De troepen van de Prins van Oranje en de troepen van de Spaanse markies De Louvignies hadden zich midden oktober verenigd. Het doel van de veldtocht werd pas begin november duidelijk: Bonn. Dit vestingstadje was niet alleen een belangrijk bevoorradingspunt voor de Franse bezettingsmacht in de Republiek, maar ook de hoofdstad van het keurvorstendom Keulen…
De Nederlandse Tirannie
De troepenmacht hield tussen half oktober en begin november behoorlijk huis in het land van de vijand. Op 29 oktober 1673 schreef Godard van Ginkel aan zijn vader hoe de troepen alles wat los en vast zat plunderden. De Keulse bevolking moest het ontgelden.
Dewijl wij hier int keulsche Landt sijn heeft het plunderen gruwelijk aengegaen en wordt dit Landt niet minder geruineert als onse arme provincien sijn
Godard VAN GINKEL, 29 oktober 1673
De troepen van Willem III deden niet onder voor de Fransen. Constantijn Huygens jr., de secretaris van de prins van Oranje, reisde mee met het leger en hij beschrijft de gebeurtenissen in Rheinbach. De burgemeester van Rheinbach, die openlijk partij had gekozen voor de Keulse prins-bisschop, weigerde in eerste instantie zich over te geven toen de stad begin november werd opgeëist. Toen de hij vroeg of hij twee uur de tijd kon krijgen om te overleggen over de capitulatievoorwaarden, werd hem dat geweigerd. ‘Das geben wir euch nicht’, aldus Rijngraaf Karel Florentijn van Salm, de commandant die de aanval op Rheinbach leidde. In zijn journaal beschreef Huygens de wandaden van het Staatse leger in het stadje. Iedereen die een wapen droeg, werd gedood. De burgemeester van Rheinbach werd opgehangen. Om zijn nek bungelden de sleutels van de stad.
Bonnbastisch
Op 5 november werd eindelijk duidelijk dat het doel van de veldtocht Bonn was. De hertog van Luxembourg en Turenne hadden de opdracht gekregen om te verhinderen dat de troepen van de Prins het belangrijke Franse bevoorradingspunt zouden bereiken. Maar naast de Spanjaarden hadden ook de Keizerlijke troepen onder leiding van Raimondo Montecuccoli zich bij het leger van Willem III gevoegd, waardoor de geallieerde krijgsmacht nu ruim 60.000 man telde.
De Franse en Keulse belegerden toonden weinig vechtlust. Op 12 november 1673 capituleerde Bonn na een belegering van een week. Het verlies van Bonn was een grote klap voor de Fransen. Ze konden nu immers hun troepen in de Republiek niet meer via de Rijn bevoorraden, en waren genoodzaakt de bezette gebieden te ontruimen. Bovendien was veel van het Franse oorlogsmateriaal door de geallieerden buitgemaakt.
Het was een geweldige overwinning. Maar de geallieerden moesten nu alle kansen met beide handen aangrijpen om optimaal te kunnen profiteren van de verslagenheid van de vijand. Was het einde eindelijk in zicht? Of was het allemaal maar bombast en liet de vrede nog heel lang op zich wachten? ‘Den hemel zegenen hunne desseynen, en gunne ons verder te triomferen over onze hoogmoedige vyanden’, aldus onderstaande prent.
Dat met dat geld van de vorige week, dat is dus niet gelukt. De ontvanger geeft het gewoon niet. Echt niet. Hij kan het niet, want hij heeft het niet. De drie graven uit het Staatse leger, Waldeck, Van Nassau en Van Horne zijn wel uitbetaald. Montpouillian en Langerak hebben in de winter nog geld gekregen, maar Margaretha en haar zoon krijgen niks. Noppes. Nada. En dan nog klagen de buitenlanders dat ze slecht betaald worden. Dat is dus gewoon niet waar, want ze worden beter betaald dan de eigen mensen.
