
De Duitse bisschoppen
De troepen van Lodewijk XIV
- De Zonnekoning op weg naar de Republiek
- Drie Franse legers
- De verovering van Arnhem en Nijmegen
- Doesburg en Zutphen
In de Republiek beschouwde men Engeland en Frankrijk als elkaars rivalen. Aanvankelijk weigerde raadpensionaris Johan de Witt dan ook geloof te hechten aan het gerucht dat beide landen een geheim verdrag gesloten hadden. Er was toch de Triple Alliantie? Zou Karel II de wapens gaan opnemen tegen zijn neef, die inmiddels tot kapitein-generaal was benoemd? Men geloofde het niet. De aangevangen opbouw en uitrusting van de Engelse vloot was bedoeld om de neutraliteit van het eigen land te kunnen verdedigen. Zo dacht men in Holland.
In maart 1672 werd echter duidelijk wat de werkelijke bedoelingen van Engeland waren. Zonder aanleiding of voorafgaande waarschuwing viel een Engels oorlogseskader een vloot van Hollandse handelsschepen afkomstig uit Smyrna aan in Het Kanaal.
De opbrengsten van deze zogenoemde retourvloten waren voor de staatskas een belangrijke inkomstenbron, waarmee onder andere leger en vloot gefinancierd konden worden. In verband met het gevaar van de Duinkerker kapers begeleidde een konvooi van oorlogsschepen de Smyrna vloot bij de vaart door Het Kanaal
De aanval werd, dankzij de bescherming van deze Hollandse oorlogsschepen, een echte zeeslag en liep voor de Engelsen op een mislukking uit. Na drie dagen vechten bestond de buit uit slechts vier kleine koopvaarders, terwijl er zo’n duizend manschappen verloren gingen. Nu was er echter in de Republiek geen twijfel meer aan het feit dat Engeland de confrontatie zocht.
Bron | Pag. |
Luc Panhuysen, Rampjaar 1672 | pag. 97-98 |
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact. | pag. 36 |
Algra A. en H. (1956) Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden. Deel 2. Franeker: Uitgeverij T. Wever. | pag. 324-325 |
‘Onze’ Godard Adriaan van Reede presenteerde al op 20 november 1671 een plan aan de Staten Generaal waarin hij onder meer ten zeerste de aanbeveling deed om Friedrich Wilhelm keurvorst van Brandenburg over te halen tot een bondgenootschap met de Republiek. Immers de Republiek moest naarstig op zoek naar bondgenoten en de keurvorst had één van de beste legers van het Duitse Rijk. Bovendien was Friedrich Wilhelm een oude bondgenoot van de Republiek.
De keurvorst had ook persoonlijke belangen bij een verbond. Verschillende van zijn domeinen lagen dicht bij het onrustige bisdom Keulen. Het Hertogdom Kleef, dat onder het gezag van de keurvorst viel, grensde aan Nederland. Al sinds geruime tijd mocht de Republiek in zes vestingen aldaar garnizoenen leggen. Kleef was dus belangrijk voor de bescherming van het oosten van de Republiek.
Er waren ook nog andere redenen dat de keurvorst zich zorgen maakte. Het machtsevenwicht in Europa dreigde verstoord te raken door de agressieve politiek van Lodewijk XIV. Bovendien was Lodewijk XIV katholiek en noemde hij zich ‘rex christianissimus ‘, de meest christelijke koning. Dat deze fanatiekeling de protestantse Republiek dreigde te vernietigen baarde de streng calvinistische Friedrich Wilhelm ernstig zorgen.
Godard Adriaan werd door Johan de Witt op diplomatieke missie gestuurd en kwam op 16 januari 1672 aan in Berlijn. Hij was niet de enige die Friedrich Wilhelm gunstig probeerde te stemmen. Al geruime tijd verbleven er Franse diplomaten aan het hof van de keurvorst. Echter de toenadering van de Fransen tot de keurvorst hadden tot nu toe een mager resultaat opgeleverd: een soort halfslachtige neutraliteit. De keurvorst was Godard Adriaan goed gezind, maar het duurde erg lang voordat Den Haag van zich liet horen. Godard Adriaan kreeg geen informatie, had geen kennis van wat er in de Republiek gebeurde en geen mogelijkheid om een verdrag te sluiten.
Gelukkig genoot Godard Adriaan wel de sympathie van keurvorst. Hij kreeg zelfs een voorkeursbehandeling. Maar de keurvorst kon niet eeuwig aan het lijntje gehouden worden. Het ijzer moest gesmeed worden nu het heet was, want de keurvorst stond bekend om zijn ‘wechselfieber’ (wisselkoorts). Zelf zei hij dat niemand kon vaststellen of hij ‘de vos of de haas’ was. Hij twijfelde om over de brug te komen, omdat er geen medestanders waren. Hij wilde vooral dat keizer Leopold meedeed ondanks het feit dat die ook als zeer katholiek bekend stond.
Uiteindelijk lieten de Staten Generaal wat van zich horen. Er volgde een moeizame onderhandeling over hoeveel soldaten er nodig waren en over hoe hoog de subsidies zouden zijn die de Staten Generaal zouden bijdragen. De keurvorst dacht aan een hoger aantal soldaten dan de Republiek. Uiteindelijk werden ze het eens over een leger van 20.000 man waarvan eenieder de helft van de kosten op zich zou nemen. De Republiek zou 600.000 gulden aan werfgeld en de helft van de onderhoudskosten in maandelijkse subsidies betalen.
Het verdrag hield ook een geheime clausule in, een zgn. ‘openbare rupture’. Dat betekende dat, als er een oorlogsverklaring zou komen, de keurvorst openlijk zou breken met die landen die de Republiek aanvielen. Het was al met al een dappere stap van de keurvorst, want zonder medestanders zou zijn leger van 20.000 man niet tot veel in staat zijn. Friedrich Wilhelm hoopte dan ook dat het verdrag ook de Keizer van het Heilige Roomse Rijk over de streep zou trekken.
