De volgorde van deze brief is onduidelijk. De eerste vier kantjes verlopen logisch, het rafelige blaadje op 25/26 schijnt andersom te moeten (tekentje onderaan 25 links onder komt overeen met 26 links boven), alleen dan komt de afsluiting op een raar moment. 27 links sluit ook raar af. Mist er een velletje?
Deze brief is een brief voor de doorbijters en de liefhebbers van de Utrechtse politiek in de zeventiende eeuw. Margaretha laat zo ongeveer het hele netwerk en alle politieke instanties voorbij komen. De hele brief telt acht kantjes, waarvan maar een half kantje niet over politiek gaat.
Schotel van melkglas met blauwe emailverf beschildering, imitatie Chinees porselein; dubbelwandige schotel, de rand in punten geknepen., anoniem, 1675 – 1710. Collectie Rijksmuseum
Ze begint met de financiële zaken. Kennelijk heeft Godard Adriaan haar een overzicht van alle kosten die hij maakt toegestuurd. Margaretha is nogal verbaasd over de post ‘de confiture en spijs tot de maaltijd’, ze vraagt zich af die wel vergoed zal worden. In één moeite gaat ze door naar de ratificatie, de formele bevestiging door de regeringen, van de vers gesloten Vrede van Breda en het welzijn van moeder en kind.
[dat die reeckenin hoochloopt] Evewel moet ick be= kenne dat uhEd daer veel dinge in stelt die ick niet geloofve wij daer voor konne betuijchge als de konfijtuere en spijs tot de Maeltijt, men ver =lanckt hier seer naer de ratifikasie vande vreede somige moren en hebbe al bedenckine daer op datse daer met so lange achter blijfve wil het beste hoope onse kraemvrou en kint sijn de heere sij gedanckt heel wel naer den tijt en het minste teegenspoet niet gehadt, [ick ben Eergistere weer van wttrecht]
Margaretha neemt haar politieke verantwoordelijkheid serieus. Ze probeert Godard Adriaan op de hoogte te houden door iedereen te spreken, maar iedereen vertelt iets anders, vooral over anderen. De één wil de één wippen en de ander toelaten, de ander wil het weer andersom of juist helemaal niet. De problemen spelen zowel in de vroedschap (stadsbestuur van Utrecht) als in de ridderschap en iedereen weet wat anderen willen, weten en doen. Alleen blijkt de vork steeds heeeeel anders in de steel te zitten als Margaretha de bewuste heren zelf spreekt.
Echt een brief voor de specialist op het gebied van Utrechtse politiek in het derde kwart van de zeventiende eeuw.
Stel in gesprek terwijl een tweede heer zich afwendt, Gesina ter Borch, ca. 1654 – ca. 1658. Collectie Rijksmuseum.
Op 19 juli 1667 wordt Margaretha van Reede gedoopt in de Andrieskerk in Amerongen. Schoondochter Ursula Philippota was vier dagen eerder, op 15 juli, bevallen van haar eerste kind. Hernoemen was bij dit eerste kind makkelijk: zowel de moeder van vader (onze Margaretha) als de moeder van moeder (Margaretha van Leefdaal) heette Margaretha. Helaas is de eerst volgende brief van Margaretha aan haar man pas na tien dagen, op 25 juli. Gelukkig was Philippota gezegend met het talent om snel te bevallen en snel te genezen. Wij weten dat al van de geboorten in 1672 bij Reiniera en in 1674 bij Godard Adriaan. De kans is groot dat ook deze eerste bevalling voorspoedig verliep.
Margaretha was opgelucht dat het gelukt was om Ursula Philippota op tijd in Amerongen te hebben. Ze wist gelukkig nog niet hoeveel moeite ze daar later mee zou hebben. Een minpuntje was dat de verse vader de bevalling niet kon mee maken. In verband met de aanval van Lodewijk XIV op de Spaanse Nederlanden moest hij kort na hun aankomst in Amerongen alweer vertrekken naar zijn regiment. Waarschijnlijk heeft hij de doop van de kleine Margaretha vier dagen later in de Andrieskerk ook niet meegemaakt.
Philippota zal haar oudste dochter altijd dicht bij zich houden en zij is dan ook één van de dochters die katholiek opgevoed wordt. Het verschil in geloof zal altijd een strijdpunt tussen Margaretha en haar schoondochter blijven. Formeel is afgesproken dat de kinderen protestant opgevoed worden, maar Philippota volhard in haar katholieke geloof.