Mompeljan
Deze inleiding was maar een opwarmertje tot een complete tirade aan het adres van Armand de Caumont, markies van Montpouillan, door Margaretha Mompeljan genoemd. In het Noorden spreken ze zeer slecht over hem, het schijnt dat hij de troepen van de bisschop gewoon liet vertrekken zonder zelfs maar hun bagage te veroveren. Eerlijkheidshalve hebben we hier niets over gevonden: niet over het verhaal, maar ook niet over de roddel. De arme markies zat Margaretha al langer dwars, maar haar opmerkingen over hem redden het maar zelden tot dit blog. En wij zijn niet de enigen, ook chroniqueurs van deze periode als Luc Panhuysen en Olaf van Nimwegen noemen hem niet. Kennelijk valt hij net niet genoeg – positief of negatief – op om in de 21ste eeuw genoemd te worden.
Margaretha’s grootste grief is waarschijnlijk dat hij een geduchte concurrent is bij eventuele promoties van haar zoon. Armand is de zoon van Franse hugenoten. Zijn vader vecht echter wel in het Franse leger onder Armand’s grootvader die Maarschalk van Frankrijk is. Armand zelf vecht aan protestante zijde in het Hollandse leger en trouwt met Amelia Wilhelmina van Brederode. Zij is een dochter van Wolfert van Brederode, één van de laatste telgen van het illustere geslacht Van Brederode, heren van Vianen. Hij doet het kennelijk zo goed in het leger dat Margaretha steeds vermoedt dat hij gepromoveerd zal worden, maar hij doet het niet zo goed dat hij een glansrijke carrière heeft.
Uiteindelijk wordt hij in 1688 luitenant-generaal en hij gaat mee met Willem III naar Engeland. Daar schopt hij het tot Lord of the Bedchamber van Koning Willem III. De Armand en Amelia hebben alleen een dochter en zij trouwt met een Engelse edelman. Dat is ook een nadeel voor je plek in de geschiedenis: als je geen mannelijke nazaten krijgt, ben je een stuk minder interessant. Er zijn van hem, zijn vrouw en zijn dochter geen afbeeldingen bekend. De familie De Caumont gebruikt als familiewapen het wapen van hun andere titel Duc de Force. Die titel heeft Armands oudere broer gekregen.
Goed nieuws uit het noorden
Naast de kritiek op Mompeljan is er ook goed nieuws uit het Noorden: Nieuweschans is bestormd en ingenomen. Gelukkig hebben ze de bewoners niet slecht behandeld en alleen de militairen alleen in de kerk opgesloten. Johan Maurits van Nassau-Siegen was met zijn compagnie op weg van Friesland naar het zuiden en zij hebben en passant een aanslag op Zwartsluis afgeslagen.
[van hem geschreefve wort,] nu seijt me dat wij de nieuwe schans weer in hebbe wil hoope het waer sal sijn, donse soudense stormender hant ingenoome hebbe doch de menschge niet qualijck getrackteert hebbe de meliesie gevancklijck inder kerck gesloote hebbe, ock seijt me dat donse troepees die in vrieslant ondert komande van prins mouris1Johan Maurits van Nassau Siegen sijn en op wech waere om weer hier te koome kontree komande kreechge en Een aenslach op swarte sluijs soude gehad hebbe daer sij af soude geslage sijn, wat hier van is salme haest hooren, [wat de vreede handelin belanckt wort]
Vredesconferentie van Keulen
Wat de Keulse vredehandel betreft heeft Margaretha goed door wat er speelt. Zowel Lodewijk XIV als Willem III willen eigenlijk helemaal geen vrede. Voor Holland zou eigenlijk Coenraad van Beuningen naar Keulen gaan, maar hij wilde echt vrede. Omdat Willem III dat niet wilde, ging uiteindelijk Hieronymus van Beverningh. De opdracht was om alleen en vooral te onderhandelen met eventuele bondgenoten.
De gezanten van Lodewijk XIV hadden juist de opdracht om alleen met De Republiek te onderhandelen en niet met de andere partijen. Lodewijk legt gelijk in de eerste ronde van overleggen al exorbitante eisen op tafel: zes miljoen gulden en de Republiek moet afstand doen van de Generaliteitslanden (Brabant en Limburg). De Engelsen eisen de veiligstelling van hun handelspositie. De Münsterse bisschop was niet eens uitgenodigd, dus hij kan geen eisen stellen.
De Hollandse onderhandelaars kunnen en willen niet op deze eisen in gaan. Zij vertegenwoordigen het Hollandse standpunt dat de Fransen de oorlog op onrechtmatige gronden begonnen zijn. Lodewijk XIV doet dit af met ‘Ambitie en gloire zijn een vorst altijd te vergeven’. Van Beverningh en Van Haaren reizen terug naar de Republiek om te overleggen met de Staten Generaal. Die nemen hun tijd en pas twee maanden later keren de diplomaten terug aan de onderhandelingstafel.
