Eindelijk weer in Amerongen! Margaretha is met haar zoon en de hoogzwangere Philppota aangekomen. Ze maakt zich nogal zorgen, want het is Philippota’s eerste zwangerschap en ‘ze loopt nogal op het eind’. Tegenwoordige is een bevalling eigenlijk alleen een roze wolk en vergeten we voor het gemak alle minder aangename zaken die er omheen hangen. Tot in de twintigste eeuw was de dood in het kraambed één van de belangrijkste doodsoorzaken van vrouwen. Vooral bij het eerste of tweede kind was de kans op overlijden hoog. Gelukkig komt ook Philippota’s moeder naar Amerongen: met twee ervaren vrouwen moet het lukken. Toch voel je Margaretha’s zorgen.
Amerongen den 30 ijuin 1667
Mijn heer en lieste hartge
gistere avont sijn wij met de vrou van ginckel en
onse soon hier gekoomen het welcke mijns oordeels
tijt is wantse begint al heel pijnlijck te gaen hoe
wel naer haer reeckenin sij noch wel ontrent
Een maent of vijf weecke sal moeten gaen nu
sij hier is ben ick so veer gerust en moete wij met
paesijensie1Patientie: geduld afwachte wat de heer almachtich
ons geefven sal, de vrou van Middachte2Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota sal so
se seijt binne veertiendaege volge en ock hier koome
ick sal met godt wel sorchge drage voort doope
vant kint en wat daer toe dient, wij doen noch
dagelijcks ons beste ontrent de Persoon vande vrou
van ginckel dan dewijlle sij so opt leste van haer
dracht is moete wijt al met diskreesie in alles gaen
ick hoop noch als het beste, [hierkoomende ontfan]
Als alles maar aankomt
Met Godard Adriaan gaat het goed en daar is Margaretha zeer verheugd over. Het tinnen servies is overgekomen, maar het schilderij van Cromwell sukkelt nog een beetje. Margaretha hoopt dat dat eindelijk is aangekomen, net als de goede tijding over de vloot! Margaretha maakt niet veel woorden vuil aan de tocht naar Chatham. Ze gaat ervan uit dat Godard Adriaan de officiële verslagen wel binnen zal krijgen. Maar Admiraal van Ghent en de Ruwaard van Putten (Cornelis de Wit) verdienen volgens Margaretha alle eer.
ick hoop noch als het beste, hierkoomende ontfan
ge ick u uhEd schrijfve vande 21 deeser tis ons
van harte lief daer wt te sien uhEd welvaerent
heijt hoope het selfve lange sal kontiniweere ,
tis goet dat uhEd het tin Entelijck heeft ont
fange doet mij leet dat de selfve daer so lange
meede ontrijft is geweest dan dat is nu over
de schilderij van kromwel hoope ick niet dat
so lange onderweechge sal sockelen maer dat
uhEd die nu al heeft, alsmeede de goede tijdin
van onse scheeps vloote , die ick niet twijfele of
sal uhEd de pertikulaerijteijte daer van
wt den haechge geschreefve sijn waer toe mij
reefereere uhEd kan dencke hoe men hier daer
in verheucht is, hier heeft den Admirael gent
en de ruwert van putte geen kleijne Eere in
geleijt, de heer die hier voor gedanckt moet sijn
wil onse wapenen voort seegenen en geefve
wij nu te beeter tot Een gewenste vreede
moogen geraecken, [ick heb hier de heer sij]
De dood van de prinses
Thuis is verder alles goed, het is niet zo droog als op Middachten en Margaretha kan nu aan de slag met de opdracht van Godard Adriaan: de muur repareren en de gracht uitgraven. Ze eindigt de brief met de dood van de vrouw van de keurvorst: Louise Henriette van Oranje, de oudste dochter van Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Louise Henriette was kort te voren nog bij haar moeder in Den Haag geweest, dus dat bedoelt Margaretha waarschijnlijk met de moeilijke reis. Kort voor haar dood schreef Louise Henriette: ‘ik heb wel geen reden om naar mijn dood te verlangen; ik bemin de keurvorst, mijn heer, hartelijk en zo ook mijn lieve kinderen; maar ik wil gaarne mijn God gehoorzaam wezen’. Louise Henriette was de oermoeder van de Brandenburgse en Pruisische vorsten en uiteindelijk de Duitse keizers. Margaretha zou trots geweest zijn, als ze geweten had dat een nazaat van Louise Henriette nog anderhalf jaar in haar kasteel zou wonen.
ick kan niet segge so bedroeft ick en meest
alle mensche om de doot vande goede keurvors
tin van brandenburch ben, sij most noch
voort lest van haer leefve hier so melankolijck
den heelle winter sitte en so Een moijlijcke reijs
hebbe, dit gaet onse kindere in haer affaerees
ock teegen, dan de wil des heere moet geschie
de in wiens heijlige bewaerine uhEd beveele
en blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff en
dieners M Turnor
- 1Patientie: geduld
- 2Margaretha van Leefdaal, moeder van Ursula Philippota