In 1693 zal dochter Margaretha trouwen met de katholieke Johan Hendrik van Isendoorn à Blois. Bijzonder is dat er op 14 mei 1693 een attestatie in de Doop-, Trouw- en Begraafboeken van de protestantse Andrieskerk in Amerongen staat voor een voorgenomen huwelijk in Ellecom. In Ellecom wordt echter geen huwelijk voor het paar vermeld. Het paar trouwt wel katholiek in Doesburg op 15 mei 1693. Gelukkig weet onze Margaretha in 1667 nog niets van dit alles. Ik denk dat ze dik tevreden was dat ze vernoemd was, dat het goed ging met moeder en kind én dat het meisje in de eigen vertrouwde kerk gedoopt werd.
Margaretha van Reede (1667-1726). Collectie Kasteel Amerongen.
Margaretha heeft Godard Adriaan in haar vorige brief op de hoogte gehouden van het politieke gekonkel in Utrecht. De brief van ‘neef’ Gerard van Reede van Drakestein blijft een heet hangijzer. Margaretha heeft het idee dat het goed met hem gaat, maar toch merkte ze dat hij het nodig heeft dat men hem het ‘hart wat inspreekt’. Wat zou ze daarmee bedoelen? Iets als hem het hart onder de riem steken of moed inspreken?
[sende,] hoet bekende werck te wttrecht staet heb ick uhEd inde voorleedene weecke geschreefve hoope uhE nu den brief vande heer van draeke steijn door mij gesonde sult hebbe ontfange ick kan wel niet sien of dien goede man is noch wel maer mercke hij wel van noode heeft dat men sijnhEd het hart wat in stee spreeckt het welcke ick al vrij te wttrecht sijnde gedaen heb daer was weer de kornets plaest vande rhijngraefs komp vakant doort kas – seere vande wiltfanger, hier maeckte de heer van drakesteijn staet op voor sijn soon ick wil niet hoope hij hem daer door int minste, aen haer sal angaesgeere1engageren , [want]
De banencarrousel in Utrecht draait op volle toeren. Eén van de functies die vrij komt is de cornetsplaats in het leger van de Rijngraaf. Drakestein zou die plaats graag voor zijn zoon hebben. Margaretha heeft er een mening over, maar welke wordt mij niet helemaal duidelijk.
Misschien ligt de cornetsplaats bij de Rijngraaf ook nog een beetje gevoelig. Het is de functie die de oudere broer van Godard Adriaan bekleedde toen hij in 1638 om kwam. Door zijn overlijden werd Godard Adriaan in 1641 Heer van Amerongen, in plaats van zijn oudere broer.
Ook voor de overige functies steekt Margaretha haar mening niet onder stoelen of banken: de ene is kwaadwillig, de ander zegt functies toe aan meerdere mensen en de genen die van goede wil zijn, worden misbruikt door anderen.
Vrede van Breda
Er komt nieuws dat de Vrede van Breda tussen de Engelse koning en de Republiek nagenoeg rond is. Dat is goed nieuws, want de Republiek ligt weer behoorlijk onder vuur. We kwamen eerder al de Bisschop van Münster tegen. Gelukkig is met hem inmiddels de vrede gesloten. De Tocht naar Chatham heeft de Republiek een goede onderhandelingspositie ten opzichte van de Engelsen gegeven.
[gister avont wt den haech is voort naar nimweege,] seijde men daer2In Den Haag voorsecker hielt dat de vreede tusche den koninck van Enlant3Koning van Engeland, Karel II en ons so goet als gesloote was, datter heel weijnich different meer is dat de prinsipaelste det deense4De Vrede van Breda is breder dan alleen tussen Engeland en Nederland: er worden ook afspraken gemaakt over de handel in de Oostzee. verschille sijn dieme niet twijffelde of soude in korte almeede gevonde worde, so dat is geloofve en hoop uhEd sijn affaerees aldaer ock haest sulle geEijndicht sijn, de sweetse vreede met deesen staet heeft men meer van gesproocke als men nu doet
Als we de vrede binnen hebben, staan we sterker tegenover Lodewijk XIV. Hij is niet in oorlog met de Republiek, maar hij is wel de Spaanse Nederlanden binnen gevallen. Als het even kan wil Johan de Witt voorkomen dat de Fransen onze directe buren worden. Dus het leger is in paraatheid! Die paraatheid is serieus: de officiers moeten in de garnizoenen en op hun verzamelplekken blijven. Alleen mogen ze soms een ‘snapreisje’ maken. Ik ben er helemaal voor om dat woord weer terug in te voeren in het Nederlands.
de offisiers hebbe heelle strickte ordere om in haer gernisoene en op haer randivoes te sijn en blijfve, so dat de heer van ginckel ock niet vandaer derft als somtijts Een kort snapreijsge doen, men seijt ock dat het leeger van de franse weer wt flaendere gaet dat de cock5Verwijzing naar de Franse haan of persoon? Of is het een samensmelting van co(nin)ck? haer vandaer doet scheijde sonder dat sij daer veel progresse hebbe gedaen met so Een groot leeger, de heer almachtich wil ons aen alle kanten vreede geefve in wiens bescherminge uhEd beveelle en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en dieners M Turnor
Rivierlandschap met ruiters, Aelbert Cuyp, ca. 1653 – 1657. Collectie Rijksmuseum. Een snapreisje naar de rivier…
1
engageren
2
In Den Haag
3
Koning van Engeland, Karel II
4
De Vrede van Breda is breder dan alleen tussen Engeland en Nederland: er worden ook afspraken gemaakt over de handel in de Oostzee.
