Wanneer de macht van de Franse koning toeneemt, onderkent ook Karel II (Charles II) het gevaar van een te sterk Frankrijk op het Europese continent. Karel besluit toenadering te zoeken tot de Republiek.
In december 1667 stuurt hij William Temple naar Den Haag om voorstellen te doen voor een samenwerkingsverbond. Dit leidde in januari 1668 tot het sluiten van de Triple Alliantie tussen Engeland, Zweden en de Republiek. Deze drie landen zouden gezamenlijk proberen om tussen de oorlogvoerende landen (Spanje, Frankrijk en Portugal) te bemiddelen. Het doel was een einde te maken aan hun onderlinge strijd en aan de opmars van Lodewijk XIV. Ze stelden Lodewijk een ultimatum en namen in een geheime clausule op dat ze hem (indien nodig) met militair geweld zouden dwingen dat te aanvaarden.
Johan de Witt
Johan de Witt heeft lang geaarzeld voor hij het verdrag ondertekende. Moest hij wel de trouwe bondgenoot Frankrijk inruilen voor het weinig standvastige Engeland? Engeland, de grote handelsrivaal van de Republiek? Omwille van ‘het grote werck’, zoals hij de situatie in de Spaanse Nederlanden noemde, had hij echter geen keus. Lodewijks aanval in de Zuidelijke Nederlanden dwong de Republiek tot een reactie. Het gevaar van een sterke Franse macht aan de zuidgrens van de Republiek was te groot. Noodgedwongen moest De Witt dus zijn heil zoeken bij Engeland.
Naast de handelsrivaliteit en de dreiging van Lodewijks XIV was er nog een factor van belang in de verhouding tussen de Republiek en Engeland, namelijk de positie van prins Willem III.
De Zweden
Dat Zweden de derde partner werd lijkt niet zo voor de hand te liggen, maar de Zweden hadden al een behulpzame rol gespeeld als onafhankelijk voorzitter bij de Vrede van Breda (1667). Zweden was zelf met een grote expansie bezig en wilde daarom graag zowel een bondgenootschap met Engeland als met de Republiek ten koste van Denemarken.
Het geloof
Niet onvermeld mag blijven dat deze drie landen ook in religieuze zin iets gemeenschappelijks hadden: alle drie waren ze Rome (de katholieke kerk) afgevallen: Zweden was Luthers, Engeland was Anglicaans en de Republiek was overwegend Calvinistisch.
Prins Willem III werd op 4 november 1650 onder een slecht gesternte geboren. Acht dagen eerder was zijn vader stadhouder Willem II op 24-jarige leeftijd onverwachts aan de pokken overleden. De dood van Willem II was een grote slag voor de Oranjes en de Oranjegezinden. Maar Johan de Witt en de staatsgezinden zagen hun kans schoon om de macht van de Oranjes in te perken. Het stadhouderschap en de functie van kapitein-generaal (opperbevelhebber) van het Staatse leger was een min of meer erfelijk privilege geworden voor de Prinsen van Oranje. Dit was dé gelegenheid om daar paal en perk aan te stellen.
Prins Willem III van Oranje, Cornelis Jonson van Ceulen, 1657. Collectie National Portrait Gallery.1In de grote zaal van Kasteel Amerongen hangt een portret van de jonge Godard van Reede van Ginkel. Dit is ook van Cornelis Jonson van Ceulen, gedateerd 1659.
Het eerste stadhouderloze tijdperk
Bijna gelijktijdig met de doop van Willem II in de Grote Kerk in Den Haag in januari 1651 begon nog geen 50 meter verderop de Grote Vergadering. De Staten van Holland drongen er in deze vergadering, die zeven maanden duurde, op aan om voorlopig geen nieuwe stadhouder meer aan te stellen. En dat gebeurde. Ook werd besloten dat elk gewest zijn eigen leger zou onderhouden en er geen kapitein-generaal meer nodig was. Dit markeerde het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Het was bovendien het begin van wat later de ‘Ware Vrijheid ‘ zou zijn. Dit was vrijheid in de zin van ongedeelde macht van de Staten, vrij van stadhouders.
In augustus 1651 wees de Hoge Raad van Holland en Zeeland moeder Mary Stuart I, oom Friedrich Wilhem Keurvorst van Brandenburg en grootmoeder Amalia van Solms aan tot voogden van de jonge Willem III. Het testament waarin Willem II zijn vrouw als voogd had aangewezen was namelijk niet ondertekend.
Akte van Seclusie
Het zag er niet naar uit dat Willem III ooit nog aan de macht zou komen. In 1654 zou Johan de Witt, een geheime clausule, de Akte van Seclusie, bij de Vrede van Westminster laten opnemen. In deze clausule beloofden de Staten van Holland dat ze Willem III nooit tot stadhouder zouden benoemen. Deze clausule moest geheim blijven omdat er geen meerderheid voor was in de Staten Generaal. Natuurlijk kwam het toch uit. De Witt beweerde dat Oliver Cromwell, het niet koninklijke staatshoofd van Engeland, sterk had aangedrongen op deze clausule, omdat Willem III ook een Stuart was. Willem II en Mary Stuart I, de ouders van Willem III, waren in de Engelse burgeroorlog voor het koningshuis Stuart en tegen het parlement en dus Cromwell geweest.
Willem III en de Stuarts
Kostuum van Lodewijk XIV als Apollo in het Ballet de la Nuit (1653), Henri de Gissey. Collectie: Bibliothèque National de France.Kostuum van Lodewijk XIV als Apollo in het Ballet de la Nuit (1653), Henri de Gissey. Collectie: Bibliothèque National de France.
Intussen leerde Willem III allerhande kennis en vaardigheden waarvan niemand wist of hij ze ooit nodig zou hebben. In 1659 werd Frederik van Nassau, heer van Zuylestein, onwettige zoon van Frederik Hendrik, op voorspraak van Willems moeder Mary gouverneur van Willem. Willem was dol op hem. Zuylestein was toegewijd aan de oranjemissie en droeg de Stuarts een warm hart toe. Zijn echtgenote, Mary Killigrew, was hofdame van Mary Stuart I. Zuylestein moedigde Willem aan om contact te zoeken met zijn oom Charles II, met wie Willem het ook heel goed kon vinden. Charles was een banneling en zwierf door Europa maar hij maakte er het beste van. Hij was een vrolijke flierefluiter. Over hem is bekend dat áls hij een keertje alleen in zijn bed lag, hij zich liet omringen door de naar hem genoemde King Charles Spaniels.
Het Eeuwig Edict
In 1667 besluiten de Staten van Holland tot afschaffing van het stadhouderschap, het zogenaamde Eeuwig Edict. Voor sommige staatsgezinden ging dit besluit zelfs niet ver genoeg, want ze waren het er niet mee eens om Willem op voorhand een plek in de Raad van State te beloven.
In 1668 geeft Willem III als Kind van Staat een feest. Hij laat het Ballet de la Paix opvoeren naar voorbeeld van het Ballet de la Nuit van Lodewijk XIV. Ook Johan de Witt is uitgenodigd. Willem III heeft een rol als herder. Hij spreekt de veelzeggende woorden:
Ook al verschijn ik hier in mijn leerlingschap Mijn kleine kudde leidend, Dan is dat om ooit handiger en wijzer te worden, Voor als ik ooit een grotere en mooiere kudde leid.
Johan de Witt is dus een gewaarschuwd mens!
Verschillen in de provincies
In datzelfde jaar reisde Willem in het geheim naar Middelburg, waar de Staten van Zeeland hem tot Eerste Edele, hoofd van de adellijke delegatie, benoemden.