Het Verdrag van Berlijn werd op 6 mei 1672 gesloten, mede ondertekend door Godard Adriaan van Reede. Het zou echter nog geruime tijd duren voordat het verdrag geratificeerd en het geld binnen was. Dit ondanks dat in het verdrag bepaald was dat de keurvorst het beloofde leger pas paraat zou hebben binnen twee maanden nadat hij het werfgeld ontvangen had. Godard Adriaan zweette peentjes! Beetje bij beetje sijpelde het geld via kredietbrieven bij de Hamburgse wisselbank binnen. Het zou nog tot eind september duren voordat het leger van de keurvorst paraat was.
Bronnen | Feiten |
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact. | p. 121-130:De rol van Godard Adriaan bij het verdrag |
Dreikämper, Petra (1998). Redeloos, radeloos, reddeloos, De geschiedenis van het Rampjaar 1672. Hilversum: Verloren. | Hoofdstuk 3 (p. 40) en Hoofdstuk 5 (p. 74) Positie van de keurvorst |
Term | Engels | Duits | |
Keurvorst | Vorst van het Heilige Roomse Rijk die mee mag kiezen en die gekozen mag worden tot Keizer. | Elector | Churfürst |
Heilige Roomse Rijk | Verzameling van grotere en kleinere staten. In de middeleeuwen bestond het uit het hele gebied van Zuid-Italië tot de Oostzee, na 1648 was het het huidige Duitsland, Polen, Hongarije, Tsjechie, Oostenrijk, Lotharingen, Franche Comté en de Savoye. | Holy Roman Empire | Heilige Römische Reich |
Diplomatie | Betrekkingen tussen landen. | Diplomacy (Ambassador) | Diplomatie (Botschafter) |
De grote economische bloei van de Republiek was de Engelsen al lange tijd een doorn in het oog. Het was een van de oorzaken geweest dat er vanaf 1652 al tweemaal een zeeoorlog tussen beide landen had plaatsgevonden. In 1667 kwam daar door de Vrede van Breda een einde aan. Voor Karel II van Engeland was het echter meer een wapenstilstand dan een vredesverdrag, want de Engelse koning was uit op wraak.
Het beleid van Johan de Witt zinde hem totaal niet. Als voogd van zijn neef Willem III beijverde Karel II zich voor de benoeming van Willem als kapitein-generaal en als stadhouder. Tot woede van de Engelse koning dwarsboomde de Hollandse raadpensionaris deze pogingen zoveel mogelijk. Uiteindelijk werd hem zelfs het voogdijschap ontnomen. Ook de voor de Engelsen zo vernederende tocht naar Chatham deed de verhoudingen bepaald geen goed.
Hoewel Karel II in 1668 met de Republiek en Zweden een defensief verbond tegen Frankrijk sloot (de Triple Alliantie), liet hij zich al snel in het geheim omkopen door Lodewijk XIV. De Franse koning bood onder meer een grote som geld, waardoor Karel onafhankelijk van zijn parlement kon handelen. Dat was belangrijk voor hem, want in Engeland gold de regel dat de koning weliswaar bepaalde, maar het parlement betaalde. In dit geheime Verdrag van Dover werd in 1670 overeengekomen dat Frankrijk en Engeland gelijktijdig de Republiek zouden aanvallen. De schande van Chatham zou gewroken worden!
Bronnen | Feiten |
Paginanummers: inhoud Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact. | pag. 29: Karel II en de Republiek |
Dreiskämper, Petra (1998). Redeloos, radeloos, reddeloos, De geschiedenis van het Rampjaar 1672. Hilversum: Verloren. | pag. 34-36: Karel II en de Republiek |
Hoewel formeel de macht en de mogelijkheden van Willem III door de gewesten beperkt waren, begonnen rond 1670 de twintigjarige prins en de orangisten steeds meer aan invloed te winnen. De dreiging van Lodewijk XIV werd steeds sterker en de roep om de prins van Oranje steeds krachtiger. Voor Johan de Witt, de raadspensionaris, een nijpende situatie.
Johan de Witt en de Staten van Holland hielden nog steeds vast aan de Akte van Harmonie waarin bepaald was dat Willem pas op meerderjarige leeftijd kapitein-generaal1Opperbevelhebber van het Staatse leger mocht worden. Volgens Johan de Witt betekende dat op 23-jarige leeftijd (dit was de gebruikelijke definitie van meerderjarigheid) en dat zou pas in november 1673 zijn. Volgens anderen, waaronder Amalia van Solms en Friedrich Wilhelm, de keurvorst van Brandenburg, twee van de drie voogden van Willem III, was Willem al op achttienjarige leeftijd meerderjarig geworden.
Johan de Witt kwam uiteindelijk met het voorstel hem voor één veldtocht aan te stellen, maar daar ging Willem niet mee akkoord. Uiteindelijk liet hij zich door vrienden, waaronder de zeer Oranjegezinde Johan van Reede, heer van Renswoude, overreden het toch te doen. Op 25 februari werd Willem benoemd tot kapitein-generaal voor één veldtocht. Er werd een groot feest gegeven alsof er van dreiging geen sprake was. Het volk reageerde uitzinnig van vreugde.
Maar Willem wachtte geen dankbare taak. De gevolgen van de verwaarlozing en versnippering van het Staatse leger begonnen steeds duidelijker te worden. Het leger bestond uit kleine ‘provincielegertjes’. Elk gewest bekostigde zijn eigen deel van het leger. Dit alles ging ten koste van de solidariteit tussen de gewesten. Bovendien was het landleger sterk verzwakt omdat de Republiek onder Johan de Witt een aantal jaren geleden de keuze gemaakt had voor een sterke zeemacht in verband met het beschermen van de koopvaardij. Dit alles stond in schril contrast met het machtige leger van Lodewijk XIV en zijn bondgenoten, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen.
Op 25 februari 1672 werd Willem III, prins van Oranje, aangesteld als kapitein-generaal van het Staatse leger. Aanvankelijk dus voor slechts één veldtocht maar er zouden er nog vele volgen.
Op 1 juni 1670 sloot Lodewijk XIV een verdrag met Charles II (Karel II): het Verdrag van Dover. Dit geheime verdrag tussen Engeland en Frankrijk speelde een grote rol in de aanloop tot het Rampjaar.
