Margaretha schrijft een korte brief want er gebeurt niets dat schrijvenswaardig is. Ze heeft het over de gebruikelijke bureaucratische beslommeringen en Welland blijft nog op zijn kamer maar is eerder beter als erger.
Het gasthuis, ca. 1700, Johannes van Bevoort, 1690 – 1710 (fragment). Collectie Rijksmuseum
Utrechtse politiek
Twee Utrechtse heren, de heer van Aertsbergen en de heer van Zuylen, komen langs om de politieke banden weer een beetje aan te halen. De heer van Zuylen heeft Godard Adriaan geschreven, maar weet niet zeker of de brieven aangekomen zijn.
ordinansi kan krijge, de heer van wellant hout noch al sijn kamer doch is meer beeter als Erger, den heer van Aertber1Heer van Aartsbergen: Gerlach van der Capellen en suijle2Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken die vandaech hier geweest sijn preesenteere haeren dienst aen uhed den leste seijt wel drije a vier briefve aen uhEd geschreefve te hebbe die hij niet weet of uhEd heeft ont =fangen, vande heer van ginckel hoore wij
Zorgen
Aan het eind van de brief zijn er toch nog wat zorgen. Zo heeft Margaretha al niets van haar zoon gehoord sinds hij op veldtocht is.
Andere zorgen zijn er over de ziekenboeg. De afgelopen brieven werden overheerst door het geweld van de Fransen en het ziektebeeld van Welland. Kennelijk gaat het inmiddels goed met het zieke personeel en zijn de kleinkinderen niet ziek geworden. Tot nu toe. Helaas is Tietge toch ziek geworden, ze doet niets anders dan slapen. Margaretha is bang voor de pokjes.
seedert de marsch ock niet de heer hoope ick sal hem bewaeren, inwiens bescherminge uhEd beveelle, blijfve
Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff M Turnor
onse kleijne dochter tietge is vandaech sieck geworde doet haest niet als slaepe ben beducht oft pockges mochte sijn, Een knecht vande heer van wellant is ock sieck so dat wij hier het halfve gasthuijs hebbe hoope het haest beete sal
Pokken
Glasdia van een patient (gezicht kind) met pokken, Rotterdam 1929, maker Laboratorium voor Gezondheidsleer der Universiteit; Amsterdam. Collectie Rijksmuseum Boerhave
Haar zorg om de pokjes is begrijpelijk. Wij denken aan de vrij onschuldige waterpokken, maar veel mensen gingen dood aan de “echte” pokken. Bovendien lieten die vaak littekens achter op je gezicht: letterlijk een pokdalig gezicht. De pokken waren erg besmettelijk, dus het is geen wonder dat Margaretha daar beducht op is. Pas halverwege de achttiende eeuw wordt er geëxperimenteerd met de inoculatie met koeienpokken, de voorloper van de huidige vaccinatie.
Patiënt neef Welland blijft kwakkelen. Hij ligt tot ’s middags op bed en komt niet uit zijn kamer. Margaretha vind dat hij minder naar de dokter moet luisteren en meer aandacht moet besteden aan wat uit de keuken komt. Sinds ze dat tegen hem gezegd heeft lijkt de koorts te minderen en krijgt hij wat smaak in ’t eten. Wie weet wordt hij nu snel beter.
Den heer van wellant leijt noch tot de middach opt bed hout dan voort sijn kamer staet al te seer op de ordere vande docktoore. Sint ick hem dat wat heb afge =raede en hij hem wat met de keucken meer hout be =gint het kontiniweel binekoortge1voortdurende verhoging, lichte koorts dat hem seer matteerde2afmatten, vermoeien wat te mindere en hij wat smaeck int Eeten te krijgen hoop het nu wel gaen sal,
Margaretha slacht twee varkens
Om de meer of minder gezonde trek van alle zieken en niet-zieken steeds te kunnen stillen, moet Margaretha natuurlijk wel zorgen dat in de keuken de voorraad steeds op peil is. Ze heeft een half beest (waarschijnlijk een koe) aan de haak gekocht en zal morgen twee varkens slachten. Het is tenslotte november, de slachtmaand. In een tijd zonder koelkasten is dat de tijd van het jaar dat je vlees makkelijker goed kan gaan houden omdat de temperaturen voorlopig laag zullen blijven. Margaretha hoopt dat de Heer hen het vlees in vrede zal laten genieten.
ick heb een half beest aenden haeck gekocht en sal merge twee verckens slachte de heere wil ons in vreede laete geniete
Varkensslacht, Cornelis Ploos van Amstel, naar Jan Saenredam, 1778 – 1787. Collectie Rijksmuseum
Margaretha slacht de kinderen?
In de bezette gebieden is de vrede voorlopig nog ver te zoeken. Drie dagen geleden is heel Loenen afgebrand, met uitzondering van een brouwerij. Ze haast zich meteen te zeggen dat ze dat alleen schrijft om hem op de hoogte te houden en niet om hem ongerust te maken. Blijkbaar hebben eerdere brieven die uitwerking gehad en heeft hij zich daarover beklaagd. Dat was helemaal niet haar bedoeling, ze meende dat ze naast God ook bij elkaar hun troost moesten zoeken.
