Margaretha doet een proefje: zou de postdienst op Duitsland, die twee keer per week langs Amerongen komt, sneller gaan dan de diplomatieke post via Den Haag? In deze brief staat daarom niet veel meer dan in die van eergisteren.
Ameronge de 18 septem 1676
Mijn heer en lieste hartge
mijne laeste is vande 16dees geweest die ick op den haech heb gesonde, waer in die van uhEd vande 12 heb beantwoort , nu gaet deese Eens met de duijtse post die twee =mael ter weeck hier door rijtd om te sien of die briefve wel overkoome, so hoefde ick se niet op den haech te sende, [gistere heeft beusekom mij ge=]
Aanbeveling
Waarschijnlijk wordt het alleen secretaris Luchtenburg zelf die de akte van eigendomsoverdracht van de hoge heerlijkheid Amerongen komt brengen, komende zondag. Er zullen geen extra statenleden meekomen, omdat Godard Adriaan als heer des huizes ook niet thuis is. Ondertussen probeert van Luchtenburg ook zijn eigen familiebelangen te behartigen: hij heeft van Beusekom gevraagd Margaretha te schrijven of ze zijn neef, Philips Ram, bij Godard Adriaan wil aanbevelen voor de vrijgekomen functie van kameraar van de Lekdijk. Godard Adriaan is heemraad bij het waterschap Lekdijk Bovendams.
[onthaelle en trackteere als ick kan,] hij heeft ock aen beusekom1Nicolaas van Beusichem versocht dat hij mij wt sijnen naem wilde schrijfve, door afsterfve vande heer Matijsius2Cornelis Mattisius kamelaer vande leckendijck sijn neef den heere scheepen ram3Philips Ram wiens
vader4Johan Ram schepen van Utrecht en Drossaard van de Hoge Heerlijkheid Vreeswijk drossaert aende vaert5Vreeswijk is, tot het voorseij de kamelaers plaets uhEd te reeckomandeere het welcke dan hier meede doe, [twijfele]
Muren op hoogte
Wel echt nieuws van de bouwplaats: het mooie weer houdt aan en het hoogste kruisraam wordt gezet. De binnenmuren worden nu tot hun hoogste punt afgemetseld.
tot noch toe hebbe wij heel goet weer op ons werck en ock op den oven, men begint de hooch ste kruijs raemte te sette de binne mueren worde met Eene op haer volkoomene hoochte gehaelt en op gemetselt, [mij bekomert de]
Nog ziek
Ze beklaagt Godard Adriaan nogmaals dat hij blijft sukkelen en meldt maar weer dat het met zoon Godard in Den Haag gelukkig al weer beter gaat.
[gehaelt en op gemetselt,] mij bekomert de loop uhEd so lange bij blijft en verlange hoe deselfve het meedesineere bekoomt , de heer van ginckel, so van heetere schrijft wort dagelijcks beeter daer de heere voor gedanckt moet sijn, inwiens beschermin uhEd beveelle blijfve
Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff MTurnor
1
Nicolaas van Beusichem
2
Cornelis Mattisius
3
Philips Ram
4
Johan Ram schepen van Utrecht en Drossaard van de Hoge Heerlijkheid Vreeswijk
Ook Godard Adriaan is ziek! Dat leest Margaretha in zijn brief van 12 september. Ze maakt zich vooral zorgen omdat het blijkbaar al langer duurt, en vindt dat hij toch wat medicijnen moet proberen en vooral rust moet nemen.
Ameronge den 16 septem 1676 rec: 21. dito
Mijn heer en lieste hartge
uhEd aengenaeme vande 12 deeser heb ick gistere ontfa het doet mij niet alleen leet dat uhEd de loop so lange bij blijft maer bekomert mij seer, deselfve sal wel doen wat te meedisineere en hoope hij wt ruste sal en sich daer wel bij bevinde, [uhEd sal versta]
Uit Den Haag komen gelukkig goede berichten over zoon Godard. De koorts neemt af en ook valt hij minder flauw, dus ze denkt dat het ergste achter de rug is.
Bedrieglijk besmettelijk
Godard Adriaan zelf heeft zijn besmetting blijkbaar opgelopen van een knecht die ziek was, maar die dat niet heeft gemeld. Margaretha windt zich er over op: die man had nooit het huis van Godard Adriaan binnen moeten komen als hij zelf al wist dat hij ziek was. Feitelijk een vorm van verraad. Verder wel een goede knecht, daar niet van, maar het maakt haar toch kwaad.
[geefven,] het doet mij ock seer leet uhEd so qualijck gedient is, dat is recht bedroch sulcke sieckte te hebbe in de luijde haer huijse te koome , bender wel quaet om, soot anders Een goet knecht was, [is daer raet voor dat heel soe=]
Men neme…
Margaretha weet wel een goed medicijn. Men neme drie harten van (levende!) jonge reigers, verpulvere dat tot poeder en neme dat in. Werkt heel goed, maar ze denkt niet dat er nu makkelijk aan te komen is. Jonge reigers vind je natuurlijk vooral in de lente.
[knecht was,] is daer raet voor dat heel soe= =vereijn is, se neeme 3 harte van jonge reijgers daer leevendich wt gehaelt en gepolveerijseert ingenoome is heel goet maer geloof niet dat men die nu sou konne krijge
Gasthuis Amerongen
Ondertussen voelt Margaretha zich in Amerongen ook een gasthuismoeder. In het dorp heerst dysenterie (‘roode loop’) en ook het werkvolk ontkomt er niet aan. Rietveld, Tielman en meerdere metselaars en opperlieden hebben koorts. Margaretha maakt medicijnen en verzorgt de zieken.
hier int dorp en ondert werck volck sij so veel siecken aen koortse en roode loop dat =ter haest niet Een huijs vrij van is, rietvelt en tielman hebbe de koortse en Etlijeke met selaers en opperlie, ick ben niet anders als of ick moeder vant gashuijs ben heb alle dage werck meedesijne ree te maecke en voort de siecke te versorchge, [het schijnt de heer]
Vroeg op
De helft van het geld voor de assignatie is binnen! Een ook 283 gulden van de declaratie. Daarmee heeft ze alle bouwvakkers vooruit betaald, maar ze houdt goed in de gaten of het werk ook echt gebeurt. Ze zit ze ‘dun op de hakken’, dat wil zeggen ‘op de hielen’ oftewel met haar neus er boven op. Met dat doel is ze vroeg uit de veren: tussen zes en zeven is ze al op de bouwplaats. Er is nog wel veertien dagen werk voordat ze aan het dak kunnen beginnen.
[wil alles ben beste schicke,] ick heb de helfte vant gelt weegens de bekende assinasie1Assignatie: aanwijzing tot betaling tot wttrecht ontfange als meede de 283f weege de dikleraesie, heb nu alt werck volck voort af betaelt, weest vrij verseeckert dat ickse so deun op de hackesit2dun op de hakken zitten: op de hielen zitten alst moogelijck is ben alledage smergens tusche ses en seeven Euren opt werck dat voor mij vroech is , en sien datse noch al ontrent de veertien dage werck hebbe op t huijs Eerse de kap sulle begin =ne te rechte [wij hebe noch gewenst weer opt]
Mooi weer
Het weer zit tot nu toe mee, wat gunstig is voor zowel de bouw zelf, als voor het stoken van de steenoven. Als het nog veertien dagen aanhoudt dan zijn de meeste stenen wel gebakken. Punt van aandacht is wel dat alle turf met lichters en trekpaarden uit Culemborg, aan de andere kant van de rivier, moet komen. Dat kost geld, die schippers moeten ook betaald worden!
[=ne te rechte] wij hebe noch gewenst weer opt werck en op de steen oven die aent brande is, otbaerentse3Ot Barendse, de steenhandelaar isser ock weer bij mooge wij maer veertien dage sulcken weer houde sal den oven overt quaetste sijn, maer ick moet al den turf met lichters en treck paerde laete vant spoel Effen beneeden kuijlenburch4Culemborg laeten haelle dat kostelijck valt dan dat sal ick de schippers doen betaelle
Zilver vergulde doos
Margaretha is blij dat Godard Adriaan tevreden is over de tekst van de Akte van de Staten van Utrecht over de overdracht van de hoge heerlijkheid Amerongen. Ze heeft gehoord dat de akte zal worden overhandigd in een kistje dat in Amsterdam met zilver wordt verguld. Een teken dat ook de Staten van Utrecht de transactie zien als iets heel bijzonders. Ze weet nog niet wie hem zullen komen brengen. Maar wie het ook zijn, Margaretha zal ze goed ontvangen, zoals ze in haar vorige brief ook al beloofde.
[gekoome die hem thuijs gebrocht sijn,] tis mij lief uhEd de Ackte vande state van wttrecht so wel gevalt men schrijft mij de seekreetaris luchtenburch mij int laest vande weeck die in Een silvere vergulde doos die te Amsterdam te ver =gulde is, sal brenge, wie daer meede sal koomen weete niet ick salse opt best onthaelle en trackteere dat ick kan,
Margaretha begint haar brief optimistisch. De laatste brief van haar man heeft ze al beantwoord en in Amerongen gaat alles goed. Het werk op de bouw gaat naar verwachting: de muren zijn opgetrokken tot de balken op de tweede verdieping. Die balken zijn ze nog aan het leggen: aan de zuidkant liggen ze, nu zijn ze bezig aan de noordkant en dan leggen ze de rest.
de binne muere vant huijs sijn nu tot onderde balcke vande tweede verdiepine op gehaelt de balcke vande tweede verdiepine sijn aende suijtsijde geleijt en sijnse beesich om die aende noortsijde en voort al om te legge, [hier is Eenige turf met lichter]
Lichter
Gelukkig is inmiddels de eerste turf aangekomen met een lichter. Margaretha schreef al dat het water laag stond. Hierdoor kon het turfschip niet in Amerongen komen. Een lichter is letterlijk een lichter schip met minder diepgang. Dit schip lichtte een deel van van de lading van het vrachtschip en bracht dat naar de plaats van bestemming.
Doordat het turf aangekomen is, kan ook eindelijk de steenoven gestookt worden. Daar zullen ze vanavond of morgen mee beginnen. En nu maar hopen dat het weer goed blijft, zeker de eerste veertien dagen, dan is de kwaliteit van de stook zeker.
[al om te legge,] hier is Eenige turf met lichter tot de steenove aengekoome so dat me met goe godts hulpe deesen avont of merge sal begine onder te stoocken, het is teegenwoordich heel schoon weer mochte wij dat noch so Een maent houde waer Een gewenste saeck en alwaert voorde steen oven maer veertiendagen dan waer die behoude, al wat godt belieft,
Omslag
Tijdens het schrijven wordt Margaretha opgeschrikt door onverwacht bezoek: Jan, de trompetter van Van Ginkel, en de stalknecht Martijn komen met vier paarden langs. Ze hebben een brief bij zich van Roelof, de lakei van zoon Godard. Ze komen niet met goed nieuws: Godard ligt ziek in Antwerpen met koorts, een grote overloop van gal en verstoppingen in de maag. Hij wil naar Den Haag en dat lijkt Margaretha een goed idee.
so aenstonts komt ijan de trompetter vande heer van ginckel met martijn sijn stalknecht met
vier van sijn rij paerde om voort naer Middachte tegaen, die mij Een brief van roelof verweij brenge die segge en schrijfve dat haer heer tot Antwerpen aende koorts leijt doch ist Een afgaende koorts met Een groote overloope vande gal en verstoppine inde maech, met inten =sie om voort naer den haech te gaen, hoope de veranderin van lucht hem goet sal doen,
Meer slecht nieuws
Dat is niet het enige slechte nieuws dat Jan de Trompetter heeft. Ze wilden de paarden eigenlijk direct naar Middachten brengen via Den Bosch. Maar rondom Den Bosch waren nog zo veel Franse soldaten, dat hij die weg niet durfde te nemen. Margaretha vindt het een veeg teken.
ijan de trompetter seijt last gehadt te hebbe om om over den bos naer Middachte te gaen maer dat de partije vande franse daer ontrent so sterck loope dat hij die wech niet en dorste neemen, ick vreese wij daer meer van sulle hooren, men spreeckt noch al van Een bataelije te slaen de heer almachtich wil sijn hoocheij bewaere en on liefve vaderlant bij staen,
Tot slot
Margaretha hoopt dat Godard Adriaan na zijn werk bij de Bisschop van MünsterBernhard van Galen weer terug is in Bremen en daarmee sluit ze haar brief af.
Dacht ze, want daarna komen er nog twee brieven van Godard Adriaan binnen waar ze nog op moet reageren. Het was handig geweest als die net wat eerder gekomen waren. Nu moet ze een lange ps schrijven.
ps naert schrijfve dees ontfange ick beijde uhEd aengenaeme vande 7 en vande 9 deeser wt breeme en wt kloppenburch, hadde die volckere vrij wat Eer gekoome waer goet geweest, [ben blijde het konsept]
geweest, ben blijde het konsept vande ackte uhEd vande h luchten= burchJonathan van Luchtenburg so wel gevalt, als hij mij die brenckt sal mijn beste doen se wel te trackteere wenstse al binne micke te hebbe want de mensche sijn so verijabel datter geen staet op te maecken is,
De zieke
Het is een drukte van belang bij Margaretha, want zelfs als ze denkt de ps al af te hebben, komt er nog een brief binnen: Van Ginkel is in Den Haag. Het gaat niet goed met hem, maar Margaretha is blij dat hij in Den Haag is, dan kan hij tenminste uitrusten. Zou ze niet ook een beetje blij zijn dat schoondochter Philippota nu voor hem kan zorgen? Of zou ze bang zijn dat daar weer kleinkinderen van komen?
so aenstonts bekoome ick schrijfe vande vrou van ginckel dat de heer van ginckel inde haech is maer heel niet wel, kan niet in hou de tschijnt sijn maech heel ontstelt moet sijn, de heere wil hem beeter schap geefve ist hem salich, ben blijde hij daer is kan nu wt ruste
Leek Margaretha in de vorige brief de wanhoop nabij, deze brief is de wanhoop tastbaar: als de Heer almachtig niet te hulp schiet, zijn allen verloren. Toch is er een klein wondertje: ze heeft drie brieven van haar man gekregen!
Soldatenleven
Het begint met de droevige staat van het Brandenburgse leger. Juist nu het zo nodig is, lijkt daar niet veel van over. Met het Staatse leger lijkt het niet beter gesteld. De staat is tergend traag. Nu zijn de milities aangeschreven dat de rekrutering van het leger voor 15 april gereed moet zijn. Dat is leuk bedacht, maar er wordt geen cent uitbetaald. Er zijn compagnieën bij die al meer dan een jaar niet uitbetaald zijn. Bij de cavalerie zijn ze drie à vier maanden achter met betalen. Daar verkopen ze zelfs hun laarzen om voer voor de paarden en brood voor zichzelf en hun familie te kopen. Die arme prins. Hij denkt met een goed leger voor de dag te komen, maar door de traagheid van de regering, zit hij met de gebakken peren.