In het verdrag stonden twee belangrijke punten. Ten eerste zou Charles II zichzelf en het Engelse volk bekeren tot de rooms-katholieke kerk. Ten tweede zou hij het verdrag met de Zweden en de republiek opzeggen en Lodewijk XIV helpen met 60 oorlogsschepen en 4.000 soldaten als Frankrijk de veroveringsoorlog tegen de Republiek zou starten.
Verder was in het verdrag te lezen dat delen van de Republiek al vooraf werd verdeeld. Zo hadden de twee heren samen bedacht dat Charles Walcheren, Cadzand (toen nog een eiland) en de monding van de Schelde zou krijgen. Charles toonde zich hiermee wel een zeer onbetrouwbare partner in de Triple Alliantie die hij met Zweden en de Republiek had gesloten tégen Frankrijk!
Voor de militaire bijdrage van Charles zegt Lodewijk XIV een groot geldbedrag toe en hij belooft nog meer (geld) te schenken als Charles zijn bekering tot het rooms- katholieke geloof bekend zou maken aan het volk. Daarnaast belooft Frankrijk 6.000 Franse troepen te sturen als er ooit een opstand in Engeland (tegen Charles gericht) zou komen.
Lodewijk XIV gaf zijn schoonzus Henriëtta Anne, hertogin van Orleans, de zus van Charles, een belangrijke rol in de onderhandelingen.
Historici zijn het niet eens over wat nou voor Charles de reden was om dit verdrag te ondertekenen. Mogelijke motieven zouden kunnen zijn:
De twee koningen wisselden bekrachtigingsbrieven uit, maar hielden het bestaan van het verdrag geheim. Er werd ook onderhandeld over een openbaar verdrag van Dover. Dat was vooral als propaganda bedoeld en daarin werd de religieuze dimensie van het geheime verdrag en de aanstaande aanval op de Republiek verdoezeld. Kortom, Lodewijk XIV kon rekenen op Charles II als hij de Republiek zou aanvallen.
De tekst van dit verdrag werd pas in 1771 bekend, dus het was ten tijde van het Rampjaar echt een geheim verdrag.
Bronnen | Feiten |
Wikipedia (2021) Het Verdrag van Dover. Benaderd 6 januari 2022 | Wat houdt het verdrag in? En wie zijn de bondgenoten? (Wikipedia) |
Wikipedia (2021) The Secret Treaty of Dover. Benaderd 18 januari 2022 | De inhoud van het verdrag, redenen om verdrag te tekenen |
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact. | |
Bussen, Stan (2020). Johan Boreel en het Verdrag van Dover. Op www.johandewitt.nl. Benaderd op 18 januari 2022 | Redenen voor Charles om het verdrag te tekenen. Nederlandse diplomatie rond het Verdrag van Dover |
Een deel van het grondgebied van de Republiek hoort volgens Bernhard van Galen, de bisschop van Münster, bij zijn bisdom. Het verzoek van Charles II (Karel II) om hem te helpen de Republiek aan te vallen, komt dan ook als geroepen. Op 13 juni 1665 kwam de overeenkomst tot stand tussen Münster en Engeland.
Het aanbod van Charles II schijnt hieruit bestaan te hebben:
Karel II zal aan Münster als werfgeld voor de troepen betalen. In de eerste drie maanden betaalt hij vijfhonderdduizend rijksdaalders. Vervolgens betaalt hij tot aan het einde van de oorlog iedere maand vijftigduizend rijksdaalders betalen. Temple, de Engelse onderhandelaar, scheen over zijn zending tevreden te zijn. Op 6 september schreef hij aan zijn familie: “Hij zegt, alles wat besproken is te zullen vervullen: fide sincera et Germana (met Duitsche trouw en eerlijkheid) , eene uitdrukking die hij dikwerf gebruikt.”
Lodewijk XIV was een week later al op de hoogte van dit verdrag met Engeland. Hij schreef aan zijn gezant in Den Haag dat hij de bisschop zal gaan waarschuwen middels een expressebrief. Bovendien zal hij het Staatse leger beschermen met zijn leger mocht dat nodig zijn. Aan koning Karel II in Engeland laat hij weten dat deze zijn geld wel beter kan besteden. Ook vraagt hij zijn gezant in Den Haag om deze gebeurtenissen aan te grijpen als mooie gelegenheid om de heren Staten van zijn deelneming en trouw te doen getuigen.
Het graafschap Zutphen hoorde van oudsher bij het bisdom Münster en de bisschop van Münster mocht zich heer van Borculo noemen. In de 17e eeuw maakte bisschop Christoph Bernard van Galen aanspraak op het richterambt van Borculo. De bisschop stond bekend als een oorlogszuchtige ruziezoeker en had zelfs zijn eigen bisschopsstad Münster met geweld moeten innemen.
In 1665 zag Van Galen zijn kans schoon. Gesubsidieerd door de Engelse koning Karel II stak hij in september 1665 met een leger de grens over. Hij veroverde enkele steden in de Achterhoek en Twente. Borculo viel op 29 september. Maar von Galen was niet tevreden met alleen Borculo. Hij maakte ook aanspraak op streken in Gelderland en Overijssel en zelfs in Groningen en Friesland. Die behoorden volgens hem tot het bisdom Münster. Johan Maurits van Nassau Siegen kreeg van de Staten Generaal het bevel over het Staatse leger in het oosten, maar dit leger was sterk verwaarloosd.
Nadat Doetinchem en Lochem waren bezet trok de bisschop naar het noorden en viel de versterking Bourtange aan. Zonder succes overigens. De Keurvorst van Brandenburg ging zich ermee bemoeien, de subsidie door Karel II werd gestopt en in april 1666 werd de vrede van Kleef getekend.
In het leger van de bezetter heerste honger en ziektes, zoals de pest. Hierdoor werd de terugtocht versneld. Helaas had ook nu weer de bevolking op het platteland het meest te lijden gehad, niet alleen van de troepen van de vijand, maar ook van de bondgenoot. Deze bondgenoot was Lodewijk XIV die weliswaar hulptroepen had gestuurd, maar pas nadat de Münstersen al lang weer naar eigen land waren vertrokken. Deze Franse troepen bleven nog lang hangen. Er werd geklaagd dat deze Franse helpers de boeren “seer qualijk hadden getracteert en de boerinnen al te wel!”