In 1670 namen de Staten van Zeeland, Groningen en Friesland het Eeuwig Edict van de Staten van Holland over maar zij lieten Willem III wel toe in de Raad van State. De andere gewesten werd gevraagd de functie van stadhouder onverenigbaar te verklaren met de functie van kapitein-generaal2Opperbevelhebber van het Staatse leger. Dit werd vastgelegd in de Akte van Harmonie op 31 mei 1670.
Het was nog een lange weg te gaan naar het stadhouderschap!
Portret van Willem III van Nassau (1650-1702) in een cartouche van bloemen en vruchten, Jan Davidsz. van Heem (guirlandes) en Jan Vermeer van Utrecht (portret), ca. 1659 tot 1666. Collectie Het Louvre, Parijs (permanente leen aan het Musée des Beaux Arts, Lyon).
Gerelateerde berichten
Prins Willem III kapitein-generaal voor één veldtocht
Na de Eerste Engels-Nederlandse oorlog van 1652 – 1654 verklaarde koning Charles II (Karel II) in maart 1665 de Nederlanden opnieuw de oorlog. Ook deze Tweede Engels-Nederlandse oorlog speelde zich voornamelijk op zee af.
Oorzaak
De oorzaak voor het uitbreken van deze oorlog is te vinden in de conflicten tussen Nederland en Engeland over koloniale gebieden en nederzettingen. Daarnaast speelde de bemoeienis van Charles II met het Nederlandse stadhouderschap een rol. Tijdens het Eerste Stadhouderloze tijdperk probeerde hij de Nederlanders tegen elkaar uit te spelen door Willem III als stadhouder te promoten. Hij dacht dat dat zou Engeland helpen om zo de positie van dominante handelsnatie te kunnen bemachtigen. Hij vergiste zich hier stevig in.
Michiel de Ruyter
De eerste zeeslag van de oorlog is juni 1665: de Slag bij Lowestoft. Deze zeeslag werd door de Engelsen gewonnen. In augustus 1665 krijgt luitenant-admiraal Michiel de Ruyter de leiding over de Nederlandse vloot. Anders dan de Engelsen verwacht hadden schaarden alle gewesten van de Republiek zich achter Holland, zelfs Friesland en Groningen. In juni 1666 wordt de vloot voor het eerst onder zijn leiding op de proef gesteld tijdens de Vierdaagse Zeeslag. De HMS Royal Prince, één van de belangrijke schepen van de Engelsen, moet zich overgeven. De Nederlandse vloot met De Ruyter aan het hoofd leek goed opgewassen tegen de Engelse overmacht.
De Engelse vloot herstelde zich snel en verijdelde plannen van De Ruyter met zijn vloot om, samen met de Fransen, de Engelsen aan te vallen of een landing uit te voeren. Bij de Tweedaagse Zeeslag voerden de Engelsen de boventoon. Bovendien lukte het ze om De Ruyter en Tromp uit elkaar te spelen. Na Holmes’s Bonfire, een verrassingsaanval door de Engelsen, lijkt de Nederlandse vloot verslagen…
Maar zo makkelijk gaf de Nederlandse vloot niet op. Dat bleek later bij de Tocht naar Chatham.
Het idee om je te beschermen tegen vijanden en rovers met behulp van water bestaat al heel lang. De adel deed dit al eeuwen op hun riddermatig goed en lieten dan ook een gracht aanbrengen rond hun burcht. Hiervoor was dan toestemming verleend door de leenheer.
Fragment uit Het kasteel Middachten : met ontwerp voor een buiten de slotgracht gelegen plein voor de poort van de voorburcht, N. Ritz van Geelkerck[en], 1652. Archief Huis Middachten.
Tachtigjarige oorlog
Tijdens de Opstand tegen de Spaanse koning, ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, begonnen de opstandige steden, die de Spanjaarden zagen naderen aan de horizon, hun omringende dijken door te steken en dammen te bouwen om zo de vijand met hun zware kanonnen natte voeten te bezorgen. Het succes was wisselend, maar in 1573 was het doorsteken van de dijken (inundaties) voor de stad Alkmaar een van de middelen om de victorie te brengen. Voor boeren en buitenlui was deze verdedigingsmethode overigens altijd een ramp omdat het land na een inundatie vaak jarenlang niet meer bruikbaar was. Zij saboteerden de inundaties dan ook vaak. Bovendien was het herstel van dijken vanwege de oorlogshandelingen vaak niet mogelijk.
Het beleg van Alkmaar in 1573, gezien vanuit het noorden, Pieter Adriaensz Cluyt, 1580. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar.
In 1629 is er nog sprake geweest van een waterlinie langs de Vecht en van de Grebbelinie, maar de Spanjaarden zijn toen niet meer in de buurt gekomen.
Het Rampjaar: verschillende waterlinies
Na de Tachtigjarige oorlog waren er wel plannen om een waterlinie goed uit te werken, maar daar is uiteindelijk weinig aandacht aan besteed. Mede daardoor waren de vestingsteden ten oosten van Holland in 1672 zwaar verouderd toen het op verdediging aankwam.
Toen in 1672 de Fransen en Engelsen met een aanval dreigden, had de Republiek wel een zeemacht, maar nauwelijks een landmacht. Als eerste moesten dus het oosten en zuiden worden beschermd. De Staten van Holland haalden oude plannen voor inundatie uit de kast. Dijken en sluizen werden afgebroken en er ontstond een strook water in de polders vanaf de Zuiderzee tot aan ‘s Hertogenbosch. Tijdens het Rampjaar zette de Republiek bovendien IJssellinie en de Friese linie in.
Pichegru steekt de bevroren Waal over, Cornelis Brouwer naar Dirk Langendijk, 1795. Collectie Rijksmuseum.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie
Ook na het Rampjaar was het plan om de waterlinie nu echt goed voor te bereiden. Eind achttiende eeuw worden de eerste tekeningen voor een Nieuwe Hollandse Waterlinie gemaakt. Die is niet klaar voordat de Fransen komen. Doordat het hard vroor in de winter 1795-1796 konden de Fransen de Maas en Waal te voet oversteken. Napoleon is bijzonder geïnteresseerd in de ideeën voor de waterlinie, omdat hij zo het voor hem belangrijke Amsterdam kan verdedigen. Het komt alleen niet tot een uitvoering. Napoleon bouwt wel de Stelling van Den Helder uit. Uiteindelijk is het Koning Willem I die een aanvang maakt met de vestingwerken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is rond 1870 gereed.
De Tweede Wereldoorlog
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog dachten we nog dat de Grebbelinie de Duitsers tegen kon houden. Ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt tot 1939 gemoderniseerd. Zoals de foto hieronder laat zien werd er zelfs in 1939 een test gedaan of een pantservoertuig een waterlinie kon passeren.
De strijd die Willem III zijn leven lang had met Lodewijk XIV, had een diepe wortel. De strijd begon uiteindelijk in het Rampjaar, maar het plan van Lodewijk om de Republiek aan te vallen, kwam niet uit de lucht vallen. Al in 1663 maakte hij het ‘Verdelingsplan’. Om het plan te begrijpen moet je weten dat de Zuidelijke Nederlanden belaagd werden door Frankrijk vanuit het verlangen naar natuurlijke grenzen. In het Zuiden wordt die natuurlijke grens gevormd door de Pyreneeën, in het Oosten door de Alpen en daarna de Rijn en de (Neder-)Rijn is dan ook de natuurlijke grens in het Noorden. Dat is wat de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine wordt genoemd.