[is,] de meliesie is aengeschreefve haer reekruijteerin te doen en sonder wtstel teegens den 15 April ge= =reet te sijn, men geeftse niet Een stuijver gelt daer sijn kompangie die 12 a 14 maende ten achter sijn de ruijterij is meest 3 en 4 maende ten achteren moeten alles versette wat sij hebbe tot haer steefvels in kluijs omt voer voor haer paerde en broot voor haer selfs vrou en kindere te kooppe, de heer van ginckel al wat hij grijpe en vange kan gaet tot betaelline vande kompangi, en de kantoore sijn op gepropt van gelt men seijt der meer als vier mielijoene kontant leijt tot betaelline vande meeliesi en daer komt geen ordere omt gelt wt te telle, tis meer als bedroeft de traecheijt die bij de reegeerine is, sijn hoocheijt is ongeluckich sal meene
Een leeger te velt te brenge het welcke te vreese staet door de wan betaelline so kompleet niet sal konne sijn
Godard Adriaan heeft gezegd dat ze misschien niet zo op “de vleselijke arm” moet vertrouwen12 Kronieken 32:8, in de statenvertaling en in moderne taal. Ofwel: vertrouw minder op het leger en meer op God.
uhEd seijt heel wel dat wij so seer niet op de vleeslijcke arm moete sien vreese wij dat te veel gedaen hebbe en noch doen dat dat almeede oorsaeck is dat godt de heere die en onse wapene niet en seegent, den
De Heer geeft, de Heer neemt
Uit Amerongen is er verder geen nieuws, alleen de schoorsteen van de keuken is omgevallen, maar de planten en de tuinen zijn nog in goede staat, zelfs de beelden staan er nog. En ze heeft nog een nieuwe uitspraak van de intendant Robert tegen secretaris Van den Doorslagh. Op de vraag hoeveel geld er nodig was om het huis te bewaren, gaf hij als antwoord dat het huis sowieso moest branden.
[van sal segge] de seeckreetaris is hier seijt de muere vant boove en beneede huijse noch vier kant staen alleen dat de schoorsteen vande keucke opt booven huijs ingevalle is, voort al de plante en hoofve sijn noch in EsseIn esse zijn: in goede staat zijn tot de beelde inde hof staen noch wel, macht maer so blijfve, [want so]
Ze moeten maar een voorbeeld nemen aan Job, hij verstaat als geen ander de kunst om lijden, pijn, tegenspoed, of enige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen. Daarnaast vertrouwt ze erop dat God genoeg middelen geeft om hun huis weer op te bouwen en bidt ze om ooit een huis in de hemel te hebben dat door geen mens afgebrand of afgenomen kan worden.
[vorste teegens sijn koninck op hitste,] in soma het ongeluck heeft ons gedient, wat sulle wij doen al met den verduldige2Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt. jopt segge godt gaf god nam de naeme des heere sij gepreese3Job 1:21, in de statenvertaling en in modern Nederlands ist sijn godlijcke wil heeft middele genoech omt ons weer te geefve so niet moete wij vretrouwe en bidde Een huijs inden heemel te hebbe dat ons van geen mensche kan gebrant of genoome worde, [ick kan niet segge of dencke of dit]
Een geluk bij een ongeluk is dat mensen nu minder kwaadspreken over Godard Adriaan. Ze hielden hem verantwoordelijk voor de dure mislukking van de Brandenburgse veldtocht. Maar nu ze zien dat hij alles is kwijtgeraakt, zijn hun stemmen verstomd.
Orde op zaken
Het uitbetalen van het geld voor Godard Adriaans werk blijft moeizaam. Er liggen ordinanties klaar, er zijn ordinanties aangevraagd, maar er gebeurt niets. Margaretha moet maar weer zelf naar Amsterdam om het te regelen. Als wat van de laatste 6000 gulden uitgegeven is, heeft ze nauwkeurig genoteerd en stuurt ze mee als een Memorie. Ze doet het zo zuinig mogelijk aan, maar het was een zware periode. Gelukkig is iedereen weer beter. Kennelijk heeft Godard Adriaan voorgesteld dat ze met de hele menage naar Duitsland komt. Ze lijkt er niet afwijzend tegenover te staan, maar ze denkt dat ze haar schoondochter niet mee krijgt. Van Ginkel heeft nu ook aan de stadhouder gevraagd of Godard Adriaan thuis mag komen, maar ook tegen hem is gezegd dat hij moet wachten tot de Graaf van Waldeck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg terug is.
[geen tijt tot de derde te setten,] ick ben van meen =nine int lest vandeese weeck selfs naer Amster =dam te gaen om te sien wat ick van hem sal konne krijge, sal uhEd met de naeste post Een mee =moorije sende wat ick wt de ontfangene ses duijs= sent gulde heb betaelt dit alles volgens uhEd ordere, daer niet of weijnich van over is gebleefe ick lech hier alles so naeu aen alst Eenichsins moogelijck is maer heb al de winter een seer swaere meenaesge5Menage: huishouding, maar ook zuinig beheer der inkomsten gehadt, al de siecke sijn de heere sij gedanckt weer wel, de heer van wellant drijcht6Dreigen is hier in de betekenis van talmen naer seelant te gaen en blijft al, ick sal geen swaericht maecke om naer duijtslant te gaen maer geloof de vrou van ginckel daer beswaerlijck toe sou konne reesolveere , de heer van ginckel heeft sijn hoocheijt wt mijne naem verlof versocht voor uhEd om Een keer herwaerts te mooge doen die hem seijde uhEd tot de weerkomste vande
graef van waldijck daer sou moete blijfve,
Weinig hoop van leven
Margaretha is ook weer naar Rotterdam geweest om de vrouw van Wulven7Anna van Renesse van Moermont op te zoeken. Daar gaat het niet goed mee, de dokters hebben haar opgegeven. Helaas is haar man8Hieronymus van Tuyll van Serooskerken nog in Utrecht, want hij zit klem in de Franse mangel. Haar broer zit weliswaar in Amsterdam, maar die komt haar ook niet bezoeken. Ach, die vijf arme kinderen…
[niet anders te sechgge valt,] ick ben gistere alweer bij de vrou van wulfve tot rotterdam geweest die ick so sooberen9Sobere staat: zwakke, flauwe staat staet heb gevonde en gelaete dat de docktoore segge datter weijnich hoop van leefve is, haer man blijft of is noch te wttrecht de heer vander A10Frederik van Renesse van Moermont haer broer tot Amsterdam en komt ock bij sijn suster niet mij jamert haer vijf kleijne kinderen, de heer wilse Een genaedige wt komste geefven, [den heere schade verte]
Verduldig: De eigenschap of gezindheid bezittend om lijden, pijn, tegenspoed, of eenige andere onaangenaamheid met kalmte en zonder opstandigheid of klagen te kunnen verdragen; lijdzaam, geduldig, berustend. Vooral in religieus verband waarbij het lijden dat iemand overkomt als een goddelijke beschikking en beproeving wordt gezien waarvan het kalm verdragen als een zedelijke deugd geldt.
Het begint inmiddels een beetje traditie te worden: ook deze brief opent weer met Margaretha’s klachten over de trage post. Ze heeft nu net pas Godard Adriaans brief van 12 februari ontvangen. Ook deze brief, die ze nu schrijft, zal er uiteindelijk bijna een maand over doen om aan te komen. Bisdommer zweert dat hij zijn best doen om alles zo snel mogelijk te bezorgen, “datter sijn leefven aen hinck”. Dat zijn leven er van af hangt zou best nog wel eens kunnen. Inmiddels begint stadhouder Willem III ook te klagen over de te trage post en hij staat in het leger bekend als een man die weinig geduld heeft voor mensen die hun taak verzaken.
Godard Adriaan komt terug! Hopelijk…
Erg lang blijft Margaretha niet bij de posterijen hangen. Er is namelijk reden voor blijdschap en hoop: Godard Adriaan heeft aangegeven terug te willen komen naar de Republiek! Hopelijk keurt Willem III dit goed. Zoon Van Ginkel heeft een afspraak met de stadhouder gemaakt om dit én de aanhoudende dreiging bij het kasteel te bespreken.
Geruchten over de brand
Nog niemand heeft het Margaretha direct verteld, maar het gonst in heel Den Haag van de geruchten. Het schijnt dat de Fransen haar kasteel aan vier hoeken aan hebben gestoken en dat het twee hele dagen gebrand heeft. De lokale boeren hebben nog geprobeerd het te redden met hun laatste rooie centen, maar helaas, het heeft niet mogen baten.
[sijn hoocheijt het selfve sal toestaen] de heer van ginckel is wt, om sijn hoocheijt daer over1Over de mogelijke thuiskomst van Godard Adriaan te spreecke alsmeede weegens onshuijs te Ameronge daer gistere den heelle haech vol van is geweest en aen verscheijde geschreefve is dat de franse het selfve aende vier hoecke soude aen brant gesteecke hebbe, dit soude voorleeden dijnsdach227 februari 1673 was een maandag, dus het huis is dinsdag 21 februari 1673 in brand gestoken. al geschiet sijn so geseijt wort en dat onse arme boore noch wt haer armoetge twee duijsent gul tot behoudenis va vant selfve soude gepreesenteert hebbe, dat dat niet helpe kost het soude twee dage brant hebbe, en niemant schrijft mij Een woort hier van dat mij doet hoope het niet waer sal sijn den heer vande haechgedoorn seijt dat dat den rentmeester Euwijck3Rentmeest Ewijk van wttrecht koomende seijde het brande, den jonge vermeer heeft het ock aende soons soon vande profeser voetsius4Gijsbert Voetius geschreefve ock ist aende heer van rhijnswou5Johan van Reede van Renswoude en meer andere geschreefve, en niet Een woort aen mijn daer ick mij niet genoech van kan verwondere en weet niet wat ick dencke sal hoe
Niemand heeft haar een woord erover geschreven of iets tegen haar gezegd, dus misschien is het niet waar? Margaretha verkeert ernstig in de ontkenningsfase. Maar ja, wie zou dat niet zijn? Het huis, waar zij en Godard Adriaan tientallen jaren aan hebben gewerkt om het zo mooi mogelijk te krijgen, is niet meer. Ze is gewoon ziek van de stress. Zou God haar straffen? Als dat het geval is wil ze deze straf overwinnen en er als beter mens uit komen.
wel ick dit langenoech gehoort en sien koome heb heeft het mij so gealtereert6Altereren: veranderen, verouderen en ontstelt7Ontstellen: verschrikken, maar ook iets ontredderen dat ick der half sieck van ben doch wil noch al hoope het niet waer sal sijn en alst al so is moet ick dencke het de wel ver diende straffe van mijn sonde sijn godt biddende ick hier door van soude mach gebeetert worde hoope de heer almachtich sal geefve uhEd hier in ock geduldich sult sijn en dencke worde wij hier daer door van godt besocht dat hij hondert midlen heeft om ons weer te seegenen alst sijn godlijcke wil is, so niet sijne wil geschiede hij doet met ons naer sijn wel behaechgen, [de vrou van wulfveheeft]
Ziekte in de familie
Ook binnen de familie gaat het niet goed. Haar eigen gezinnetje is gelukkig weer helemaal, maar elders in de familie gaat het wat minder goed. Anna van Renesse van Moermont, de vrouw van Godard Adriaans neef, de heer van Wulven, is ernstig ziek geworden. Ze heeft last van hevige koorts en flinke diarree. Morgen gaat Margaretha op ziekenbezoek naar Rotterdam, om haar aangetrouwde nicht en haar vijf kindjes te zien.
[naer sijn wel behaechgen,] de vrou van wulfve8Anna van Renesse van Moermont heeft mij vandaech ock laeten segge dat sij Een kontin weele koorts met Een swaere loop9zware loop: diarree heeft ick sal merge met godtshulp naer rotterdam gaen om te sien hoet met haer is, dat sij quam te sterfve wat sou ick doen sij sit te rotterdam met haer vijf kinderen de heer van wulfve10Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken is te wttrecht de vrou van sandenburch11Nicola van Baexem is ock naer wttrecht toe, in soma12In somma: kortom ick hoope de heer almacht haer beeterschap sal geefve en int leefve behoude , [den heere van]
Ook schrijft Margaretha dat de heer van Heeze en Leende weg bij het garnizoen is omdat zijn vrouw, een nicht van Godard Adriaan, zo ziek is. Het is de vraag hoeveel leden van de familie van Reede het Rampjaar gaan overleven.
Nog een brandschatting
Of het nog niet erg genoeg is dat Amerongen afgebrand is, nu krijgen zoon Godard en Philippota bericht uit Gelderland, dat ze een brandschatting voor Kasteel Middachten moeten betalen. Hun zoon gaat nog aan zijn vader schrijven, maar Margaretha stelt toch Godard Adriaan alvast op de hoogte. Met dit slechte nieuws er ook nog eens bij is het nog belangrijker dat hij snel thuis komt.
Stadhouder Willem III heeft gezegd Godard Adriaan te gaan schrijven, maar met de trage post is dat nog wel even duren. De stadhouder vraagt of Godard Adriaan wil blijven, tot Generaal Waldeck bij de keurvorst aangekomen is… Alles gaat zo traag, terwijl Margaretha het liefst haar echtgenoot nu al aan haar zijde had. Het tweede fragment lijkt op de afbeelding kleiner geschreven, maar Margaretha heeft haar briefpapier een kwartslag gedraaid, waardoor ze nu in de breedte schrijft. We hebben hier de grote van afbeelding aangepast aan de breedte van dit weblog.
[kontiniweelle koorts,] de heer van ginckel heeft ock van sijns vrous goet wt gelderlant vandaech geen goede tijdin gekreechge daer willense al meede gelt hebbe, twijfele niet of hij salt uhEd schrijfve alsmeede dat hij sijn hoocheijt niet heeft
konne spreecke maer so ick hoor heeft sijn hoocheijt uhEd self ge= schreefve en versocht de wijle uh hij van meeninge is den graef van waeldijck13Georg Frederik van Waldeck-Eisenbergaen de keurvorst te sende dat uhEd noch so lange daer sout blijfve, ick verlan wel naer des selfs overkomste en sal bekomert sijn hoe hij sonder peerijckel14Perikel: dreigend gevaar, hachelijke toestand wel overkoome sal, de heer almachtich wil uhEd op alle sijne weechge bewaeren met gesontheit bij ons bren ge dit bid en wenst van harte
Mijn heer en lieste hartge
UhEd getrouwe wijff MTurnor
P.S. Een gewaagde ontsnapping
In haar PS belooft Margaretha aan achterblijvers in Utrecht te schrijven om haar op de hoogte te houden. Margaretha en familie zijn niet de enige mensen die een enorm boete opgelegd gekregen hebben door de Fransen. Ook de heer Pieter Ruijsch lijdt onder de Fransen. Zijn vrouw en kinderen waren gevlucht en daar stond een geldstraf op van wel 42.000 guldens! In betalen had Ruijsch geen zin, dus heeft hij zichzelf Utrecht uit gesmokkeld met een slimme verkleedtruc.
ick schrijf nog van deesen avont naer wttrecht datsij mij met den Eerste souden schrijfve hoet met Ameronge staet den heer pieter rhuijs15Pieter Ruijsch, geëligeerde in de Staten van Utrecht ist in schipper of vissers kleere ontkoome en te Amsterdam bij sijn vrou en kindere gearijveert de franse binne wttrecht wilde van hem voor sijn vrou en kindere en sijn vrous voor kindere twee en veertich duijsent gulde hebbe
1
Over de mogelijke thuiskomst van Godard Adriaan
2
27 februari 1673 was een maandag, dus het huis is dinsdag 21 februari 1673 in brand gestoken.
3
Rentmeest Ewijk
4
Gijsbert Voetius
5
Johan van Reede van Renswoude
6
Altereren: veranderen, verouderen
7
Ontstellen: verschrikken, maar ook iets ontredderen
8
Anna van Renesse van Moermont
9
zware loop: diarree
10
Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken
11
Nicola van Baexem
12
In somma: kortom
13
Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg
14
Perikel: dreigend gevaar, hachelijke toestand
15
Pieter Ruijsch, geëligeerde in de Staten van Utrecht
Margaretha zit nog steeds met twee doodzieken in huis: de keukenmeid en de jongen. Ze zijn nog steeds buiten hoop van leven. De jongen dolt zo dat hij nauwelijks in bed te houden is. ‘De Heere wil ze geven wat zalig is’, verzucht ze.
Nieuws uit Amerongen
De intendant van Utrecht, Louis Robert, heeft de secretaris van Amerongen naar Den Haag gestuurd met een dreigende boodschap. De intendant heeft opdracht gekregen om het Huys in Amerongen op te blazen, tenzij Margaretha 3000 gulden contant betaalt. De secretaris heeft ook een brief van Abraham van Wesel bij zich, advocaat van het Hof van Utrecht. De secretaris en Van Wesel denken beiden dat de Fransen wel met minder genoegen zullen nemen. De secretaris denkt dat 2000 gulden ook wel genoeg is, maar weet ook zeker dat als Margaretha dat niet betaalt, ze het plan om het huis te laten springen uit zullen voeren.
de seeckretaris van Ameronge is hier van den inten =dant robbert die te wttrecht is gesonde om mij te sege dat hij last heeft omt huijs te Ameronge te doen springe ten waere men met hem wilde ackordeer en soude hem met Een som van drije duijsent gul kontant laete kontenteere, de seckretaeris seijt en den heere weesel schrijft sij geloofve hij met minderwel te vreede sou sijn ija so de seekretaer meent wel met twee duijsent gul sij beijde meene ick dit hoorde te geefve sondert welcke ongetwijfelt so sij segge sij tot de Exsekusie sulle voort gaent, dat mij int binenste van mijn hart sou jamere en seer doen, weet niet wat ick doen
Margaretha komt gelijk bij de kern van haar dilemma: als ze nu geld geeft, willen ze snel weer geld, want ze hebben geld voor de oorlog nodig. Bovendien is voor de Fransen geld net zo schaars als voor haar.
[sou jamere en seer doen,] weet niet wat ick doen
sal tot konservaesi van mijn huijs sou ick veel doen en meer als ick kan, maer vreese alsmen nu al gelt geeft dat het in korte alweer te doen sal sijn, want sij wille gelt hebbe, dat bij mijn ock so wel als bij haer schaers is, ick ben hier seer in bekomert
Compassie
Margaretha besluit om op het gemoed van de Fransen te spelen. Ze stuurt de secretaris terug met de boodschap dat ze alles wat Godard Adriaan en zij bezitten in handen hebben en dat ze daar nu geen inkomsten van hebben. Voor wat extra dram voegt ze toe dat ze zelfs niet genoeg heeft om zelf van te leven. Als kers op de taart hoopt ze op de goedertierendheid en de compassie van Lodewijk XIV. En ze spreekt de Fransen ook aan op de praktische consequenties: als het goed (het kasteel) in brand gestoken wordt, dan hebben ook de Fransen er zelf ook niks meer aan. Tot slot stelt ze ook een eigen eis: als ze betaalt, dan wil ze ook de garantie dat er niks beschadigd wordt.
heb de seeckretaris die merge weerom gaet belast te segge dat hij mij gesproocken heeft en dat ick seg, sij al het onse in haere hande hebbe daer ick als waer is niet Een stuijver van kan trecke dat mijn goet so bedurfve is dat ick selfs niet heb om van te leefve daerom ick geen gelt heb en niet kan geefve, dat ick hoop de goedertierenheijt vande koninck so groot sal sijn en ock sijn kompassie, dat sij sulle bewoo =ge worde van sulcks niet ter Exsekusi te stelle daer sij niet int minste vande konne proofijteere, en alsmen al wat sou geefve, of sij mij soude kone verseeckeren dat mijn huijs int toekoomende niet soude beschadicht worde, sal hierop het antwoort vande seeckretaris verwachte ent voort de heer almachtich beveelle in wiens hande alles staet hij heeft het ons gegeefve hij kant ons neeme als sijne godlijcke wille is, ick kan niet segge hoe bedroeft ick ben, als wij ons
Geld
Het probleem om aan geld te komen is reëel: ze heeft nog steeds het duplicaat van de ordinantie niet, dus er wordt nog steeds niet uitbetaald. Ze verwacht dat dat deze week geregeld is, maar dan moet ze de ontvanger nog overtuigen haar het geld daadwerkelijk te geven. Zodra dit gelukt is, zal ze gelijk een verzoek tot een volgende uitbetaling doen. Margaretha is niet de enige met geldproblemen: de compagnie van Van Ginkel is ook al drie maanden niet betaald. Kortom, het is niets dan misère.
uhEd kan niet geloofve hoe schaers het gelt is, de heer van ginckel is sijn kompangi bij de drij maende ten achtere van sijn tracktement krijcht hij niet, in soma tis niet als miseerij, [de luijde]
De oorlog
De mensen beginnen ook de stad weer uit te vluchten, de angst voor vriesweer is nog steeds groot. De Franse troepen in Utrecht komen weer in beweging, dus daar staat wat te gebeuren, en ook de Prins van Oranje schijnt nog een plan te hebben. Het vervelende is dat het weer zo ‘wankelbaar’ is, dat er nauwelijks iets te plannen is.
[hij niet, in soma tis niet als miseerij,] de luijde vluchte weer van hier met gewelt nu weer be= gint te vriesen, hoope het niet aenhoude sal, in en ontrent wttrecht treckense weer seer veel volck ock Eenige ruijterij, men vreest sij weer Eenich de seijn op hande hebbe, daer wij voor moete schricke want het geluckt haer meest wat sij beginne ist niet al int geheel altijt ten deelle, [nu begint]
Er is goed nieuws gekomen uit Keulen! Men zegt dat de troepen van de Keurvorst 3000 Münstersen verslagen zouden hebben! Margaretha hoopt maar dat het waar is.
Venijn
Het venijn zit in de staart. De secretaris heeft gezegd dat intendant Robert een lijstje heeft met huizen die hij wil laten springen. Op dat lijstje staan vijf huizen en Amerongen is erbij! Daarnaast worden Zuilesteyn, Moersbergen, Hindersteyn en een huis dat ze zich niet kan herinneren genoemd.
Kasteel-Roghman-achterkant
Kasteel Amerongen, reproductie van tekening van Roeland Roghman, 1646-1647, Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort / 030751
Moersbergen-Doorn
Tekening van Kasteel Moersbergen, anoniem ca 1665, Collectie Het Utrechts Archief
Zuylestein-Leersum
Prentbriefkaart van foto van Kasteel Zuylestein, 1900-1905, Collectie Het Utrechts Archief
Hindersteyn-Langbroek
Tekening van Kasteel Hindersteyn, anoniem ca 1665, Collectie Het Utrechts Archief
Er schijnen ook huizen veilig te zijn: Renswoude, Schonauwen, Hardenbroek en Groenewoude. Laten dit nu net allemaal huizen zijn waar familie van Johan van Reede van Renswoude woont! Zijn zoon Frederik woont op Schonauwen, dochter Jacoba is getrouwd met Hendrik Gijsbert van Hardenbroek en Groenewoude is net door dochter Mechteld gekocht voor haar zoon Gijsbert Johan van Hardenbroek. En dan schijnt ook nog dat Gilles Sautijn bemiddeld heeft. Zouden de roddels dan toch waar zijn? Margaretha had eerder gehoord dat Sautijn buskruit aan de Fransen had verkocht en ze had Van Reedes van Renswoude ook al aan Sautijn gelinkt…
de seeckretaris seijt dat den intendant 5 huijse op sijn briefge heeft om te doen springe alst huijs te Ameronge suijlisteijn moersberge hindersteijn het ander is mij ontgaen, rhijnswou schoonouwe hardenbroeck en groenewou dat de maijoor hardenbroeck lest gekocht heeft sijn so geseijt wort door reeckomandasi van Arlinton , en soutijn van Amsterdam vrij
Renswoude-Renswoude
Kasteel Renswoude, prentbriefkaart naar tekening, 1910-1915, Collectie Het Utrechts Archief
schounauwen-houten
Kasteel Schonauwen, Roeland Roghman, 1646-1647, Collectie Teylers Museum
Hardenbroek-Driebergen-Rijssenburg
Kasteel Hardenbroek, anonieme tekening, begin 20e eeuw, naar een tekening uit 1694, Collectie Het Utrechts Archief
Groenewoude-Woudenberg
Gezicht op huis Groenewoude, gezien vanuit het oosten, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1650. Collectie Rijksmuseum
NB De brief is niet in de juiste volgorde gescand. Leesadvies: 23 rechts, 24 links, 26, 27 links, 24 rechts, 25 links.
Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:
Een onderwerp dat vaak tussen neus en lippen door voorbij komt in Margaretha’s brieven, zijn de verhalen over familieleden. Soms heeft ze het welbewust over een neef of nicht, maar soms moet je het maar net weten. Zoals ze haar zoon en schoondochter de Heer en Vrouw van Ginkel noemt, zo worden andere familieleden ook genoemd. De familierelatie is dus lang niet altijd duidelijk. Soms is het ook zo dat ze mensen neef of nicht noemt, waarbij je geen idee hebt waarom. In ons 21e-eeuwse wereldbeeld zouden we het op zijn gunstigst over een achterneef of -nicht hebben, maar vaak zelfs niet eens meer weten dat het familie is.
In deze brief komen drie familieleden voorbij: de Heer van Wulven, de Heer en Vrouw van Heeze en Leende en Neef van Reede.
Heer van Wulven
In een eerder deel van deze brief, Gruwelen, wordt de Heer van Wulven genoemd, dit is Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, de oudste zoon van Godard Adriaans zus Cornelia Elisabeth.
Neef van Reede
Het belangrijkste verhaal in deze brief is over de Neef van Reede: hij is overleden. Het doet Margaretha leed dat hij is overleden, ook al heeft ze hem niet gekend. Ze vindt het vooral jammer voor Godard Adriaan, die met hem een goede vriend aan het hof van de keurvorst verliest. Ze hoopt dat Godard Adriaan snel nieuwe mensen vindt die hem daar behulpzaam kunnen zijn. Tussen de brieven van Margaretha zitten ook twee brieven van Diederik van Baer, die getrouwd is met de zus van de neef. Hij schrijft Godard Adriaan aan over de mogelijke erfenis.
[goederen in seelant konfiskeere,] de doot van ons neef van reede doet mij van harte leet en vrij leeder hoewel hem niet gekent heb als
so ick sien kan Eimant van sijn naeste vriende die mijns oordeels daer niet veel swaericheijt in maecke, dae voor mijn om dat uhEd so veel daer aent hof sende aen verliest de heere hoope ock sal al weer goede vriende en harte verwecke die uhEd behulpsaem sulle sijn
Kennelijk heeft de neef ooit van de Keurvorst een stuk land in Pruissen gekregen, maar dat eist de Keurvorst weer terug. Margaretha snapt het niet helemaal. Hij had het toch in eigendom gekregen? Hoezo wil de Keurvorst het dan terug? Het is nu vooral de vraag of Godard Adriaan tijd en geld moet steken in een stuk land in een gebied waar ze niemand kennen die er naar om zou kijken. Bovendien is het nu oorlog en zijn ze waarschijnlijk toch al alles kwijt. Of Godard Adriaan dat maar wil overwegen voor hij verantwoordelijkheden op zich neemt.
Carel van Reede van Drakestein, de opperschenker
De bewust neef is Carel van Reede van Drakestein. De tak Drakestein komt voort uit de tak Nederhorst. Deze Carel is een kleinzoon van een broer van Godard Adriaans opa. Een erg verre neef dus. Maar ook verre neven kunnen goede neven zijn, juist in den verre. Carel heeft Godard Adriaan erg geholpen tijdens de start van zijn verblijf in Berlijn. Hij kende het hof van de Keurvorst goed, want hij was daar opperschenker.
Een opperschenker was in de middeleeuwen de voorproever die ervoor zorgde dat de vorst niet vergiftigd kon worden. Om te zorgen dat hij zelf niet vergiftigd werd, hield deze opperschenker natuurlijk goed toezicht op met name de wijn en het schenken van de wijn, maar ook in de keuken in het algemeen. Ten tijde van Carel was de opperschenker verantwoordelijk voor de wijnkelders en bij afwezigheid van de hofmaarschalk ook voor de keuken en de tafel. Helaas weten we verder erg weinig over deze Carel.
De heer en vrouw van Heeze en Leende
Aan het eind van de brief vertelt Margaretha dat de heer van Heeze en Leende langs geweest zijn. Anna Margaretha van Randwijck, de Vrouwe van Heeze en Leende is een nichtje van Godard Adriaan. Ze is de dochter van zijn zus Catharina. Net als Neef Welland is zij ook vroeg wees geworden en mogelijk hebben Godard Adriaan en Margaretha haar ook opgenomen. Ze trouwde jong, ze was negentien, met de weduwnaar Albert Snouckaert van Schauburg. Hij had in 1659 het vervallen kasteel Eymerik gekocht in het katholieke Brabant en bouwde daar met architect Pieter Post een nieuw kasteel: Kasteel Heeze.
Over het bezoek zelf laat ze vrij weinig los, alleen dat Albert en Anna Margaretha graag naar Vlaanderen willen. Waarom is niet duidelijk.
Ziekenboeg
Gelukkig liggen er geen familieleden meer in de ziekenboeg. De update in huis gaat over Warnaar, de koetsier die dood is, keukenmeid Dorit die buiten hoop van leven is net als lakei Arend. Met die laatste is het zwaar gesteld: hij heeft een razende koorts en is bijna niet meer aanspreekbaar. Moge de Here ze maar snel tot zich nemen, zowel wat betreft de ziel als wat betreft het lichaam. Wie dood is, mag zich gelukkig prijzen…
[noch aen,] warnaer de heer van ginckels koets =sier is voorleede sondach gestorfven mijn doorij =te onse kockmeijt leijt buijten hoop van leefven so doet ock Arent de lackeij vande vrou van gincke se sijn al meest in Een raesende koorts en meest buijten verstant de heere wil haere sielle genadi sijn, ick doeder so naer den lichaeme als naer de sielle so veel bij alst doenlijck is moetse voort in de hande des heere beveelle inde welcke wij alle staen, die wel inden heere gestorfve is, is wel geluckich [want wie siet noch het Ent van deese]
Aan het eind van de brief voegt Margaretha een hele korte update van de overige zieken in het land toe: de oude Rijngraaf, Frederik Magnus van Salm is tot stervens toe krank. Margaretha weet kennelijk nog niet dat hij de dag voor ze haar brief schrijft is overleden. Er is ook een stralend lichtpuntje: Amalia van Solms is beter.
[pamphiel sijn proses wille maecke,] den oude rhijngraaf is heel kranck tot sterfens toe, Mevrou de prinses is beeter, [den heer]
Sorry
De brief is wat langer uitgevallen dan Margaretha gewild had. Dus houdt ze de ondertekening maar kort: MT en geen ps.
, dees is wat langer gevalle als gemeent hadt sal blijfve
De vermiste brief van Godard Adriaan van 26 december is binnen! Net als eentje van 6 januari. Wat is Margaretha blij, maar ook teleurgesteld over de tijd die verstrijkt terwijl de brieven onderweg zijn. De ene brief heeft er 27 dagen over gedaan en de andere 16 dagen. En dat in een periode dat er zo veel gebeurt! Margaretha is duidelijk opgelucht dat haar man niet ziek is geworden, na al die vermoeienissen van het reizen.
De zieken
Margaretha begint haar brief met een overzicht van de ziekenboeg. Van Ginkel is, de Here zij gedankt, beter! Warnaar, Van Ginkels koetsier, is gisteren overleden. De lakei (kamerling) begint beter te worden en de koksjongen is ook beter aan het worden. Helaas gaat het met Arend, de lakei van Ursula Philippota niet goed: dodelijk krank, net als Dorit de keukenmeid. Het zit ook allemaal niet mee.
[van de winter so gesont spaert] de heer van ginckel is ock de heere sij gedanckt weer wel, maer warnaer sijn oude koetsier is gistere mergen overleede sijn kamerlin begint te beetere als ock de koxs jonge, Arent de vrou van ginckels lackeij leijt dootlijck kranck als ock doorijte mijn kockmeijt de heer Almachtich besoeckt1Bezoeken: met rampen treffen mij wel met siecke in huijs, dan sijne wille moet in alles geschiede,
Een goed voorziene voorraadkast
Gelukkig zijn er ook leukere onderwerpen om over te schrijven. Uit zijn brieven blijkt niet alleen dat Godard Adriaan gezond is, hij zorgt ook goed voor zichzelf. Margaretha is blij te horen dat hij goed voorzien is van specerijen, kandij, broden suiker, en kanariesek. Kennelijk heeft Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach dit bij Godard Adriaan bezorgd, want Margaretha is hem zeer erkentelijk.
dat uhEd so wel van speeserij kandij broode suijcker en van kanaerijseck2Canary Seck versien is, is mijn lief wij hebbe wel oblijgasi3Obligatie: verplichting, schuld aenden heer geene rael maijoor Eller4Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach , [hadde wij wat vande seck hier sou teege]
Broden suiker zijn geen suikerbroden. Suiker werd in de 17e na het raffineren5Dit raffinageproces wordt ook beschreven in het gedichtje onder de afbeelding, gezooden komt van zieden: koken in puntige vormen gegoten. Zo ontstonden vaste kegelvormen van suiker, die broden genoemd werden. Thuis kon je dan van zo’n brood de suiker af raspen of schaven die je nodig had.
Canary Seck?
De kanaerijseck waar Margaretha het over heeft is Canary Seck of Sack. Een zoete wijn van de Canarische eilanden. Hij werd tot ongeveer 1800 ook in Nederland geïmporteerd tot het verdreven werd door Port en Madeira. Shakespeare noemt het ‘de wijn die het bloed parfumeert’ (Henry IV, twee achte, scene 4). Er is veel over de Canary Seck te vertellen, Margaretha zou het vooral willen hebben omdat het goed is voor haar schoondochter, die waarschijnlijk snel weer in de kraam is.
Ze valt van de ene in de andere zwangerschap: de keurvorstin is inmiddels van een zoon, Karel Filip, bevallen. Margaretha is vol bewondering over haar. Deze Dorothea Sophia van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg had de gewoonte om met haar man mee op veldtocht te gaan. Karel Filip wordt dan ook in Bielefeld geboren, waar op dat moment de Brandenburgse troepen zich bevinden. Volgens Margaretha moet ze wel een erg sterke “conplexie” (gestel) hebben om zo mee te reizen.
Met een andere vorstelijke dame gaat het minder goed. Amalia van Solms leeft nog steeds. Soms gaat het beter, soms gaat het slechter, veel vertrouwen in een goede afloop is er niet.
[Eller ,] hadde wij wat vande seck hier sou teege de kraem vande vrou van ginckel wel te pas koo =men dan daer is geen raet toe hoope se uhEd ock goet sal sijn, de keurvorstin is geluckich naer sulcke lange reijs so geluckich geleege te sijn en dat noch so wel op haer gemack t moet Een
vrou van seer stercke konplexsie6Conplexien: gestel. Senuwen conplexien = zenuwgestel weesen, haer hoochg de prinses van oransge7Amalia van Solms blijft ock al in Eene staet den Eene dach wat beeter en dander weer Erger men gelooft het Ent de doot sal sijn,
Sijn Hoocheijt
De Prins van Oranje zit ook wat klem. Hij schijnt iets van plan te zijn, maar Margaretha ziet het niet voor zich: al het land staat onder water. In het dilemma over de veroordeling van Pain et Vin stelt hij zich Ruttiaans op: hij vraagt van iedereen advies, maar houdt dat geheim. Niemand gelooft dat het goed af zal lopen voor Moïse Pain et Vin.
1
Bezoeken: met rampen treffen
2
Canary Seck
3
Obligatie: verplichting, schuld
4
Wolfgang Ernst von Eller zu Laubach
5
Dit raffinageproces wordt ook beschreven in het gedichtje onder de afbeelding, gezooden komt van zieden: koken
De laatste brief die Margaretha van Godard Adriaan heeft ontvangen, heeft ze op 9 januari beantwoord. In de tussentijd heeft ze geen nieuwe brieven van haar man binnengekregen. Ze blijft trouw schrijven, maar maakt zich wel zorgen.
Komt Van Ginkel thuis?
Van zoonlief heeft Margaretha wel brieven ontvangen. De heer Van Ginkel schrijft dat zijn gezondheid sterk verbeterd is. Hij is met een koets vertrokken en wacht op het jacht dat hem op komt halen in Brussel. Margaretha verwacht dat hij onderweg is, maar het heeft de afgelopen week ontzettend hard gestormd…
[staen t kost niet voort,] de heer van ginckel schrijft sijn gesontheijt so toe genoome te hebbe dat hij met Een koets wtgereede heeft dat hem wel bekoome is en wachte maer opt jacht dat van rotterdam gist gistere acht dage al naer bruijsel al af gevaeren is om hem te haelle so dat niet twij= =fele of hij is op wech, maert heeft deese weeck heel seer gestormt tot deesen dach toe en nu heeft hij vlack inde wint dat mij bekomert[, alsmeede niet]
Amalia en Albertine Agnes
Amalia van Solms, weduwe van Frederik Hendrik van Oranje, is ontzettend ziek. De doktoren hebben weinig hoop, schrijft Margaretha. De prinses van Oranje is verkouden, hoest en heeft aanhoudende koorts. Haar dochter Albertine Agnes van Nassau, de weduwe van de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau-Dietz, ‘wort verwacht’, aldus Margaretha.
[in gesontheijt,] haer hoocheijt Mevrou de prinses van oransge1Amalia van Solms is, Etlijcke dagen herwaerts heel doot lijck kranck geweest ijae so dat de docktoore weij nich hoop vande leefve hebbe, veroorsaeckt wt Een
groote verkoutheijt met hoest en kontiniweelle koorts en alledaech swaere verheffine van koorts die met koude aenkomt, de prinses van vrieslant2Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solms wort verwacht[, voort verlanckt me]
Ziekte, dood en verderf in het leger
Uiteraard besteedt Margaretha ook weer aandacht aan het oorlogsnieuws. Zoals altijd is de hamvraag: waar blijven de Duitse troepen? De gardes van de prins van Oranje begeven zich in ieder geval in Den Haag, het regiment van Van Ginkel te Gorinchem, dat van Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam, van Frederik Hendrik van den Boetzelaer te Leiden en van Joan Teding van Berkhout te Rotterdam. Gelukkig bevindt zoonlief zich op het moment niet bij zijn regiment, want in Gorinchem zijn veel militairen aan de rode loop. In Holland staat alles onder water, waardoor wegen onbruikbaar zijn geraakt. Daarbij komt dat er bij Amsterdam door de zware wind een dijk is doorgebroken, waardoor veel ruiters te paard van de compagnie van Gerard Bernhard von Pöllnitz zijn verdronken. En er zijn nog meer doden te betreuren: de heer van Herne, Adriaan Reinhard van Reede, is aan de legerziekte gestorven. Margaretha vreest dat er nog veel meer militairen ziek gaan worden.
[vrieslant wort verwacht], voort verlanckt me hier seer te hoore waer de duijtse troepees sijn de gardees van sijn hoocheijt legge hier inde haech het reegement vande heer van ginckel te gorckom dat van obdam3Jacob van Wassenaer Obdam te Amsterdam van lange =raeck4Frederik Hendrik van den Boetzelaer is noch te leijden ingenoomen, van slijdrecht5Johan Teding van Berkhout te rotterdam, daer over al groote quantiteijt van hooij en haver voor op gedaen is, men seijt te gorckom seer veel siecke aende roode loop is, het staet hier in hollant over al so int water datter geen weege sijn te gebruijck daer bij komt datter ontrent Amstendam door de swaere wint Een dijck is door gebroo =cke, waer door veel ruijters met haer paerde vande kompangi vanden heere penits sijn verdroncke sijn luijtenant dieder acht paerde heeft verloore seijtme dat het ontswomen is, de raetsheer rijxse swager vande burgemeester hamel koomende wt noortholland, is te Amsterdam naer twee dage sieck geweest te sijn gestorfve, de heer
van herne6Reinhard Adriaan van Reede van Saesfelt is ock in sijn garnesoen aen die leeger sieckte gestorfve, daer der veel aen legge, tis te vreese als de liede nu wat op haer rust koome datter noch veel sulle sieck worde
De goedertierenheid Gods…
Gelukkig is Van Ginkel weer aan de beterende hand. ‘Wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af gekoome’, schrijft Margaretha aan haar man. Er is ook goed nieuws over de ordinantie van Godard Adriaan: bij de Gecommitteerde Raden is last gegeven om 12.000 gulden aan Godard Adriaan over te maken. Margaretha zal het wel even gaan regelen: ‘als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge’.
wij konne godt niet genoech dancke dat onse soon so genadich daer tot noch toe is af ge koome so ick nu hoor van die bij hem in sijn swaerste sieckte is geweest was hij teene =mael buijten hoop van leefve, och hoe groot is de goedertierentheijt godts tot ons wae =ren wij maer danckbaer genoech, nu heb ick naer lan loope so vergekreechge dat ter bij de heere gekomiteerde rade last is gegeefve om ordinansi ter som van twaelf duijsent gul voor uhEd op te maecke als ick die heb sal sien daer gelt van te krijge[, en uhEd begeert volge]
PS: Van Ginkel is thuis!
Uit deze brief blijkt goed dat Margaretha meerdere dagen over een brief deed. Waar ze zich aan het begin van haar brief nog afvraagt wanneer haar zoon thuiskomt, schrijft ze in een post scriptum dat hij is thuisgekomen. Hij zegt zich goed te voelen, maar ziet er vervallen uit en is zwak: ‘De heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven’.
opt sluijte van deese komt de heer van ginckel hier aen, die seijt hem wel te voelle maer sietter so vervalle wt dat men schrickt hem te sien is ock noch seer swack de heere hoope ick sal hem sijn krachte en sterckte voort geefven, sijn kamerlin is noch heel sieck mee hier
1
Amalia van Solms
2
Albertine Agnes van Nassau, dochter van Amalia van Solms
Eindelijk is er weer een brief van Godard Adriaan bezorgd. De brief is persoonlijk aan Margaretha overhandigd door kolonel Johan Thibault Webbenom. Volgens de kolonel en de inhoud van de brief maakt Godard Adriaan het goed. Toch maakt Margaretha zich zorgen. De brief van haar lieve man is alweer drie weken oud. Zou het nog steeds goed gaan? Margaretha heeft al haar brieven naar Bielefeld gestuurd. De vraag is of Godard Adriaan blij zal zijn met de inhoud van haar brieven…
De droefviege toestant van ons liefve vaderlant
In de brieven die Margaretha reeds richting Bielefeld verzonden heeft, rept ze over de toestand in de Republiek. Ze schrijft hierin onder andere over de tocht van de hertog van Luxembourg. De eerste week van januari is rustig verlopen, maar Margaretha weet ook dat de Franse dreiging nog lang niet voorbij is en dat het makkelijk weer mis kan gaan als het gaat vriezen… De hertog, heeft Margaretha vernomen, schijnt in het water te hebben gelegen en is ziek geworden. Ook was een aantal militairen verdronken.
en daer wt sien den droefviege toestant van ons liefve vaderlant, wij sijn hier nu weer wat in stilte hoe lange het duere sal weet die groote godt met d Eerste vorst hebbe wij die alarm weer te verwachte de heer almachtich wil ons behoede, den hartooch van lutsenburch seijt me dat int water geleegen heeft en te wttrecht sieck leijt, tis seecker sijn volck seer gedevaliseert1devaliseren: zich met geweld meester maken daer weer ingekoomen is en datter Etelijcke verdroncken sijn[, had]
Portret van F.H. de Montmorency, geboren 1625, hertog van Luxemburg, gouverneur van Utrecht in 1672, overleden 1695. Anonieme prent uit 1674. Bron: Utrechts Archief
De tocht van Luxembourg
Maar als de Staatse generaal Moïse Pain et Vin zijn post niet verlaten had, hadden de Franse troepen zich niet terug kunnen trekken en waren er veel meer omgekomen. ‘Sij waren alle in Een sack’, aldus Margaretha, ‘daer souder niet Een afgekoome sijn’. Wederom een smet op het blazoen van het Staatse leger.
[en datter Etelijcke verdroncken sijn,] had penevijn die post aende nieuwe bruch niet verlaeten, sij waeren alle in Een sack daer souder niet Een afgekoome sijn[, door den ster]
Toch was er ook nog goed nieuws over de krijgsverrichtingen van de Republiek te melden: op 30 december 1672 wist de Boheemse legercommandant Carl von Rabenhaupt Coevorden te heroveren. Margaretha geeft een opsomming van wat er in de heroverde vesting is aangetroffen: 2000 gulden aan contanten, het zilveren servies van de bisschop en 140 stuks geschut. Kort na de overwinning komen er pamfletten uit waarop complete overzichten staan van wat er in Coevorden is buit gemaakt. De Republiek kan trots zijn op de Boheemse edelman: ‘die man doet al fraeije acksie’, vat Margaretha de mening van eenieder over ‘raefvenshooft’ samen.
[vaeren,] het veroveren van koefverde dat raefvenshooft bij antreeprijse heeft ingenoome 20000f, aen kontante het silver servies van bischop en hondert en 40 stucke geschut daer in gevonde en verovert, heeft hier blijschap veroorsaeckt, die man doet al fraeije acksie
De bestorming van Coevorden, 30 december 1672, Pieter Wouwerman, 1672 – 1682. Collectie Rijksmuseum
De situatie van Van Ginkel
De ruiterij is in de steden gelegerd; het regiment van Van Ginkel bevind zich te Gorinchem. Eén van de knechten van Margaretha’s zoon is heel ziek. Gelukkig is zoonlief zelf weer aan de beterende hand. Margaretha hoopt hem snel weer te zien. In haar brief van 2 januari 1673 schreef ze dat Van Ginkel een aderlating heeft ondergaan. Nu schrijft ze dat hij in 48 uur maar liefst vier keer is adergelaten. Zoonlief had laten weten dat zijn ziekte te wijten was aan het feit dat hij in ijskoud weer 20 uur lang in het zadel heeft gezeten.
ick verlange he mijn soon te sien hij is in tijt van tweemael 24 Eure 4 mael gelaete had op deene sijde Een speesie van beroerte doch nu de heer sij gedanckt weerover en wel volgens sijn leste schrijfve, deese sieckte is door de groote koude die hij so geseijt wort 20 Euren aen Een te paert sittende in dat felle weer veroorsaeckt, sij hebbe Een seer swaere mars ge hadt[, nu seijt me dat mompelijan het luijtenant]
Een kabinet met specerijen
Klaarblijkelijk heeft Godard Adriaan de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) een dienst bewezen. Margaretha sluit haar brief af met de mededeling dat ze als bedankje hiervoor een kabinet met specerijen heeft ontvangen. Ze heeft het kabinet nog niet geopend, maar aangezien de specerijen tegenwoordig heel duur zijn, komt het onverwachte geschenk zeker van pas.
so sende de heer vande oostindishe kompangi aen mij en doen Een komplement maecke over Eenige dienste die sij segge uhE haer gedaen heeft, waer voor sij uhEd opt hoochste bedancke en sende mij tot Een teeken daer van Een kabijnet met Eenige speeserije dat ick noch niet geopent heb, maer wel te pas sal koome de wijlle de speeserije hier heel dier sijn nu sal ick dees Eijndige en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff MTurnor
Bomen en specerijen. De prent is afkomstig uit een album met voorstellingen van planten, dieren en volkeren van West- en Oost-Indië. 1682-1733, Romeyn de Hooghe. Collectie Rijksmuseum