[haest hooren,] wat de vreede handelin belanckt wort geseeckreeteert, dan van buijten af seijtme dat den koninck2Lodewijk XIV sulcke horijbele Eijsche doot die heel on aeneemelijck sijn, en so ick kan mercken soude het in gelt te geefve moete bestaen, de heer van schoonouwe3Frederik van Reede van Renswoude soude gistere in seecker salet4Salet: salon publijck geseijt hebbe dat hollant en seelant soude segge onmogelijck te sijn die Eijsch vande koninck te voldoe en dat sij ock niet langer inde oorlooch koste kontini =weere oversulcks de vreede soude soecke te maecke alleen tot konservaesie van haere provinsie laet =tende de overheerde provinsie so sij sijn, ick wil
niet geloofe het so gemeent sal sijn of wij so qualijck aen sijn, mij verwondert sijn hEd sulcke en diergelijcke diskoerse so publijck derft segge, men had geseijt hij seekreetlijck naer Enlant was gesonde maer is niet waer, den spaense Ambasadeur of anvoije5Envoye (Frans): gezant isser naer te men seijt noch datter desensie6Dissentie: onenigheid tusch vranckrijck en Enlant soude sijn waer wtmen wat goets hoopt, [uhEd schrijfve vande 18 deeser heb]
Compagnieën en de bouwmeester
Margaretha gaat ook nog in op vragen van Godard Adriaan over de compagnie die hij gezonden heeft en over hun zoon. Margaretha doet nauwkeurig verslag van wie waar is en welk geld gekregen heeft (of niet gekregen heeft). Kennelijk heeft Godard Adriaan ook geïnformeerd naar Michiel Mattheus Smits, de bouwmeester van de keurvorst. Margaretha denkt niet dat Van Ginkel hem gesproken heeft, zelf heeft ze niets meer van hem gehoord nadat hij in Den Haag bij haar langs geweest is. Kennelijk heeft hij Margaretha ook niet meer geïnformeerd of hij wat over haar Parmezaanse kaas gehoord heeft. De kaas was een belangrijk onderwerp, maar is inmiddels uit de brieven verdwenen. Zou hij al aangekomen zijn of niet?
De laatste brief van Margaretha is van 19 maart 1673. Ze schrijft in de brief van 27 maart dat ze haar man acht dagen geleden heeft geschreven, dus er zijn geen brieven verloren gegaan.
Margaretha heeft genoeg te vertellen. Ze steekt meteen van wal: met veel bidden en moeite is het Margaretha gelukt om geld te krijgen. Van de 6000 ontvangen guldens heeft ze er – uiteraard met toestemming van Godard Adriaan – 5000 aan Van Ginkel gegeven voor de brandschatting voor Middachten. Zal het genoeg zijn…?
Mijn heer en lieste hartge
heeden achtdaech schreef ick uhEd dat ick naer Amsterda ginck om de betaeline van beijde de ordenansie te be= vordere, doen ick daer quam was den ontfanger nae den haech dat mij 2 a 3 dage naer hem deedt wachte met veel bidde en moijte heeft hij mij deene ordina =nsie ter som van 6000f betaelt seijde met de traene inde oochge hem onmoogelijck te sijn op dander als noch Eenich gelt te konne geefve ock geen tijt te konne stelle wanneer, uit deese 6000f heb ick volgens uhEd goetvinde de heer van ginckel 5000f gedaen tot betaeline vant bewuste waer voor sij geackordeert sijn waer onder harvelde en alle haere verdere goederen begreepen sijn, de heer almachtich wil geefve datse daer meede voor verdere schade be vrijt mooge weesen doch twijfele daer seer aen
Verlangen naar Godard Adriaan