[trackteert sulle worde,] drije dage geleede hebbe de franse het dorp loenen gans afgebrant daer niet als eene brouwerij is blijfve staen, ick schrijf dit alleen om uhEd bekent te maecken wat hier passeert en doet mij leet mijn breifve deselfve so veel onrust hebbe bijgebracht. Kan verklaere het met sulcke intentie niet is geschiet en sa maer meenende wij aen den andere ons troest naest god moste soecke
Kinderen slachten
Maar omdat het hem blijkbaar verdriet doet, zal ze ‘de kindere slachte’ hem om vergeving vragen en beloven dat ze het niet meer zal doen, wat er ook gebeurd, en God bidden dat Hij hen bij wil staan en haar met de vier lieve kinderen van de vijand wil bevrijden en Godard Adriaan voor alle ongelukken wil bewaren.
doch de wijlle uhEd dit faescheert3fascheren: verdriet doen sal ick de kindere slachte4op de manier van de kinderen, zoals kinderen doen en deselfve om vergifnisse bidde en segge dat ickt niet meer sal doen het gaet dan hoet gaet, god bidde dat hij ons wil bij staen en mij met mijn vier liefve kindere van den vijande bevrijde, in wiens heijlige bescherminge uhEd beveelle die de selfve voor alle ongelucke wil bewaeren dit bidt van harte
Wat schrijft ze nu? Gaat ze de kinderen slachten? Is ze een soort Medea die haar kinderen doodt om haar echtgenoot te straffen? Of moet je het overdrachtelijk zien en lezen als ‘kill your darlings” (in de zin van laten vallen wat je belangrijk vindt) of als een variant op ‘van je hart een moordkuil maken’ (in de zin van je gedachten niet uitspreken, de boel opkroppen)? Hoewel dat laatste letterlijk is wat ze zegt te zullen doen, bedoelt ze hier met ‘de kindere slachte’ volgens de ‘kinderslag’: zoals de kinderen doen. Zoals we bijvoorbeeld ook ‘schoolslag’ (manier van zwemmen voor beginners) kennen of ‘met de Franse slag’ (op de Franse manier). Ze zal zich dus voortaan braaf als een kind opstellen, eigenlijk letterlijk zoals in het sinterklaasliedje ‘Sinterklaas is jarig‘: (…) ‘Maar wie het niet weer doet, en er spijt van heeft, kan er op vertrouwen, dat de Sint hem vergeeft‘.
Nieuws uit het Zuiden
Eigenlijk houdt de brief hier op. Ze heeft haar handtekening al gezet. Blijkbaar was het bedoeld als een kort briefje van nog geen anderhalf kantje, waarin ze naast het bovenstaande natuurlijk ook nog even aandacht heeft besteed aan de ordinantie van 6000 gulden die ze nu echt déze week verwacht. Maar er komt nog een extra anderhalf kantje achter aan: de post uit Maastricht is binnengekomen. Zijne Hoogheid en zijn leger zijn gisteren en eergisteren bij Mol en Balen gearriveerd, twee plaatsjes halverwege Antwerpen en Maastricht. Er zouden ook 6000 Spaanse soldaten in Luik zijn aangekomen, maar dat is een gerucht dat in Den Haag rond gaat en nog niet uit Maastricht is bevestigd. Niemand weet wat de plannen van de prins zijn, maar men twijfelt er niet aan dat de keurvorst van Brandenburg het ondertussen wel weet, want Willem heeft hem een boodschapper gestuurd.
Met de post van Maestricht komt tijdinetijding, nieuws dat sijn hoocheiijt gistere en Eergistere te mol5Mol (B) en bael6Balen(B) met het bij hebbende leeger is geweest het welck so geseijt wort wat ter sijde van Maestricht af, meer naer Anwerpen leijt, en datter 6000 Spaense binnen Luijk soude gekoome sijn dan dit leste sijn maer loopende ge= ruchte het welcke niet van Maestricht geschreefve wort, niemant weet hier noch het rechte deseijn7Dessein: doel, plan van sijn hoocheijt dat wel goet is, men twijfelt niet of den Edelman die sijn hoocheijt aende keurvorst van brandenburch gesonde heeft , is nu al daer, so dat men daer nu het deseijn da weet, [de heer wilt]
Burgers met ladders en brandemmers in de weer bij een brand in Amsterdam in 1652. Fragment uit: De brand in het Oude Stadhuis van Amsterdam, Jan de Baen, 1652. Collectie Rijksmuseum
Geruchten uit Utrecht
Verder gaat het gerucht de hele Franse ruiterij uit de provincie Utrecht zou zijn vertrokken. Turenne zou namelijk aan de Hertog van Luxembourg hebben gevraagd of hij alle troepen die hij in Utrecht kon missen naar hem toe zou willen zenden. Door ziekte was zijn leger sterk verzwakt en zou hij anders niet genoeg tegenstand tegen de Duitse troepen kunnen bieden. In het dagboek van de Utrechter Booth staat inderdaad tien dagen eerder vermeld dat 3000 man ruiterij is vertrokken. Een minder prettig gerucht uit Utrecht is dat de Fransen alle brandladders zouden hebben verbrand en alle brandemmers in hebben genomen en achter slot en grendel zouden hebben gedaan. Ze zouden takkenbossen onder de Domtoren hebben verzameld en wat dat zou beduiden… In het dagboek van Booth is hier niets over te vinden. Wel maakt hij die week melding van het feit dat alle brandemmers zijn verzameld in bepaalde huizen en dat voortaan alleen Zwitserse soldaten en speciaal aangewezen burgers branden mogen blussen, terwijl de rest bij brand binnen moeten blijven. Daar zou alsnog dat verhaal uit kunnen zijn ontstaan.
