Vandaag schrijft Margaretha een lange, lange brief. Om het hier een beetje behapbaar te houden, hebben we de brief in drie stukken geknipt met de volgende onderwerpen:

Op 2 januari 1673 schreef Margaretha over de Franse poging om over het ijs Holland te bereiken. In haar brief van 26 januari 1673 komt ze hierop terug. Wie inmiddels overleden is, moet gelukkig zijn, aldus Margaretha. Wie ziet immers nog het eind van deze meer dan bedroefde tijden? Al die verschrikkingen… Je haren gaan ervan overeind staan!

Gruwelen in Bodegraven en Zwammerdam

De vijand heeft op een tirannieke manier huisgehouden in de dorpen Bodegraven en Zwammerdam. Vooral vrouwen hadden het zwaar te verduren. Een vrouw in barensnood zou samen met andere vrouwen in een kamer zijn opgesloten, waarna de vijand de kamer in brand gestoken zou hebben. Een dochter zou in het bijzijn van haar vader zijn verkracht, daarna zouden de Fransen haar borsten hebben afgesneden en in het ‘rauwe fleijs’ buskruit hebben gewreven. De vader had op zijn blote knieën gesmeekt zijn dochter het leven te benemen. Daarnaast zouden verschillende mensen onder het ijs geduwd zijn.

Brieffragment vrouwen opgesloten en in brand gestoken

[alle staen,] die wel inden heere gestorfve is, is wel
geluckich want wie siet noch het Ent van deese
meer als bedroefde tijde, mensen haere staen te
berge alsmen denckt hoe tieraniecklijck de vijande
te boodegraefve en swamerdam met de mense
en insonderheijt1Inzonderheid: voornamelijk met het vrou volck hebbe geleeft
Een vrou die in baerens noot sat hebbense met
de vrouwe die bij haer waeren in Een kamer
gesloote ent selfve aen brant gesteecke daerse
alle in verbrant sijn, Een dochter in

Brieffragment over de gruwelen

preesensi van haer vader geschoffeert daer nae de
borsse afgesneede in dat rauwe fleijs buskruij
gevreefve, so dat de vader op sijn bloote knie
badt men haer maert leefve sou beneeme,
doen hebben sijse int wate ondert ijs geworpe
en gesteecke, so dat het met geen tong is wt te
spreecke noch noijt gehoort is die tieranije
die sij pleege, ick kan nacht noch dach ruste
als ick der aen denck, [en sien niet waer wij]

Waar haalt Margaretha deze gruwelijke verhalen vandaan? Helaas noemt de kasteelvrouwe geen bron. Wel komen haar verhalen overeen met de verhalen die we kennen uit pamfletten, prenten en geschiedwerken die vlak na het Rampjaar 1672 zijn verschenen. De gruwelen zijn volgens Margaretha met geen tong uit te spreken: ‘Noch noijt gehoort is die tieranije die sij pleege’.

Voorstelling van de wreedheden bedreven door de Franse troepen in Hollandse dorpen in het jaar 1672. De voorstelling toont het vermoorden van de bewoners van een dorp. Op de voorgrond dwingt een Franse soldaat een naakte vrouw door het ijs. Rechts een brandende woning met de naakte lichamen van de vermoorde bewoners op een stapel voor het huis.
Wreedheden in een dorp tijdens de winter, 1672, Romeyn de Hooghe, 1673. Collectie Rijksmuseum. Op de voorgrond wordt een vrouw onder het ijs geduwd, zoals Margaretha beschrijft in haar brief.

Staat van oorlog

Margaretha maakt zich druk. Hoe moet dat nu, als de Franse koning tegen de zomer wederom met een enorm leger tracht om Holland onder de voet te lopen – zoals gedreigd wordt? Op vreemde vorsten en potentaten kan immers geen staat gemaakt worden; die zijn niet te vertrouwen! En is het leger van de Republiek tegen de zomer wel bestand tegen de vijand?

De Staatse militie klaagt ondertussen over geldgebrek. Vreemd, vindt Margaretha, want er wordt ontzettend veel belasting geheven: vóór eind februari moet de 200e penning, een speciale vermogensbelasting, wéér betaald worden. Margaretha merkt kennelijk zelf dat haar brief een beetje een klaagzang begint te worden, maar zo is het nou eenmaal. Ze hoopt maar dat haar man het haar niet kwalijk neemt.