Hoewel Margaretha’s laatste brief van 19 maart is, heeft ze maar liefst drie brieven van haar man ontvangen. Ze is ‘van ganscherharte verblijt’ te horen dat Godard Adriaan weer beter is; ze is erg ongerust geweest. Het is fijn te horen dat Godard Adriaan zo goed verzorgd is, maar gelukkig is hij nu weer in Hamburg – daar zijn medicijnen beschikbaar. Bovendien is hij nu veel dichterbij! Margaretha verlangt er zo naar haar lieve man weer eens te spreken… Misschien, als ze eens naar Friesland gaat, dat ze overstapt zodat ze naar Hamburg kan afreizen om haar man kan zien…
[koomen,] ick ben van ganscherharte verblijt uhEd weer beeter is en kan niet segge hoe ongerust ick ben geweest wij sijn den heere volckersem1Onbekend en voor al den goede heer en vrou van Ellere2Wolfgang Ernst von Eller zu Lauterbach en Juliane Charlotte von Kalkum genannt Leuchtmar wel ten hoochste ver oblijgeert3Verobligeren: verplichten voor de goetheijt die haer hEd aen uhE hebbe beweesen, doch ben blijde uhEd tot hamburch is om dat deselfve daer beeter van meedesijne kan gedient sijn als ock dat hij so veel naerder is, waer die reijs te doen als van hier naer vriesla soude Eens overstappe want kan niet segge hoe seer ick verlange uhEd Eens te mooge spreecken
Inflatie
Als Margaretha haar man spreekt, wil ze het in ieder geval hebben over huishoudelijke zaken. Alles is namelijk zo ongelooflijk duur! De belastingen rijzen de pan uit en de betalingen aan de milities lopen achter. Officieren krijgen niet eens één stuiver, en dat terwijl diegenen die zijn aangesteld om de betalingen voor het leger te regelen, de pagadoors, er allemaal prima bij lopen…
weet niet hoe ickt in onse domistijcke affaerees noch stelle sal, alles is hier ongelooflijcke dier daer toe loopen de schattine Exstreem hooch, de betaeline vande meeliesie seer slecht de pagadoors maecken der niet van geefve noch nergens nae Een maent op Een de Eerste maent maer sestien hondert gul daer konne de ruijters niet heel wt betaelt worden de offisiers krijgen niet Een stuijver, en deese schoone pagadoors trecke sulcken gelt
De oorlog die niet wil lukken
Godard Adriaan zou niet kunnen geloven hoe slecht de mensen in de Republiek over het leger van de Republiek en over de keurvorst spreken, die inmiddels weer richting Berlijn is vertrokken. Er is geen enkele hoop meer. We kunnen alleen nog vertrouwen op God, die ons in onze ellendige staat wil bijstaan. De oorlog dient ons niet.
Laatst is er nog een poging gedaan om Harderwijk op de vijand te heroveren. Die aanslag was volgens horen zeggen zeer goed gepland. Kolonel Palm, die zijn dapperheid had getoond tijdens de aanval op Woerden, voerde het commando. Toen de aanvallers de stadswallen naderden, bleek dat enkele schepen waarmee de militairen naar Harderwijk gebracht moesten worden, te laat waren. En ze schijnen ook nog eens de stormladders te zijn vergeten! Daarnaast dachten de aanvallers dat de aanval ontdekt was. De aanval moest worden afgeblazen en de militairen trokken onverrichter zake terug. Een gevluchte inwoner van Harderwijk was niet blij met kolonel Palm, de officieren en de schippers. Kort samengevat: het wil gewoon niet lukken.