5
Verwijzing naar de Franse haan of persoon? Of is het een samensmelting van co(nin)ck?
Eindelijk weer in Amerongen! Margaretha is met haar zoon en de hoogzwangere Philppota aangekomen. Ze maakt zich nogal zorgen, want het is Philippota’s eerste zwangerschap en ‘ze loopt nogal op het eind’. Tegenwoordige is een bevalling eigenlijk alleen een roze wolk en vergeten we voor het gemak alle minder aangename zaken die er omheen hangen. Tot in de twintigste eeuw was de dood in het kraambed één van de belangrijkste doodsoorzaken van vrouwen. Vooral bij het eerste of tweede kind was de kans op overlijden hoog. Gelukkig komt ook Philippota’s moeder naar Amerongen: met twee ervaren vrouwen moet het lukken. Toch voel je Margaretha’s zorgen.
Amerongen den 30 ijuin 1667
Mijn heer en lieste hartge
gistere avont sijn wij met de vrou van ginckel en onse soon hier gekoomen het welcke mijns oordeels tijt is wantse begint al heel pijnlijck te gaen hoe wel naer haer reeckenin sij noch wel ontrent Een maent of vijf weecke sal moeten gaen nu sij hier is ben ick so veer gerust en moete wij met paesijensie1Patientie: geduld afwachte wat de heer almachtich ons geefven sal, de vrou van Middachte2Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota sal so se seijt binne veertiendaege volge en ock hier koome ick sal met godt wel sorchge drage voort doope vant kint en wat daer toe dient, wij doen noch dagelijcks ons beste ontrent de Persoon vande vrou van ginckel dan dewijlle sij so opt leste van haer dracht is moete wijt al met diskreesie in alles gaen ick hoop noch als het beste, [hierkoomende ontfan]
Met Godard Adriaan gaat het goed en daar is Margaretha zeer verheugd over. Het tinnen servies is overgekomen, maar het schilderij van Cromwell sukkelt nog een beetje. Margaretha hoopt dat dat eindelijk is aangekomen, net als de goede tijding over de vloot! Margaretha maakt niet veel woorden vuil aan de tocht naar Chatham. Ze gaat ervan uit dat Godard Adriaan de officiële verslagen wel binnen zal krijgen. Maar Admiraal van Ghent en de Ruwaard van Putten (Cornelis de Wit) verdienen volgens Margaretha alle eer.
ick hoop noch als het beste, hierkoomende ontfan ge ick u uhEd schrijfve vande 21 deeser tis ons van harte lief daer wt te sien uhEd welvaerent heijt hoope het selfve lange sal kontiniweere , tis goet dat uhEd het tin Entelijck heeft ont fange doet mij leet dat de selfve daer so lange meede ontrijft is geweest dan dat is nu over de schilderij van kromwel hoope ick niet dat so lange onderweechge sal sockelen maer dat
uhEd die nu al heeft, alsmeede de goede tijdin van onse scheeps vloote , die ick niet twijfele of sal uhEd de pertikulaerijteijte daer van wt den haechge geschreefve sijn waer toe mij reefereere uhEd kan dencke hoe men hier daer in verheucht is, hier heeft den Admirael gent en de ruwert van putte geen kleijne Eere in geleijt, de heer die hier voor gedanckt moet sijn wil onse wapenen voort seegenen en geefve wij nu te beeter tot Een gewenste vreede moogen geraecken, [ick heb hier de heer sij]
Thuis is verder alles goed, het is niet zo droog als op Middachten en Margaretha kan nu aan de slag met de opdracht van Godard Adriaan: de muur repareren en de gracht uitgraven. Ze eindigt de brief met de dood van de vrouw van de keurvorst: Louise Henriette van Oranje, de oudste dochter van Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Louise Henriette was kort te voren nog bij haar moeder in Den Haag geweest, dus dat bedoelt Margaretha waarschijnlijk met de moeilijke reis. Kort voor haar dood schreef Louise Henriette: ‘ik heb wel geen reden om naar mijn dood te verlangen; ik bemin de keurvorst, mijn heer, hartelijk en zo ook mijn lieve kinderen; maar ik wil gaarne mijn God gehoorzaam wezen’. Louise Henriette was de oermoeder van de Brandenburgse en Pruisische vorsten en uiteindelijk de Duitse keizers. Margaretha zou trots geweest zijn, als ze geweten had dat een nazaat van Louise Henriette nog anderhalf jaar in haar kasteel zou wonen.
ick kan niet segge so bedroeft ick en meest alle mensche om de doot vande goede keurvors tin van brandenburch ben, sij most noch voort lest van haer leefve hier so melankolijck den heelle winter sitte en so Een moijlijcke reijs hebbe, dit gaet onse kindere in haer affaerees ock teegen, dan de wil des heere moet geschie de in wiens heijlige bewaerine uhEd beveele en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en dieners M Turnor
Keurvorst Friedrich Wilhelm von Brandenburg (1620-1688) met zijn eerste echtgenote Louise Henriette van Oranje-Nassau (1627-1667), hun zonen Karl Emil (1655-1674) en Friedrich (1657-1713) en de kort tevoren geboren Ludwig (1666-1687). Collectie: Stiftung Preußische Schlösser und Gärten Berlin-Brandenburg.
1
Patientie: geduld
2
Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota
Margaretha is nog bij haar zoon en schoondochter op Middachten. En hoewel ze in Gelderland zit, houdt de Utrechtse politiek haar bezig. Gelukkig wordt die ten dele in Nijmegen uitgevochten, misschien dat ze er daarom van hoort.
naert schrijfve van mijne laeste het welcke den 15 deeser is geweest, worde ick seeckerlijck bericht hoe dat men heer schadee1Jasper Schade van Westrum, aen sijn swager den heere luchtere2Hendrick van Lochteren die te nimweege geweest heeft geschreefve, dat hij bij den heere vande boethof3Frederik van der Capellen, heer van de Boedelhof die broeder vande heere kapel4Gerlach van der Capellen, heer van Aersbergen is, soude intersideere5Intercedeeren: bemiddelen om den voorseijde heere kapel te beweechge dat hij soude afstant doen van sijn pretensie om volgens de leste augementasi inde ridderschap te wttrecht te kompareere6Compareren: Verschijnen, kan ook in de betekenis van vergaderen, hier ter vergadering verschijnen? , met belofte dat sij hem aenstonts raetsheer te hoof soude maecke en verseeckere dat se hem binne den tijt van twee ijaere inde ridderschap soude sette, [daer bij voechgende]
Jasper Schade van Westrum
En omdat in deze brief Schadee genoemd wordt, maken we van de gelegenheid gebruik om het schilderij van Frans Hals nog een keer te plaatsen. Uiteraard is Schade bij het schrijven van deze brief al ouder dan dat portret. Hij is zelfs al ouder dan het portret dat Jonson van Ceulen schilderde. Zou Margaretha de portretten kennen? Een mening zal ze in ieder geval hebben.
Wie denken deze mannen wel niet wie ze zijn? Welke rechten denken ze eigenlijk wel niet dat ze hebben? Kunnen ze dit wel waar maken? Margaretha hoopt maar dat hoogmoed voor de val komt. En ze gaat gelijk over tot de afsluiting van de brief. Hoe zou het komen dat Ursula Philippota zo dik is?
dan hoope dat hoochmoet voorde val komt, onse soon en dochter is noch wel dan sij wort heel dick, onse kindere en nicht van raetsfelt7Agneta Margaretha van Raesfelt, zus van Ursula Philippota preesenteere haeren dienst aen uhEd so doen ick en blijfve Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en dieners M Turnor
Ze krabbelt nog onder de brief dat Van der Capellen niet geneigd is om af te zien van zijn plek. Godard Adriaan moest eens weten hoe hier in Nijmegen op de Gelderse Landdag over gesproken wordt.
We zijn dit blog begonnen tijdens het herdenkingsjaar van het Rampjaar, dus bij de uitzending van Godard Adriaan in 1671. In het archief zitten alleen ook nog een paar brieven van 1667. Die pakken we nu op, voor Godard Adriaan op zijn volgende missie van 1676 gaat.
De plafondschildering in de hal van Kasteel Amerongen, Willem van Nijmegen, 1685. Op de band rondom de schildering staat ‘Godard Adriaan Baron van Reede Vry Heer van Amerongen, Ginkel, Elst & Ridder vande Coninckl Deense Ordre vande Oliphant & En Margaretha Turner Baronesse en VryVrouwe van Amerongen’. De orde van de olifant hangt onder het familiewapen.