De inval demonstreerde pijnlijk het gebrek aan gevechtskracht van het Staatse leger.
Bronnen | Feiten |
Veendammer (2016). Opening expositie eerste Münsterse oorlog. Nieuwsblad van het Noorden. Benaderd: 2 februari 2022 | Honger en pest onder de Munsterse troepen |
Poelhekke, J.J. (1975). Geschiedenis van Gelderland. Boek II: 1492-1795. Zutphen: De Walburg Pers. | blz. 205 en verder: Het leger werd versterkt onder leiding van Johan Maurits |
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact. | blz. 79: Neutrale politiek tijdens de Ware Vrijheid leidt tot afname van de stijdbaarheid van het leger. |
Wikipedia (2021). De Eerste Munsterse oorlog. Benaderd: 2 februari 2022 | Inval door Bernard von Galen in september 1665 |
De Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (1665 tot 1667) ging voornamelijk over het beschermen van de eigen koopvaardijschepen en het buitmaken van vijandelijke schepen Er werd geprobeerd elkaars oorlogsvloten tot zinken te brengen. Na diverse gewonnen zeeslagen kon Engeland in de strijd tegen Nederland niet goed doorpakken vanwege bevoorradingsproblemen. Dit gaf Nederland de tijd om te herstellen van de nederlagen.
Ondertussen zocht Karel II (Charles II) bondgenoten op het vasteland. Hij wilde Nederland verzwakken door hen in een landoorlog te betrekken. Hij benaderde diverse landen hiervoor maar de meesten weigerden. Behalve Bernhard van Galen, de bisschop van Münster. Voor het binnenvallen van Nederland vanuit het oosten werd hem een flink geldbedrag toegezegd. Van Galen ging dus een alliantieovereenkomst met Engeland aan en viel in 1665 Nederland vanuit het oosten aan. Op basis van een defensieve alliantie, die sinds 1662 tussen Lodewijk XIV en Nederland bestond, stuurde de Franse koning troepen om Von Galen tegen te houden.
Dat vond Karel II niet leuk. Engeland had echter meer problemen. De ‘Grote Pest van Londen’ eiste duizenden levens en dat hinderde de Engelse oorlogvoering behoorlijk. Ook was er gebrek aan geld en voedsel. Samen met de epidemie zorgde dit alles ervoor dat grote operaties onmogelijk waren. Op dat moment had Engeland slechts vier schepen klaarliggen om in te zeten. Het Engelse Parlement moest nog 1.250.000 pond goedkeuren om een nieuwe vloot te leveren. Maar dat ging niet gebeuren. De subsidie aan Bernhard van Galen werd ook ingetrokken. Hij had het al niet makkelijk, want in zijn leger heersten honger en ziekte. Hij moest zich dus wel terugtrekken.
Engeland wilde graag een vredesakkoord en de onderhandelingen daarvoor begonnen in juni 1665. De voorwaarden die de partijen stelden maakten dat de onderhandelingen niet vlot verliepen. Tot overmaat van ramp verklaarde op 22 januari 1666 Frankrijk aan Engeland de oorlog. Lodewijk XIV hoopte dat Engeland en Nederland elkaar zodanig zouden verzwakken dat ze zich niet langer tegen zijn campagne tegen Spanje in de Spaanse Nederlanden konden verzetten.
Toen in september 1666 ook nog een groot deel van Londen in vlammen op ging, leidde dat niet alleen tot economische problemen, maar het publiek keerde zich ook tegen de oorlog. Hoewel het parlement wel geld toe zei voor de oorlog, kwam het geld maar moeilijk (eigenlijk niet) los. Het grootste deel van de vloot werd daarom begin 1667 achter de ketting in de haven van Chatham gelegd. Er bleef een kleine ‘vliegende vloot’ actief. Of dat nou verstandig was…
In juni 1667 begonnen eindelijk de onderhandelingen voor de Vrede van Breda.
Als in 1581 de Noordelijke Nederlanden de Acte van Verlatinghe wordt ondertekend, worden het noorden en het zuiden van de Nederlanden feitelijk gescheiden. Zowel Willem van Oranje als de Spanjaarden gingen nog steeds van macht in alle zeventien provincieën uit, dus de strijd duurde voort. Pas in 1648 wordt de Vrede van Münster ondertekend en de definitieve grens vastgesteld. De Spaanse Nederlanden staan nog de hele 17de eeuw onder Spaans bestuur en vormen zo een buffer tussen de Noordelijke Nederlanden en Frankrijk.
Sinds 1654 waren Spanje en Engeland in een oorlog verwikkeld. Deze oorlog werd vooral uitgevochten in het Caribisch gebied. Om die reden lag de focus van de Spaanse vloot niet in de Spaanse Nederlanden. Het gevolg hiervan was dat er in 1658 nog nauwelijks een schip van de eens zo machtige Spaanse vloot in de regio te vinden was. De Spaanse Nederlanden werden al langer verwaarloosd. Spanjes belangrijkste prioriteit was het heroveren van Portugal om er een Spaanse provincie van te maken. Helaas voor Spanje werd Portugal steeds zelfstandiger.
Eigenlijk werden de Spaanse Nederlanden aan haar lot werden over gelaten. Dit had grote consequenties voor Spanje en de Spaanse Nederlanden. Zeker toen Spanje ook nog besloot om de beste landvoogden in het eigen leger in te zetten, met als gevolg dat de zwakste landvoogden in de Zuidelijke Nederlanden terecht kwamen. Het waren de meest ongeïnteresseerde en onkundige Spaanse landvoogden die er de leiding kregen.
Het Spaans- Nederlandse leger bestond voor een groot deel uit Duitse, Italiaanse en Waalse huurlingen. De Spanjaarden zelf waren in de minderheid. Het grote aandeel aan huurlingen, maakte dat het leger ongemotiveerd was. Hierdoor, samen met het feit dat veel legerstellingen sterk verwaarloosd waren, bleken de Spaanse Nederlanden zeer slecht te verdedigen.