de meliesie verloopt seer, uhEd kan niet geloofve hoe de mense spreecke, en nu de keurvorst weer naer berlijn is ontsackt4Ontzakken: ontglippen, ontgaan ons al de moet en hebbe geen hoop meer als alleen op godt die ons in onsen Elendigen staet wil bijstaen, den oorlooch dient ons niet wij hebbe weer Een aenslach op harderwijck inde voorleedene weeck gehadt die so geseijt wort heel wel was aen geleijt, daer den kolonel palm5François Abrahamszoon Palm die so wel voor woerde gedaen heeft het komande hadt doense dicht onder de stats walle quaeme bleefvender Eenige scheepe met volck die te laet quaeme achter en so geseijt wort waeren de storm leere vergeeten en se inmaesgeneerende6Imagineren: zich inbeelden haer dat het in de stat ondeckt was, niet teegenstaende dat de Eene stats poort genoechsaem doordiensij de stat demoolijeere7Demolieren: slopen, slechten open lach, sijn donse sonder de minste atacke8Attaque: aanval te doen onverichter saecken weerom gekeert en met de kous opt hooft weer thuijs gekoome, Een burger wt de stat die de aenslach hadt gepracktiseert is met sijn vrou en kinder daer wt gevlucht, beschuldicht palm seer palm sijn offisiers en de schippers in soma9In somma: samengevat ten wil met ons niet lucken[, men spreeckt seer]
Liever vrede
Vrede is op dit moment eigenlijk de enige optie. Voor de vredeshandelingen was de stad Keulen aangewezen, maar dat weet Godard Adriaan ongetwijfeld al. Uit Holland worden Hiëronymus van Beverningh en Johan van Reede van Renswoude aangewezen. Zeeland wordt vertegenwoordigt door Justus de Huybert óf Willem Adriaan van Nassau-Odijk, Friesland door Willem van Haren en Stad en Lande door Johan IJsbrands. In Van Beverningh hadden weinig lieden vertrouwen. Johan van Reede was niet veel beter, en was bovendien te oud voor zulk belangrijk werk. Ach, Margaretha hoopt gewoon dat de heren snel aan het werk gaan en dat het snel zal leiden tot een goede vrede. Ze ziet anders ‘geen wtkomste ter werlt’.
[wil met ons niet lucken,] men spreeckt seer van vreede dat ons het beste waer, de stat van keullen gelijck uhEd sal verstaen hebbe, is tot de bij Eenkomste daertoe vast gestelt, men seijt dat weegens deese staet omderwaerts te sende voorgeslage, worde, wt hollant den heere beeverine10Hiëronymus van Beverningh en rhijnswoude11Johan van Reede van Renswoude wt seelant den heere huijbert12Justus de Huybert of oudijck13Willem Adriaan van Nassau-Odijk wt vrieslant, den heere haere14Willem van Haren vande stat en lande den heere ijsebrantse15Johan IJsbrands vande Eerste hebbe de gemeente geen goede opijnie den Eerste betrouwense niet te veel en den tweede seggense niet veel beeter behalfve datse segge hij te out is om sulcke wichtige werck te verichte, ick wenste men maer aent werck was en wij de hoop tot Een goeije vreede lagen sien anders geen wtkomste ter werlt[, de heer van ginckel is naer sijn garnesoen]
Over en weer
Er wordt heel wat over en weer gezonden. Van Ginkel heeft paarden ontvangen van Godard Adriaan, en zal binnenkort ook nog manden met zadels ontvangen. Margaretha zelf verlangt vooral naar de komst van Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg en Phillipp Jacob von Emerhaus om te horen wanneer Godard Adriaan nu eindelijk eens naar huis komt… Oja, zou haar lieve man dan niet twee vaten Franse wijn kunnen meenemen? Die is hier zo ongelooflijk duur! Margaretha sluit haar brief af, maar voegt nog wel een P.S. toe: als de vrede echt doorgaat, wens ik dat je zo snel mogelijk hier komt. Ze verlangt niet alleen naar vrede, maar ook naar de aanwezigheid van haar ‘heer en lieste hartge’.
[wtkomste ter werlt,] de heer van ginckel is naer sijn garnesoen sal met de paerde daer uhEd van schrijft wel blijde sijn siet ock de mande met saels die van Hamburch hier soude koome alledaech int gemoet hoewel den jongen teminck seijt daer niet van gehoort te hebbe, ick verlange seer nae de komste vande graef van waldeck en den overste Eppe om te hoore wat hoop der is tot uhEd overkomste, de franse wijn is hier so dier men moet hondert gul boven den inpost voor Een oxshoof toesaene die goet is geefve, daerom ick dachte so uhEd te water van Hamburch hier quaemt of hij niet Een oxshooft of twee sou konne vande hamburch meede brenge alles is hier te ongelooflijck dier, nu sal ick dees Eijn =dige en met verlange blijfve
Mijn heer en lieste hartge uhEd getrouwe wijff M Turnor
so de vreede voort gaet wenste uhEd te meer hier sal anders met den heere beeverline en rhijns wou spreecke op dat se uhEd daer bij gedencke en dat wij daer in niet vergeete worde en hierna noch meerder swaericheijt voor den dienst die uhE doet
1
Onbekend
2
Wolfgang Ernst von Eller zu Lauterbach en Juliane Charlotte von Kalkum genannt Leuchtmar