Denemarken
In 1667 is Godard Adriaan op zijn derde missie naar Denemarken. Zijn eerste missie was in 1656/1657. Deze missie was bijzonder succesvol, want in 1660 krijgt Godard Adriaan van Christiaan V de Orde van de Olifant. Zijn tweede missie was in 1665 en van april tot november 1667 zit hij weer in Denemarken. Godard Adriaan ligt kennelijk goed bij de Deense koning, want in 1671 wordt hij verheven tot baron. Deze adellijke titel komt hem zeer van pas. In De Republiek werd niemand in de adel verheven, omdat er geen koning was die dat kon doen. Aan veel Europese hoven had je wel een adellijke titel nodig om binnen te komen.
Reissecretaire van Godard Adriaan van Reede, ca. 1650. Collectie Kasteel Amerongen.
Brieven
In het archief bevinden zich alleen brieven van 18 juni tot 7 augustus 1667. Dus echt midden in de periode dat Godard Adriaan weg was. Het is een beetje een mysterie waarom deze brieven bewaard zijn gebleven. Het zijn wel de enige brieven die we hebben die van voor het Rampjaar zijn. Margaretha zal haar man op al zijn eerdere missies ook geschreven hebben, maar die brieven zijn er niet meer. Zou ze die bij de vlucht voor Lodewijk XIV in Amerongen hebben laten liggen? Dan hebben al die oude brieven de brand in het kasteel waarschijnlijk niet overleefd. En zaten deze twaalf brieven uit 1667 dan misschien per ongeluk nog in de reissecretaire van Godard Adriaan? Dat hij hem niet helemaal goed leeg geruimd had na zijn laatste missie?
In 1667 gaat het Godard Adriaan en Margaretha voor de wind. Godard Adriaan was in 1642 Heer van Amerongen geworden en in 1643 trouwde hij met Margaretha. Sinds die tijd hebben ze hun best gedaan om hun bezit uit te breiden door de aankoop van landerijen en huizen, maar ook windrecht en het recht om tol te heffen. Bovendien hebben ze flink geïnvesteerd in het oude kasteel. Ze gaan er vanuit dat ze tussen 1645 en 1672 zeker 65.000 gulden uitgegeven hebben aan het huis. In 1686 schrijven ze een memoriaalboek, waarin alle verandering aan de goederen van de Heerlijkheid Amerongen opgenomen worden.
Ook Godard Adriaans carrière gaat voor de wind: is hij niet in het buitenland, dan heeft hij wel opdrachten in het land. En in de Utrechtse politiek wordt serieus rekening gehouden met zijn mening.
Ursula Philippota van Raesfelt, toegeschreven aan Gerard Hoet, 1664-1666. Collectie: Kasteel Amerongen.
Godard en Philippota
Zoon Godard, die Van Ginkel genoemd wordt, is in 1666 getrouwd met Philippota. De bruiloft, of eigenlijk vooral de onderhandeling over de huwelijkse voorwaarden, had wat voeten in de aarde. Philippota is niet onbemiddeld, want ze is erfdochter van Kasteel Middachten in De Steeg in Gelderland. Haar vader is al overleden toen ze acht was, maar haar moeder en haar oom doen hun best om een goede partner te vinden. Hoewel de zakelijke en politieke belangen voor dit huwelijk erg belangrijk waren, wilden de wederzijdse ouders dat de jongelingen het met elkaar zouden kunnen vinden. Dus al vanaf 1661, Godard was zeventien, Philippota achttien, wordt er regelmatig heen en weer gereisd tussen Amerongen en Middachten. In de huwelijkse voorwaarden wordt onder andere vastgelegd dat Philippota alle inkomsten van Middachten en andere goederen zal inbrengen en Godard Adriaan en Margaretha staan 1/3 van hun inkomsten af aan de kinderen.
De huwelijkse voorwaarden werden op 31 juli 1666 op Middachten getekend en op 26 augustus 1666 werd het huwelijk gesloten in het kerkje van Ellecom. Juni 1667, hoeveel maanden is dat na Augustus 1666?
Godard van Reede van Ginkel (1644-1703), Jurriaen Ovens, 1661. Collectie: Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox.
Van Ginkel
Het was gebruikelijk om mannen bij hun ‘goed’ aan te spreken. Zo was vader Godard Adriaan in de omgangstaal ‘Amerongen’. Voor de zoon werd vaak een tweede titel gebruikt. Officieel was Godard Adriaan Heer van Amerongen, Ginkel en Elst. Dus zoon Godard werd Van Ginkel. Na het huwelijk wordt Van Ginkel vrij snel (namens zijn vrouw) beleend met Middachten. Aangezien haar moeder, Margaretha van Leefdaal, nog leeft, wordt die door Margaretha nog ‘Vrouwe van Middachten’ genoemd en wordt Philippota ‘Vrouwe van Ginkel’.
In de periode 1674/vroeg 1675 is er hard gewerkt aan de voorbereidingen voor de herbouw. Eén van de belangrijke onderdelen is het samenstellen van een goed team. Een team dat de technische zaken van het bouwen kent, dat kan plannen, dat gevoel heeft voor wat er nodig is en een team dat kan samenwerken.
Schut en Rietvelt
Als Godard Adriaan in september 1676 vertrekt is dat team inmiddels in samengesteld en op elkaar ingespeeld. Twee belangrijke leden van het team zijn Schut en Rietvelt. Beide heren komen uit Amsterdam en het is niet helemaal duidelijk hoe de Van Reedes aan ze gekomen zijn. Hendrik Schut is kistenmaker en timmerman en Cornelis Rietvelt metselaar, maar je kunt hun taak meer zien als een soort aannemer.
Hendrik Schut
Schut woonde vlak bij de Nieuwe Herengracht, Margaretha zal hem niet als buurman hebben leren kennen, maar wellicht heeft hij wat aanpassingswerk voor haar gedaan toen ze daar zat. Het is ook heel goed mogelijk dat hij in het netwerk van de Amsterdamse bankier van de familie, Adriaan Temminck, zat. Als Godard Adriaan in het buitenland zit, is het Schut die tekeningen maakt ter verduidelijking. Bijvoorbeeld als het gaat over hoe de tegels op de vloer gelegd moeten worden. Later ambieert Schut nog de functie van ‘fabrieksmeester van Amsterdam’, een soort hoofd van Openbare Werken. Die functie wordt echter geschrapt. In 1692 zal Schut werken aan een (interne) verbouwing van het Goudse stadhuis. Daar werd hij de architect van het werk genoemd.
Cornelis Rietvelt
Over Rietvelt weten we ook erg weinig, eigenlijk nog minder dan over Schut. Feit is dat ze in de brieven bijna altijd aangeduid worden als het duo ‘Schut en Rietvelt’, daarom noem ik ze hier ook beide. Dan wennen we daar vast een beetje aan.
Er blijven brieven van Michiel Mattheus Smidts binnen komen. Hij houdt zich niet bezig met het ontwerp van het huis, maar hij is de praktische schakel tussen Godard Adriaan en de keurvorsten van Brandenburg en van Saksen. Voor zijn rol aan het hof van de keurvorst van Brandenburg was hij in veel gevallen ook verantwoordelijk voor de logistiek rondom de levering van bouwmaterialen. Dat is ook de rol die hij nu op zich neemt.
Hij schrijft dat hij er voor zal zorgen dat er bomen geleverd worden die groot genoeg zijn, Godard Adriaan moet maar aangeven wat hij nodig denkt te hebben. Hij zal ook voor het vervoer naar de Republiek zorgen. Dit betekent dat de boomstammen via de Elbe naar Hamburg vervoerd zullen worden, en dat ze van daar verder gaan over de Wadden en de Zuiderzee naar Amsterdam.
Het vervoer van boomstammen gebeurde eigenlijk altijd over water. Bomen werden samengebonden tot vlotten en die vlotten werden dan stroomafwaarts meegenomen. Vaak had één bemand vlot ook meerdere onbemande vlotten bij zich. De vlotterij is door Unesco benoemd tot immaterieel cultureel erfgoed. In Hamburg werden de stammen dan overgeladen op een schip en van via de Waddenzee en de Zuiderzee naar Amsterdam vervoerd. Daar worden de balken vervolgens tot planken gezaagd.
Het zagen van een boom tot planken (of balken) kon wel dertig dagen duren. In 1592 combineert Cornelis Corneliszoon een krukas met een windmolen, waardoor hij van de draaiende beweging een horizontale of verticale beweging kan maken. De verticale beweging wordt gebruikt voor een raam met verschillende zaagbladen. De horizontale beweging wordt gebruikt om stammen met een slede door door dat raam te transporteren. Zo ging het zagen van planken opeens veel sneller. En zo is de houtzaagmolen geboren.
Met de snelle groei van Amsterdam in de 17de eeuw, kwam er ook veel industrie naar de stad. De beroepen die gevaarlijk waren bijvoorbeeld vanwege brandgevaar (pottenbakkers, loodgieterijen, visrokers), stinkende bedrijven (leerlooierijen, azijnmakers, vetsmelterijen) en gevaarlijke stoffen (buskruitmolens, blekerijen, zoutketen). Kregen elk hun eigen plek en werden van woonwijken gescheiden of echt buiten de stad geplaatst. Daarna had de industrie die door windmolens aangedreven werd, ruimte nodig die in de stad niet beschikbaar was. In de jaren dertig van de 17de eeuw wordt buiten de stad de Zaagmolensloot aangelegd (ongeveer waar nu de Albert Cuyp is, ter hoogte van het Sarphatipark). In de jaren zeventig wordt waar nu het Museumplein is (van het Rijksmuseum tot het Stedelijk Museum) de Mennonietensloot aangelegd, waar ook verschillende molens komen.
Kaart van de Mennonietensloot, gegraven in 1669, waarop acht molens ingetekend staan. Het molentype, de naam van de molen en de namen van de eigenaren zijn vermeld, 1668/1669. Collectie Stadsarchief Amsterdam.
Jan Visser
In haar brieven moet Margaretha een paar keer de molenaar van de zaagmolen betalen en ze noemt dan de naam Jan Visser. Rechts boven in de hoek van de kaart van de Mennonietensloot worden molenaars met hun molen genoemd. De naam Jan Visser komt twee keer voor: bij De Jonge Visscher en bij de Veerzaagmolen. De Veerzaagmolen was een kleinere molen die ook in de buurt van de Mennonietensloot stond. Omdat de andere molens aan de Mennonietensloot wat betreft de wind die ze vingen last hadden van de Veerzaagmolen, is deze in 1686 afgebroken en vervangen door De Jonge Visscher. Het hout voor Kasteel Amerongen is dus hoogstwaarschijnlijk op het Museumplein ter hoogte van het Stedelijk Museum gezaagd.
Vanaf begin 1674 maakt de familie aanstalten om terug te keren naar Amerongen. Ze moeten dan wel een plaats hebben om te verblijven, want van hun kasteel is weinig over. Kennelijk is er al geïnformeerd, want Jan Quint schrijft dat het huis van Joost Cornelis zou kunnen helpen. Hij stelt echter voor het huis van de Drost te huren, want die ziet hij voorlopig nog niet terug komen.
We weten niet waar de familie uiteindelijk onderdak gevonden heeft. Ook tijdens de bouw is niet duidelijk waar ze verblijven. Wat we nu het Drostehuis noemen in Amerongen is pas in 1675 gebouwd. Dus ook ‘het huis van de Drost’ biedt niet veel info.
Het dorp Amerongen met Kasteel Amerongen en Kasteel Lievendaal. Fragment uit een kaart van enige percelen land gelegen in de Allemanswaard onder Amerongen en Elst, 1597 van J.R. van den Berch, 1597. Collectie Archief Domkapittel Het Utrechts Archief.
Huurkasteel
Tot in de vorige eeuw gaat in de familie het verhaal dat Margaretha het kasteeltje Lievendaal gehuurd heeft. Het lastige is dat we niet precies weten hoe dat er op dat moment uit zag. In 1646/1647 tekende Roelant Roghman veel kastelen en toen was Lievendaal een ruïne. Zoals Roghman het getekend heeft was het zelfs niet deels bewoonbaar. Lievendaal is op dat moment in bezit van Dirck van Eck van Panthaleon en het wordt pas in 1688 door Godard Adriaan en Margaretha gekocht.
Kasteel Lievendaal bij Amerongen, Roelant Roghman, van na 1647 tot voor 1692. Collectie Teylersmuseum
Toch is het idee om een kasteel te huren niet vreemd. Het was niet ongebruikelijk dat een kasteel (tijdelijk) door de eigenaars verhuurd werd. Begin 17e eeuw was bijvoorbeeld Kasteel Amerongen verhuurd aan de familie De Coninck die een nieuwe onderkomen aan de Langbroekerwetering1Opent PDF aan het bouwen waren. Zelf woonde de familie toen op Molensteyn, ook aan de Langbroekerwetering.
In 1674 waren in de directe omgeving van Amerongen meerdere kastelen, kasteeltjes en versterkte huizen te vinden. Naast Lievendaal vond je in en rond Amerongen bijvoorbeeld Zuylestein, Bergestein, Wayestein, Royestein en Natewisch. Natewisch bestaat nog steeds en je kan het vanaf de dijk van Amerongen naar Wijk bij Duurstede zien liggen.
Eigen huizen
Naast huur had de familie zelf natuurlijk ook allerhande onroerend goed in en rond het dorp. Dat werd normaal gesproken verpacht, maar na het Rampjaar was alles anders. We weten dat tijdens het Rampjaar het dorp leeg gelopen was. Wie kwamen er terug en wie niet? Wie had er überhaupt nog geld om een huis te huren of een boerderij te pachten?
Een aanwijzing dat ze mogelijk in één van hun eigen woningen getrokken zijn, staat in een brief van 14 februari 1680. Ze kan de bouwerij van Joost van Ommeren, waar ze gewoond hebben, niet verhuren.
[=eren,] de bouwerij oft huijs van joost van omeren daer wij gewoont hebbe te kan ick noch niet verhu =eren [ock de bolle niet daer so weijnich voor ge=]
Een bouwerij is een boerderij of alles wat men nodig heeft om boerenbedrijf te voeren. Op 3 maart 1673 schreef Margaretha al aan haar man dat de Fransen het huis van Joost van Ommeren hadden laten staan. Dus wellicht zijn ze daar voorlopig in getrokken. Overigens schrijft ze dan ook dat ze het huis van de drost ook gered hebben.
Mejuffrouw A.W.J. Mulder
Een belangrijke bron voor dit blog en sowieso voor Kasteel Amerongen is het boek dat Mejuffrouw Mulder schreef over Kasteel Amerongen. Het werd in 1949 uitgegeven en de Vrienden van Kasteel Amerongen hebben in 2015 een herziene tweede druk gerealiseerd. Mejuffrouw Mulder heeft in de Tweede Wereldoorlog toegang gehad tot het huisarchief en veel met de toenmalige bewoners van het kasteel gesproken. Zij is ook degene die de de mondelinge overlevering gekoppeld heeft aan het fragment in de brief van Margaretha.
Mejuffrouw A.W.J. Mulder helemaal rechts op de foto. Foto naar aanleiding van de Juliana van Stolberg herdenking in het Oranje Nassau museum, waar zij conservatrice was. Bron: Het Vaderland 11 september 1956
In de tijd dat Godard Adriaan in Berlijn aan het hof zat, heeft hij waarschijnlijk een tijdje in huis gewoond bij Michiel Mattheus Smits, hofarchitect van de Keurvorst. Smits kwam oorspronkelijk uit Breda en werkte al sinds 1652 in Berlijn. Als Godard Adriaans neef Carel van Reede van Drakestein, opperschenker van de keurvorst, in Berlijn overlijdt, werken Michiel en Godard Adriaan nauw samen om de nalatenschap te regelen.
Als het kasteel op 21 februari 1673 in brand gestoken wordt, zit Godard Adriaan in Minden. Hij schrijft Smits op 23 maart 1673, hij gaat er dan vanuit dat Smits al wel gehoord heeft van de brandstichting in Amerongen. Hij schrijft dan ook dat hij hoopt dat de Keurvorst hem kan helpen met hout, want daar zal hij tijdens de bouw flink wat van nodig hebben.
In mei 1673 reist Smits naar de Republiek en mogelijk heeft Godard Adriaan hem verzocht een kijkje te nemen. Het is niet duidelijk of hij in Amerongen geweest is. Wel geeft Godard Adriaan hem een introductiebrief mee voor de heer van Zuylen, die in Utrecht gebleven is. Smits gaat zeker bij Margaretha langs in Den Haag. Helaas is Margaretha zeer summier over de inhoud van hun gesprek. Ook later tijdens de bouw zal Michiel Mattheus Smits nog een paar keer langs komen. In haar brieven aan Godard Adriaan noemt Margaretha Smits ‘de bouwmeester’.
Die Dorothea Kirche in der Neustadt bei Berlin, Johan Stridbeck, 1690. Collectie: Staatsbibliothek zu Berlin. Afbeelding uit zijn schetsboek ‘Die Stadt Berlin im Jahre 1690’.
De herbouw
Het is de vraag of Smits zich daadwerkelijk met de architectuur van het nieuwe huis bemoeid heeft. Tijdens de brand zat Godard Adriaan al niet meer in Berlijn en daarna is hij in Den Haag. Het kan natuurlijk de Smits bij zijn bezoeken aan de Republiek langs geweest is en onder het genot van een glas wijn meegedacht heeft, maar zeker weten doen we dat niet.
Smits heeft wel een belangrijke rol gespeeld bij het hout dat Godard Adriaan van de Keurvorst kreeg. Niet alleen hield hij de vinger aan de pols bij de Keurvorst, maar hij regelde ook het vervoer naar de Republiek.
Residentia Electoralis Brandenburgica : Quam arte optica Curate delineavit, calamo Iussuq. Clementissimo aeri incidit et Sereniss. ac Potentiss. Princ. ac Dno. Dno. Friderico III. Cum gratia et privilegio Sereniss. Principis Elect. Brandenb. Johann B. Schultz, 1688. Collectie: Staatsbibliothek Berlin.
Meer informatie over de activiteiten over Michiel Mattheus Smits in Berlijn in ‘Michiel Matthijsz Smids (Rotterdam 1626-Berlijn 1692). Keurvorstelijk bouwmeester in Brandenburg’ van Gabri van Tussenbroek in Bulletin KNOB 103 (2004).
Meer informatie over Michiel Mattheus Smits en Breda in ‘Michiel Mattheus Smits, een Bredase bouwmeester in dienst van de keurvorst van Brandenburg (1626-1692)’ door A.J.M. van Dun in Jaarboek De Oranjeboom 63 (2010).