Portugal had een bondgenootschap met Charles II (Karel II) van Engeland gesloten. Charles II was met een Portugese prinses gehuwd en de koning van Spanje, Filips IV, wist dat wanneer hij Portugal zou aanvallen, zij geholpen zouden worden door Engeland. Het was Spanje een doorn in het oog dat Charles II plaatsen als Tanger (Noord-Afrika) en Bombay (West-Indië) als bruidsgeschenk van Portugal ontving. Engeland verkreeg hiermee nieuwe handelsgebieden en werd daarmee een geduchte concurrent. Toen Filips IV uiteindelijk Portugal aanviel, bleek Engelands hulp in de vorm van huurlingen zeer doelmatig en bleef Portugal onafhankelijk.
Een ander groot probleem bij de Spaanse hoge adel was dat de huwelijksmarkt krap was. Er is een sterk vermoeden dat er als gevolg daarvan sprake was van inteelt. Als Filips IV overlijdt in 1665 volgt zijn vierjarige zoontje Carlos II hem op. Het jongetje had serieuze fysieke en mentale beperkingen. Al met al zou Spanje de Franse Lodewijk XIV niet tegen kunnen houden als hij de Spaanse Nederlanden aan zou vallen.
De onderhandelingen voor de vrede met de Engelsen begonnen op 4 juni 1667 in Breda. De Republiek wil graag een snelle oplossing voor het conflict met de Engelsen, want Lodewijk XIV was in mei de Devolutieoorlog tegen de Spaanse Nederlanden begonnen. Vanwege de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine wil de Republiek geen directe grens met de Fransen en om twee oorlogen tegelijk te voeren was geen optie.
De Tocht naar Chatham moest een doorbraak worden voor de onderhandelingen. En dat lukte. Op 31 juli 1667 werd de vrede te Breda getekend. De Engelse ambtenaar Samuel Pepys schreef eind juli 1667: ” Zo zijn de Nederlanders ons in alles de baas – wijsheid, moed, macht, kennis van onze wateren en succes – en sluiten zij de oorlog als overwinnaars af”. Naast Engeland tekenden ook Frankrijk en Denemarken het vredesverdrag. Deze laatste twee landen streden eveneens tegen Engeland. Het neutrale Zweden trad op als bemiddelaar.
De Vrede van Breda bestaat uit vier verdragen met daarin belangrijke afspraken. Natuurlijk als eerste: vrede. Verder werd Nieuw Amsterdam, nu New York, Engels bezit en kregen de Nederlanders Suriname als kolonie. Tegenwoordig weten we dat na deze vrede een eeuw de Nederlanders in Suriname en vanuit forten in West Afrika een hoofdrol speelden in de slavenhandel via de West Indische Compagnie.
De vrede in Breda werd uitbundig gevierd. Een ‘Onschendbare, voortdurende en eeuwige vrede’ heette het. Helaas, vijf jaar later bleek de Vrede van Breda voor de belangrijkste ondertekenaars van weinig waarde: Frankrijk, Engeland en twee Duitse bisdommen vielen de Republiek binnen.
Bronnen | Feit |
Steenoven, Peter van (2017. De Vrede van Breda. Breda: De Oranjeboom. | pp. 9-11: De Vrede van Breda |
Wanneer de macht van de Franse koning toeneemt, onderkent ook Karel II (Charles II) het gevaar van een te sterk Frankrijk op het Europese continent. Karel besluit toenadering te zoeken tot de Republiek.
In december 1667 stuurt hij William Temple naar Den Haag om voorstellen te doen voor een samenwerkingsverbond. Dit leidde in januari 1668 tot het sluiten van de Triple Alliantie tussen Engeland, Zweden en de Republiek. Deze drie landen zouden gezamenlijk proberen om tussen de oorlogvoerende landen (Spanje, Frankrijk en Portugal) te bemiddelen. Het doel was een einde te maken aan hun onderlinge strijd en aan de opmars van Lodewijk XIV. Ze stelden Lodewijk een ultimatum en namen in een geheime clausule op dat ze hem (indien nodig) met militair geweld zouden dwingen dat te aanvaarden.
Johan de Witt heeft lang geaarzeld voor hij het verdrag ondertekende. Moest hij wel de trouwe bondgenoot Frankrijk inruilen voor het weinig standvastige Engeland? Engeland, de grote handelsrivaal van de Republiek? Omwille van ‘het grote werck’, zoals hij de situatie in de Spaanse Nederlanden noemde, had hij echter geen keus. Lodewijks aanval in de Zuidelijke Nederlanden dwong de Republiek tot een reactie. Het gevaar van een sterke Franse macht aan de zuidgrens van de Republiek was te groot. Noodgedwongen moest De Witt dus zijn heil zoeken bij Engeland.
Naast de handelsrivaliteit en de dreiging van Lodewijks XIV was er nog een factor van belang in de verhouding tussen de Republiek en Engeland, namelijk de positie van prins Willem III.
Dat Zweden de derde partner werd lijkt niet zo voor de hand te liggen, maar de Zweden hadden al een behulpzame rol gespeeld als onafhankelijk voorzitter bij de Vrede van Breda (1667). Zweden was zelf met een grote expansie bezig en wilde daarom graag zowel een bondgenootschap met Engeland als met de Republiek ten koste van Denemarken.
Niet onvermeld mag blijven dat deze drie landen ook in religieuze zin iets gemeenschappelijks hadden: alle drie waren ze Rome (de katholieke kerk) afgevallen: Zweden was Luthers, Engeland was Anglicaans en de Republiek was overwegend Calvinistisch.
Bronnen | Feiten |
Dreikämper, Petra (1998). Redeloos, radeloos, reddeloos, De geschiedenis van het Rampjaar 1672. Hilversum: Verloren. | pag. 34, 35, 36, 37 |
Gooskens, Frans (2016). Zweden als mediator bij de Vrede van Breda. De inbreng van de diplomaten Coyet, Zu Dohna en Fleming. In Jaarboek De Oranjeboom #69, pag 60-75. | De Zweden in de Triple alliantie |
Prins Willem III werd op 4 november 1650 onder een slecht gesternte geboren. Acht dagen eerder was zijn vader stadhouder Willem II op 24-jarige leeftijd onverwachts aan de pokken overleden. De dood van Willem II was een grote slag voor de Oranjes en de Oranjegezinden. Maar Johan de Witt en de staatsgezinden zagen hun kans schoon om de macht van de Oranjes in te perken. Het stadhouderschap en de functie van kapitein-generaal (opperbevelhebber) van het Staatse leger was een min of meer erfelijk privilege geworden voor de Prinsen van Oranje. Dit was dé gelegenheid om daar paal en perk aan te stellen.
