. Maar nu is een deel van de knechten, metselaars en timmerlieden koortsig. Bijna iedereen hier wordt ziek, al herstellen ze meestal snel. Dat is maar goed ook, want het vierde schip met hardsteen is gelost en alle stenen zijn op de voorburcht geplaatst. Er moet gewerkt worden! Het leggen van de vloerstenen is een groot karwei geweest. De steenhouwers gaan nu verder met het maken van onderdelen voor de schoorstenen.
[voorsichtiger waeren sou wel goet sijn,] rietvelt is de koorts so goet als quijt, maer der sijn weer Een deel knechts so metselaers als timerlie die der aen vast sijn, meest alle mensche hier krijgense maer houder =se niet lang, nu is het vierde schipe met hartstee gelost en alde steene saeme opt voorburch geset de vloersteene int houden huijs, dat is Een groot werck aen kant de steenhouders hebbe alle daer aengearbeijt, moeten nu aent reemaecken vande stuck tot de schoorsteene [vrees noch dat rietvelt naer haer]
Zoals gezegd, houdt Margaretha het kort. Ze zit met haar hoofd bij Van Ginkel; ze is ontzettend ongerust. Ze hoopt snel zekerheid te ontvangen over zijn lot. Hij heeft in de oorlog ook wel altijd pech…
[sal wachten,] uhEd laeste vande 10 deeser heb ick met de laeste post beantwoort, en sal dees nu Eijndige verlan seer naer seeckerder tijdine vande heer van ginckel ben so ongerust dat ickt niet segge en kan die heer almachtich wil hem bewaeren hij is inde oorlooch vrij wat ongeluckich, ick blijf
Margaretha is zo dolblij dat ze de brief heeft ontvangen die Godard Adriaan haar op 10 april heeft geschreven, dat ze zich helemaal te buiten gaat qua taalgebruik. ‘Ick slacht de kindere’, schrijft ze.
Kinderen slachten?
Welja, denk je als lezer uit de eenentwintigste eeuw, heb je daarvoor zo goed voor ze gezorgd? Maar Margaretha gebruikt de taal van de zeventiende eeuw en wat ze bedoelt, is dat ze, net zoals een kind probeert te doen wat zijn ouders willen, probeert om te doen wat Godard Adriaan van haar vraagt. Ze doet haar best want dit moet echt een droomhuis worden. En er wordt al weer hard gewerkt. Rietvelt heeft negen ‘truijfels’ aan het werk gezet. Pars pro toto, moet je maar denken: truijfels zijn troffels, het gereedschap van metselaars. Alleen is Rietvelt nu wel ziek geworden dus het toezicht ontbreekt.
[rec. 19 dito] Ameronge den 14 April 1677
Mijn heer en lieste hartge heede ontfange uhEd aengenaeme van 10 deeser en is mij seer lief daer wt te sien dat deselfve genoechge neemt int geen ick hier so int Een alst ander doen, ick slacht de kindere doen mijn beste, rietvelt is met 9 truijfels int werck gekoome daer sulle noch 4 a 5 volgen, hij selfs had voor sijn aenkomste al hier de koorts meendese quijt te sijn, maer heeftse gistere weer gekreechge en vandaech meest te bedt geleechgen, hoop hijse niet lange houde sal, tsou mij anders seer qualijck koomen, [sijn volck sijn]
En dat toezicht is wel nodig vanwege een speciaal plan. Godard Adriaan heeft aan Margaretha geschreven over luiken in de plafonds en speciaal in het tongewelf van de gang op de benedenverdieping, de ‘wulfsels’. Op die manier kunnen de manden met wasgoed uit het souterrain naar de zolder gehesen worden, waar de was kan drogen. Handig, want met de zware manden over de bediendentrap, dat is geen pretje, dat beseft Margaretha ook. Alleen, een luik in de keldergewelven ziet Margaretha niet zo zitten, dat stukje kunnen de manden met natte was nog wel door het voorhuis gedragen worden. Tenzij Godard Adriaan daar andere ideeën over heeft natuurlijk.