men seijt ock dat turaijne8Turenne aen lutsenburch9Hertog van Luxemburg soude ge schreefve hebbe dat hij hem toch alt volck dat hij Eenichsins kost misse soude toe sende so dat hij sonder t selfve niet bestant was de duijtse troepees te rees sesteere10weerstaan doordien sijn leeger seer verswackt is door alde siecke die hij had, daer om al de ruijterij wt Sticht van wtrecht11Utrecht meest naer turaijne12Turenne toe soude sijn men seijt ock datse te wttrecht13Utrecht onder den doms toorn14domtoren vol tackebosse hebbe geleijt en alde brant leere15brandladders op Een geleijt16op elkaar gelegd hebbe verbrant, alde brant Emers17brandemmers op en bij Een gehaelt en wech gesloote wat dat beduijt staet te verwachte,
Margaretha’s brief aan Godard Adriaan van 10 november is lang en is grotendeels gewijd aan de bureaucratie van Den Haag. Margaretha jaagt nog steeds achter Godard Adriaans salaris aan, maar lijkt maar geen geluk te hebben. Ze wordt keer op keer van het kastje naar de muur gestuurd en lijkt nog geen stap dichter bij die felbegeerde, welverdiende vergoeding te zijn.
Complimentjes van de Staten-Generaal
Geld krijgt Godard Adriaan niet van de Staten-Generaal, maar wel complimenten. De heren der Staten-Generaal bedanken Godard Adriaan voor het werk wat hij doet aan het hof van de Keurvorst. Ook spijt het hen, dat Godard Adriaan al in geen tijden brieven van hen heeft ontvangen. Griffier Fagel had afgesproken met Godard Adriaan dat hij hem op de hoogte zou houden van wat er speelt in Den Haag, maar dat is niet gebeurd. Fagel claimt wel dat het niet zijn schuld is, natuurlijk. Om de pijn wat te verzachten weet Margaretha te vertellen dat Fagel inmiddels wel heeft toegezegd zélf achter Godard Adriaans vergoeding aan te gaan. Of het dan echt gaat gebeuren, blijft natuurlijk de vraag. Fagel roept dit namelijk al langer.
doch heeft den grifier fagel mij be= looft daer nu sorchge vooor te drage en t selfe ter generaEliteijt voor te brenge, ock mij ge seijt uhEd met deese post de reesoluijsie van haer hooch Mo1Hoog Mogende Heren: leden van de Staten-Generaal alle die der sijn toe te sende, protesteert seer dat hem leet doet uhEd geen meer briefve krijcht, dat het selfve sijn schult niet is, seijde ock dat haer hooch Mo so wel voldaen sijn over de meemoorije die uhEd aende keurvorst heeft overgeleefvert gelijck deselfve wt de brief van haer hooch Mo in dato vande v24 ockto sal hebbe gesien, [ick dancke godt dat het]
Gezicht op het dorp Jaarsveld, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum
Oorlogsnieuws
De Franse troepen houden het niet bij het plunderen en platbranden van Waverveen: ook Lexmond en Jaarsveld zijn aan de beurt. Lexmond is uitgeplunderd en in Jaarsveld hebben de Fransen een kerk met een huis afgebrand en het dorp geplunderd. Vianen blijft ongeschonden: de vrijstad Vianen maakt officieel geen deel uit van de Republiek en is dus neutraal is de oorlog.
Terwijl de Fransen huishouden op het platteland is het leger van Willem III nergens te bekennen. Gerucht gaat dat het naar Luik op weg is.
so voort laete kontiniweere, viaenne2Vianen is nuijterael en de franse hebbe lexmont teenemael wtgeplo= = ndert en ijaersfelt3Jaarsveld de kerck met Een huijs afgebrant en vangelijcke teenemael wt geplondert, sijnhoo4Zijn Hoogheid, Willem III is met sijn bij hebbende krijsvolckere daer de heer van ginckel bij is Eergistere opgebroocke waer sij heene gaen weet men noch niet men seijt wel naer luijck maer ick gelooft niet, de heer
Ook op zee is er nieuws. Een vloot bestaande uit dertig dubbel bemande fregatten en talloze branders is uitgevaren onder leiding van Michiel de Ruyter. Margaretha en ieder om haar heen hopen dat hier in de komende dagen goed nieuws uit komt. Ook hoopt ze dat er binnenkort iets meer bekend wordt over de aankomst van het leger van de Keurvorst. Dat is nu al maanden onderweg en lijkt maar weinig dichterbij te komen.
almachtich wilse geleijde en voor haer trecke, den Admirael de ruijter5Michiel de Ruyter is ock met dartich frijgatte die dobbelt gemant6dubbel bemand sijn en Ettelijcke branders7Brander: Een schip, geheel en al ingericht en met vuurwerken en allerlei spoedig brandbare stoffen toegeladen ten einde ’s vijands schepen aan boord te leggen en ze in brand te steken. in see daer men alledaech verwacht en hoopt wat goets van te hoore, vant leeger van de keurvorst verlanckt men nu ock te hoore wat koers die neeme, den heer van wellant heb ick hier sieck gevonde en is noch heel niet wel heeft Een loop en Een kleijn koortsge ohoope het haest beeteren sal, hier meede blijfve
Het ongeluk is nog niet klaar met neef Welland8Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha: na alle rampspoed van het afgelopen jaar is hij nu ook nog ziek geworden. Margaretha hoopt dat het snel beter zal gaan met hem. Voor nu valt het gelukkig mee, Welland heeft alleen een beetje koorts.
1
Hoog Mogende Heren: leden van de Staten-Generaal
2
Vianen
3
Jaarsveld
4
Zijn Hoogheid, Willem III
5
Michiel de Ruyter
6
dubbel bemand
7
Brander: Een schip, geheel en al ingericht en met vuurwerken en allerlei spoedig brandbare stoffen toegeladen ten einde ’s vijands schepen aan boord te leggen en ze in brand te steken.
8
Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha
Alles lijkt in beweging te zijn in deze brief: zoon Godard en Willem III staan op het punt met onbekend doel te vertrekken, de troepen van de Keurvorst zouden eindelijk eens in beweging moeten komen en Margaretha wil deze week de hele huishouding naar Den Haag verhuizen. Zilver en waardevol linnen laat ze voorlopig in Amsterdam.
[de heere wilt noch laete kontiniweere,] ick hoop merge met godts hulpe met de vrou van ginckel en voort de heelle menaesge naer den haech te gaen hoope wij daer sulle mooge blijf =ven laet ons koffer met silver en dat vande vrou van ginckel en voort ons meest en beste linne voort meer ander goet dae van Een inventaris is gemaeckt hier blijfve, [mij ver]
Stilleven op de hoek van een tafel: tinnen schenkkan en borden met een geschilde citroen, mes en olijven, een berkenmeier met wijn en een zilveren pronkbeker. Gerret Willemsz. Heda, 1642. Collectie Rijksmuseum
Ze springt van de hak op de tak, want opeens gaat het weer over de zadels. Ze heeft gehoord dat die vier dagen na het verzenden al in Hamburg aangekomen waren. En dat is volgens Margaretha al wel bijna twee maanden geleden (in werkelijkheid zijn de zadels op 1 oktober verzonden). En ze blijft maar proberen Raadspensionaris Fagel te spreken over de ordinantie van het geld dat haar man nog tegoed heeft. Maar daar zit dus absoluut géén beweging in.
Het huishouden
Die verhuizing dat is nog wel een organisatorische uitdaging, want ze heeft nogal een huishouden om zich heen verzameld met Ursula Philippota en de kleinkinderen. Bovendien is neef Welland1Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha nog steeds in Den Haag. En dat begint Margaretha inmiddels een beetje te irriteren.
[dat seer difisiel is,] uhEd belieft vrij verseeck =kert te sijn dat ick mij inde haech so naeu sal be= helpen s en so veel meenaesgeere2Menageren: sparen of ontzien, Margaretha heeft hier een werkwoord gemaakt van het woord ‘menage’ dat gebruikt werd voor ‘zuinig beheer der inkomsten’. Dit is één van de betekenissen van het woord (zie hieronder bij ‘menage’) alst mooge =lijck sal sijn het sal ock wel van noode weese want heb al Een groote menaesge3Menage betekent hier ‘huishouding’, het werd in de 17e eeuw op beide manieren gebruikt (zie hierboven bij ‘menageren’) de heer van wellant is ock bij ons in den haech met 3 knechts hij weet niet waer hij blijfve sal kan in geen ordinaris4Ordinaris: Plaats waar men voor een vasten prijs kan eten, eethuis. Komt van ordinaris tafel: open tafel. gaen Eeten bij deese tijt, en derft ock niet wel naer seelant gaen, ick heb hem versocht sijn knechts kostgelt te wille geefve en geseijt dat mijn huijs en tafel voor sijn Persoon tot sijne dienst is, maer al die knechts dat mij dat te swaer soude valle alst waer is heb van ons Eijgen met onse kindere Een groote meenaesge, en wort out aldie ruijsie5ruzie sou mij niet dienen behalfve de groote koste daer ick ock niet teege kan, och och uhEd sou niet geloofve hoet hier gaet de voornoemde neef isser al qualijck aen wenste om veel dat hij
die komisie bij den kooninck niet gedaen hadt dan dat is te laet, [den heer van Albrants=]
Het huis in Den Haag is niet klein, maar als je al het personeel mee telt, was het toch een vol huis. Alleen Welland heeft al drie knechten. In een andere brief zegt Margaretha dat de zieke kamenier Angenis en Visbach van Philippota zijn. Margaretha’s grote toeverlaat in de huishouding is Sophia Visbach. Zou dat familie van Philippota’s Visbach zijn, of is het gewoon dezelfde persoon, maar is het handiger dat ze bij Philippota hoort als ze ziek is? Ook Margaretha zal een kamenier hebben en er is een keukenmeid Dorit. Uit latere brieven blijkt ook nog dat Philippota een lakei heeft. De ménage telt dan inderdaad al aardig op.
Welland
Wat is er met Welland aan de hand? Margaretha’s pleegzoon loopt een beetje met zijn ziel onder de arm. Nog geen jaar geleden leek zijn carrière zo mooi van start te gaan als geëligeerde in de staten van Utrecht. Met de invasie door de Fransen en zijn taak als afgezant naar de Lodewijk XIV, kwam zijn carrière abrupt tot stilstand. Nu heeft hij zich kennelijk vol zelfmedelijden in Den Haag verschanst. Wat moet hij? Hij zou naar Zeeland kunnen gaan, hij immers is heer van Welland en Zoelekerke. Zijn vader heeft hem daar goederen nagelaten, maar wat heeft hij daar verder? Sinds zijn 14e is hij opgegroeid bij Godard Adriaan en Margaretha… Margaretha weet niet zo goed wat ze met deze jongeman moet.
Margaretha verzucht dat ze haar neef toch niet in een ordinaris kan laten eten. Een ordinaris is een plek waar je voor een vast bedrag aan kon schuiven en mee kon eten wat de pot schafte. De mogelijkheden om buitenshuis te eten waren in de tweede helft van de 17e eeuw in principe ruim voor handen. Er waren altijd al de herbergen, maar er ontstaan halverwege de eeuw ook gespecialiseerde eet- en koffiehuizen. Naast de genoemde ordinaris, waren er bijvoorbeeld ook gaarkeukens: plekken waar ‘bier en wijn en allerhande gare kost’ verkocht werd. Anders dan bij een ordinaris kon je bij een gaarkeuken de hele dag terecht. Herbergen, gaarkeukens en ordinarissen had je in soorten en maten. In een luxere herberg kon je bijvoorbeeld ook in die tijd al op je kamer eten (roomservice!) en om specifieke gerechten vragen.
Margaretha zegt dat Welland in deze tijd niet bij een ordinaris kan gaan eten. Kennelijk was het het probleem niet zo zeer dat het om een publieke eetgelegenheid ging. Het tijdstip lijkt het grootste probleem te zijn. Het zou kunnen dat de inflatie van het Rampjaar ook de ordinarissen parten had gespeeld. Dat zou betekenen dat de weinige die er nog waren exorbitant duur geworden waren.
NB: scan 145 rechts (= scan 146) is een los vel. Vermoedelijk hoort dat niet bij deze brief, maar gezien de gebeurtenissen die zijn beschreven bij één van de brieven van 25 of 28 juni.
De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.
[de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE door de klerck monck gesonde, waervan de kopije hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de franse de ordinaerisse2Ordinaris: gewoon poste niet meer wille laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo =mende soude konne diene, heb ick goetgedocht uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]
Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.
Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher
Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.
[van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft wt de gasettees3gazettes: kranten gesien te hebbe Etc heb ick inde korante4courant: krant laeten sette den dach waneer wij wt den haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier is tseijl gegaen5te zeil gaan: uitvaren, op dat hij daer wt kan sien sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de= =seijn7Dessein: plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]
Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.
Een exorbitant bedrag
Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.
ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten= =dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer de Middach de state had doen vergaederen aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss 4000f daechs tot betaeline en onderhout van haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]
Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam
De Prins en de Ruwaard
In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.
Gezicht op de Kneuterdijk te Den Haag, Adolf van der Laan, naar Daniël Marot (II), in of na 1717. Collectie Rijksmuseum. Het huis links is het huis van de Van Reedes.
1
Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville
Margaretha heeft in Amsterdam afscheid genomen van haar man, die naar Harlingen is vertrokken om daar de boot te nemen naar het oosten. Direct is er weer de gebruikelijke zorg of hij veilig zal aankomen op zijn bestemming.
Als Godard Adriaan al onderweg is, krijgt Margaretha bezoek van haar pleegzoon Welland, Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, en de Amerongse buurman, de heer van Bergesteijn, Jan van der Does. Beide heren zitten in een benarde situatie sinds ze bij Lodewijk XIV op bezoek zijn geweest om te onderhandelen over Utrecht. Ze worden met de nek aan gekeken en ze hoopten advies te krijgen van Godard Adriaan voor hij zou vertrekken, maar ze zijn net te laat. Godard Adriaan blijkt overigens weinig sympathie te hebben voor het gedrag van zijn neef. Inmiddels is het standpunt van de Republiek duidelijk: er mogen geen onderhandelingen meer plaatsvinden met de vijand en elke twijfelaar of enigszins Frans gezinde wordt zelf vijand. Zijn neef leek hierbij aardig in de buurt te komen.
deese merge heb ick uhEd aengenaeme wt herline1Harlingen ontfange, waerwt met aengenaemheijt sien uhEd geluckige overkomste tot daer toe, gistere is de wint wel drije mael goet en weer quaet geweest, hoope de heer almachtich uhEd verder sal geleijde en ter gewenste plaetse sonder on= geluck brenge het welcke wel met verlange sal verwachte te hooren, voorleedene sondach kort aende middach is den heere van bergesteijn en wellant hier gekoomen met hoope van uhEd noch te vinde den derde is noch tot wttrecht ge= bleefve, voorleedene saterdach waeren de state van wttrecht gelaede2laden: uitroepen door den intendant3De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen om naerde middach ter vergaderen, wt vreese dat hij haer den eet soude voorgeleijt hebbe te doen sijn deese twee vertrocke en harwaerts aengekoomen, den darde had belooft haer aenstonts te schrijfve tot wat eijnde die ver gaderinge was geleijt, het welcke tot gister avont toe niet is geschiet, [daerdoor sij in]
De Fransen hebben de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen maar Bergestein en Welland durven niet te gaan. Ze vermoeden dat ze een eed van trouw aan de Franse koning moeten afleggen en dat willen ze niet. Ze zitten in een vergelijkbare klem als alle Utrechters in Holland: blijven ze in Utrecht dan zijn ze een verrader van de Republiek, blijven ze in Utrecht dan raken ze waarschijnlijk al hun bezittingen in Utrecht kwijt. Godard Adriaan raadt ze per brief nog aan zich in ieder geval laag bij de grond te houden.
Gezicht op een legerkampement bij Nijvel, Wallonië, Barend Klotz (mogelijk), 1674. Collectie Rijksmuseum
10.000 man in en om de stad
Inmiddels vestigen de Fransen zich steeds dieper in en om de stad Utrecht. De Fransen hebben geëist dat de provincie Utrecht de Franse militie betaalt. Margaretha heeft er een hard hoofd in en vraagt zich af hoe de provincie het geld ooit zal kunnen opbrengen. En tussen de bedrijven door beklaagt ze nog het lot van de arme neef van Welland: hij zit nu wel heel in de klem!
[willense geensins doen] de tijdinge van wttrecht sijn dat de franse begeere dat die provinsie haer meelijsie4militie die sij in en om de stat hebbe bestaende in 10000 man of daer ontrent sulle betaelle, waer sijt haelle sulle dewijlle alles bedurfven is weetense niet mij ijamert onsen armen neef van wellant die nu heel inde klem is [neffens dees neefensgaende vanden heer]
De Mauritspoort van het Binnenhof met rechts het hek van het Mauritshuis. Het gebouw daarachter is de Kastelenij. Foto: W.F. Vinkenbos (ca. 1885). Collectie Haags Gemeentearchief. De kastelein moet zorgen voor mensen die in voorlopige hechtenis zijn genomen. De kastelenij zoals die op de foto staat is tussen 1600 en 1630 gebouwd.
Van de Kastelenij naar de Gevangenpoort
Tot slot heeft ze het over een brief die ze mocht ontvangen van de heer van Renswoude. Deze stuurt ze naar haar man door en de inhoud zal hem vast een frons op zijn gezicht bezorgen. In de brief staat dat Margaretha gehoord heeft dat Cornelis de Witt van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is gebracht. Dit betekende dat hij van “gewoon” arrestant opeens officieel verdachte is geworden. Of zoals Margaretha schrijft: er zijn grote ‘beswaernisse tot sijne laste’ ingebracht. Voelt Margaretha de gewelddadige storm die de broers de Witt zullen treffen al aankomen?
[is] neffens dees neefensgaende vanden heer van rhijnswoude die ick opende om te sien ofse waert was voort te sende, schrijft vos dat hij saterdach savonts ontrent de klock half elf heeft gesien den ruwaert van putte wt de kastelenij op de poort brenge daer bij voechgende dattergroote beswaer= =nisse tot sijne laste waeren ingebracht, voort weete ick niet meer, de heer almachtich wil uhed geleijde en een voorspoedige en geluckige reijse verleene, dit bidt en wenst van ganscher harte
1
Harlingen
2
laden: uitroepen
3
De intendant was door de Fransen aangesteld om een gebied te besturen
Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?
Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)
Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…
De Zonnekoning in Zeist
Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.
Lodewijk neemt zijn intrek in ‘Bogaerdslust’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.
Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief
Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegardeeen garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.
Een ‘seer plaisante stad’
Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vreest voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.
Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….
Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ’s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.
Utrecht en koning Lodewijk XIV
Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.
De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?
[=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te vragen alsmen wijse liede vraecht treckense de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch gaen kan en of de heer almachtich hem noch over ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin= deren geruijwineert hoe sal ment nu doen sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde, men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]
Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.
En wat doen de Fransen verder?
Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…
de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de lippe maert begint der al over te gaen, de konin seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat hij komt met sestich duijsent man om deese
stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten, op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort onbruijckbaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]
Wanhoop
Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee. Ook de ondertekening is luid en duidelijk.
[spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf
Mijn heer en lieste hartge uhEd wel benoude en bedroefde wijff MTurnor
Margaretha mist Godard Adriaan sterk. Het nieuws dat hij een nieuwe commissie (opdracht) had aangenomen om naar Saksen te gaan kwam dus zeer ongewenst. Gelukkig blijkt dit niet waar te zijn. Godard Adriaan schrijft in een brief van 26 april aan Margaretha dat hij niet van plan is om enige verdere opdrachten aan te nemen.
uhEd vande 26 April is mij te rechter tijt geworden, ben blijde daer wt te sien de goede reesoluijsie1resolutie: voornemen die de selfve heeft van sich ingeen nieuwe komissie weer te laeten kan wel oordeelle uhEd noch in geen twee a drij maen thuijs sal konne sijn [men seijt ock uhEd nootsaeck]
Het is niet enkel goed nieuws. Godard Adriaan zal minstens nog twee tot drie maanden in het buitenland verblijven voor hij naar huis zal kunnen gaan. Maar in vergelijking met een extra commissie valt deze tijd flink mee. Margaretha moet zich er maar tevreden mee stellen.
Gezicht op Huis Bergestein bij Wijk bij Duurstede, gezien vanuit het westen, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum. Bergestein ligt praktisch bij Amerongen en was van Jan van der Does.
Trage politiek
Margaretha klaagt regelmatig tegen Godard Adriaan over de trage bureaucratie van de Republiek. De overheid doet niets terwijl er een oorlog dreigt. Deze inactie duurt nu al maanden. Ze moet haar frustratie en klachten kwijt bij iemand, schrijven aan Godard Adriaan biedt voor haar een mogelijkheid tot opluchting.
[watter op mocht koomen,] het doet mij leet ick uhEd bekomer met onse swaericheijt2zwarigheid: problemen maer deselfve sou niet geloofve hoet hier te lande staet en hoe slap en traech de order tot onse defensie toegaen, daerom bidt niet qualijck te neemen ick mijn klachte so dickmael aen uhEd doen, den noot drin so seer dat ick meen mij wat te verlichte als ickt Eens aen uhEd schrijfve, als nu den heer van Edijckvelt3Everard van Weede, heer van Dijkveld, is een belangrijk man in de Utrechtse politiek en een bondgenoot van Godard Adriaan. naer den haech is wie houde wij inde provinsie die sich Eenige affaerees4affaires: zaken vande staet sal behartige, bij de heere vande stat5De regenten van de stad Utrecht of de vroetschape6De vroedschap is een van de bestuurlijke organen in Nederlandse steden in de zeventiende eeuw. gaet het so wonderlij toe dat niet te seggen is, den burgemeester hamel7Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht. Een nauw bondgenoot van van Dijkveld heeft niet ter werlt te seggen, in Een woort geseijt gisser niet als wiltsang8wiltsang: zoals het moet zijn, rechtvaardig aen niet me te doen is, en noch willense9willen ze
met haer hooft door en alles naer haer sin hebe de heer van berckesteijn10Jan van der Does, heer van Bergestein, is lid van de Staten van Utrecht en de Generaliteitsrekenkamer en wellant11Godard Adriaans neef en pleegzoon Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, is sinds kort lid van de Staten van Utrecht sijn hier ge weest om haer afscheijt vande heer van ginckel te neemen, wat sijn sij geluckich bij deese tijde hebbe wel Een goet lot verkreechge buijten – andere die lijf en leefven moeten wagen nu de heer almachtich weet wat ons ter salicheijt best is, [voort gout willense niet min te Amster]
Portret van twee mannen met paarden, jachthonden en bedienden, Cornelis Picolet, 1664. Collectie: Slot Zuylen.