Bijna gelijktijdig met de doop van Willem II in de Grote Kerk in Den Haag in januari 1651 begon nog geen 50 meter verderop de Grote Vergadering. De Staten van Holland drongen er in deze vergadering, die zeven maanden duurde, op aan om voorlopig geen nieuwe stadhouder meer aan te stellen. En dat gebeurde. Ook werd besloten dat elk gewest zijn eigen leger zou onderhouden en er geen kapitein-generaal meer nodig was. Dit markeerde het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Het was bovendien het begin van wat later de ‘Ware Vrijheid ‘ zou zijn. Dit was vrijheid in de zin van ongedeelde macht van de Staten, vrij van stadhouders.
In augustus 1651 wees de Hoge Raad van Holland en Zeeland moeder Mary Stuart I, oom Friedrich Wilhem Keurvorst van Brandenburg en grootmoeder Amalia van Solms aan tot voogden van de jonge Willem III. Het testament waarin Willem II zijn vrouw als voogd had aangewezen was namelijk niet ondertekend.
Het zag er niet naar uit dat Willem III ooit nog aan de macht zou komen. In 1654 zou Johan de Witt, een geheime clausule, de Akte van Seclusie, bij de Vrede van Westminster laten opnemen. In deze clausule beloofden de Staten van Holland dat ze Willem III nooit tot stadhouder zouden benoemen. Deze clausule moest geheim blijven omdat er geen meerderheid voor was in de Staten Generaal. Natuurlijk kwam het toch uit. De Witt beweerde dat Oliver Cromwell, het niet koninklijke staatshoofd van Engeland, sterk had aangedrongen op deze clausule, omdat Willem III ook een Stuart was. Willem II en Mary Stuart I, de ouders van Willem III, waren in de Engelse burgeroorlog voor het koningshuis Stuart en tegen het parlement en dus Cromwell geweest.
Intussen leerde Willem III allerhande kennis en vaardigheden waarvan niemand wist of hij ze ooit nodig zou hebben. In 1659 werd Frederik van Nassau, heer van Zuylestein, onwettige zoon van Frederik Hendrik, op voorspraak van Willems moeder Mary gouverneur van Willem. Willem was dol op hem. Zuylestein was toegewijd aan de oranjemissie en droeg de Stuarts een warm hart toe. Zijn echtgenote, Mary Killigrew, was hofdame van Mary Stuart I. Zuylestein moedigde Willem aan om contact te zoeken met zijn oom Charles II, met wie Willem het ook heel goed kon vinden. Charles was een banneling en zwierf door Europa maar hij maakte er het beste van. Hij was een vrolijke flierefluiter. Over hem is bekend dat áls hij een keertje alleen in zijn bed lag, hij zich liet omringen door de naar hem genoemde King Charles Spaniels.
In 1667 besluiten de Staten van Holland tot afschaffing van het stadhouderschap, het zogenaamde Eeuwig Edict. Voor sommige staatsgezinden ging dit besluit zelfs niet ver genoeg, want ze waren het er niet mee eens om Willem op voorhand een plek in de Raad van State te beloven.
In 1668 geeft Willem III als Kind van Staat een feest. Hij laat het Ballet de la Paix opvoeren naar voorbeeld van het Ballet de la Nuit van Lodewijk XIV. Ook Johan de Witt is uitgenodigd. Willem III heeft een rol als herder. Hij spreekt de veelzeggende woorden:
Ook al verschijn ik hier in mijn leerlingschap
Mijn kleine kudde leidend,
Dan is dat om ooit handiger en wijzer te worden,
Voor als ik ooit een grotere en mooiere kudde leid.
Johan de Witt is dus een gewaarschuwd mens!
In datzelfde jaar reisde Willem in het geheim naar Middelburg, waar de Staten van Zeeland hem tot Eerste Edele, hoofd van de adellijke delegatie, benoemden.
In 1670 namen de Staten van Zeeland, Groningen en Friesland het Eeuwig Edict van de Staten van Holland over maar zij lieten Willem III wel toe in de Raad van State. De andere gewesten werd gevraagd de functie van stadhouder onverenigbaar te verklaren met de functie van kapitein-generaal2Opperbevelhebber van het Staatse leger. Dit werd vastgelegd in de Akte van Harmonie op 31 mei 1670.
Het was nog een lange weg te gaan naar het stadhouderschap!
Het idee om je te beschermen tegen vijanden en rovers met behulp van water bestaat al heel lang.
De adel deed dit al eeuwen op hun riddermatig goed en lieten dan ook een gracht aanbrengen rond hun burcht. Hiervoor was dan toestemming verleend door de leenheer.
Tijdens de Opstand tegen de Spaanse koning, ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, begonnen de opstandige steden, die de Spanjaarden zagen naderen aan de horizon, hun omringende dijken door te steken en dammen te bouwen om zo de vijand met hun zware kanonnen natte voeten te bezorgen. Het succes was wisselend, maar in 1573 was het doorsteken van de dijken (inundaties) voor de stad Alkmaar een van de middelen om de victorie te brengen. Voor boeren en buitenlui was deze verdedigingsmethode overigens altijd een ramp omdat het land na een inundatie vaak jarenlang niet meer bruikbaar was. Zij saboteerden de inundaties dan ook vaak. Bovendien was het herstel van dijken vanwege de oorlogshandelingen vaak niet mogelijk.
In 1629 is er nog sprake geweest van een waterlinie langs de Vecht en van de Grebbelinie, maar de Spanjaarden zijn toen niet meer in de buurt gekomen.
Na de Tachtigjarige oorlog waren er wel plannen om een waterlinie goed uit te werken, maar daar is uiteindelijk weinig aandacht aan besteed. Mede daardoor waren de vestingsteden ten oosten van Holland in 1672 zwaar verouderd toen het op verdediging aankwam.