Er wordt nu hard gewerkt aan de gewelven van het souterrain, allereerst onder het ‘groot salet’ en dan de keuken en de alkoof. Hopelijk is Godard Adriaan wel thuis tegen de tijd dat het zover is? De gewelven worden zo gemaakt dat er altijd nog luiken in geplaatst kunnen worden. Ook secretaris Van Den Doorslagh heeft met Rietvelt gesproken en ook hij doet per brief verslag van zijn gesprek over de luiken.
[=sels vande kelders gaen,] ick heb met rietvelt weege de luijcke daer uhE van schrijft gesproocke, die wel soude koomen en ock konnense inde wulfsels wel gemaeckt worde maer mijns bedunckens hoef =dense in die vande kelders niet want men Eenige swaerte hebbende die so wel doort voorhuijs inde gaelderij1Lange gang sou konne brenge en vandaer laete door
Een luijck op hijsen als door de kelders dan soot uhEd best dunckt kant geschiede, daer sal ock noch tijt van beraet toe sijn geloofve sij het ondert groot sa= let2Grote zaal Eerst sulle wulfve en dan booven de keucken en alkoobe kamer3Alcovekamer, wat nu de eetzaal is so dat ick hoope uhEd wel thuijs sult sijn Eerse aende gaelderij4Lange gang koomen, ock seijt hij de wulfsels wel so te konne slaen dat men tot alle tijde daer luijcken in sou konne maecken, [nu sijn]
Er wordt ook gewerkt aan de vloer en Margaretha is erg enthousiast over de vloerstenen die Godard Adriaan heeft gestuurd. Hij heeft ook voor de grote zaal van Middachten besteld en Margaretha verzekert hem dat vrouw Van Ginkel daar erg mee in haar schik zal zijn. Sommige vloerstenen zijn wat dunner, maar Jan Prang heeft gezegd dat ze even sterk zijn als de andere.
[tijde daer luijcken in sou konne maecken,] nu sijn wij beesich met de vloer en andere hartsteene bp die hier aengekoomen sijn op te rijden de vloersteene sijn seer schoon en groot hoope datter Etlijcke meer sulle sijn als wij van doen hebbe om alser bij onge = luck mochte gebroocke worde dat men niet verleege sij, ick ben blijde dat uhEd ock vloersteene voorde Middachtense sael heeft bestelt daer de vrou van ginckel wel meede in haer schick sal sijn en ick uhEd van haerent weechge vast voor bedanck sij weet het noch niet, de geschuerde hartsteene trappe vinde ick ock seer fraeij, somige vande vloer steene valle wat dun doch ijan prang seijt datse Even starck sulle sijn, [aengaende het gelt ge=]
Bouwen kost geld en dat blijft een zorg voor Margaretha. En omdat het ook een zorg is voor anderen, is het lastig om aan geld te komen. In Holland gaan ze weer de tweehonderdste penning heffen, een vermogensbelasting, en Margaretha vraagt zich af hoeveel wat er nog uit de bevolking te persen valt.
En er is nog een zorg. Prins Willem III is met het leger naar Yperen getrokken om Sint-Omaars te ontzetten en Van Ginkel is daar natuurlijk bij. Het kan niet anders of er zal gevochten worden met alle risico’s van dien. Margaretha uit haar zorgen aan Godard Adriaan: ‘De heer almachtich wil zijn hoo(gheid) en de heer Van Ginckel bewaeren’.
[Even starck sulle sijn,] aengaende het gelt ge= =loof dat van heeteren beesich is om ordinansi te versoecke, beusekom heb ick versocht toch sorchge tot betaelline vande selfve te wille drage, wat de rest oft te neegoosgeerende peninge belanckt sal ick sien hoet daer meede maeck, daer is seer
qualijck gelt te krijgen het schijnt de liede swaerhoof =dich sijn en wille haer van gelt niet ontblooten, met seijt dat sijn hoocheijt naer ijperen marscheert om s omeer teontsette so dat is vrees ick datter noch wel Een schermutselen om sal gaen dat mij seer bekomert de heer almachtich wil sijnhoo en de heer van ginckel bewaeren, wij beleefven droefvige tijden, in hollant is weer den twee honderste peninck voor twee mael geefvens gelt in gewillicht, hoe seet wt de liede sulle krijgen sal te besienstaen, [hoe groote papa het werck]
Het Franse leger voor Yperen (middenblad), 1678, anoniem, 1678-1699. Collectie Rijksmuseum.
