Aan een veldtocht beginnen in het herfstseizoen is over het algemeen niet zo’n heel goed idee. Het is voor de soldaten lastig om aan eten te komen — voor zichzelf én voor de paarden —, het is koud en de wegen zijn slecht begaanbaar. Toch besluit de keurvorst van Brandenburg om in september 1672 aan de mars te beginnen. De mars die de Republiek zou moeten bevrijden… Althans, dat is de perceptie van Margaretha en veel andere tijdgenoten. Godard Adriaan reist met de veldtocht mee en houdt de Republiek (raadpensionaris Gaspar Fagel) en zijn familie op de hoogte.

Reconstructie van de reis van Godard Adriaan

Vaak is het heel onduidelijk waar het leger zich precies ophoudt. Godard Adriaan schreef op de brieven die hij van onder meer Margaretha en Van Ginkel ontving, de datum en plaats van ontvangst. Daarnaast schreef hij op de brieven die hij aan Gaspar Fagel verzond verzenddatum en -plaats. Door deze brieven te bekijken, is het mogelijk de reis van Godard Adriaan met het leger van de keurvorst te reconstrueren. In september 1672 verzamelen de legers van de keurvorst en de keizer zich in Halberstadt, om vervolgens half september door te marcheren richting Hildesheim (zie kaart onderaan, kaart is aanklikbaar en je kunt inzoomen).

Gravure van een vesting in vogelvlucht.
Plattegrond van Hildesheim, anoniem, ca. 1657-1728. Collectie Rijksmuseum.

Marcheren in de regen

Hildesheim valt onder het gezag van de bisschop van Keulen. Een gigantische stoet, niet alleen bestaande uit soldaten, maar ook uit vrouwen en kinderen en een hoop geschut, trekt door het land van de vijand. Overal waar mogelijk, wordt het land kaalgevreten. Maar met de mars wil het nog niet echt vlotten. Het is ontzettend slecht weer. In een brief aan raadpensionaris Gaspar Fagel, gedateerd 22 september 1672, schrijft Godard Adriaan dat het zodanig hard heeft geregend, dat de wegen onbegaanbaar zijn geworden. Het is volgens de man van Margaretha dan ook onmogelijk om meer dan drie uur op een dag te marcheren. De soldaten moeten het legerkamp elke dag in het ‘natte velt’ opslaan. Het zal volgens Godard Adriaan mettertijd mensen én paarden parten gaan spelen, schrijft hij vanuit Wispenstein, waar het leger zich ophield, aan de Hollandse raadpensionaris. Ook Margaretha krijgt te horen over de verschrikkelijke weersomstandigheden. Ze maakt zich zorgen; het zou haar man zelfs wel eens op kunnen breken.

Een schilderij met veel mensen. Er zitten een aantal ruiters te te paard, er staan afgetuigde paarden en er staan tenten met vlaggen erop. Er staan diverse mannen en een enkele vrouw. Op de voorgrond aait een jongen een hond.
Een legerkamp in de 17e eeuw, Philips Wouwerman, ca. 1665-1668. Collectie Rijksmuseum

Een andere route

Tot overmaat van ramp besluit de keurvorstelijke krijgsraad eind september dat er een andere route zou worden genomen. Conform de afspraken die zijn gemaakt, zou de mars via Hildesheim richting Münster gaan. Maar de keurvorst had vernomen hoe wanordelijk het er in de Republiek aan toe ging. Was het het allemaal nog wel waard om de Republiek te hulp te schieten? Nu zou eerst de bisschop van Keulen een lesje geleerd worden. Door de gewijzigde route werd de mars alleen maar langer.

Naar het zuiden

De mars gaat vervolgens richting het zuiden. Uit de reconstructie weten we dat Godard Adriaan zich op 13 oktober ophoudt rond Frankfurt am Main. Zijn brieven zijn vervolgens afwisselend geschreven en beantwoord in Frankfurt, Bergen (de huidige buitenwijk Bergen-Enckheim) en Rüsselsheim. De rustwagen waarmee Godard Adriaan lange tijd het ruwe soldatenleven van zich af heeft weten te houden, is hij dan inmiddels al kwijt. Zouden de hulptroepen ooit nog in de Republiek aankomen?

Twee koetsen rijden naar links, daarnaast lopen wat mannen met een hond. Op de voorgrond drie mannen te paard.
Cavallerie en koetsen, anoniem, naar Jan van de Velde (II), naar Jan Martszen de Jonge, 1632 – 1682. Collectie Rijksmuseum.