Toen in 1672 de Fransen en Engelsen met een aanval dreigden, had de Republiek wel een zeemacht, maar nauwelijks een landmacht. Als eerste moesten dus het oosten en zuiden worden beschermd. De Staten van Holland haalden oude plannen voor inundatie uit de kast. Dijken en sluizen werden afgebroken en er ontstond een strook water in de polders vanaf de Zuiderzee tot aan ‘s Hertogenbosch. Tijdens het Rampjaar zette de Republiek bovendien IJssellinie en de Friese linie in.
Ook na het Rampjaar was het plan om de waterlinie nu echt goed voor te bereiden. Eind achttiende eeuw worden de eerste tekeningen voor een Nieuwe Hollandse Waterlinie gemaakt. Die is niet klaar voordat de Fransen komen. Doordat het hard vroor in de winter 1795-1796 konden de Fransen de Maas en Waal te voet oversteken. Napoleon is bijzonder geïnteresseerd in de ideeën voor de waterlinie, omdat hij zo het voor hem belangrijke Amsterdam kan verdedigen. Het komt alleen niet tot een uitvoering. Napoleon bouwt wel de Stelling van Den Helder uit. Uiteindelijk is het Koning Willem I die een aanvang maakt met de vestingwerken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is rond 1870 gereed.
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog dachten we nog dat de Grebbelinie de Duitsers tegen kon houden. Ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt tot 1939 gemoderniseerd. Zoals de foto hieronder laat zien werd er zelfs in 1939 een test gedaan of een pantservoertuig een waterlinie kon passeren.
In het Huys is de hoeveelheid portretten van Stadhouder Willem III opvallend. In de Grote Zaal hangt hij niet voor niets naast Godard van Ginkel. De carrière van Van Ginkel is nauw verbonden met het levensdoel van Willem III. Ook in het archief zijn brieven van en aan Stadhouder Willem III aanwezig.
Willem III en Lodewijk XIV waren elkaars tegenpolen, maar ze waren ook aan elkaar overgeleverd en groeiden naar elkaar toe. Of zoals Luc Panhuysen het in zijn boek ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ zo mooi omschrijft: ‘Lodewijk werd de muur waartegen Willem als een klimop uit de schaduw zijn weg omhoog vond’ (p. 14).
Het begon al bij hun respectievelijke geboortes. Willem III werd onder een ongelukkig gesternte geboren of, zoals hij zelf zei: “Ik ben in tegenspoed geboren en opgevoed.” De wieg van Willem III was gewikkeld in zwart doek, de ramen waren verduisterd en er klonk geweeklaag en gehuil want zijn vader Willem II was acht dagen eerder overleden. Bij de geboorte van Lodewijk XIV daarentegen ontstond er spontaan een volksfeest. Hij werd le Dieudonné, het godsgeschenk genoemd. In feite werd Willem zonder macht in het vooruitzicht geboren, immers het stadhoudersschap was afgeschaft, terwijl Lodewijk al van meet af aan als kroonprins werd voorbereid op een glorieus koningschap.
Ook lichamelijk en geestelijk verschilden ze sterk van elkaar. Willem III oogde bij zijn geboorte zwak en fragiel. Het ziet er niet naar uit dat hij lang te leven zou hebben. Hij werd door zijn moeder Piccinino genoemd, kleintje. Lodewijk XIV werd in blakende gezondheid geboren met rode wangen en een grote eetlust! Willem III had erg korte benen, een vergroeiing van de wervelkolom en leed aan chronische astma.
Lodewijk XIV werd omschreven als “zo knap als een engel’ en heel innemend. Een uitstekend danser. Op veertienjarige leeftijd had hij zes verschillende rollen in het Ballet van de Nacht. Zijn laatste rol was die van de opkomende zon. Aurora, de dageraad, kondigt hem aan: “De zon die mij opvolgt, is de jonge Lodewijk”. Ook hun karakters verschilden: Willem opvliegend, zwijgzaam en ongeduldig, Lodewijk met “een zelfbeheersing uitzonderlijk voor zijn jaren”.
Het hofleven van beide heren had niet meer verschillend kunnen zijn. Lodewijks hofleven was vol pracht en praal en was vanaf zijn ontwaken tot zijn naar bed gaan strak geregisseerd. Hij had een minutieuze dagindeling. Zoals de de zon zijn baan volgt, zo strak is de dag van de zonnekoning vastgelegd. Altijd waren er hovelingen aanwezig. Willem trok zich daarentegen het liefst terug. Hij hield er een sobere hofhouding op na. Als hij toch in het openbaar moest verschijnen, betoonde hij zich zeer zwijgzaam en hield hij het zo kort mogelijk.
Maar er waren niet alleen maar verschillen. Lodewijk en Willem deelden een grote passie voor paardrijden en met name voor de jacht te paard, de parforce jacht. Lodewijk liet op Versailles verschillende jachtterreinen aanleggen. Willem liet de Veluwe naar voorbeeld van Versailles met koningsallées inrichten. Wat grootte en allure betreft kon hij het Versailles van Lodewijk natuurlijk niet evenaren maar zijn fontein op Het Loo was wél hoger dan enig fontein van Versailles! Beide heren bleven tot op hoge leeftijd en ondanks hun steeds slechter wordende gezondheid jagen. Willem III zou het uiteindelijk zelfs fataal worden. De verwondingen na de val van zijn paard zouden hem doen overlijden. Zijn lichaam was toen echter al een bouwval. De val was de genadeklap.
Het belangrijkste dat Willem en Lodewijk gemeen hadden was hun levensmissie om hun land veiliger te maken. Bij de totstandkoming van deze missie zouden deze twee tegenpolen elkaar regelmatig tegenkomen op de Europese slagvelden. Godard van Ginkel heeft gedurende zijn carrière in het Staatse leger veelvuldig de gevolgen hiervan ondervonden. Hij heeft vele veldslagen geleid maar niet altijd tot zijn genoegen zoals te lezen is in de brief die hij aan zijn moeder stuurde. Nadat hij moe en ziek van een veldslag thuis was gekomen, schreef hij haar: “De billen zijn zo teer dat ze het galopperen niet nog verdragen kunnen”. Hoe het verder ging met die billen, staat in een ander verhaal te lezen.
Lodewijk XIV was acht jaar ouder dan Willem III en had zijn sporen op het slagveld al verdiend, toen Willem III op het toneel verscheen. Lodewijk nam Willem aanvankelijk niet helemaal serieus, Hij beschouwde hem eerst als een lastige vlieg, maar begon allengs meer respect voor hem te krijgen en hem uiteindelijk als gelijkwaardig te beschouwen. Maar dan zijn we alweer wat jaartjes verder.
Willem III echter zag Lodewijk XIV vanaf het begin als grote bedreiging. Hij was zeer bevreesd voor de oorlogszucht van Lodewijk. En terecht natuurlijk. Lange tijd zou Lodewijk een grote dreiging vormen niet alleen voor Nederland, ook voor andere Europese landen. De machtsbalans in Europa dreigde verstoord te raken.
Toen Willem III koning van Engeland geworden was, bleek hij ook een heel ander soort koning te zijn dan Lodewijk. Niet een absolutistische maar een constitutionele monarch. Niet katholiek maar protestant. Lodewijk zag zichzelf als ‘Rex Christianissimus’, door God zelf aangewezen. Willem stelde daar de ‘Rex Protestantissimus’ tegenover, door het parlement benoemd. Toen in 1697, bij de Vrede van Rijswijk, Willem III officieel als koning van Engeland werd erkend, “Willem, koning bij de Gratie Gods”, was hij in aanzien gestegen bij Lodewijk. Niet door de hand van de mens, c.q. het Engelse parlement, maar door de hand van God tot koning benoemd. Ook aan het hof van Lodewijk begon de ster van Willem III te rijzen:
Wat een duivelse kerel is die Prins van Oranje, die in zijn eentje heel Europa in beweging zet! Wat een ster!
Madame De Sévigné, p. 360
Ook in wat zij als erfenis aan hun land en volk achterlieten, verschilden Willem en Lodewijk. Lodewijk liet een zeer verarmd land achter met een groot verschil tussen arm en rijk, hetgeen een goede voedingsbodem zou worden voor de Franse Revolutie.
Willems erfenis pakte vooral voor Engeland goed uit: de protestantse troonopvolging was veiliggesteld in de Act of Settlement. Met de Bill of Rights was een aanzet gegeven tot de constitutionele monarchie. Niet voor niets hebben de Engelsen het zelf over de Glorious Revolution! Hiermee sloeg Engeland een tegengestelde richting in aan die van Frankrijk.
De Republiek echter heeft minder geprofiteerd van Willems erfenis. De dynastieke opvolging was niet goed geregeld, zodat na het overlijden van Willem III het Tweede Stadhouderloze Tijdperk begon. Door het economisch sterker geworden Engeland werd de concurrentiepositie van de Republiek verzwakt, hoewel ze nog wel relatief welvarend zou blijven. Dit was de prijs die ze moest betalen voor haar veiligheid. Want evenals zijn tegenpool Lodewijk XIV had Willem III zijn land veiliger achtergelaten. Missie geslaagd dus!
Ik heb mij bij het schrijven van dit verhaal gebaseerd op ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ van Luc Panhuysen. Natuurlijk zijn er, zoals altijd bij geschiedenis ook andere invalshoeken mogelijk. Maar de combinatie van de ‘grote’ geschiedenis met de ‘kleine levensportretten’ sprak mij bijzonder aan.
Object | Maker | Datering | Materiaal | Vaste plek (Atlantis) |
Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) | Anoniem | ca. 1700 | Gravure | Hal (0009) |
Portret van koning-stadhouder Willem III | Gerard Sibelius | 1755-1785 | Gravure | Hal (0020) |
Borstbeeld van koning-stadhouder Willem III | kopie naar Rombout Verhulst | 18e of 19e eeuw | Gipsen buste | Hal (0029) |
Portret van Willem Henrijk van Oranje | Romeyn de Hooghe | Gravure | Depot (0339) | |
Portret van Willem III | Johannes de Ram | Gravure | Galerij (0443) | |
Sijn K.H. Wilhelm Henrick | Romeyn de Hooghe | 1675 | Gravure | Galerij (0472) |
Portret van Prins Willem III op ovaal paneel gevat in driehoekige sopraporte versiering | Olieverf op hout | Galerij (0642) | ||
Portret van Guillaume Henry Prince d’Orange | 18e eeuw | Gravure | Hal (0748) | |
De gelukkige ontsnapping van Koning-stadhouder Willem III | William Giller, naar Abraham Cooper | 1848 | Gravure | Depot (0751) |
Portret van koning-stadhouder Willem III | Jean Henri Brandon | ca 1699 | Olieverf op doek | Grote zaal (0897) |
Dubbelportret van stadhouder Willem III en Hans Willem Bentinck | Willem Sonmans of J.F. van Douven | 1675 | Olieverf op doek | Galerij (0898) |
Portret van stadhouder Willem III (1650-1702) | Caspar Netscher (mogelijk naar) | 1675-1685 | Olieverf op doek | Lange gang (0899) |
Portret van Koning-Stadhouder Willem III | G. Kneller (kopie naar) | Olieverf op doek | Galerij (0900) | |
Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702) | Olieverf op doek | Grote zaal (0901) | ||
Portret van Prins Willem III | Abraham Stork | 1704 | Gravure | Depot (1383) |
Archiefstukken |
HUA1001.2750 Brief afkomstig van koning Willem III gericht aan Margareta Turnor als antwoord op haar gelukwensen met de overwinning van zijn leger in Ierland, 1691 |
HUA1001.2774 Brief van Margareta Turnor gericht aan koning Willem III met mededeling van het overlijden van haar echtgenoot, (1691). Minuut |
HUA1001.2863-2866 Correspondentie met stadhouder Willem III, later koning van Engeland, 1671-1691 (Godard Adriaan) |
HUA1001.3189 Willem III, stadhouder-koning en koningin Maria van Engeland, 1674-1691 (Godard van Reede van Ginkel) |
GA0613.3810 Willem III, prins van Oranje-Nassau, koning-stadhouder, 1675, 1702. (Godard van Reede van Ginkel) |