Oorlogskas
De staat heeft een andere manier voor het financieren van de oorlog bedacht. Ze verwachten kennelijk dat de Spanjaarden een miljoen bijdragen. En dat is volgens Margaretha het probleem van de staat, iedereen ziet de problemen aankomen, maar zijn doen alsof hun neus bloedt. ‘En wij sijn uut gemergelt’, schrijft Margaretha, ‘och och hoe wilt met deesen bedroefden oorloch noch af loopen, den goeden god wilt ons bij staen’.
[leeft sal hij Een last voorde provinsie sijn] ,tis wel Een ongeluck voor den staet dat men noijt geen swaericheeden en Aprehendeert schoont dat mense siet koome voor datse ons op den
hals sijn, waer sou men nu Een mielijoen gelt haelle vande spaense geloof niet dat gelt te verwachten is, en wij sijn wt gemergelt, och och hoe wilt met deesen bedroefden oorlooch noch af loopen, den goeden godt wil ons bij staen in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle, en blijfve
Toch laat Margaretha zich niet ontmoedigen. In de PS voegt ze nog wat losse opmerkingen toe. Er zijn vier schepen met vloerstenen aangekomen en ze heeft de vracht betaald.
Natuurlijk doen de kinderen hun groeten aan ‘groote papa’. Fritsje, inmiddels 9 jaar oud, laat nog weten dat hij erg zijn best doet!
Helaas zijn twee stenen op elkaar gevallen en gebroken. Margaretha heeft ‘daer wel ome gekeefven’ maar ja, dat hielp niets.
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
ps nu hebbe wij vier scheepe met hart en vloer steene hier die ick de vrachte heb betaelt, fritsge seijt sijn best int leeren te doen meent hij vrij meer meester vant hansge sal sijn als kees otte, preesenteert neffens sijn broer godert en sijn susters sijn onderdanigen dienst aen groote papa ick moet ock segge datter twee vande grootste rouwe hartsteene trape die noch door geklooft moste sijn en voorde bruch opt voorburch soude gelecht hebe
Overdwars: int opdoen op malkandere hebbe laete valle en gebroocke sijn daer ick wel ome gekeefven heb dan dat helpt niets
Even voor de duidelijkheid: dat er vandaag weer een brief is, is alleen maar om geen post over te slaan! Dat wij, 21ste-eeuwers, niet gaan denken dat twee brieven achter elkaar iets met romantiek te maken heeft ofzo.
[rec: 19e dito]
Ameronge den 10 April 1677 Mijn heer en lieste hartge gistere heb ick uhEd mijn aenkomste alheer ge =schreefve nu is deese alleen om geen post te man =queere, [wij sijn vast beesich met Een schip met]
Hout uit Hamburg, stenen uit Bremen
Gisteren is Margaretha gelijk begonnen het schip dat via Amsterdam uit Hamburg kwam te lossen. In het schip zaten 18 eiken deuren en 89 glasramen. Die laatste heeft ze vanaf het veer, waar het schip kennelijk aangemeerd is, laten dragen, zodat ze niet beschadigen. Ook Schut heeft nog voor goede kwaliteit eikenhout gezorgd. Margaretha gelooft dat daar ook nog deuren en raamkozijnen van gemaakt worden.
Margaretha verwacht ook elk moment de schepen waarmee steenhouwer Jan Prang gekomen is. Over Jan Prang gesproken: wat voor afspraak heeft Godard Adriaan gemaakt; is het werk aanbesteed of werken ze op daghuur?