Brieffragment over de staat van de oorlog

[die sij pleege,] ick kan nacht noch dach ruste
als ick der aen denck, en sien niet waer wij
teegen de soomer heen sulle als de koninck
met sulcke macht weer af komt als gedrijcht
wort, op vreemde vorste en pootentaete kone
wij geen staet maecke gelijcke wij gesien heb
selfs sijn wij niet bestant, wij sulle voor
wtgaen van febrijwa weer Een twee honderd
=derste peninck moete betaelle die meer als
Eens so veel als voor deese sal bedrage, noch
klaecht de meliesi seer dat sij geen gelt en
krijge noch geen kreedijt hebbe, ick heb uhEd
dit so Eens moete schrijfve gelijck het inder
daet is twelcke bid niet qualijck te neemen, [de heer]

En hoe verloopt de oorlog? Turenne schijnt zich met zijn leger in het Land van Maas en Waal op te houden. Pain et Vin is onthoofd, nu is het wachten op wat er met Bampfield gaat gebeuren.

Brieffragment Turenne
Brieffragment Pain et vin en Bampfield

[hulpe koome,] tureijne seijt me komt met sijn

volck inde maeswael , peynivijn2Moïse Pain et Vin is voor leedene
maendach onthooft, nu seijt men dat se
pamphiel3Joseph Bampfield sijn proses wille maecke, [den]

Voor pagina van een pamflet over Pain et Vin. Tekst: SENTENTIE Van den Hoogen Krijghs-Raedt der Vereenighde Nederlanden , Jegens MOYSES PAIN & VIN gewesene Collonel en Quartier-meester Gene- rael , gepronuncieert tot Alphen de 23. Jan. 1673. Nevens een Verklaringe van Bailliu, Burgemeesteren, Raden ende Secretaris der Stadt GOUDE, mitsgaders den Marquis de Thouars , Collonel, Opperhooft van de Militie aldaer, &c. Hieronder staat een sierlijke driehoek met de punt naar benedn die gemaakt is uit bladeren en bloemen. Daaronen: T' AMSTERDAM, Voor Sander Wybrantsz. in de Heere-straet, 1673 Op de pagina staan diverse aantekeningen. Rechts boven een sierlijke 61 met een cirkel er omheen. Links naast Jegens T6617, rechts naast Jegens een onduidelijke krabbel. Het lijkt op u. 6. ku Links boven van de driehoek staat nb P. v.d.W. Helemaal onderaan staat Div. 3408 en daarnaast heel vaag het logo van Google. Alle handschriften zijn van verschillende personen.
De sententie van de Hooge Krijgsraad jegens Moïse Pain et Vin, uitgegeven als pamflet, 1673. Bron: Wikipedia, lees het hele pamflet via Google Books.

Utrecht

Terug naar Utrecht en je blauw betalen aan door Fransen opgelegde belastingen, of in Holland blijven met het risico dat je al je bezittingen kwijtraakt? Het is een dilemma waar Margaretha al eerder over heeft geschreven. Hendrik Jacob van Tuyll van Serooskerken, Heer van Zuylen, die tegenwoordig net als Margaretha in Den Haag woont, is niet van plan terug te keren naar Utrecht. Neef Hieronymus van Tuyll van Serooskerken, Heer van Wulven, zit nog in Utrecht. Niet dat hem dat veel helpt. Nu ziet De Republiek hem als vijand en het verhaal gaat dat ze daarom zijn goederen in Zeeland willen confisqueren…

Brieffragment over de heren van Zuylen en Wulven

[daet is twelcke bid niet qualijck te neemen,] de heer
van suijlle is gereesolveert hier te blijfve en
niet weer naer wttrecht te gaen hij is teege
woordich hier inde haech, den heer van wulfve
is noch tot wttrecht so geseijt wort willense sijn
goederen in seelant konfiskeere, [de doot van]

Lees verder bij Familie

  • 1
    Inzonderheid: voornamelijk
  • 2
    Moïse Pain et Vin
  • 3
    Joseph Bampfield