La Carte Generale de France et de ses nouvelles Acquisitions / Par P. Du Val. Dédiée à Messire Hieroams Bignon Coner du Roy en ses Conseils, Advocat general en sa Cour de Parlement de Paris et Maistre de sa Biblioteque ; Par son tres humble et tres obeissant serviteur H. Iallot, 1661. Collectie Bibliothèque Nationale de France, Gallica.
Verdeling van de Zuidelijke Nederlanden
We weten dat na de dood van de Franse regeringsleider Mazarin in maart 1661 de toen drieëntwintigjarige Lodewijk XIV popelde om zelf te regeren. Hij zou Frankrijk groot maken! Hij gaat voortvarend aan de slag en bedenkt het Verdelingsplan en gaat in gesprek met Johan de Witt. In dit plan stelt Lodewijk XIV aan de raadspensionaris voor om een nieuwe verdeling van de Zuidelijke Nederlanden te maken. Het idee is een nieuwe ‘natuurlijke’ grens te trekken langs de lijn Oostende-Maastricht, ten noorden van de taalgrens. Wat ten noorden van deze lijn ligt zou aan de Republiek toevallen en wat ten zuiden ligt zou voor Frankrijk zijn. Lodewijk noemde dit zelf ironisch genoeg het ‘plan De Witt’.
Er was natuurlijk de bedreiging van de Zuidelijke Nederlanden vanuit de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine. Die zou Frankrijk er vroeg of laat toe kunnen brengen om ook Zeeland, Noord-Brabant en Maastricht van de Republiek af te snoepen om zo de Neder-Rijn te bereiken. De Witt achtte het dus gevaarlijk dat de Republiek zou grenzen aan Frankrijk. Je moest Frankrijk wel een beetje op afstand houden! Hij wilde de Zuidelijke Nederlanden als buffergebied behouden. Dit beleid werd samengevat met de slagzin ‘Gallia amica, sed non vicina’ oftewel ‘Frankrijk als vriend, maar niet als buur’. Spanje kon de verdediging van de Spaanse Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk echter maar met moeite aan en De Witt wilde daar zelfs wel bij helpen.
Belangrijke argumenten
De Witt vond vooral dat Frankrijk in bovenstaand verdelingsplan te veel gebied (land) wilde. Verder wilde Johan de Witt de overwegend protestante Republiek ook niet verenigen met de katholieke Zuidelijke Nederlanden. De Dietse herenigingsgedachte was in de Republiek dood en begraven. Tenslotte, niet onbelangrijk, wilde hij de haven van Antwerpen en daarmee de Schelde niet heropenen. Dat zou voor de hand liggen als dat gebied onder de Republiek zou vallen. In dit stadhouderloze tijdvak waren de regenten de baas en bij hen overheersten de maritieme en commerciële belangen van Amsterdam. Zij wilden Antwerpen niet als mededinger.
Gekrenkte trots
Het ‘nee’ zeggen van de Witt valt zwaar voor Lodewijk XIV, hij had het allemaal zo goed bedacht. Maar Lodewijk laat het er niet bij zitten!
Op initiatief van Cornelis de Witt, als gedeputeerde van de Staten, zette de Nederlandse vloot in juni 1667 onder leiding van Michiel de Ruyter koers naar de Engelse kust, waar de Engelse vloot voor anker lag. Op naar Chatham! Daar werd besloten de vloot in drieën te splitsen. Kleine lichte schepen voeren de Theems op en linksaf naar de Medway. Ondertussen lagen de grote schepen met De Ruyter in de monding, om te voorkomen dat ze bij eb niet op het droge kwamen te liggen. Het derde deel ging buitengaats om eventuele Engelse oorlogsschepen te signaleren. Twee overgelopen Engelse loodsen hielpen de Nederlanders bij het navigeren.
Kaart die de aanval op Chatham in 1667 door een Nederlandse vloot onder leiding van Admiraal De Ruyter weergeeft. Bron: OSeveno (wikimedia).
Beschaafde aanval
Fort Sheerness werd zonder tegenstand ingenomen en verwoest. Het stadje Sheerness werd bezet. Tot grote verbazing van de Engelsen betaalden de ‘beschaafde’ Nederlandse troepen voor hun maaltijden! De opdracht was dan ook zich zo fatsoenlijk mogelijk te gedragen in tegenstelling tot het gedrag van de Engelsen bij Terschelling. Daar werd in 1666 West-Terschelling door de Engelsen in de as gelegd en bovendien ongeveer hondervijftig Nederlandse koopvaardijschepen verwoest (Holmes’ Bonfire). Later, toen de Nederlanders vertrokken waren, werden steden alsnog geplunderd: door de Engelse troepen. De Engelse schepen vluchten verder terug de Medway op.
De Medway was bij Gillingham afgesloten door een ketting die onder water lag. Daar lagen oorlogsbodems, batterijen en half onttakelde schepen. Het verhaal gaat dat kapitein Van Brakel, die tegen de afspraken in eerder matrozen aan land had laten gaan om te plunderen, zich rehabiliteerde door over de ketting te varen en die te verwijderen. Vervolgens maakte hij de Engelse ‘Unity’ buit en liet de staanders van de ketting in brand steken. Het Engelse vlaggenschip ‘De Charles’ en de ‘Unity’ werden triomfantelijk op sleeptouw mee naar Holland genomen. De Engelse Generaal ter Zee George Monck (58 jaar oud en ziek) beval alle zestien oorlogsschepen in de dokken tot zinken te brengen zodat ze niet in Nederlandse handen zouden vallen.
Spiegelversiering van de Royal Charles. Collectie Rijksmuseum.Tekstpaneel toegevoegd aan de spiegelversiering van de Royal Charles, anoniem, ca. 1800 – ca. 1825. Collectie Rijksmuseum.
Door of niet?
Toen De Ruyter later in Chatham aankwam liet hij enkele Engelse schepen, die al door de Engelsen zelf tot het laagste kanondek afgezonken waren, in brand steken. Cornelis de Witt wilde verder de Medway op varen maar De Ruyter vond dit niet verantwoord vanwege de nauwe vaarweg, eventuele tegenmaatregelen van de Engelsen en problemen met de getijdenstroming. De Nederlandse vloot trok zich terug en dankte God voor de overwinning. De tocht naar Chatham had (mede) als doel om de Engelsen onder druk te zetten bij de onderhandelingen voor de vrede van Breda.
Als we lezen over de Hollandse Waterlinie dan komen we een aantal zogenoemde vestingen (of forten) tegen die veroverd en of heroverd worden, kennelijk vanwege het hoge belang hiervan. Hoezo? En wat is eigenlijk een vesting? Een uitleg voor dummy’s, zodat ik het zelf ook begrijp.
Vestingstad en vesting
Oude Hollandse Waterlinie in the 17e en 18e eeuw. Overzicht van de inundaties en forten, Niels B. Bron: Wikimedia Commons
Er is in het taalgebruik sprake van zowel een vestingstad, als van een vesting. Dit is niet hetzelfde. Het eenvoudige antwoord is dat één of meerdere vestigen een vestingstad moesten beschermen. Wat is dan een vesting? Een vesting is een militair verdedigingswerk van waaruit strategische plaatsen in het landschap konden worden verdedigd. Denk aan belangrijke land- of vaarroutes, maar ook steden zoals Amsterdam of Den Haag.
De Hollandse Waterlinie
Vanwege de dreiging van de Fransen werden er in de Republiek in de tweede helft van de 17e eeuw koortsachtig vestingen aangelegd of bestaande versterkt. De Hollandse Waterlinie1Nu de Oude Hollandse Waterlinie had vijf hoofdposten: Muiden, Nieuwerbrug, Goejanverwellesluis, Schoonhoven en Gorinchem en ze liep grofweg gezegd van het Muiderslot tot aan kasteel Loevestein.
Bastions
Het grondpatroon van een vesting is meestal een stervorm met grachten en wallen. De bastions (12) vormen die mooie stervorm van een vesting, doordat ze zich als uitstulpingen aan de buitenzijde in de muur of de aarden wal bevinden. Deze bastions hebben schuine zijden welke in een punt, het saillant (11), uitlopen. Het eenvoudigste bastion is een redan. Een redan is een door twee muren (faces) gevormde haakse punt. Als het niet om een punt gaat maar om een halve maan, wordt het een lunet (8) genoemd. Beide laatste verdedigingsobjecten zijn dus aan een zijde, de veilige kant, open.
Vestingtermen: Ravelijnsgracht (1), Ravelijn (2), Hoofdgracht (3), Terreplein (4), Keel (5), Flank (6), Onderwal (7), Halve Maan of Lunet (8), Bedekte Weg (9), Face (10), Saillant (11), Bastion (12), Courtine (13), Bovenwal (14), A. ter Hoeke. Bron: Wikimedia Commons.
Een redoute is een ommuurde of omwalde rechthoek als separaat verdedigingsonderdeel van het bastion of de vesting. Een ravelijn (2) kan ook een onderdeel van een bastion zijn en bestaat uit een rondom gesloten vierhoek of veelhoek die als eiland of schiereiland gelegen is in een gracht rondom de vesting.
Gebruik
Het doel van de uitstulpingen van de buitenschil was om vanaf verschillende punten een schootsveld te verkrijgen ter verdediging van de eigen buitenmuur. Tot slot is er nog de ons ook wel bekende enveloppe: een rond de vesting lopende smalle strook grond, vaak voorzien van een zogenaamde bedekte weg (9) met een aarden wal als bescherming. Deze enveloppe diende voor het troepentransport buiten de vesting.
Vestingbouwers
Sébastien Le Prestre, of Prêtre, Seigneur de Vauban (1633-1707) was een bekende Franse bouwmeester van vestingen in de tijd van Lodewijk XIV. Zijn Nederlandse tegenspeler was Menno van Coehoorn (1641-1704). Deze mensen adviseerden ook vaak bij het veroveren van een vesting.
Vestingplattegrond van Fort Gouwsluis in Alphen aan de Rijn, anoniem, 1680. Collectie Rijksmuseum
Was deze bisschop een relfiguur met gevaarlijke speeltjes of de hoop voor de rooms-katholieken in zijn bisdom? Het was in elk geval een verbeten mannetje.
Christoph Bernhard, Freiherr von Galen (1606-1678) was een overtuigd katholiek. Zijn Lutherse moeder ging tot de Roomse religie over toen hij nog maar een kind was. Hij werd opgeleid tot priester en op 7-jarige leeftijd was hij al kanunnik van de dom in Münster. Dat zal wel mogelijk zijn geweest vanwege zijn afkomst uit een oud, respectabel adellijk, Westfaals geslacht.
En inderdaad, op 24-jarige leeftijd kreeg hij al een leidinggevende positie in de kerk. Twintig jaar later werd hij verkozen tot bisschop van Münster. Omdat een grote minderheid het hier niet mee eens was, wilde hij met geweld zijn plek veroveren in de naar zelfbestuur strijdende domstad. Zo was er in de stad Münster een grote groep Luthersen die al eens de hulp van Johan de Witt hadden ingeroepen en ook andere vorsten en steden werden om hulp en bemiddeling gevraagd. Gelukkig voor Berend maakte de keizer van het Heilige Roomse Rijk hier een einde aan.
Vier afbeeldingen in één prent, waarvan drie met een kartouw en een met kruiwagens, Jean Theodore de Bry, Egenolf Emmel, 1614. Collectie Nationaal Militair Museum.
Contra-reformatie
Het knaagde aan hem dat tijdens de 30-jarige oorlog de Zweden grote delen van Duitsland onder protestantse invloed hadden gebracht. Zijn hele leven was hij druk om deze protestantisering terug te draaien. In zijn bisdom betoonde hij zich een krachtdadig vertegenwoordiger van de contra-reformatie, die zich inzette voor de armen en verbetering van het onderwijs. Aan de andere kant was hij heerszuchtig, oorlogszuchtig en rusteloos, wat hem niet geliefd maakte bij de bevolking.
Fondsen voor oorlog
Met hulp (geld) van Karel II van Engeland viel hij in 1665 voor de eerste keer de Republiek aan in de Eerste Münsterse oorlog. Deze oorlog loopt niet goed af voor de bisschop. In 1672 krijgt hij een tweede kans, nu in overleg met (en geld van) Lodewijk XIV. In deze tweede Münsterse oorlog maakt hij overal gebruik van zijn nieuwe speeltjes: zijn kartouwen met de brandbommen. Aan deze kartouwen dankt hij zijn bijnaam: Bommen Berend.
Op de portretten in het Huys komen we allerlei kragen uit de 17de eeuw tegen. Niet alleen bij de collectie Wijts, maar ook op de portretten van de familie Van Reede en hun vriendenkring.
Plooienkraag en platte kraag
Een kraag uit de 17de eeuw associëren we meestal met de beroemde molensteenkraag. Als je googled op ‘kragen’ en ’17de eeuw’ kom je ook weinig anders tegen. Wil je online een kraag kopen, bijvoorbeeld voor een gekostumeerd bal of om Sinterklaas te vieren, dan kom je vaak alleen bij deze vorm of een variant daarvan uit. Toch klopt dat niet helemaal met de werkelijkheid in de 17de eeuw. Er waren allerlei kragen en als we ons richten op de kragen die werden afgebeeld op schilderijen, zoals bij ons in Huys, dan komen we naast de plooienkraag, waarvan de molensteen een bepaalde variant is, vooral allerlei platte kragen tegen. Dat komt veel meer voor dan de beroemde molensteen. Over die platte kragen later meer.
Olivier van den Tempel met een gesteven plooikraag, een pijpenkraag.
Jacques Wijts met regelmatige plooikraag van kant.
Guillaume de Preit met een onregelmatig golvende (lubbige) plooikraag.
Maken en dragen
De kragen op de portretten uit de 17de eeuw waren vaak gemaakt van de kostbaarste stoffen: fijn linnen (batist), afgezet met kant. De bekende witte molensteenkraag is een variant van de plooikraag, ook wel pijpenkraag of lubbenkraag genoemd. De overeenkomst is dat al die vormen bestonden uit een groot stuk batist, van soms wel 15 meter lang, dat gewassen, gebleekt, gesteven en geplooid moest worden. Een secuur en tijdrovend werkje. Bovendien moest dat bij elke wasbeurt opnieuw gebeuren, dus waren er meerdere kragen nodig als je er een beetje netjes uit wilde blijven zien. Uiteraard was daardoor het bezit en gebruik ervan alleen voor de welgestelden weggelegd.
Aanvankelijk waren de geplooide kragen klein, stijf en regelmatig geplooid, maar ze werden in de loop van de jaren allengs groter, rommeliger (lubbiger) en meer versierd. De kragen werden soms zo groot dat ze met een metalen draadwerkje, de portefraes, moesten worden ondersteund. Dat was een soort ijzeren vlechtwerk, afgezet met zilver- of gouddraad. Ook werden er wel kragen met meerdere lagen gemaakt. Een mooi voorbeeld is bijgaande portret door Jan van Ravesteyn van de Prinses van Ligne. Ravesteyn schilderde ook een aantal portretten in ‘onze’ collectie Wijts.
Ernestine Yolande (1594-1663), prinses van Ligne, 1620, Jan van Ravesteyn. Collectie Mauritshuis.
Mode
De witte plooikraag was een mode van het Spaanse hof in de 16de eeuw en die mode raakte langzamerhand uit gedurende de jaren dertig van de 17de eeuw. Zij werd vervangen door de Franse mode: de platte kraag in allerlei varianten. Uiteraard gebeurde dat het eerst bij de jeugd. Dan konden ze het haar ook langer dragen, want dat kwam dan niet meer in de knoop met die kraag. De conservatief ingestelde Nederlanders hielden het nog een tijdje vol.
Het is dan ook grappig om te zien dat de beide vormen voorkomen op de werken van bekende 17de-eeuws meesters als Hals en Rembrandt. Ze komen zelfs voor op hun schilderijen van na 1625, rond dat jaar verandert de kragenmode1Er zijn echter ook portretten van voor 1625 waarop reeds platte kanten kragen te zien zijn, bijvoorbeeld op het Huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laen door Frans Hals (1622). Zie bijvoorbeeld De Magere Compagnie (Hals, 1637) en De Nachtwacht (Rembrandt, 1642), waarop meerdere vormen naast elkaar zijn afgebeeld.
Plooikragen in huis
George Hollis, onbekend, ca. 1625. Collectie Kasteel Amerongen.
De plooienkraag komen we in het Huys op veel plaatsen tegen. In de collectie Wijts komen er meerdere voor. Zo zien we een prachtig portret van Jacques Wijts zelf waarop hij is afgebeeld met een dubbele plooikraag, afgezet met spitse kant (1627, helaas nu in depot). Op een later portret (1630-1635) is Wijts afgebeeld met een platte kraag. Verder zien we meerdere officieren met een plooikraag (in de lange gang). Er zijn zowel stijve als slappe varianten te zien in de collectie, allen van voor 1630. Op basis van de vorm van de kragen is trouwens de hele serie gedateerd op ca. 1635 door Jhr. Frits van Kretschmar, die daar apart een studie van maakte, waarin hij alle kragen uitvoerig beschrijft. Opvallend is bijvoorbeeld die van Sir George Hollis, door Kretschmar omschreven als liggende plooikraag afgezet met rand van spitse kant. Het is dus geen platte kraag!
Op de meeste portretten van de familie van voor 1625 zien we dus de molensteenkraag, vaak zowel bij de man als de vrouw. We vinden ze in de hal, in de lange gang, in de grote zaal en op de galerij. Zie voor de collectie Wijts het rijtje hieronder. Maar in de collectie van het Huys zijn er meer te zien, bijv. bij de voorouders van Godard Adriaan. Mooie voorbeelden zijn de dubbelportretten van zijn overgrootouders Goert van Reede en Geertruyd van Nyenrode en van zijn betovergrootouders Adriaan van Reede en Lucia van Goor.
Kortom: aan de kragen zien we vaak al in welke tijd de afgebeelde personen leefden of wanneer hun schilderij gemaakt werd, vóór het begin van de 17de eeuw (1625) of later.
Prins-Maurits-van-Oranje
Maurits prins van Oranje Nassau. Collectie Kasteel Amerongen
Naar-Ravesateyn-Philips-Willem-van-Oranje
Philips Willem van Oranje Nassau, naar Jan van Ravesteyn. Collectie Kasteel Amerongen.
Ravesteyn-Guillaume-des-Preit
Guillaume de Preit (ca 1535 – 1596). Niet gedateerd, Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.
olivier-van-den-tempel
Olivier van den Tempel (ca. 1540 – 1603), 1635, studio Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.
ravesteyn-Werner-van-Houte
Werner van den Houte (? – 1607), 1635, niet gesigneerd, toegeschreven aan Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.
hoet-portrettengalerij-Geertruyd-van-Nyenrode
Geertruyd van Nyenrode (1525-1605) t.g.a. G. Hoet. Collectie Kasteel Amerongen.
Het boekje, “Kasteel Amerongen en zijn bewoners”, dat in 1949 voor het eerst werd gepubliceerd door de destijds zo genoemde Mejuffrouw Mulder, wordt driekwart eeuw later nog altijd gehanteerd als: ‘de bijbel van de rondleiders en zaalgidsen van museum Kasteel Amerongen’. Wie was deze ‘Mulder’?
Huis van Oranje
Het lijkt er op dat deze mejuffrouw Mulder, waarvan ik, tot voor kort, niet eens de voornaam wist, haar leven heeft gewijd aan de historie en dan met name de historie van het Huis van Oranje, waarvan zij kennelijk een fervent aanhangster was. Zo erg zelfs, dat haar ‘partijdigheid’ werd verweten: in een boek over Juliana van Stolberg geeft zij geen inzage in haar bronnen om zo, zoals destijds werd gezegd, bepaalde activiteiten van Willem de Zwijger wat te verdoezelen, daarmee voorkomend dat dit in een verkeerd daglicht zou komen te staan. In 1961 komt zij voor op de presentielijst van de algemene vergadering van de leden van het Historisch Genootschap.
Vereniging Oranje-Nassau Museum
Zij is decennia lang beheerder geweest van de collecties van de ‘Vereniging Oranje-Nassau Museum’ in Den Haag en heeft zo de archieven van de Friese stadhouders onder handen genomen. Tevens was zij werkzaam als wetenschappelijk assistente op het Koninklijk Huis Archief.
De oude uitgave van Kasteel Amerongen en zijn bewoners
De oude uitgave in originele stofomslag
De nieuwe uitgave van Kasteel Amerongen en zijn bewoners
Kasteel Amerongen en zijn bewoners
Er staan vele publicaties op haar naam over leden van de Oranje familie, maar voor ons is zij wel het bekendst van het boekje ‘Kasteel Amerongen en zijn bewoners’ dat in 1949 werd gepubliceerd bij de N.V. Leiter-Nypels te Maastricht en een herdruk kreeg in 2015, nu uitgegeven door de Vrienden van Kasteel Amerongen.
In het Algemeen Handelsblad van 4 maart 1950 lezen we een recensie van Anne H. Mulder, die het boekje ietwat saai vindt: “Evenwel- het is het goed recht van opdrachtgevers en schrijfster een meer strak-wetenschappelijke rapportage van al het feitenmateriaal te brengen, bovendien zo, dat het toch voor de leek belangrijk is”. Anne H. Mulder is vreemd genoeg een dame met nagenoeg dezelfde naam die zich in die tijd ook bezighield met het schrijven en publiceren van historische artikelen en boeken! En al werd het in de jaren vijftig wat saai gevonden, wij lezen in het voorwoord van de tweede druk dat getracht is die oorspronkelijke stijl te behouden!
Privéleven
A.W.J. Mulder stierf in 1964. Over haar privéleven is niets bekend. In het voorwoord bij de tweede druk van haar boekje over ons kasteel schrijft prof. dr. Heethaar dat erfgenamen niet gevonden konden worden.
Mejuffrouw A.W.J. Mulder helemaal rechts op de foto. Foto naar aanleiding van de Juliana van Stolberg herdenking in het Oranje Nassau museum, waar zij conservatrice was. Bron: Het Vaderland 11 september 1956
Nabericht
Naar aanleiding van dit verhaal zijn tijdens de conceptfase dankzij de terdege naspeuringen door medeverhalenschrijvers de volledige voornamen van mej. A.W.J. aan het licht gekomen, zodat we nu weten dat ze Adriana Wilhelmina Johanna heeft geheten. Maar ook is er van haar een unieke foto gevonden! Tot slot is nu ook bekend geworden uit een artikel van het blad “Oud Utrecht”, dat zij in de bezettingsjaren van de familie Ilsemann-Bentinck toegang gekregen heeft tot het huisarchief van Kasteel Amerongen. Wellicht was ze hiertoe in de gelegenheid omdat ze op haar toenmalige werkkring (Oranje Nassau Museum) niet terecht kon.
de archieven van de Friese stadhouders werden onder handen genomen door mejuffrouw A.W.J. Mulder, die naast haar werk op het Koninklijk Huisarchief decennialang de beheerder was van de collecties van de `Vereniging Oranje-Nassau Museum’ in Den Haag
In het Huys is de hoeveelheid portretten van Stadhouder Willem III opvallend. In de Grote Zaal hangt hij niet voor niets naast Godard van Ginkel. De carrière van Van Ginkel is nauw verbonden met het levensdoel van Willem III. Ook in het archief zijn brieven van en aan Stadhouder Willem III aanwezig.
Willem III en Lodewijk XIV waren elkaars tegenpolen, maar ze waren ook aan elkaar overgeleverd en groeiden naar elkaar toe. Of zoals Luc Panhuysen het in zijn boek ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ zo mooi omschrijft: ‘Lodewijk werd de muur waartegen Willem als een klimop uit de schaduw zijn weg omhoog vond’ (p. 14).
Jeugd
Het begon al bij hun respectievelijke geboortes. Willem III werd onder een ongelukkig gesternte geboren of, zoals hij zelf zei: “Ik ben in tegenspoed geboren en opgevoed.” De wieg van Willem III was gewikkeld in zwart doek, de ramen waren verduisterd en er klonk geweeklaag en gehuil want zijn vader Willem II was acht dagen eerder overleden. Bij de geboorte van Lodewijk XIV daarentegen ontstond er spontaan een volksfeest. Hij werd le Dieudonné, het godsgeschenk genoemd. In feite werd Willem zonder macht in het vooruitzicht geboren, immers het stadhoudersschap was afgeschaft, terwijl Lodewijk al van meet af aan als kroonprins werd voorbereid op een glorieus koningschap.
Portret van Willem III (1650-1702), Prins van Oranje, als kind, Adriaen Hanneman (1604–1671), 1654. Collectie: Rijksmuseum.
Fysiek
Ook lichamelijk en geestelijk verschilden ze sterk van elkaar. Willem III oogde bij zijn geboorte zwak en fragiel. Het ziet er niet naar uit dat hij lang te leven zou hebben. Hij werd door zijn moeder Piccinino genoemd, kleintje. Lodewijk XIV werd in blakende gezondheid geboren met rode wangen en een grote eetlust! Willem III had erg korte benen, een vergroeiing van de wervelkolom en leed aan chronische astma.
Lodewijk XIV werd omschreven als “zo knap als een engel’ en heel innemend. Een uitstekend danser. Op veertienjarige leeftijd had hij zes verschillende rollen in het Ballet van de Nacht. Zijn laatste rol was die van de opkomende zon. Aurora, de dageraad, kondigt hem aan: “De zon die mij opvolgt, is de jonge Lodewijk”. Ook hun karakters verschilden: Willem opvliegend, zwijgzaam en ongeduldig, Lodewijk met “een zelfbeheersing uitzonderlijk voor zijn jaren”.
Hofleven
Het hofleven van beide heren had niet meer verschillend kunnen zijn. Lodewijks hofleven was vol pracht en praal en was vanaf zijn ontwaken tot zijn naar bed gaan strak geregisseerd. Hij had een minutieuze dagindeling. Zoals de de zon zijn baan volgt, zo strak is de dag van de zonnekoning vastgelegd. Altijd waren er hovelingen aanwezig. Willem trok zich daarentegen het liefst terug. Hij hield er een sobere hofhouding op na. Als hij toch in het openbaar moest verschijnen, betoonde hij zich zeer zwijgzaam en hield hij het zo kort mogelijk.
Jacht
Maar er waren niet alleen maar verschillen. Lodewijk en Willem deelden een grote passie voor paardrijden en met name voor de jacht te paard, de parforce jacht. Lodewijk liet op Versailles verschillende jachtterreinen aanleggen. Willem liet de Veluwe naar voorbeeld van Versailles met koningsallées inrichten. Wat grootte en allure betreft kon hij het Versailles van Lodewijk natuurlijk niet evenaren maar zijn fontein op Het Loo was wél hoger dan enig fontein van Versailles! Beide heren bleven tot op hoge leeftijd en ondanks hun steeds slechter wordende gezondheid jagen. Willem III zou het uiteindelijk zelfs fataal worden. De verwondingen na de val van zijn paard zouden hem doen overlijden. Zijn lichaam was toen echter al een bouwval. De val was de genadeklap.
Een jachtscène met prins Willem III, Dirk Maas, vóór 1692. Collectie Paleis Het Loo. Bron: RKD.
Voor het vaderland
Het belangrijkste dat Willem en Lodewijk gemeen hadden was hun levensmissie om hun land veiliger te maken. Bij de totstandkoming van deze missie zouden deze twee tegenpolen elkaar regelmatig tegenkomen op de Europese slagvelden. Godard van Ginkel heeft gedurende zijn carrière in het Staatse leger veelvuldig de gevolgen hiervan ondervonden. Hij heeft vele veldslagen geleid maar niet altijd tot zijn genoegen zoals te lezen is in de brief die hij aan zijn moeder stuurde. Nadat hij moe en ziek van een veldslag thuis was gekomen, schreef hij haar: “De billen zijn zo teer dat ze het galopperen niet nog verdragen kunnen”. Hoe het verder ging met die billen, staat in een ander verhaal te lezen.
Tegenstanders
Lodewijk XIV was acht jaar ouder dan Willem III en had zijn sporen op het slagveld al verdiend, toen Willem III op het toneel verscheen. Lodewijk nam Willem aanvankelijk niet helemaal serieus, Hij beschouwde hem eerst als een lastige vlieg, maar begon allengs meer respect voor hem te krijgen en hem uiteindelijk als gelijkwaardig te beschouwen. Maar dan zijn we alweer wat jaartjes verder.
Willem III echter zag Lodewijk XIV vanaf het begin als grote bedreiging. Hij was zeer bevreesd voor de oorlogszucht van Lodewijk. En terecht natuurlijk. Lange tijd zou Lodewijk een grote dreiging vormen niet alleen voor Nederland, ook voor andere Europese landen. De machtsbalans in Europa dreigde verstoord te raken.
Portret van Koning Stadhouder Willem III, naar G. Kneller, 20e eeuw. Collectie Kasteel Amerongen.
Toen Willem III koning van Engeland geworden was, bleek hij ook een heel ander soort koning te zijn dan Lodewijk. Niet een absolutistische maar een constitutionele monarch. Niet katholiek maar protestant. Lodewijk zag zichzelf als ‘Rex Christianissimus’, door God zelf aangewezen. Willem stelde daar de ‘Rex Protestantissimus’ tegenover, door het parlement benoemd. Toen in 1697, bij de Vrede van Rijswijk, Willem III officieel als koning van Engeland werd erkend, “Willem, koning bij de Gratie Gods”, was hij in aanzien gestegen bij Lodewijk. Niet door de hand van de mens, c.q. het Engelse parlement, maar door de hand van God tot koning benoemd. Ook aan het hof van Lodewijk begon de ster van Willem III te rijzen:
Wat een duivelse kerel is die Prins van Oranje, die in zijn eentje heel Europa in beweging zet! Wat een ster!
Madame De Sévigné, p. 360
Nalatenschap
Ook in wat zij als erfenis aan hun land en volk achterlieten, verschilden Willem en Lodewijk. Lodewijk liet een zeer verarmd land achter met een groot verschil tussen arm en rijk, hetgeen een goede voedingsbodem zou worden voor de Franse Revolutie.
Willems erfenis pakte vooral voor Engeland goed uit: de protestantse troonopvolging was veiliggesteld in de Act of Settlement. Met de Bill of Rights was een aanzet gegeven tot de constitutionele monarchie. Niet voor niets hebben de Engelsen het zelf over de Glorious Revolution! Hiermee sloeg Engeland een tegengestelde richting in aan die van Frankrijk.
De Republiek echter heeft minder geprofiteerd van Willems erfenis. De dynastieke opvolging was niet goed geregeld, zodat na het overlijden van Willem III het Tweede Stadhouderloze Tijdperk begon. Door het economisch sterker geworden Engeland werd de concurrentiepositie van de Republiek verzwakt, hoewel ze nog wel relatief welvarend zou blijven. Dit was de prijs die ze moest betalen voor haar veiligheid. Want evenals zijn tegenpool Lodewijk XIV had Willem III zijn land veiliger achtergelaten. Missie geslaagd dus!
Luc Panhuysen
Ik heb mij bij het schrijven van dit verhaal gebaseerd op ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ van Luc Panhuysen. Natuurlijk zijn er, zoals altijd bij geschiedenis ook andere invalshoeken mogelijk. Maar de combinatie van de ‘grote’ geschiedenis met de ‘kleine levensportretten’ sprak mij bijzonder aan.
Object
Maker
Datering
Materiaal
Vaste plek(Atlantis)
Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702)
Anoniem
ca. 1700
Gravure
Hal (0009)
Portret van koning-stadhouder Willem III
Gerard Sibelius
1755-1785
Gravure
Hal (0020)
Borstbeeld van koning-stadhouder Willem III
kopie naar Rombout Verhulst
18e of 19e eeuw
Gipsen buste
Hal (0029)
Portret van Willem Henrijk van Oranje
Romeyn de Hooghe
Gravure
Depot (0339)
Portret van Willem III
Johannes de Ram
Gravure
Galerij (0443)
Sijn K.H. Wilhelm Henrick
Romeyn de Hooghe
1675
Gravure
Galerij (0472)
Portret van Prins Willem III op ovaal paneel gevat in driehoekige sopraporte versiering
Olieverf op hout
Galerij (0642)
Portret van Guillaume Henry Prince d’Orange
18e eeuw
Gravure
Hal (0748)
De gelukkige ontsnapping van Koning-stadhouder Willem III
William Giller, naar Abraham Cooper
1848
Gravure
Depot (0751)
Portret van koning-stadhouder Willem III
Jean Henri Brandon
ca 1699
Olieverf op doek
Grote zaal (0897)
Dubbelportret van stadhouder Willem III en Hans Willem Bentinck
Willem Sonmans of J.F. van Douven
1675
Olieverf op doek
Galerij (0898)
Portret van stadhouder Willem III (1650-1702)
Caspar Netscher (mogelijk naar)
1675-1685
Olieverf op doek
Lange gang (0899)
Portret van Koning-Stadhouder Willem III
G. Kneller (kopie naar)
Olieverf op doek
Galerij (0900)
Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702)
In de Grote Zaal hangt een groot schilderij van Willem Frederik van Nassau-Dietz. Waarom hangt dat daar zo prominent?
Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664). t.g.a. W. de Geest. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.
Misschien omdat hij genoemd wordt als een stamvader van het koninklijk huis? De Grote Zaal hangt immers vol Oranjes en Nassau’s. Bovendien voegt zijn vrouw, Albertine Agnes van Nassau, ook nog wat vorstelijk oranjebloed toe. Via haar stamt het Koninklijk Huis zelfs rechtstreeks van Willem van Oranje af.
Albertine Agnes en Louise Henriëtte
Albertine Agnes was de vijfde dochter van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Deze vijfde dochter was echter niet de eerste keuze van Willem Frederik. Tien jaar lang had hij naar de hand van Louise Henriëtte, de oudste dochter van Frederik Hendrik, gedongen. Al vanaf dat Louise Henriëtte negen jaar (!) was, probeerde hij bij haar ouders in het gevlei te komen.
Rivalen
Maar de zeer ambitieuze Amalia van Solms had grootsere plannen voor haar oudste dochter en wel een huwelijk met de keurvorst van Brandenburg, Friedrich Wilhelm. Uiteindelijk trouwt Frederik Willem met Albertine Agnes, die 21 jaar jonger is dan hij. Nu hangt de beeltenis van Willem Frederik voor eeuwig heel dicht bij die van zijn rivaal Friedrich Wilhelm. Én dichtbij het schilderij van zijn schoonvader Frederik Hendrik.
Albertine Agnes (1634-1696), Prinses van Oranje en echtgenote van Willem Frederik van Nassau-Dietz met haar drie kinderen: Amalia (1655-1695), Hendrik Casimir II (1657-1697) en Wilhelmina Sophia (1664-1667), 1668, A.L. van den Tempel. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
Naar aanleiding van zijn boek Rampjaar 1672 heeft Luc Panhuysen met Matthijs Deen voor de VPRO een podcast van vier afleveringen, met fragmenten uit de brieven van Margaretha, Godard Adriaan en Godard, andere ooggetuigen en krantenberichten. Luc Panhuysen licht het zelf toe.
Het ontstaan van de Johanniter Orde is best heel ingewikkeld, de simpele uitleg is dat het een protestante afsplitsing is van Maltezer Orde. De Maltezer Orde heeft, net als de Ridderlijke Duitsche Orde, zijn wortels in de kruistochten.
Johanniter-orde, Peter Clausing, 1875-1900. Onderdeel van Acht ambtskostuums. Collectie: Rijksmuseum.
Brandenburg
Net als de Ridderlijke Duitse Orde heeft de Maltezer Orde balijes. In 1382 wordt de Balije van Brandenburg opgericht, waar ook veel Nederlandse edellieden lid van worden. De Balije van Brandenburg bestrijkt heel Noord-Duitsland en in de Middeleeuwen horen de Nederlanden ‘gewoon’ bij Noord-Duitsland.
In 1550 gaat de Balije Brandenburg onder protestantse vlag verder. De balije staat sinds 1693 altijd onder leiding van een Hohenzollern prins. Wel verandert de status van de orde gedurende de geschiedenis verschillende malen onder invloed van verschillende heersers. Hendrik van Mecklenburg-Schwerin was rechtsridder in de Brandenburgse Balije. Pas als Koningin Wilhelmina in 1901 met hem trouwt, ontstaat het idee voor een Nederlandse commanderij. Deze wordt ter gelegenheid van de geboorte van prinses Juliana in 1909 opgericht.
Breuk met Duitsland
Na WO II werden alle banden met de Duitse ridders en de Duitse tak van de Johanniter Orde verbroken en wordt in 1946 een zuiver Nederlandse “Orde van Sint-Jan” gesticht. In 1958 kreeg de Orde van Sint-Jan een nieuwe naam en sindsdien heet deze de “Johanniter Orde in Nederland”. Het symbool van de Johanniter Orde in Nederland is het Johanniter kruis. De naam ‘Jan’ komt van Johannes de Doper. Na WO II hebben veel landen hun eigen ‘Johanniter Orde’ opgericht.
Het doel van de Orde is het helpen van kwetsbare mensen die het in onze samenleving moeilijk hebben, zonder aanzien des persoons. Dat kunnen bejaarden of zieken zijn, maar ook dak- en thuislozen, verslaafden of mensen die door een andere oorzaak ondersteuning nodig hebben.
Bekende inspanningen van de Johanniter Orde in de regio:
De keizer heeft ooit een ziekenhuis(je) laten bouwen in Amerongen, vlakbij het kasteel.
In Laren rijden ambulances rond met het Johanniter logo op de zijkant.
In Bennekom is het toenmalige streekziekenhuis (in 1990 opgegaan in het Gelderse Vallei Ziekenhuis in Ede) gesticht door de Johanniter Orde.
In Duitsland is de Johanniter Orde nog steeds groot(s) in noodhulp: ambulances, maar ook hulp bij ongevallen, EHBO etcetera.
Het Johanniterziekenhuis in Amerongen, ca. 1919-1925.
Graaf Bentinck
Graaf Aldenburg Bentinck was ook lid van de Johanniter Orde, hij voldeed aan alle voorwaarden om toe te mogen treden. Hij was van adel, was protestants en hield zich bezig met liefdadigheid. De graaf draagt op het portret rechts het ridder-expectanten-uniform van de Duitsche Orde én links op de borst het borstkruis van de Duitsche Orde. Om zijn hals draagt hij het zilveren kruis van de Johanniter Orde.
In 1666 trouwen Godard van Reede van Ginkel en Ursula Philippota van Raesfelt. Dit adellijke stel behoorde tot de bevoorrechten in het onrustige, woelige landje van de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoe zouden zij hun eerste huwelijksjaren hebben doorgebracht in de periode, die achteraf “De stilte voor de storm” genoemd kan worden?
Een bijzondere verbintenis
Precies op de dag dat Frans Hals sterft, 26 augustus 1666, in zijn geliefde stad Haarlem, trouwen Godard van Reede en Ursula Philippota van Raesfelt in het kerkje te Ellecom. Dit pittoreske kerkje ligt op de Veluwe tussen Rheden en Dieren. Godard is de enige zoon van Godard Adriaan van Reede, ambassadeur in dienst van de Staten-Generaal en Margaretha Turnor. Ursula Philippota van Raesfelt is de erfdochter van o.a. kasteel Middachten en de havezate Herreveld. Godard is in de gereformeerde leer opgevoed en Ursula is rooms katholiek gedoopt. Dat vormt geen bezwaar bij de wederzijdse ouders, want beide kanten hebben “een goede partij” getrouwd!
Ellecom, gezien van de rand van het Middachter Bos. Zicht op de St.Nicolaaskerk. Op de achtergrond de overzijde van de IJssel met de Martinikerk te Doesburg, Constantijn Huygens jr., 1678. Collectie Gelders Archief.
Oorlog met de Engelsen
De eerste vijf jaren van hun huwelijk verlopen kalmpjes in een overigens roerige tijd. Een week na hun huwelijksinzegening slaan de Engelsen tijdens de Tweede Engels-Nederlandse oorlog een grote slag. Ze vernietigen een groot aantal koopvaardijschepen die met volle lading lagen te wachten voor vertrek op de rede bij Vlieland. Daarbij is ook nog en passant het dorp West-Terschelling met de grond gelijk gemaakt. De Amsterdamse beurs is dagenlang gesloten geweest om van de schok te kunnen herstellen.
Ondertussen wonen de jongelui tamelijk vredig op hun prachtige landgoed Middachten, gelegen tussen de Veluwe en de rivier de IJssel. In de bossen van deze Heerlijkheid veel kunt jagen en veel feesten kunt houden op het luisterrijke kasteel. Als snel worden er kinderen geboren. In de eerste vijf jaar worden er vier geboren, waarvan er één in het eerste jaar overlijdt. De kinderen gaan regelmatig bij oma in Amerongen logeren en dan heeft het paar fijn de tijd voor elkaar.
Deurkalf uit het huis van Jan van der Heyden (1637-1712), uitvinder van straatverlichting (links) en brandspuit (rechts), anoniem, 1767. Collectie: Amsterdam Museum.
De jongelui zijn ’s winters vaak in Den Haag als Middachten te koud is. Ze worden dan uitgenodigd voor de bals. Dan is het heel gezellig met de straatverlichting aan. Ze hebben gehoord dat de verlichting in Amsterdam nog veel mooier is! Die is door Jan van de Heyden sterk verbetert. In 1673 zal hij ook de Haagse straatlantaarn ontwerpen. In 1671 wordt tussen Hoorn en Enkhuizen de straatweg verhard. Waar zie je zoiets? Reken maar dat daar een hoop koetsjes rondrijden!
Kunst, cultuur en wetenschap
Een andere uitvinding zal waarschijnlijk volledig langs ze heen gegaan zijn: in 1671 heeft de wiskundige Leibniz een mechanische rekenmachine gebouwd die kan vermenigvuldigen en delen. De rentmeester doet dat soort dingen toch gewoon uit het hoofd!
Trouwens, ik meen te mogen hopen dat deze stijl u niet helemaal onverdraaglijk zal zijn, gezien het geduld, waarmee ik u onlangs het lapwerk van een miserabele Duitser zag verdragen, hetgeen mij dermate verraste, dat ik niet ophoud de moeite te beklagen, die u uw voortreffelijke handen, zo geoefend en kundig, zo waardig om voor het allermooiste te worden ingezet, ervoor hebt willen laten doen.
Het zal haar dus waarschijnlijk niet ontgaan zijn dat de kunstminnende Franse koning in 1669 in Parijs de Koninklijke Muziek- academie sticht. In Amsterdam wordt datzelfde jaar het kunstgezelschap Nil Volentibus Arduum opgericht naar het voorbeeld van de Academie Française. Formeel waren ze het niet eens met de politiek van de Amsterdamse schouwburg, maar cultuur was ook een mooie dekmantel om te discussiëren over de ideeën van Spinoza. Die stadsschouwburg was net in 1665 heropend en hij was gigantisch groot, bovendien was het een technisch hoogstandje met verwisselbare decors in perspectief geschilderd, coulissen, vliegwerken en zinkluiken.
Een katholieke kapel
In Amsterdam wordt in 1671 wordt de eerste steen gelegd voor de Nieuwe Begijnhofkapel die als katholieke kapel van buitenaf niet herkenbaar mag zijn. Zal de paapse Philippota een kijkje gaan nemen? De officiële naam van de kapel is H.H. Johannes en Ursulakapel, alleen vanwege de naam moet ze eigenlijk al gaan. En zou de rijke koopmansstad toen ook al dé stad geweest zijn om te shoppen? Misschien kan ze het bezoek dan wel combineren als ze voor manlief van die mooie schoenen met hoge hak gaat uitzoeken die nu zo in de mode zijn!
Gevelsteen met de heilige Ursula, Begijnhof in Amsterdam, Jac van Looij, 1877-1894. Collectie Rijksmuseum.
Einde van de idylle
Maar dan is het 1672 en breken zware tijden aan. De Franse zonnekoning valt met een groot leger ons ongelooflijk rijke landje binnen. Het is afgelopen met de relatieve rust van Godard en Ursula. Het waterrijke landje lijkt reddeloos, maar Godard kan zich als militair in het leger van de Prins van Oranje van zijn beste kant laten zien. Hij is nu nog maar zelden thuis en Ursula, zwanger van hun vierde kind, gaat schuilen bij haar schoonmoeder. Maar dat is een nieuw verhaal!
De boodschapper, bekend als ‘De onwelkome boodschap’, Gerard ter Borch (I), ca. 1653. Collectie Mauritshuis.