De politici willen alles naar hun eigen zin hebben. Dat is Margaretha’s schampere conclusie. Het opbouwen van de verdediging gaat traag omdat het gezien wordt als een speelveld voor een politiek machtsspel. Het is als de onrust onder de generaals maar dan op het landelijke toneel. De politici hebben makkelijk praten: zij hoeven hun lijf en leven niet te wagen. Dat er mensen gaan sterven weten ze dan weer wel: zo neemt Godard Willem van Tuyll van Serooskerken alvast afscheid van zijn neef en pleegbroer Godard van Reede – Ginkel. Het staat er droevig voor.
1
resolutie: voornemen
2
zwarigheid: problemen
3
Everard van Weede, heer van Dijkveld, is een belangrijk man in de Utrechtse politiek en een bondgenoot van Godard Adriaan.
4
affaires: zaken
5
De regenten van de stad Utrecht
6
De vroedschap is een van de bestuurlijke organen in Nederlandse steden in de zeventiende eeuw.
7
Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht.
8
wiltsang: zoals het moet zijn, rechtvaardig
9
willen ze
10
Jan van der Does, heer van Bergestein, is lid van de Staten van Utrecht en de Generaliteitsrekenkamer
11
Godard Adriaans neef en pleegzoon Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, is sinds kort lid van de Staten van Utrecht
Als ze in de koets wil stappen begint haar schoondochter te ‘kraken’: de bevalling begint! Omtrent half tien in de ochtend is het eindelijk zo ver: bijna 3 maanden nadat Philippota op Kasteel Amerongen aan kwam is ze bevallen van een dochtertje, gezond en wel geschapen. Een jonge Godard was natuurlijk zeer welkom geweest, maar Margaretha is dankbaar voor spoedige en makkelijke verlossing en het gezonde kind.
rec: 18 Martij
Ameronge den 10 maart 1672
Mijn heer en lieste hartge
voorleedene dijnsdach sijnde den 8 deeser so mijn koets gereet stont en ick daer meede naer wttrecht meende te gaen begost de vrou van ginckel te kraeckende 1voorteekenen van de naderende bevalling vertoonen, barensweeën hebben, en is door de hulpe des heere dien merge ontrent de klocke half tien seer genadelijck en spoedich van Een dochter verlost het welcke een gesont en wel geschaepe vrucht is, hadde wel gewenst het Een jonge godert hadde geweest, dan het sijn gaefve des al= der hoochste, die wij niet genoech konne dancke voor so Een spoedige en genadelijcke verlos= =sine en gesonde vrucht, de kraemvrou is on gemeen wel naer den tijt hoope godt den heere haer hEd voort sterckte en volkoome gesontheijt sal verleenen, de heer van ginckel is deesen Middach wt den haech hier gekoomen verwacht ten nu alle Eure de heere van wulfve en wel =lant die over het kint ten doop sulle staen en soude wij noch gaeren sijne kristelijcke doop alhier in onse kercke deesen avont laeten geefven om daer in niet te versuijmen, [beuseckom heeft te]
Twee dagen na de bevalling is de vader van het kind, Godard van Reede van Ginkel uit Den Haag aangekomen en nu wachten ze op de beide neven van de vader: de heer van Wulven en de heer van Welland. Zodra zij aankomen, kan het kind gedoopt worden.
Margaretha vervolgt haar brief nog met allerhande wederwaardigheden. Ze verzucht dat het haar niet lijkt te lukken om in Utrecht te geraken om haar zakelijke afspraken na te komen. Ze stopt met schrijven en gaat de volgende dag verder.
dus verde heb ick deese gistere geschreefve, ons kint heeft gistere avont sijn kristelijcken doop ontfange met de naem van reijniera, naer de vrou van ginckels vader, heb dit so goet ge docht om of ons de heer almacht noch Een soon gaf dat wij de naem van godert adrijaen mochte daer voor reeserveere, de heer van wulfve en wellant sijn deese merge weer vertrocken, mosten de vergaderin vande state bij woonen onse joncker van Ameronge sijn sijn acksie gereesen, de kraem vrou ent kint sijn noch heel wel naer de geleegentheijt pesenteert haeren dienst t en ick blijf Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff M Turnor
Op 10 maart 1672 krijgt het kind zijn christelijke doop in de Andrieskerk in Amerongen. Dit is voor Margaretha een belangrijk moment. Haar schoondochter is katholiek en ze wil er alles aan doen om haar kleinkinderen goede protestanten te laten worden. De nieuwste telg uit het geslacht Van Reede wordt Reiniera genoemd, naar de vader van Philippota, Reinier van Raesfelt. Dit vindt Margaretha een goede keuze, want als er nog een zoon geboren wordt, dan is de naam Godard Adriaan in ieder geval nog vrij. In 1670 was de eerste zoon geboren die al Godard Adriaan heette, maar het jochie overleed al in 1671. Met de kennis van nu kunnen we zeggen dat die inderdaad nog komt: in 1674 wordt zoon Godard Adriaan geboren. In 1678 wordt nog een zoon geboren, dus ook Reinier wordt nog vernoemd: Reinhard.