[=queere,] wij sijn vast beesich met Een schip met hamburger deelle en ander hout van Amsterdam koomende te losse, in welcke schip schut 18 Eijck deure en 89 glas raemte heeft gedaen die ick om datse onbeschadicht soude blijfve op berije vant veer hier heb laete dragen, hij schut heeft ock noch Een goede quantiteijt Eijcke hout so deel =le als ribbe meede gesonde die ick geloofve noch tot deure en raemte te sulle sijn, ick verwachte alle Euren te hoore dat de twee scheepe daer den steen houder prang meede is gekoomen aende vaert sulle sijn, en wenste te weeten op wat voet prang met sijn volck hier wercken oft aen besteet of in dachhuer is, [wij hebbe vandaech Een seer]
Toverlantaarnplaat met vier zeilschepen, onbekend, ca. 1700-1799. Collectie Rijksmuseum.
Het weer en de steenoven
Het is voor het eerst in een maand lekker weer, Margaretha hoopt maar dat het zo blijft, dan kunnen ze beginnen met het repareren van de steenoven. De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan kreeg was van de derde april. Of er die avond nog één met de postwagen komt, moet ze nog maar zien.
[in dachhuer is,] wij hebbe vandaech Een seer schoon en warm weer het Eerste wel in Een maent soot so wil kontiniweere hoop ick met godts hulpe inde toekoomende weeck aent vorme vande steen oven te gaen, uhEd laeste is vande 3 deeser geweest, of tavont noch Een sal koome
met de wagens staet te verwachte, [ick heb de veeren]
Postkoets, fragment uit Het Diligencespel, Aron Hijman Binger, 1800-1849. Collectie: Rijksmuseum.
Veren en pruimen
Er komt meer uit Duitsland dan alleen de bouwmaterialen. Blanche heeft voor veren gezorgd, waar Margaretha erg mee in haar nopjes is. Bij de kleinkinderen vallen vooral de pruimen die Godard Adriaan gestuurd heeft goed. In plaats van 50 pond had hij wel 150 pond mogen sturen! Ik hoop maar dat het gedroogde pruimen waren. Conclusie: alles dat uit Bremen komt is geweldig
[met de wagens staet te verwachte,] ick heb de veeren die blansge bestelt heeft besien sijn heel schoon ick bedancke uhEd hoochlijck voort preesent en blansche voor sijn goede voor sorchge die hij daer in gedrage heeft, de pruijme sijn ock wttermate goet daer uhEd ock hartlijck voor bedancke en ock ien ken die wel in plaets van 50pont 150 had mooge bestelle de kinderen moogense als koeck, soma tis al wtneement goet dat teegenwoordich van breemen komt
Stilleven met drie donsveren, Françoise Isabella Henriëtte Bierens de Haan-Philipse, 1888-1920. Collectie Rijksmuseum.
Tot slot een korte PS: het gaat slecht met de Alexander de Soete van Laake (heer van Vileers), maar hij doet wel de groeten en zijn vrouw ook.
de ossen sal ick ock verwachten hoe die vroech ger inde weij koomen hoet beeter sal sijn , en het grootste slach van beeste doet men de meeste voordeel aen, hier meede blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
de heer van vieleers1Alexander de Soete van Laake inde haech is heel qualijck der aen de docktoore weete niet opt graefveel2Graveel: blaasgruis of niergruis of -stenen of een aenwas3Aanwassen: aangroeien of aan elkaar groeien inde blaes is, sij beijde de heer ende vrou4Adriana van Aerssen van Sommelsdijk preesenteere haeren dienst aen uhEd
Uiteindelijk zit er bij de post ’s avonds toch een brief van Godard Adriaan en ook nog één van Nicolaas van Beusinchem. Hij schrijft dat de twee schepen met steen Utrecht voorbij gevaren zijn richting de Vaart (Vaartse Rijn). De secretaris kan dus morgen daar heen. Rietveld is inmiddels ook aangekomen.
p s so aenstonts savonts ontrent tien Euren ontfange uhEd aengenaeme vande 7 deeser, de twee scheepe met steen schrijf beusekom dat gistere wttrecht gepasseert is en naer de wa vaert sijn darwaerts de sekree taris merge sal gaen om deselfve wat te rechte te helpen, rietvelt is ock deesen avont gekoom om en maendach aent werck te gaen, ick moet dees Eijndige om dat de post opt vertreck staet
Margaretha is even van de lijn geweest. Ze was acht dagen van huis, waarschijnlijk naar Den Haag. Bij terugkeer in Amerongen is er goed en slecht nieuws.
Meer schepen met hardsteen
Het goede nieuws is dat ze daar steenhouwer Jan Prang heeft getroffen die net met de volgende twee schepen met hardsteen uit Bremen in Edam was aangekomen. Ook die hebben dus, God zij dank,de storm overleefd en dat brengt het totale aantal veilig binnengekomen schepen met hardsteen op vier, samen met de twee die al bij de Vaart in Vreeswijk liggen en waar de nieuwe nu ook naar toe varen. Nu nog wachten op nummer vijf en zes.
Ameronge den 9 April 1677 [rec. 12 dito]
Mijn heer en lieste hartge ick ben gistere weer hier gekoome alwaer alles wel heb gevonde en ock ijan prang die Eergistere met noch Een knecht hier is gekoomende seijt dat dertwee scheepe met hartsteen met hem tot Edam behoude en wel waeren aen gekoomen daer hij se heeft gelaeten dan gelooft die nu alledaech aende vaert staen te koomen, dan sulle wijder vier hier hebbe en konne godt niet genoech dancke daer die sulcken storm hebbe wtgestaen dat sij behoude sijn overgekoome hoope de resteerende twee scheepe almeede wel sulle arijveere, [merge verwachte ick rietvelt met]
Minder goed nieuws is dat de storm en het hoge water een deel van de steenoven heeft vernield. Die moet dus eerst opnieuw worden opgemetseld. Tot nu toe was het toch te koud weer om de stenen te vormen, en in de tussentijd zorgt Margaretha wel dat er vast aarde heen wordt gebracht. Dan is er straks weer baksteen voor Rietveld en zijn mannen om de gewelven te maken.
merge verwachte ick rietvelt1Cornels Rietvelt, de bouwmeester met sijn volck die aent werck sulle gaen, tis hier alledaech suer kout weer dat ons belet aent vorme vande steen te beginne maer laet vast Aerde daer toe rijde, en kalck beslaen voorde metselaers, te weete voor rietvelt het heelle achterhooft vande steen oven is doort hoochge water en stercke winde omveer gestort die ick weer moet laeten op metselen en in leem sal laete legge, [so sijn ock al de tuijne op de waerde]
Landschap met waterput en steenoven. Johann Andreas Benjamin Nothnagel, 1739 – 1804. Collectie Rijksmuseum
Drijvende tuinen?
Door het hoge water zijn ook alle “tuinen” in de uiterwaarden gaan drijven. Hoewel wij bij zo’n zin al snel een drijvende moestuin voor ons zien, gebruikt Margaretha het woord tuin hier waarschijnlijk in zijn andere betekenis, die van hek of afrastering. Het herstel zal een lieve duit gaan kosten, maar ja, ze zijn de enigen niet, iedereen heeft er last van. In de acht dagen dat Margaretha afwezig was heeft het werk zich trouwens wel opgestapeld. Als de kat van huis is…. Het stijgende rivierwater biedt Margaretha wel hoop dat de nieuwe lading hardsteen niet hoeft te worden overgeladen omdat de diepgang van de schepen niet verminderd hoeft te worden.
[metselen en in leem sal laete legge,] so sijn ock al de tuijne2Tuinen:afrasteringen, hekken. Te vergelijken met “Zaun” in het Duits. op de waerde3uiterwaarden
gaen drijfve daer wij vrij wat koste aen hebbe maer wat kamen doen wij sijnt alleen niet tis over al so gestelt, ick vindt hier de hande vol werck, tis van daech acht dage dat ick wt gegaen ben, in die tijt isser haest niet gedaen, nu moetenser weer reppen, het water op de reevier is weer fraeij aent wasse4steigen hoope de twee laeste scheepe met de hartsteene sulle konne op koomen sonder die te verscheepen, [ick heb laest vergeeten]
Een rokende metselaar met zijn makkers in een herberg, David Teniers (II), ca. 1675. Collectie Rijksmuseum.
[heeft ontfange twee hondert gul,] uhEd sal ver= =staen hebbe hoe dat sijn hoocheijt alde heere int Eerste lidt heeft gekontiniweert5continueren: laten zitten en den heer van dijck =velt in plaets vande heer nieupoort weer int Eerste lidt geset, het Eerste was so niet gemeent maer geloof de 40000f die de graef van waldeck heeft gekreechge daer veel toe heeft gedaen, het gaet daer so vreeslijck toe dat Een schrick is te hoore, de heer almachtich wil de heere reegente wijsheijt en voorsichticheijt en voor al sijne vreese geefve in wiens bescherminge uhEd beveelle blijf Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
Prent van Georg Friedrich, prins van Waldeck-Eisenberg, Christiaan Hagen, ca. 1663-1695. Collectie Rijksmuseum
1
Cornels Rietvelt, de bouwmeester
2
Tuinen:afrasteringen, hekken. Te vergelijken met “Zaun” in het Duits.
Er is nauwelijks tijd voor een inleiding, het is tijd voor actie.
Mannen…
Het schip met hardsteen dat in Utrecht aangekomen is, licht te diep om helemaal naar Amerongen door te varen. Het schip ligt namelijk wel vijf voet diep en op de rivier staat er nauwelijks vier voet water. Moeilijk, moeilijk. De schipper is met de knechts van de steenhouwer naar Amerongen gekomen om het allemaal eens goed te bekijken. Volgens mij vindt Margaretha het allemaal maar onzin, want ze stuurt ze terug naar de vaart om alles nog eens goed te bekijken en anders een deel van de stenen in een klein bootje over te laden en achter het grote schip te hangen. Probleem opgelost.
[laeste die vande 20 dees is geweest beantwoort,] soedert is het Eerste schip met de hartsteene en verdere in ladine aende vaert gekoome beijdede knechts van ijan prang sijn giste =re hier geweest met de schipper die vreesde met sijn volle laedine niet hier te sulle konne koome ver midts so hij seijt hier op de revier naulijxs 4 voet water is en dat sijn schip met sijn volle ladine wel 5 voet diep gaet, ick heb vandaech de see =kreetaris met beijde de knechts van ijan prang naer de vaert gesonde om op alles klaere inspexsi te neeme, en des noots sijnde, Eenige vande rouwe hartsteene wt te lichte en in Een boottge of kleijn vaertuijch achter aent schip te laeten volgen, [voort]
Margaretha hoopt dat de andere schepen nu ook aangekomen zijn aan de Vaart, want de secretaris is daar nu toch en die zal dan in ieder geval orde op zaken kunnen stellen. Ze hoopt het eigenlijk ook omdat ze zich zorgen maakt over de andere schepen: het is zulk slecht weer…
[ordere op alles te stelle,] ick hoope daer nu noch meer scheepe sulle aengekoome sijn en dat de seekreeta =ris daer sijnde, met Eene ordere, op deen en dande sal konne stelle, ick sal blijde sijn als dandere scheepe almeede hier int lant sonder ongeluck sulle sijn ge arijveert want t heeft en is waer onweer en tempeest geweest dat mij seer bekomerder [het is mijn lief uhE]
Storm op zee; een schip wordt getroffen door onweer, Lorenz Adolph Schönberger, 1799. Collectie: Albertina Wenen.
Metselaars
Rietvelt is net weer weg en zoals verwacht heeft Margaretha haar plannen door gezet. Of Rietvelt het met haar eens was of dat ze hem moest overtuigen, vertelt haar brief niet. Wat fijn is dat ze nu concreet gemaakt hebben hóe ze aan de schoorstenen en gewelven gaan beginnen. Eerst komen er drie tot zes opperlieden om ter voorbereiding kalk klaar te maken, daarna komen er tien tot twaalf metselaars om aan het werk te gaan. Margaretha is zelf ook druk met de voorbereidingen, zodat ze zometeen ook echt gelijk aan het werk kunnen.
Trofee met metselaarsgeerdschap, Johannes of Lucas van Doetechum, 1572. Collectie Rijksmuseum.
[en sal dan ock wt geleijt sijn,] rietvelt is weer naer Amsterdam, sal int lest vande toekoomende weeck 3 a 6 opperlie om bij proovijsie kalck te bouwe sende, en selfver acht dage daer naer met 10 a 12 metselaers knechts of truijfels te volgen om dan aent werck te gaen en te gelijck de schoorsteene diet noodichste werck is wtte haelle en aende wulfsels vande kelders te be ginne, ondertusche ben ick nu beesich om alle gereetschappe te maecken en de behoeftich= =heede tot het werck bij de hant te brenge, [in]
Zand
Het enige dat lastig is om voor te bereiden is de hoeveelheid kalk en zand. Rietveld heeft gezegd dat hij HEEL VEEL nodig heeft voor de gewelven. Maar waar moet ze dat vandaan halen? Toen ze de vijver (wij noemen dat de gracht) had laten uitgraven heeft ze ernaar laten graven, maar het lag zo diep, dat ze er niet bij kwamen. Ook hiervoor heeft Margaretha gelukkig weer een oplossing gevonden. Ze haalt het zand van de Amerongse berg! In die tijd was dat voor een groot deel heideachtig landschap met een goede zandgrond. Nu ligt er een prachtig bos, maar eronder nog steeds die zandgrond. Ze heeft Rietvelt naar de berg gestuurd en die vond dat het heel goed zand was. Er wordt door arbeiders al vast gegraven en dan kan ze maandag wagens gaan laten rijden om het naar het kasteel te brengen.
[=heede tot het werck bij de hant te brenge,] in sonderheijt het sant tot de kalck ende wulfsels vande kelders daer rietvelt seijt Een groote quantiteijt toe van doen te hebbe, het welcke hier bij de hant niet meer datter bequaem toe is, te vinde is, ick heb der al int voltrecke vande nieuwe vijfver naer laete graefve maert sant leijt daer so diep dat ment niet kan bekoomen, waerom ick gereesolveert1Resolveren: Besluiten ben toekoomende maendach 15 a 16 bee wagens te laete rijde en so veel laeijers
te laete koome en sien so Een houde of twee voer sant vande berch te laeten haelle ent bijt werck neer te legge, ick heb rietvelt aende berch gesonde omt sant te besien die gseijt het daer heel goet en beeter is als dat wij verwerckt hebbe, ick heb der nu al twee dage 4 arbeijders gehadt die sant vast wt schiete ehEd sou niet geloofve wat al werck hier dagelijcks voor valt en wat de arbeijders kosten, [die knecht daer ick uhEd voor]
Margaretha komt nog een keer terug op de jongeman die kamerling wilde worden. Ze schrijft alsof het in een vorige brief stond, maar Godard Adriaan moet echt even zoeken in zijn archief. Ze noemde hem op 6 oktober 1676…. Nou, die Dulckes is nog eens langs geweest en hij heeft gevraagd of hij naar Bremen mag komen. Margaretha overlaadt de arme jongeman met superlatieven. Zou hij echt zo goed zijn, vindt Margaretha hem gewoon heel erg leuk of vindt ze dat Godard Adriaan toe is aan een extra kamerling? Waarschijnlijk het laatste. Hij is kort van persoon (klein manneke), maar slim en actief. En als kers op de taart schrijft hij heel netjes! Godard Adriaan moet maar laten weten wat hij belieft.
[en wat de arbeijders kosten,] die knecht daer ick uhEd voor dees van heb geschreefve die bij de peninmeester Adrijchem woont is heede geweest versoeckt noch bij uhEd als kam =merlin te mogge sijn en te weeten of hij hem op uhEd dienst sou mooge verlaeten of dat hij te breeme bij uhEd mochte koo men, hij wort seer gepreesen heeft heelle goede mijnen is kort van Persoon maer schijnt verstant te hebbe en acktijf te sijn, uhEd belieft Eens te overdencke of niet geraetsaem is hem aen te neemen want als uhEd thuijs komt sal Een kamerlin moeten hebbe en hij schrijft sose g segge Een heele goede hant, men kan altijt so op sijn slach niet komen sal uhEd beliefve hier op met de naeste post verwachte en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor