Margaretha Turnor

Mijn heer en lieste hartge

Lodewijk in het land

Wanneer Godard Adriaan en Margaretha deze maand samen zijn, volgen ze op de voet de berichtgevingen over het verblijf en de plannen van Lodewijk XIV. Maar waar is de Zonnekoning eigenlijk en wat voert hij uit?

Lodewijk XIV in vol ornaat voor een caravan.
Lodewijk slaat zijn kamp op in ons land. (eigen impressie)

Lodewijk begon zijn hele onderneming om de Republiek een lesje te leren: het kan niet anders dan dat dat kleine landje met die grote schatkist een makkelijke prooi is. Nadat hij, met behulp van de bisschoppen van Münster en Keulen, in een kort tijdsbestek zo’n zestig steden en zestien forten inneemt, verwacht hij een snelle en glorieuze overwinning. Holland zal snel op de knieën zijn gedwongen. Little did he know…

De Zonnekoning in Zeist

Nadat Utrecht is belegerd en de onderhandelingen met deze stad beginnen, vestigt Lodewijk zich met zijn hoofdkwartier tijdelijk in Zeist. Van 1 tot 10 juli is dit de belangrijkste plek in Europa. De Zeistenaren moeten hun ogen hebben uitgekeken toen de koning met groot gevolg, overladen met luxueuze kostuums en goederen, aankwam in het toen 28 huizen tellende dorp.

Lodewijk neemt zijn intrek in ‘Bogaerdslust’, het latere Villa Veelzigt (op deze plek staat nu het politiebureau). Omdat lang niet iedereen daarin past, worden ook andere huizen en zelfs de Oude Kerk gevorderd. Ook al verblijft Lodewijk in een eenvoudig dorp, hij blijft een koning met basisbehoeften. Daarbij hoort uiteraard goed gezelschap: zijn maîtresse Madame de Montespan is met hem mee gereisd.

Afbeelding van een bescheiden landhuis (twee verdiepingen) in een bosrijke omgeving. Er stuift een koets met vier paarden voorbij.
Gezicht op de voorgevel van het huis Veelzicht te Zeist, voorheen stond hier ‘Bogaerdslust’’, waar Lodewijk XIV verbleef, 1828. Bron: Het Utrechts Archief

Lodewijk XIV denkt in een rap tempo te kunnen onderhandelen met Utrecht en Holland. Bij aankomst in Zeist is Utrecht al overmeesterd, maar het capitulatieverdrag moet nog wel worden gemaakt. Neef Welland, Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, en twee andere ongelukkige afgezanten gaan naar Zeist voor onderhandelingen. Het is niet de koning zelf die ze te spreken krijgen, maar zijn oorlogsminister Louvois. Daar horen ze ‘coninx wil’. De sauvegardeeen garantie dat de Franse soldaten de stad niet zouden platbranden en plunderen waar ze om vragen, krijgen ze niet. Bij terugkomst blijkt hun opdracht sowieso al tevergeefs…de stad heeft zich al overgegeven en de inwoners krijgen de beschamende naam ‘sleuteldragers’.

Een ‘seer plaisante stad’

Tijdens zijn korte verblijf in Zeist bezoekt Lodewijk ook tweemaal de Domstad, maar kennelijk met tegenzin. Zijn broer moet hem overtuigen deze ‘seer plaisante stad’ te gaan zien. De Zonnekoning vertrouwt het Utrechtse volk niet helemaal en vreest voor een aanslag. Die donkere werven bij die gracht zijn namelijk uiterst handige plekken om vanuit te schieten of een bom te plaatsen. Zo dribbelt Lodewijk eerst vooral rondom de stadspoorten, maar vervolgt zijn weg uiteindelijk langs de Oudegracht, de Neude, de Gansmarkt, het Janskerkhof en de Drift, door de Wittevrouwenstraat om zo weer stad te verlaten door de Wittevrouwenpoort.

Gezicht op de Wittevrouwenpoort en Wittevrouwenbrug te Utrecht, uit het noordoosten, met rechts enkele werklieden tijdens werkzaamheden aan de stadsmuur. Links enkele buiten de singel gelegen huizen aan de tegenwoordige Wittevrouwensingel.
De Wittevrouwenpoort en -brug, Van der Heiden, 1668. Bron: Het Utrechts Archief

Vertrek

Op 10 juli heeft Lodewijk wel genoeg gezien van de Republiek. De onderhandelingen met Holland gingen niet vlot genoeg. Hij vertrekt en laat het verdere veroveren aan zijn leger over. Om vier uur in de ochtend gaat hij via Amerongen, Rhenen en Wageningen naar Arnhem, om weer wat later terug te keren naar zijn geliefde Frankrijk. Terwijl hij hobbelend in zijn koets naar huis wordt gebracht, laat hij zijn Franse leger achter in een land wat steeds verder onder water loopt….

De Republiek wordt verdeeld

Het was maar een bijzinnetje aan het eind van de laatste brief van Margaretha, waarin ze schreef dat de koning van Engeland, de bisschop van Münster en de koning van Frankrijk de Republiek verdeeld hadden.

Gravure met links beide koningen op een trommel en rechts twee bisschoppen op een kanon. In het midden een zeeslag en Franse troepen die Utrecht binnen trekken
De koningen van Frankrijk en Engeland en de bisschoppen van Münster en Keulen bekijken de gebeurtenissen van 1672. Detail uit de prent “Overzicht van aan de Fransen verloren versterkte steden en belangrijke gebeurtenissen van het jaar 1672” door Isaac Sorious, 1672 – 1674. Collectie Rijksmuseum
Brieffragment over de staat van de oorlog

[blijfve so qualijck spreecke,] men seijt dat de
provinsie van hollant en seelant voor de konin
van Enlant sal sijn en overijsel stat en lande5
en vrieslant voor den bischop , de rest voor vranck
=rijck dit wort geseijt, den konin van Enlant
seijt me dat haest met sijn vloot weer in see
sal weesen, wij houdender 60 sp scheepe op
inde see de rest is op ontboode omt volck te
lande te gebruijcke,, nu weet ick niet meer
sal met groote droefheijt blijfve

uhEd bedroefde

De Fransen, de Engelsen en de Duitsers? Wat hadden die hier eigenlijk te zoeken? De Republiek ligt in 1672 aan alle kanten onder vuur. Was het iets wat “wij” gedaan hadden? Lodewijk XIV had snode plannen en hij wist bondgenoten te vinden bij leiders die ook een appeltje te schillen hadden met de Republiek. Het waren verschillende appeltjes, maar ze waren er wel. Dit is een snelle, simpele uitleg voor wie geen idee heeft wat er gebeurde. Kijk voor verdieping eens in de Literatuurlijst, naar de site van Platform Rampjaar of lees de boeken van Luc Panhuijsen en Petra Dreiskämper.

Lodewijk XIV, Koning van Frankrijk

Lodewijk XIV, Hyacinthe Rigaud, 1701. Collectie Louvre.

Al vroeg tijdens zijn regering raakt Lodewijk geobsedeerd door het idee dat Frankrijk natuurlijke grenzen moet hebben: de Pyreneeën, de Alpen en de Rijn. Lodewijk is getrouwd met de oudste dochter van Filips IV van Spanje. De opvolging van Filips IV is een probleem en Lodewijk schuift zichzelf nadrukkelijk naar voren als kandidaat om de Spaanse Nederlanden over te nemen. Hij probeert het met Johan de Wit op een akkoordje te gooien, maar die hapt niet. De Republiek wil de Spaanse Nederlanden als buffer tussen de Republiek en Frankrijk behouden. Dit zint Lodewijk absoluut niet. Bovendien zijn er twee principiële punten waar hij een probleem mee heeft wat betreft de Republiek.

Om te beginnen zijn ze protestant en Lodewijk is natuurlijk de door God gezonden Zonnekoning, door de katholieke God wel te verstaan. Daarnaast is de Republiek een Republiek: geen door God gezonden koning, zelfs geen prins of hertog leidt de staat. Ze hebben wel een prins, maar die heeft niets te zeggen. Dat gaat voor Lodewijk in tegen de natuurlijk hiërarchie der dingen.

Karel II, Koning van Engeland

Karel II zit op zijn troon met een grote kroon, een hermelijngevoerde cape en mantel, witte kousen met een kousenband, de orde van de kousenband om zijn nek. In zijn rechterhand een staf, in de linkerhand de staatsappel. Hij draagt beige schoenen met edelstenen, zijn voeten staan op een kussen.
Karel II van Engeland. John Michael Wright (ca. 1671-1676), Collectie: Royal Collection Trust

Op zee zitten de Engelsen en de Hollanders al langer in elkaars vaarwater. Er zijn al twee Engels-Nederlandse Oorlogen geweest. Tijdens de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665-1667), de vorige oorlog, sloot Karel II een verbond met de Bisschop van Münster. Het was de bedoeling dat hij de Republiek aan de oostkant bezig hield, zodat Karel in het westen kon landen. Hoewel de zeeslagen voor de Engelsen goed verliepen, mislukte dit plan jammerlijk.

Michiel de Ruyter ondernam een bijzonder stoutmoedige actie. Een paar van de Nederlandse schepen voeren de Medway op en wisten de Engelse vloot in hun thuishaven Chatham te raken: meerdere schepen werden verbrand en twee schepen, waaronder het vlaggenschip de Royal Charles, werden mee terug naar Nederland gesleept. Dat zit Karel nog steeds dwars.

Bovendien is Karels neefje de Prins van Oranje. Een Prins van Oranje in een Republiek? Dat druist in tegen de natuurlijke orde der dingen: de koning staat aan het hoofd. Zijn neef kan hem helpen koning te worden, dan wordt Willem III zelf een echte prins!

Bisschop van Münster

Bernhard van Galen, de bisschop van Münster zit in het zwart gekleed op een beige paard. Hij rijdt naar rechts. Onder het zadel een zwart sjabrak met geborduurde randen. Zijn rechterhand heeft hij in zijn zij met daarin een zweep, de teugels heeft hij in zijn linker hand. Onder het paard door zien we in de verte Groningen liggen met de troepen die daarvoor gelegerd liggen.
Bernhard van Galen, bisschop van Münster, Wolfgang Heimbach (1674). Collectie Groninger Museum/Westerwolds Monumenten Fonds

In de 16e eeuw, toen iedereen nog goed katholiek was, viel een deel van het Oosten van de Republiek, met name het Graafschap Zutphen, onder het bisdom Münster. Bernhard van Galen was sinds 1650 bisschop van Münster en hij heeft daar niet alleen de kerkelijke macht, maar ook de wereldse macht. Hij heeft twee belangrijke doelen: het verspreiden van het katholicisme en het bisdom Münster terug brengen in zijn oude glorie.

Door de financiering van Karel II kon hij de Eerste Münsterse Oorlog starten. Helaas kwam er snel een eind aan het avontuur. Karel werd na de tocht naar Chatham gedwongen de geldkraan dicht te draaien en de Keurvorst van Brandenburg begon zich met het conflict te bemoeien.

Maar de droom bleef van het grote katholieke Münster. Weg met die protestante Nederlanders die zich van God en Vorst niets aantrekken!

De alliantie

Lodewijk XIV wist feilloos in te spelen op de sentimenten in Engeland en Münster. De Engelse marine gecombineerd met de Fransen, daar zou de Republiek niet tegenop kunnen. En Bernhard zou geld krijgen om oorlog te voeren als de Fransen over zijn grondgebied naar Nederland mochten marcheren. En de buit was ook al verdeeld: Zeeland en een stuk van Brabant voor Karel, het Noorden voor Bernhard en de rest voor Lodewijk.
Dit plan kon volgens de drie heren niet mislukken!

De bureaucratie van ordinanties en assignaties

Wij Nederlanders kennen een lange traditie van uitgekiende bureaucratie. Doen we het nu met regeltjes en zelfdenkende computers, in Margaretha’s tijd ging het om ordinanties en assignaties. Dit waren briefjes waarmee je van het kastje naar de muur gestuurd werd. Als iemand ooit een onderzoek naar bureaucratie in de Republiek gaat doen, dan zijn de brieven van Margaretha verplichte kost: je voelt de wanhoop.

De theorie

Godard Adriaan was in dienst van wat we nu “de overheid” zouden noemen. Alleen was net natuurlijk niet zo dat zijn salaris op een bankrekening werd overgemaakt. Hij had al helemaal geen praktische en/of-rekening met zijn vrouw. Hoe regel je dan een gezamenlijk huishouden verspreid over Berlijn, Amerongen, Amsterdam en Den Haag?

Margaretha moest bij de werkgever regelen dat er een ordinantie kwam: een verordening dat Godard Adriaan (en dus Margaretha) recht had op het geld. Met die verordening kon Margaretha dan naar de griffier van de werkgever, die een assignatie schreef, een betalingsverzoek. Daarmee kon ze dan naar de ontvanger die op basis van die assignatie mocht betalen. Een ontvanger was een ambtenaar die over het innen (ontvangen) van belastingen ging en ze dus ook uit geld uit kon geven. Als Margaretha dan het geld had, kon ze een wissel regelen waarmee Godard Adriaan dan in het buitenland geld kreeg. Het lijkt een waterdicht systeem.

De bureaucratische praktijk: de werkgever

Een ietwat bedremmeld kijkende man zit achter een bureau met een kast erboven vol met papieren
Fragment uit De pachtbetaling, Quiringh Gerritsz. van Brekelenkam (toegeschreven aan), 1660 – 1668. Collectie: Rijksmuseum

De “overheid” in de 17e eeuw was niet zo georganiseerd als nu. De provincies waren relatief autonoom en veel taken waren niet strikt gescheiden tussen landelijk en provinciaal. Het kon best dat Godard Adriaan op missie naar het buitenland ging, maar dat zijn missie betaald werd door Utrecht. Of dat meerdere provincies een eigen afgezant stuurden en die afgezanten vormden dan samen de missie.

In 1672 werd Godard Adriaan betaald door de Staten van Utrecht. Toen de Fransen in juni Utrecht bezetten, werd Utrecht Frans, en daarmee viel de opdrachtgever van Godard Adriaan weg. Omdat zijn missie nationaal belangrijk was, werden de kosten overgenomen door de Staten Generaal en de Staten van Holland. Alleen waren de Staten Generaal ook weer een samenraapsel van provinciale belangen, dus daar konden provincies dwars gaan liggen voor specifieke betalingen. Het maakte het leven voor Margaretha niet makkelijker.

De bureaucratische praktijk: de ordinantie

Om een ordinantie te krijgen moet Margaretha meestal bij de raadspensionaris (of de secretaris van de Staten van Holland of Utrecht, maar die zijn intern natuurlijk weer niet hetzelfde georganiseerd) zijn. Die is natuurlijk altijd heel welwillend, maar kan formeel natuurlijk niets zelf beslissen.

Ik denk dat Raadspensionaris Gaspard Fagel zich regelmatig door Margaretha gestalkt voelde. Zo schrijft ze op 24 april 1673:

Briefffragment vindbaarheid raadspensionaris Fagel

daer ick deese merge al voor seefven Eure over wtgeweest
ben maer heb hem niet konne vinde men sou niet
geloofve hoe qualijck deselfve aen te treffe is,

Zou hij lastig aan te treffen zijn of zou hij zich effectief voor Margaretha verbergen?

Margaretha vraagt altijd een ordinantie voor een specifiek bedrag. Daar denkt ze goed over na. Hoeveel geld heeft ze nodig? Hoe lang duurt het voordat je je geld krijgt? Meer geld kost waarschijnlijk meer tijd. Of toch niet? Heel 1672 is ze bezig om een ordinantie van 6000 gulden los te peuteren. Het is een terugkerende zin in haar brieven: de ordinantie van 6000 gulden heeft ze nog niet gekregen, met daarbij wat ze allemaal ondernomen heeft om die ordinantie te krijgen. Aan het eind van het jaar verzucht ze dat ze net zo goed 10000 had kunnen vragen, want dat zou evenveel tijd gekost hebben.

De bureaucratische praktijk: de assignatie

Als de ordinantie eindelijk binnen is, kan Margaretha daarmee naar de griffier om een assignatie te regelen: een betalingsverzoek. Dat wil zeggen: als er niet ook nog een “kontre ordinansie” gevraagd wordt. Kontre komt van conter-: een conterbrief is een brief in directe relatie met andere brief of verstrekt als verplicht dubbel. Er raakt ook wel eens een ordinantie kwijt en dan is er een duplicaat nodig, dan begint het hele circus weer opnieuw.

Met de ordinantie, de kontre ordinansie en/of het duplicaat kan Margaretha de assignatie regelen. Meestal valt dit mee. De griffier kijkt vooral hoe de uitgave valt ten opzichte van de andere uitgaven. Zo nu en dan krijgt Margaretha te horen dat andere uitgaven belangrijker zijn en dat ze een week (of twee) moet wachten.

De bureaucratische praktijk: het geld

Met de assignatie kan Margaretha dan eindelijk naar de ontvanger om geld te krijgen. In het Rampjaar wordt door de inflatie geld schaars, dus dat kan dan nog problemen opleveren.

Als ze Margaretha het geld in handen heeft, schrijft ze haar man heel trouw wat ze ermee gaat of wil doen. Uiteraard wacht ze op zijn toestemming en voegt ze een memorie (overzicht) bij. Zo kan hij zien dat ze niks verspilt en verstandig omspringt met zijn financiën. Een deel van het geld gaat met een wissel naar het buitenland voor Godard Adriaan. Hij moet de kosten van zijn missie zelf dragen. Hierbij kan je denken aan reiskosten, personeel, postzegels, maar ook officiële ontvangsten en dinertjes.

De praktische uitvoering van de wissels en het beheer van geld ligt voor een deel bij de secretaris van de familie. Er zijn nog al veel mensen die aan die benaming voldoen. Het kan de secretaris van het dorp zijn of een solliciteur. Een solliciteur kan eenvoudige juridische en administratieve handelingen verrichten.

Staatsen tegen Orangisten

De bestuurders van de Republiek zijn in de aanloop van het Rampjaar onderling sterk verdeeld. De Staten-Generaal is verworden tot het slagveld waarop de provincies, en indirect ook sommige grote steden, vechten om hun eigen belangen te bevorderen. Als voorzitter van de Staten-Generaal moet Johan de Witt, raadpensionaris van Holland, navigeren tussen deze soms tegengestelde belangen. De belangrijkste belangenstrijd die in de zeventiende eeuw heerst, is die tussen de Staatsen en Oranjegezinden.

Het is belangrijk om je goed te beseffen dat deze groeperingen niet politieke partijen zijn in de zin waarop wij ze kennen. De beide groeperingen zijn ongeorganiseerd en facties en individuen willen, als het voor hen voordelig is, nog wel eens naar de andere kant overlopen. De strijd tussen de twee groeperingen gaat over één enkel twistpunt: de positie van de familie Van Oranje in de Republiek.

Gravures van Willem III en zijn (latere) vrouw Mary Stuart. Collectie: Kasteel Amerongen. Overal in Kasteel Amerongen kom je Stadhouder Willem III tegen, zo laten de Van Reedes zien dat ze aan de kant van de Orangisten staan.

Staatsen en Orangisten

De Staatsen willen de onafhankelijkheid van de provincies zo veel mogelijk waarborgen. Dit betekent ook dat ze tegen het erfelijke stadhouderschap van de Oranjes zijn. Over alle zaken die het gewest aangingen zou het gewest zelf de beslissingen mogen nemen. Wanneer het zaken van nationaal belang betreft moeten de gewesten dit onderling regelen in de Staten-Generaal. Onder de Staatsen vindt men veel stedelijke regenten en koopmannen, met name uit Holland.

Deze positie staat in scherp contrast met die van de Oranjegezinden (ook wel prinsgezinden), veelal adel, leden van de Ridderschap, predikanten of het gewone volk. Zoals hun naam al suggereert willen de Oranjegezinden de macht van de Oranjes vergroten. Dit doel hangt sterk samen met het behoud van de functie van stadhouder. De stadhouder staat aan het hoofd van een gewest en is daarnaast ook de kapitein-generaal van het Staatse leger. Een lid van het huis van Oranje vervult deze zeer machtige rol al sinds het begin van de Republiek. Oorspronkelijk had ieder gewest een eigen stadhouder maar langzaam maar zeker trokken de Oranjes meer macht naar hen toe waardoor ze vaak stadhouder over meerdere provincies waren.

Portret van de advocaat Johan de Witt, raadpensionaris van het gewest Holland. Hij is gekleed in een mantel en staat voor een gordijn, waarachter zijn broer Cornelis de Witt. Onder het portret een afbeelding waar te zien is hoe de lichamen van de gebroeders op het Groene Zoodje worden opgehangen en verminkt.
Portret van Johan de Witt en Cornelis de Witt, Lambert Visscher, naar Jan de Baen, 1672 – 1691. Collectie Rijksmuseum

Staatsen aan de macht

In de jaren voor het Rampjaar zijn de Staatsen aan de macht. Het is het Eerste Stadhouderloze Tijdperk: er is geen nieuwe stadhouder benoemdIn de gewesten Stad en Lande (het tegenwoordige Groningen) en Friesland is er wel een stadhouder, namelijk Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz. Hij slaagt er echter niet in om elders in de Republiek voet aan de grond te krijgen. sinds Willem II van Nassau-Oranje (1626-1650) stierf. Zijn erfopvolger en zoon, Willem III (1650-1702) werd in datzelfde jaar geboren. De Staatsgezinde raadspensionaris Johan de Witt is de machtigste man in de Republiek. Onder zijn leiding wordt in 1667 het Eeuwig Edict aangenomen: het stadhouderschap wordt in Holland afgeschaft. Ook vraagt Holland de andere gewesten om het stadhouderschap en het kapitein-generaalschap, voorheen één functie, onverenigbaar te verklaren.

Prins Willem III (1650-1702) daarentegen heeft relatief weinig macht. Hij heeft beperkte macht in Zeeland vanuit zijn rol als Eerste Edele en heeft sinds 1670 de concluderendeuitleggen stem in de Raad van State. Voor Willems positie in de Raad van State is hard door Oranjegezinden gelobbyd: de steun van Godard Adriaan van Reede bleek in de Staten van Utrecht, en daarmee ook in de Staten-Generaal, doorslaggevend. Willem III’s ambities worden echter sterk beperkt door het Eeuwig Edict en het beleid van Johan de Witt.

Portret van een man met lange donkere krullen en een grote neus in een harnas. Hij staat naar rechts gedraaid en kijkt ons ietwat droevig aan. Zijn linker hand ligt op een helm, in zijn rechterhand heeft hij een commandostok. Een hond kijkt verlekkerd naar de stok
Portret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie Rijksmuseum

De opmars van Willem III

Willem III zit echter niet bij de pakken neer en begint loyalisten om zich heen te verzamelen. De familie Van Reede, onder leiding van Godard Adriaan en Johan van Reede, heer van Renswoude, steunt hem in de Staten van Utrecht. Wanneer in 1671 de strijd over de benoeming van Willem III tot kapitein-generaal losbrandt, staan Godard Adriaan en Van Renswoude aan Willems zijde. Het politieke debat tussen de Staatsgezinden en de Oranjegezinden is fel. De Staatsen willen niet dat Willem III überhaupt de functie krijgt. De Oranjegezinden willen dat hij voor het leven benoemd wordt. Het compromis: Willem III wordt kapitein-generaal voor één veldtocht op 25 februari 1672. Pas in november 1673, wanneer hij meerderjarigheid bereikt, kan er gesproken worden over een benoeming als kapitein-generaal voor het leven. Hoewel er ook op dat moment al geroepen wordt om Willem III tot stadhouder uit te roepen, gebeurd dit niet.

Burgeropstanden in Dordrecht

Wie redt ons nu de de legers van Lodewijk XIV de Republiek binnen zijn gevallen? Zo klinkt het onder het volk. Een antwoord hebben ze ook al klaar: dit moet Willem III, de nazaat van de vader des vaderlands, zijn. Onrust broeit in de steden van de Republiek. Kwade geruchten over de regenten doen de rondte: het is een slechte tijd om staatsgezind te zijn.

Al snel slaat de onrust om in volksopstanden. In Dordrecht, de thuisbasis van de gebroeders De Witt en van oudsher een Staats bolwerk, gebeurt dit op 24 juni 1672. Oranjegezinde burgers gaan de straat op en roepen om de afschaffing van het Eeuwig Edict. Ze bedreigen zelfs Dordtse regenten in hun huizen met bijlen! De regenten nodigen Willem III uit om de gemoederen tot bedaren te brengen maar dit loopt iets anders dan ze verwacht hadden. Op 29 juni worden ze gedwongen het Eeuwig Edict te verwerpen en Willem III te accepteren als stadhouder van Dordrecht. Alle regenten ondertekenen dit besluit, zelfs Cornelis de Witt, broer van raadpensionaris Johan. Cornelis moet echt wel bedreigd worden voordat hij zijn handtekening zet en tekent met “v.c” achter zijn naam, vi coactus, onder dwang.

Een groep boze burgers van Dordrecht dwingt Cornelis de Witt, die in bed ligt, het Eeuwig Edict in te trekken, op de achtergrond bidden vrouw en kinderen voor hem.
Burgers van Dordrecht dwingen Cornelis de Witt het Eeuwig Edict in te trekken, 1672, Jacobus Buys, 1789. Collectie Rijksmuseum

Stadhouder Willem III

Na die monumentale dag worden de dromen van de Oranjegezinden snel waar. Burgers in andere Hollandse steden volgen het Dordtse voorbeeld. Willem III wordt in een hoog tempo stadhouder voor verschillende steden. Uiteindelijk brengt Rotterdam Willem III’s benoeming tot stadhouder van de provincie Holland in de Staten van Holland ter sprake op 1 juli. Op 4 juli stemmen alle regenten in de Staten van Holland in met de benoeming. Bovendien krijgt Willem III dezelfde rechten als zijn voorouders, waaronder ook het recht om regenten in de steden te benoemen.

Op 9 juli legt Willem III de eed af en wordt hij de machtigste man in Holland, ten koste van Johan de Witt. In Zeeland speelt eenzelfde situatie en ook daar bieden de regenten Willem III uiteindelijk het stadhouderschap aan op 16 juli. Voor Willem III en de Oranjegezinden is dit een reden voor blijdschap: de rechten die de familie Van Oranje genoot voor de dood van Willem II en het Eeuwig Edict zijn hersteld. Tot de dood van Willem III waait er een sterk Oranjegezinde wind door de Republiek.

De beëdiging van prins Willem III tot stadhouder van Holland en Zeeland door de Staten-Generaal, 10 juli 1672. Aan de muur portretten van de stadhouders Willem I, Maurits, Frederik Hendrik en Willem II.
Willem III wordt ingezworen als stadhouder, 1672, Bernard Picart (atelier van), 1728. Collectie Rijksmuseum

De stand van zaken

In juli komt Godard Adriaan thuis. Nou ja, thuis. Hij komt bij zijn vrouw, in Amsterdam en Den Haag. Uiteraard is hij hier voor werk, maar omdat ze elkaar zien zijn er geen brieven. Jammer voor ons, want Margaretha liep tegen nogal wat dilemma’s op in haar laatste brieven. We zullen deze stille maand gebruiken voor een aantal blogjes met wat achtergrond bij de brieven. Vandaag kijken we wat de stand van zaken is in de Republiek als Godard Adriaan terug komt en wat gebeurt er als hij hier is.

De Oorlog

In de eerste helft van 1672 is de Republiek aangevallen door de Engelsen op zee en op land door de Franse koning Lodewijk XIV en de Duitse bisschop van Münstersamen met de bisschop van Keulen, maar die speelt een minder belangrijke rol. Margaretha zag het aan het eind van haar laatste brief goed: voor de zomer hadden de aanvallers een verdeling gemaakt. Niet helemaal zoals Margaretha schreef, maar Engeland zou Zeeland krijgen, Overijssel en het Noorden en Frankrijk ook de rest. Dus Holland zou voor Frankrijk zijn, want Lodewijks was die hele oorlog begonnen om de Republiek een lesje te leren.

Begin juli zitten de Engelsen nog niet in Zeeland, de bisschop heeft Overijssel en Drenthe, maar stuit in het Noorden op flinke tegenstand. Lodewijk ligt achter de waterlinie, in Utrecht. In de brieven was al duidelijk dat men aan de andere kant van het water zeer benauwd was voor de Franse troepen. Toch gebeurt er niets…

Kaart van de Nederlanden en delen van de omringende landen met het Noorden rechts boven. Op de kaart is een lijn ingetekend die aangeeft welke gebieden de Republiek in 1672-73 aan Frankrijk en haar bondgenoten verloor en welke gebieden behouden bleven. Boven de kaart zijn in zee de zeeslagen uit de jaren 1672-1673 voorgesteld. Linksonder de titelcartouche, daaronder een schaalstok: Dit is 20 Uren Gaens, of 15 Duytsche Mylen.
Kaart van de Nederlanden met de oorlogssituatie van 1672-73, anonymous, 1690 – 1700, Collectie Rijksmuseum

Diplomatie

Lodewijk denkt dat hij al gewonnen heeft. De Hollanders kunnen geen kant op. Ze hebben weliswaar de waterlinie, maar Lodewijk heeft steun van de Engelsen. Samen kunnen ze de Republiek van de rest van de wereld afsnijden en dan moeten ze zich wel overgeven. Hij stelt zich kennelijk een soort gigantische belegering van Holland en Zeeland tegelijkertijd voor.

Met dit idee begint hij in de zomer te onderhandelen. Onderhandelen is misschien te vriendelijk verwoord: hij legt zijn eisen voor Hollandse overgave op tafel. De Republiek gaat hiermee niet akkoord. Ondertussen zoekt ook Karel II toenadering tot de Republiek. Zijn neef Willem III wordt op 4 juli 1672 Kapitein-Generaal en Stadhouder van Holland en Zeeland. Karel denkt dat hij hem kan helpen om zijn positie te verstevigen, Stadhouder Willem III hapt echter niet toe. Hierop sluit Karel een nieuw verbond met Lodewijk. Ondertussen begint Bommen Berend, de bisschop van Münster, met zijn aanval op Groningen.

Staatsen en orangisten

Margaretha schreef al over de onrust in de steden en de spanningen, in de zomer nemen de spanningen tussen Staatsen en orangisten alleen maar toe. Daar zal een volgend berichtje in deze briefloze maand over gaan. Hebt een vraag of wilt u ergens achtergrondinformatie over? Laat een reactie achter en dan kijken wij wat we kunnen doen.

Op zoek naar steun

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 28 juni 1672 Amsterdam
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 30 juni 1672 Hannover/Berlijn
Lees hier de originele brief
Let op: de volgorde van de brief is een beetje gehusseld

Margaretha lijkt wat meer grip op de wereld te krijgen, in zoverre dat ze begrijpt dat alles wat ze kent, op zijn kop staat. Haar eerste vraag is naar de troepen van de Keurvorst. Haar man schreef er niets over, dus ze gaat er vanuit dat ze zullen komen als het te laat is. Iedereen verwacht een belegering.

Consequentie van de Franse bezetting

Utrecht is inmiddels van Holland afgesloten, zelfs haar financiën krijgt Margaretha niet geregeld. Ze gaat ervan uit dat ze al haar goed in Utrecht kwijt is. Ook is het lastig om zo de financiën te regelen met Van Beusichem die nog in Utrecht is.

Brieffragment over de situatie in Utrecht

[benoutheijt daer men in is,] wttrecht is van hollant ge=
noechsaem af gesneede, daer mooge geende schuijten van
daer hier op vaeren ock niet van hier daer op van=
daech is hier noch Een schuijt die van wttrecht quam
aengehoude, ick heb al Een mael of drij aen beuse=
=kom geschreefve dat hij mij het gelt dat hij noch van
ons in hande heeft soude sende het welcke hij schrijft
niet seecker te konne doen, sal sien of ickt door wissel
kan krijgen want vrees als de koninck met sijn armee
te wttrecht komt dat daer noch wonderlijck sal af
loopen, die 1200f vande staten weegens uhEd equipaesge
vreese ick ock dat wij quijt sulle weesse, alsmeede de
kompangi paerde insoma wij sijn arm en verlaeten,

In de Hollandse steden is men er zeker van dat dat hun niet zal gebeuren: zij zullen wel vechten. Liever dood dan Frans. De gevluchte Utrechtse regenten: Utrecht heeft zich over gegeven, er is geen strijd geleverd. De geruchtenmachine in de steden draait overuren. Overigens krijgen ook de Hollandse regenten er alvast van langs, voor het geval ze van plan waren zich over te geven.

Een ander probleem voor de Utrechters in Holland is de vraag wat ze moeten doen. Terug naar Utrecht en de Franse bezetting ondergaan of in Holland blijven en alle bezittingen in Utrecht kwijt raken? Margaretha gaat ervan uit dat ze alles kwijt zullen zijn en ze hoopt dat ze alles wat ze in Holland heeft zal kunnen houden, want iedereen vreest een belegering.

Gezicht op de voorgevel van het kasteel Renswoude te Renswoude met daarvoor het voorplein met de beide bouwhuizen en op de voorgrond de toegangsbrug over de slotgracht, uit het oosten.
Kasteel Renswoude anonieme prent, uitgegeven door Casper Specht, ca. 1699. Collectie: Utrechts Archief

Een krijtende oude man

Ook de aanstelling van haar zoon speelt nog steeds en ze zou haar man hier graag over spreken voor advies, maar die is er niet. Margaretha gaat op zoek naar steun. Ze is bij Johan van Reede van Renswoude langs geweest, een oudoom van haar man. Daarnaast is hij ook de politieke steun en toeverlaat van Godard Adriaan in Utrecht. Hij is gepokt en gemazeld en je zou zeggen dat hij in zijn leven (hij is 89) wel gezien heeft. Maar nee. In Amsterdam wordt over hem gezegd dat hij arm is en probeert financieel beter te worden van de Fransen. De spanning loopt daar zo hoog op, dat hij de wijk genomen heeft naar Hoorn.

Brieffragment over Johan van Reede van Renswoude

[niemant heeft, nu weer tot mijn voorijge,] ik ben te hoorn bij
de heer van rhijnswou geweest die daer bij de schout van hoorn is
geloosgeert, om sijn hEd advijs weegens het quitere van mijn
soon te hoore die ick in de grootste perplextiteijt1Perplexiteit: verbijstering vande werkt vont
en kreet2Verleden tijd van krijten: huilen dat het mij deerde te sien, seggende dat hij met sijn
kinderen nu soude moeten gaen bidde in sijn oude daegen, dat
onbequam was Eimant te raeden want dat hij sijn selfve
niet rade kon dat hij wel sach dat het aen beijde kante sijn swae
richeijt had in dienst te blijve en ock te quiteere, dat de
mense so vileijn int spreecke sijn dat hij niet kost segge wat
best voor ons gedaen sou sijn, so dat ick Even wijs ben en
niet weet wat hij doen sal, ick sien wel dat hij gedegoteert3Degouteren: irriteren, ergeren is

Kortom, Margaretha heeft niets aan hem. Ze besluit dat het het verstandigst is om af te wachten en te kijken wat de anderen doen. Philippota weet het wel, als het aan haar lag zou haar man uit dienst gaan. Haar redenering is dat ze dan Middachten kan behouden en hij veilig thuis is.

Oude man zit naar recht gedraaid met zijn hoofd richting de schilder. Hij heeft een hoog, gerimpeld voorhoofd en daar boven staat zijn haar wild overeind. Zijn hoofd is naar beneden gericht zijn ogen gesloten. Hij heeft een baard, ingevallen wangen en zijn mond hoeken hangen naar beneden.
Kop van een oude man, Moses ter Borch, naar Rembrandt van Rijn, ca. 1659 – 1660. Collectie Rijksmuseum.

De staat van de oorlog

Aan het eind van de brief somt Margaretha nog alle ontwikkelingen van de oorlog op. In de oorlog met Engeland heeft Michiel de Ruyter na de Slag van Solebay gezegd, dat hij nooit meer uit zal varen met een gedeputeerde aan boord4Cornelis de Witt heeft de hele slag bij hem aan boord gezeten. Ook boeken de troepen van de Bisschop van Münster vooruitgang. En het meest saillante detail bewaard ze voor de laatste zin voor de benauwdste afsluiting tot nu toe: de Fransen, de bisschoppen en de Engelsen hebben de Republiek al onderling verdeeld.

Brieffragment over de staat van de oorlog

[blijfve so qualijck spreecke,] men seijt dat de
provinsie van hollant en seelant voor de konin
van Enlant sal sijn en overijsel stat en lande5Stad en Lande is de oude naam voor de provincie Groningen
en vrieslant voor den bischop , de rest voor vranck
=rijck dit wort geseijt, den konin van Enlant
seijt me dat haest met sijn vloot weer in see
sal weesen, wij houdender 60 sp scheepe op
inde see de rest is op ontboode omt volck te
lande te gebruijcke,, nu weet ick niet meer
sal met groote droefheijt blijfve

uhEd bedroefde

  • 1
    Perplexiteit: verbijstering
  • 2
    Verleden tijd van krijten: huilen
  • 3
    Degouteren: irriteren, ergeren
  • 4
    Cornelis de Witt heeft de hele slag bij hem aan boord gezeten
  • 5
    Stad en Lande is de oude naam voor de provincie Groningen

Utrecht geeft zich aan de koning

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 25 juni 1672 Amsterdam
Ontvangen Godard Adriaan van Reede
Lees hier de originele brief

Margaretha heeft zich met Ursula Philippota en de kinderen gesetteld in Amsterdam. Gelukkig kunnen ze achter de waterlinie nog reizen, want ze hebben Van Ginkel samen nog gezien. Hij is inmiddels in Gouda gelegerd, maar ontmoette zijn moeder en vrouw bij Uithoorn en is met hen mee gereisd naar Amsterdam. Uiteraard moest hij ’s avonds wel weer weg om op tijd terug in Gouda te zijn.

Utrecht en koning Lodewijk XIV

Het grote nieuws komt uit Utrecht: de stad heeft zichzelf en de provincie overgegeven aan de Franse koning. Margaretha heeft geen goed woord over voor de heren van de Staten van Utrecht. De sleutels van de stad zijn overgedragen en de Heeren ontmoeten de koning: met de hoed in de hand! Hoewel de politieke onrust van afgelopen winter niets is vergeleken bij wat er nu gebeurt, houdt Margaretha het goed bij. Ze weet precies wie wel en wie niet hun hoed afgenomen hebben. Pleegzoon Welland (Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken) was er niet bij, want hij was naar Lodewijk XIV gezonden, net als buurman Van der Does van Bergestein. En zoon Frederik van familielid en politiek vriend Johan van Reede van Renswoude was in het leger, dus die heeft zijn hoed ook niet hoeven afnemen.

Op de voorgrond Lodewijk XIV op een schimmel voor hem knielen drie regenten met de sleutel op een kussen. Om hen heen soldaten en burgers te paard. Op de achtergrond de plattegrond van de std Utrecht met daar omheen verschillende compagniën die optrekken richting de stad.
De overgave van de stad Utrecht aan de Franse legers op 24 juni 1672, Hondt II, Lambert de (1645 – 1708). Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop met steun van het Mondriaanfonds en het K.F. Hein Fonds 2018 © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz 2018

Catch-22

De praktische gevolgen van deze overgave worden ook gelijk duidelijk en hebben grote gevolgen voor de familie. De Staten van Utrecht betalen het regiment van Van Ginkel. Als Utrecht Frans is, zijn de Staten dat dan ook en in wiens dienst vecht hij dan?

Brieffragment over het dilemma van Van Ginkel

[=ter gelaeten,] nu sit den heer van ginckel sonder betaelts
heere weet niet wat hij doen sal, of te kiteere1quiteren: verlaten, weg gaan
of niet , och mijn lieste hartge wat komt ons over
wij sijn tenden2te enden: ten einde raet en weet niet Een mens te
vragen alsmen wijse liede vraecht treckense
de schouders op en swijgen, quiteert hij indeese
hooch dringende noode van tijde wie weet hoet noch
gaen kan en of de heer almachtich hem noch over
ons mocht ontferme en Eenige genaedige wtkomste
verleene hoewel daer geen hoope toe sien, son men het
vieleijn en quaelijck spreecke niet konne ontgaen
blijft hij in dienst moogen sij al sijn goederen voor altijt
konfiskeeren so is hij met sijn vrou en kin=
deren geruijwineert hoe sal ment nu doen
sijn vrou sach seer gaeren dat hij quiteerde,
men is hier in duijsent pijne, [voor ons ick hou –]

Het is een catch-22 situatie: blijft hij in het Staatse leger dan vervallen zijn goederen aan de Fransen en is hij alles kwijt, gaat hij uit het leger dan is hij zijn inkomsten kwijt, gaat hij terug naar zijn goed (Middachten), dan moet hij trouw zweren aan de Franse koning en is hij een verrader.

En wat doen de Fransen verder?

Margaretha maakt zich zorgen over de volgende stappen van de Fransen. De Heer almachtig zal haar bijstaan, maar toch…

Brieffragment over Lodewijk XIV in Utrecht

de heer Almachtich sal mij bij staen daer is alleen
mijn betrouwe op, het water komt niet alleen op de
lippe maert begint der al over te gaen, de konin
seijt men dat merge in Persoon binne wttrecht
sal koome en int duijtsen huijs loosgeere , en dat
hij komt met sestich duijsent man om deese

Brieffragment met de wanhoop over het land haar familie en haar man die over de wadden moet

stat3Amsterdam te beleegeren of te benauwe, dewelcke haer teenemael in defen
sie stelt en vande buijten tot verders van veelle ront om onder
water staet, het verse water sal ons t Eerst ontbreecke inder
groote droochte, ick kan niet segge in hoe lange het niet gereegen
heeft dat Eenich water bij kan brenge, de heemelen sijn als
geslooten de heer is op ons merckelijck vertoornt, menseijt
al de steeden in hollant gereesolveert sijn haer tot den
wtterste toe te defendeere, altijt hier inde stat is Elck
Even animeus4boos, vijandig maer wat salt al sijn, wij sijn verloore
so de heer almachtich ons niet merckelijck en helpt, alle onse
steede en foortresse gaen over sonder datter Een schoet
op gedaen wort, daer is geen ordere, ick wenste mijn silver
en linne tot gelt waer en dat ickt in Een ander lant kost
over maecke maer siedaer geen raet toe wien ick daer van
spreeck, in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,
op de watte5de wadden ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
onbruijckbaer sijn, [het reijnkonter dat de raetpensionaeris]

Wanhoop

Margaretha’s wanhoop wordt bijna tastbaar in de brief. En dan zijn ook De Wadden nog onveilig, terwijl haar man via die weg vanuit Hamburg naar huis zal komen… Daarna wijdt ze een paar woorden aan de moordaanslag op Johan de Witt van 21 juni, die ze een “reijkonter”, een rencontre, een ongeregeld gevecht, noemt. Ze maakt er zelf geen woorden aan vuil, maar stuurt waarschijnlijk een pamflet (neefensgaende) mee.
Ook de ondertekening is luid en duidelijk.

Brieffragment over de aanslag op Johan de Witt

[spreeck,] in Een woort geseijt ick sit Elendich en verlaeten,op de watte ist so onveijl en vol kapers dat die so geseijtwort
onbruijckhaer sijn, het reijnkonter dat de raetpensionaeris
heeft gehad sal uhEd wt dit neefensgaende sien, daer is de
jonste soon vande raetsheer vande graef bij geweest diese hebbe ge
kreechgen , nu de heer wil ons voort bewaere, ick blijf

Mijn heer en lieste hartge
uhEd wel benoude en bedroefde
wijff MTurnor

  • 1
    quiteren: verlaten, weg gaan
  • 2
    te enden: ten einde
  • 3
    Amsterdam
  • 4
    boos, vijandig
  • 5
    de wadden

Bezet!

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 20 juni 1672 Amsterdam
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 6 juli 1672 Hamburg
Lees hier de originele brief

Na een week komen de eerste berichten door over hoe de Fransen te werk gaan. Het rumoer onder de bevolking blijft, maar gelukkig treedt Amsterdam hard op. Uit Amerongen heeft Margaretha gehoord dat de Prins van Condé op het kasteel geslapen heeft. Het enige dat ze er echt belangrijk aan lijkt te vinden is dat het kasteel niet beschadigd is.

Sauvegarde

De sauvegarde doet zijn intrede. Letterlijk is sauvegarde een bescherming van goederen of personen. Tegen betaling kan je een sauvegarde aanvragen. Haar zoon wil dit wel doen, maar is dat verstandig?

Brieffragment over de sauvegarde

[van kan ick niet weeten,] de heer van ginckel schrij
van verstaen te hebbe dat men wel safveguarde
mach versoecke het welcke hij dan voort huijs ent dorp
te Ameronge als ock voor Middachte wilde doen
dat sal al veel koste maer wat raet tis noch
beeter wat koste als dat seet huijs soude afbrande

Utrecht

Ook uit de stad Utrecht is er nieuws. De Staten van Utrecht hebben twee heren naar Lodewijk XIV gestuurd om de stad over te geven. De Staten van Utrecht bestonden enkel uit deze heren en een paar burgemeesters, de rest van de bestuurders is naar het westen gevlucht. Lodewijk accepteert hun voorwaarden niet, want hij vertrouwt het niet en stuurt ze terug.

Brieffragment over Utrecht

te wttrecht heeft den heer van soomere1Johan van Someren en sanden=
burch2Diederik Borre van Amerongen met de burgemeesters, daer in doen maels
door dapsensie3de absentie vande andere heere, de staetse vergaderi
bestont, aende koninck besonde en die stat doen
preesenteere, het welcke hij niet heeft wille aen
neeme, so geseijt wort, wt vreese van daer in niet
verseeckert te sulle sijn, men sijn hoocheijt had bij de
gemeente aldaer so veel te weege gebracht dat sij te
vreede waeren datter 3 a 4 reesgemente krijs
=volckeren inde stat soude koomen en dat sij die
stat soude gedefendeert hebbe, dan daer quam
terstont ordere op, vande state generael dat me
wttrecht sou abandoneere en ons ganse leeger
op de frontiere4frontier: grens van hollant trecke [het welcke]

Op een dijk staat de prins met een groep mannen. De prins wijst op een kaart. Het water staat tot aan de dijk, in de verte een bootje en een plaats waar een Nederlandse vlag wappert.
Stadhouder Willem III inspecteert de waterlinie (Oude schoolplaat)

De Oude Hollandse Waterlinie

De troepen zijn inderdaad richting Holland getrokken, Van Ginkel is naar Schoonhoven en anderen zijn naar Weesp. Margaretha noemt de waterlinie niet letterlijk de waterlinie, maar beschrijft het proces wel. Veel vertrouwen lijkt ze niet te hebben in die waterlinie: ze verwacht de vijand nu elke dag voor de poort.

Brieffragment over angst belegering

in hollant wort alles onder water geset ge
lijcke se hier om deese stat ock doen de saech
moollens afgebroocke, de liede lijde seer groote
schade het gekarm vande mense en beeste is so groot
dat Een steene hart moet Eerberme, och wat tijt
beleef ick, men verwacht hier alle daech den
vijant voor de poorte doch stelle haer in defensi
om beleegert te worde, dan sulle wij in Een
beleegerde stat sijnde geen kleijne benautheijt
hebbe, de heer wil ons behoede mij bekomert niet
meer als die vier kleijne bloetges en met deese
kontiniweelle droochte vreese verswater gebreck
te sulle hebbe,owee wee wee die geene die oorsaeck
sijn van alle ons ongelucke, [so aenstonts ontfan]

Gezicht op de Utrechtsepoort en de bijhorende brug te Amsterdam, gezien van buiten de stad. Op de achtergrond een molen, op de voorgrond een bootje.
Gezicht op de Utrechtsepoort te Amsterdam, Jan Veenhuysen (toegeschreven aan), 1664. Collectie: Rijksmuseum.

Wees voorzichtig!

Uiteraard is Margaretha ook weer achter de betaling van haar mans vergoeding aan gegaan, maar ook dat is moeilijk. Margaretha is zo in de bonen dat ze zelfs goed nieuws niet meer positief kan zien. Er zijn schepen naar Hamburg gezonden om haar man op te halen. Alleen zit de Waddenzee vol kapers, dus ze maant hem om vooral voorzichtig te reizen.

Tot slot ook nu weer de vraag die op ieders lippen brandt:
Waar zijn de Brandenburgse troepen?

Weest verzekerd dat ik ben

Zelfs de ondertekeningen van Margaretha’s brieven worden wanhopiger. Groeten van de kleinkinderen kunnen er nog net vanaf.

Brieffragment met afsluiting en ps

gesonde, hiermeede bevele uhEd inde bewaerin
des alderhoochste die ons alle in daesen hoochge
noot wil bij staen, tsij int leefve of sterfae
weest verseeckert dat ick ben
Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
M Turnor

int schrijfve dees
beginne de liede
hier so bij Een te troepen
dat ick vreese offer al
meede wat te doen mochte
koomen, och hoe sit men in gedurige benoutheijt
de vrou van ginckel en haer kinderkens presenteere haere
dienst

  • 1
    Johan van Someren
  • 2
    Diederik Borre van Amerongen
  • 3
    de absentie
  • 4
    frontier: grens

Onrust in de steden

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 17 juni 1672 Den Haag
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 17 juni 1672
Lees hier de originele brief

Eerder schrijft Margaretha al over de onrust in de steden. Nu het Staatse leger op de vlucht is geslagen en de eerste steden zijn gevallen, wordt de onrust alleen maar erger. Rotterdam, Haarlem, Leiden, Utrecht, Delft, overal heerst onzekerheid. Kwade geruchten over verraad vinden vruchtbare grond in de angst van het volk. Wagens worden geplunderd, schepen mogen niet aanmeren: het volk heeft de macht overgenomen van de regenten. Zelfs de vrij geliefde Willem III trekt aan het kortste eind: hij mag Utrecht niet binnen komen met zijn leger.

Onwelkom in Utrecht

Over de situatie in Utrecht schrijft Margaretha het meest. Ze heeft de chaos daar zelf aan den lijve meegemaakt. Ze moest immers Philippota en de kleinkinderen daar nog ophalen.

Eerste brieffragment over oproer

[hij vertreckt merge naer Enlant,] hier is geen plaets
daer men sich kan verseeckeren, te rotterdam haerlem
leijden wttrecht is delft is alde gemeente1het gewone volk in op roer
roepe niet ander als van veraet en dat ons lant
verkocht is dat nu geleevert sal worde, hier plu
=nderense de wagens met goet dewelcke wt gebrocht
worde te delft houdense de scheepe aen willense
niet laeten passeere de heere reegente2regenten: stadsbestuurders hebbe niet te
segge, te wttrecht houdense de poorte toe wille sijn
hoocheijt3Prins Willem III met de meliesie4militie die daer voor lege daer niet in hebbe
dwinge de burgemeesters de sleutels af seggende
dat die geen burgemeesters sijn maer sij selfs
hamel5Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht seijt me dat geprikuliteert(?) heeft om hals
te koome, dan is ontkoome, ick was voorleede dijns
dach inde stat van wttrecht maer Een Euri6een uur, wist
niet hoe daer weer wt te koome dorst7dorsten: durfen mijn
naem niet bekent maecke trock mijn kap inde
oochgen ginck so stilletges onbekent wt de stat
daer terstont de poorte op, gesloote wierde hade sij

Tweede brieffragment over oproer

geweeten ickt was, soude ongetwijfelt een affront8affront: belediging, krenking van de eer
leeden hebbe, so roepense overde brandenburchse
troepees dat die niet en koome en dat uhEd die pen
=ninge in sijn sack gesteecke heeft, tis niet te bedencke
so de mense spreecke op alle reegente ija op de prins 
selfs, och oogeluckichge komissie voor ons dewelcke
mij altijt so swaer opt hart heeft geleegen, [ick bidt]

Met haar kap voor haar ogen getrokken glipte Margaretha stilletjes uit de stad. Zelfs haar naam wilde ze niet gebruiken. Ze is een bekende in Utrecht maar de stad voelt erg vijandig aan. Haar identiteit wil ze dus geheim houden. Kwaad volk beschuldigt Godard Adriaan van het geld voor de Brandenburgse troepen in eigen zakken steken. Hij is duidelijk geen populair man meer in Utrecht en dat gebrek aan populariteit straalt af op zijn familie.

In een stad gaan mensen elkaar te lijf. Meubilair wordt in de gracht gegooid, een gevel wordt om ver getrokken.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum

Rust in Amsterdam?

In meerdere steden heerst wanorde maar Margaretha schrijft ook dat het er in Amsterdam een stuk ordelijker aan toe gaat. De stad zit prop- en propvol met vluchtelingen maar door de voorzichtigheid van de regenten valt de onrust mee. Soldaten in dienst van de stad houden de orde. Margaretha is niet laaiend enthousiast over naar Amsterdam gaan — daar heersen immers dezelfde kwade geruchten als elders — maar het is een relatief veilige plek om heen te vluchten.

Eerste brieffragment situatie in Amsterdam

[broeder te sijn], want om dewaerheijt te segge tis
hier overal in sulcke oproer vande gemeentegemeenschap die
so vieleijn9vilein: gemeen spreecke en te Amsterdam selfs dat me

Tweede brieffragment situatie in Amsterdam

niet weet waer te wende, doch daer is noch geen oproer
maer de gemeente stil alleen spreeckense op de vluchte-
-line dat sij nu als Elck sijn goet inde stat heeft ock
Eens rijck sulle worden dan dat sijn woorde, ock sijn
de heere van Amsterdam seer voorsichtich en stelle
van nu aen daer al ordere op neeme alledaech
volck aen om inde stat te blijfve en hoope noch
Eenige ruijterij in haer stat te krijgen, tis onge
looflijck dat volck en goet daer gevlucht in
komt men sou segge het onmoogelijck was de
stat het sou konne berge, [ick heb meest al ons]

De Dam in Amsterdam vanaf de Kalverstraat gezien, met het stadhuis, de Nieuwe Kerk, de Waag, de Papenbrug en de toren van de Oude Kerk. Op de Dam bevinden zich groepen mensen uit verschillende rangen en standen, gekleed volgens de mode van circa 1670. Onder de afbeelding in de marge de legenda.
Dam in Amsterdam, Johannes Kip, 1685 – 1690. Collectie Rijksmuseum.
  • 1
    het gewone volk
  • 2
    regenten: stadsbestuurders
  • 3
    Prins Willem III
  • 4
    militie
  • 5
    Nicolaas Hamel, burgemeester van Utrecht
  • 6
    een uur,
  • 7
    dorsten: durfen
  • 8
    affront: belediging, krenking van de eer
  • 9
    vilein: gemeen

De verrader Montbas

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 17 juni 1672 Den Haag
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 27 juni 1672
Lees hier de originele brief

Jean Barton de Montbas is opgepakt nadat hij de vlucht nam voor de Franse troepen en zijn post, de Schenkenschans, onverdedigd achter liet. Montbas claimt dit op iemands orders gedaan te hebben. In een eerdere brief deed Margaretha zeer mysteries over de identiteit van deze persoon maar nu komt er opheldering: volgens Montbas handelde hij naar de orders die hij van Hiëronymus van Beverningh gekregen had. Volgens deze orders zou hij zijn post mogen verlaten als deze onhoudbaar werd.

De troepen van Lodewijk XIV voor Schenkenschans, 18 juni 1672. Vanaf de voorgrond dalen links en rechts ruiters een heuvel af op weg naar de vesting, gelegen in de vlakte bij de splitsing van Rijn en Waal. Op de voorgrond een groep officieren te paard, op de achtergrond een plattegrond van de streek in vogelvluchtperspectief met van alle kanten oprukkende legers.
Koning Lodewijk XIV bij het beleg van Schenkenschans, 1672, Lambert de Hondt (II), ca. 1675. Collectie Rijksmuseum.

Montbas en de Fransen?

Margaretha vraagt zich af of Montbas’ flinterdunne verdediging stand gaat houden. Met deze laffe actie heeft Montbas zichzelf namelijk in één klap tot een van de impopulairste personen in de Republiek gemaakt. De geruchten die op straat rond zwerven, zijn dus vol woede en gaan uit van het ergste.

Brieffragment over het verweer van Montbas

[van rhiene Een van is], men seijt dat mout
momba sijn saeck wel deffendeere1defenderen: verdedigen met
Een brief die hij seijt vande heere bever
-lin
2Hiëronymus van Beverningh, diplomaat en gedeputeerde te velde te hebbe die hem soude geschreefve
hebbe als hij die post niet langer konde
houde se vrij te verlaete, of hem dat sal
ontschuldige sal te besien staen, ock
seijt men dat hij geduerich deesen oorlooch
met de vijant soude gekorespondeert3corresponderen: in contact zijn hebe
en aengeweese waer wij opt swackste
waere en hem de wech aengeweesen was
hij sijn mers sou neemen, dit sijn de lie
diemen4lieden die men voorde ingeseetene5ingezete: inwoner van een gebied vant lant most
preefereere6prefereren: voorkeur geven aan, nu dat is over ondertusche moet
onse soon den dienst waerneeme en geen weijnich
fatijgees7fatigue: vermoeidheid, uitputting wtstaen, [nu mijn hartge dees is]

Men zegt dat Montbas contact heeft gehad met de vijand om door te geven waar het Staatse leger op het zwakste is. Ook zouden de Fransen Montbas verteld hebben welke route hij zou moeten volgen bij het verlaten van de Schenkenschans. Ernstige beschuldigingen dus. Mocht dit waar zijn dan zou Montbas de doodstraf krijgen.

Gevolgen voor Godard van Ginkel

Zoals wel vaker volgt Margaretha het nieuws over Montbas op met een vergelijking met haar lieve zoon Godard van Ginkel. Het verschil mag er zijn: de Franse Montbas is een verraderlijke, onbetrouwbare lapzwans terwijl haar zoon het toonbeeld is van een dappere, plichtsgetrouwe Staatse officier. Margaretha is duidelijk zuur dat haar zoon gepasseerd is voor de promotie tot commissaris-generaal. Nu Montbas gearresteerd is moet Godard weer zijn dienst waarnemen terwijl hij al oververmoeid is door zijn harde werk. De oorlog vraagt echt het uiterste van Godard.

Een geharnaste man te paard, naar links rijdend, met een aanvoerdersstaf in de rechterhand (een ritmeester).
Aanvoerder van de cavalerie (ritmeester), Jacques de Gheyn (II) (atelier van), naar Jacques de Gheyn (II), 1640. Collectie Rijksmuseum.
  • 1
    defenderen: verdedigen
  • 2
    Hiëronymus van Beverningh, diplomaat en gedeputeerde te velde te
  • 3
    corresponderen: in contact zijn
  • 4
    lieden die men
  • 5
    ingezete: inwoner van een gebied
  • 6
    prefereren: voorkeur geven aan,
  • 7
    fatigue: vermoeidheid, uitputting

Pagina 24 van 29

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén