De post loopt een beetje op zijn 21e eeuws, maar dan zonder apps waarin je denkt bij de te kunnen houden waar de post is. Margaretha weet alleen dat ze al twee posten geen brief van haar man gehad heeft. Door Godard Adriaans aantekening op de brief, weten wij precies hoe lang deze brief erover gedaan heeft. Negen dagen. En als je dan bedenkt dat Margaretha bij het versturen van de brief waarschijnlijk niet eens wist waar haar man precies in Duitsland zat en de adressering dus net zo vaag was (waarschijnlijk “bij het leger van de Keurvorst”), dan zie ik dat de huidige postbezorgers nog niet doen.
Wij denken dat het verzenden van pakjes echt iets van deze tijd is, maar in de 17e eeuw werd er van alles verzonden. Margaretha heeft haar man in 1667 een tinnen servies, een schilderij en gerookt vlees gestuurd. Nu zijn er zadels op weg naar haar man.
Ze heeft ze al op 1 oktober verstuurd en sindsdien benoemt Margaretha ze elke brief. Inmiddels is het vooral de hoop dat ze inmiddels aangekomen zullen zijn. Logisch dat ze het elke keer schrijft, want ze weet immers niet zeker welke van haar brieven aan komen en ook niet welke brieven van haar man wel of niet aankomen in Amsterdam.
[ick heb] toekoomende vrijdach salt veertiendage sijn Een mande met saels en ander gereet schap dienende tot paerde op hamburch gesonde hoope dat teminck ockasie sal hebbe omt selfe aen uhEd te konne sende en dat het wel sal overgekoome sijn, [Een ijder verlanckt hier seer]
Fluitschepen
Margaretha heeft de zadels en ander paardentuig in manden gedaan en die met een schip naar Hamburg gestuurd. Door “onze VOC-mentaliteit” vergeten we nog wel eens dat we ook grote handelaren waren op de Oostzee. Onze dominante positie in de internationale handel hadden we vooral te danken aan de fluistschepen: dé vrachtvervoerders van de 17e eeuw. Het schip kon heel veel vervoeren, met een relatief kleine bemanning. Met deze schepen werden de goederen die door de VOC naar Amsterdam werden gebracht, verder verhandeld in Europa.
Margaretha tast ook in het duister wat betreft de plaats van de legers. Zowel het o zo gewenste leger van de keurvorst, als het leger van Zijne Hoogheid zelf. En als ze in het duister tast over wat de bedoelingen van de machthebbers zijn, gebruikt ze het prachtige gezegde: ’s heeren boeken zijn duister te lezen. Ofwel: onderdanen kunnen niet oordelen over daden en beweegredenen van de overheid. Geen wonder dat we dat spreekwoord niet meer gebruiken.
[overgekoome sijn,] Een ijder verlanckt hier seer te hoore hoe verde den heere keurvorst nu met sijn leeger gekoomen is en waerse nu sijn, sijn hoocheijt leijt noch met sijn leeger als voor dees men heeft al gemeent der Eenige aen= slach op hande was daer niets op en volck heere boecke sijn voor ons duijster te leessen
Een beetje cynisch is bij deze brief wel dat ze in de ps eindigt met de opmerking dat de post uit Keulen binnengekomen is en dat daarin gemeld wordt dat de troepen van de Keurvorst de Weser gepasseerd zijn en recht op Keulen af marcheren. Helaas weten wij dat Godard Adriaan deze brief in Frankfurt ontvangen heeft. Dat is tweehonderd kilometer uit de richting. En met de snelheid waarmee een leger in de 17e eeuw reist, is dat heel ver weg.
Hoewel er niks noemenswaardigs is voorgevallen, gonst het weer van de geruchten in Amsterdam. En dan schrijft Margaretha “men seijt”. En wat men al niet zegt!
Men seijt…
Dat er een complete Engelse vloot klaar ligt om te landen. Michiel de Ruijter wordt er op af gestuurd om de boel te redden.
seedert is hier niet voorgevalle, als dat men seecker seijt datter weer Een groote quantiteijt Engelse scheepe in see soude sijn die deseijnDessein:doel hebbe om noch hier te lande waerom den Admirael de ruiter gelast is hem met al sijn volck opt spoedichste ou scheep te begeefve, [gistere is]
Men seijt…
Dat Zijne Hoogheid het gemeentebestuur van Amsterdam gewaarschuwd heeft voor een mogelijke aanslag. Het plan zou zijn om de schepen die aan de wal liggen in brand te steken. De wachten zijn daarom verdubbeld.
[spoedichste ou scheep te begeefve,] gistere is hier omet de klock afgeleese dat de burgers haer wachte moeten verdobbelen de rechte oorsae =cke weet men niet, dan wort geseijt dat sijn hoocheijt de heere Magistraeten alhier soude gewaerschout hebbe op haer hoede te sijn dat den vijant Een aenslach heeft om de scheepe die hier aende wal tegge aen brant te steecken de offisiers, of kapteijns vande burgerij sijn gelast snachts alle Eure selff de ronde te doen so datter wel Eits te doen
moet weesen, en wij hier in Een geduerigen alarm sitten niet weetende waermen best sal sijn t [gister]
Twee vrouwen in gesprek voor een huis, Herman Saftleven, 1619 – 1685. Collectie: Rijksmuseum
Men seijt…
dat er veertig schepen met nieuw volk uit Bremen gekomen zijn en dat dat betekent dat er 10.000 nieuwe soldaten voor het leger van de prins zijn. Ze heeft geen idee wat voor volk het is, maar er zijn zelfs nog drie compagnieën door het land van Münster gekomen. Hoe dat kan begrijpt Margaretha ook niet, maar als er zo veel gebeurt, moet Zijne Hoogheid wel een plan hebben. Nu maar hopen dat dat een groter succes wordt dan de mislukte aanslag op Naarden.
[sitten niet weetende waermen best sal sijn t] gister is hier veertich scheepe met volck die so geseijt wort van breeme koome, aengekoome men seijt datse tienduijsent man in hebbe die so geseijt wort naert leeger van sijn hoocheijt sijn, wat volckeren het is kan ick niet weeten, hier is ock aengekoome den graef van witgesteijn1Ernst Philip Graf zu Sayn Wittgenstein Homburg met drij kompangie paerde die men seijt doort sticht van munster gekoomen te sijn het welcke ick niet kan begrijpen, men wil ick noch segge dat sijn hooch Eenich deseijn2Dessein: doel op hande heeft ick wil hoope het Een beeter suckses alst voorgaende sal hebbe,
Men seijt…
bovendien allemaal onaangename dingen over de jonge Rijngraaf, Carel Florentijn van Salm. Hij zou volgens Margaretha in “vuile huizen” hebben zitten wachten tot de wind ging liggen, zodat hij niet meer op tijd ter plekke kon zijn.
ick kan niet segge hoe men hier spreeckt en van den jonge rhijngraef die se segge doen den aenslach op naerden was sijn volck hier op naerder ordere liet scheep legge, ondertusche sat hij hier bij de juff en andere segge in ande =re vuijle huijse tot dat de wint ginck legge en den tijt verloopen was om op sijn post te koome
Men seijt…
Voor ze eindigt met een paar onnavolgbare roddels roept Margaretha nog dat haar man niet kan bedenken hoe men in de Republiek spreekt. Ze wenst Zijne Hoogheid wijsheid en voorzichtigheid toe, want als hij nog wat wil, dan moet het snel gebeuren. Door het natte weer hebben de milities in Weesp en Muiden het zwaar. Men seijt dat Zijne Hoogheid net naar Muiden vertrokken is, dus daar zal wel wat ophanden zijn… Zegt men.
Ruiterstandbeeld stadhouder Willem III, naar Toon Dupuis, origineel 1921. Collectie Kasteel Amerongen, Foto: Annemiek Barnouw.
Let op: de scans zitten een beetje door elkaar. Logische leesvolgorde is: 169, 170 links, 172, 170 rechts, 171
Margaretha heeft de brieven van Godard Adriaan van 23 en 24 september ontvangen. In Amsterdam was het 10 à 11 dagen droog geweest, maar de wegen waarop het leger van de keurvorst marcheerde moesten wel erg slecht zijn. Het heeft immers wekenlang geregend. Ze voelt mee met haar man en het hele leger. De zware mars zou Godard Adriaan wel eens op kunnen breken, vreest Margaretha. Toch verlangt ze ontzettend naar de komst van de bondgenoten. In de Republiek gaat het namelijk niet zo best…
Het leger van de keurvorst moet zich, volgens de berekeningen van Margaretha, nu niet ver meer van de stad Münster of de Rijnoever begeven. Met zo’n immense legermacht, op zulke slechte wegen… Dan is drie à vier mijl best veel. In de Republiek verlangt iedereen zeer naar de komst van de Brandenburgse troepen. Zonder hulptroepen geen verlossing, alleen het vooruitzicht van een ellendige en miserabele winter. Wat moet Margaretha doen als er niet snel verlossing van het Franse juk komt? Ze koestert weinig hoop dat de stad Utrecht en de gelijknamige provincie, zelfs de kleinste steden, vóór het invallen van de winter bevrijd zullen worden.
ick beklaech uhEd en het heelle leeger int binenste van mijn hart vreese het uhEd ock noch wel sal opbreecken sulcke tochte en reijse te doen, nu moet den heere keurvorst met het leeger naer mijn gissine en reeckenin so het daer op aengeleijt is, niet verde vande stat munster of den rhijnkant1Waarschijnlijk de rijnoever weesen, tis noch wel veel in sulcken weer en weegen noch drij a vier mijlen daechs net so swaere leeger
te marscheere, och hoe verlanckt men hier te lande naer deselfve volckeren, sonder dewelck wij geen de minste verlosinge te verwachten hebbe of konne sien, het sal wel Een Elendi ge en mieserable winter sijn voor veelle ijae voor ons alle, [ick weet noch niet hoe ickt met]
‘Een deseijn’
Het Staatse leger bestaat tegenwoordig uit zeer goede militairen, heeft Margaretha vernomen. Maar ze hebben nog helemaal niets nuttigs gedaan. Ja, er was een poging gedaan om Naarden te veroveren, maar de poging was op niets uitgelopen. Margaretha voegt een belangrijk detail toe dat niet in haar eerdere brief over de aanslag op Naarden stond: het was allemaal de schuld van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny. De prins van Oranje had het plan willen doorzetten, en had volgens velen de stad kunnen veroveren, maar Louvigny raadde het af. De onderneming was té gewaagd. Er stond simpelweg te veel op het spel voor de jonge prins. Maar de Fransen zijn ook niet gek… Ze weten dat de prins het hier niet bij gaat laten. De hertog van Luxembourg heeft het garnizoen in Naarden versterkt met verse manschappen, voedsel en geschut.
weer niet voort en koste, waer om den heere louvengie niet goetvont met het de =seijn voorte te gaen sijn hoocheijt wildender Evenwel op aen, da en soude so de meeste opijnie sijn de stat verovert hebbe, maer
loeuvengi raedent af segende dat het te veel voor sijn hoocheijtdie Een jonck heer is en sijn Eerste Exsploot soude sijn te veel gewaecht sou weese
Nog steeds geen orde
De poging van Willem Adriaan II van Horne – de graaf van Hoorn – om Montfoort aan te vallen was door de Franse troepen afgeslagen. Het bleek dat de graaf van Hoorn geen kruit had. Dat was hem, zei hij, wel beloofd… Margaretha vat het kort samen: er ontbreekt nog altijd het een of het ander. Veel is er niet veranderd sinds haar brief van een week geleden. Het lijkt er dan ook op dat de dood van de gebroeders De Witt nog niet veel soelaas heeft geboden. Zelfs na de dood van Johan en Cornelis de Witt wordt er nog zeer kwalijk over de broers gesproken! En dan de prins… Hij heeft zulke slechte raadgevers. Er zijn er maar weinig die het behoud van het land op de eerste plaats zetten. Er gaan ook zeer wonderlijke praatjes rond. Margaretha durft ze niet aan de pen toe te vertrouwen, schrijft ze, dus we zullen helaas nooit weten wat ze precies heeft gehoord.
[en vijfverees in gebracht,] den graef van hoorn heeft ock Een deseijn2Dessein: doel gehadt op monfoort ijae Een atacke daer op gedaen maer isser afge= slage, in de welcke kapteijn lockoert3Onbekende kapitein met Eeni =ge weijnige soldaete sijn doot gebleefve, doen donse daer voor quaeme bevont den graef van hoorn dat hij geen kruijt en hadt hetwelcke so hij seijt se hem belooft hadde te sende, insom ma4In somma: kortom daer ontbreeckt noch altijt het Een oft ander het schijnt dat met het wechneeme vande heeren de witte alde deesorderees5Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde noch niet wech sijn, het welcke wel bedroeft voor ons alle is, men spreeckt hier te lande noch seer qualijck van den heere bE6De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders? wil hoope men hent ongelijck doet, [ock van onsen buermans soon den heer]
De Fransen lijken Utrecht steeds steviger in hun greep te hebben en hebben Naarden versterkt. Ook gaat het gerucht dat Engelsen bij Den Briel willen landen. Margaretha twijfelt dan ook of ze er goed aan doet om al haar spullen naar Den Haag te verhuizen, richting de kust waar mogelijk de Engelsen landen. Zal ze De Gulden Troffel nog even aanhouden? Maar de Fransen in Naarden zijn ook wel erg dichtbij…
Toch moet Margaretha wel een keer naar Den Haag. Als ze de kinderen van haar schoondochter Philipotta niet bij zich had, dan had ze het wel geweten. Dan was ze allang richting Den Haag gegaan om het geld op te eisen waar Godard Adriaan recht op heeft. Ze belooft Godard Adriaan op de hoogte te houden. Ten minste, als de brieven aankomen… De brieven van 13 en 17 september hadden Godard Adriaan namelijk nooit bereikt. Ze hoopt dat ze De Gulden Troffel voor iets minder huurgeld dan dat ze nu betaalde kon aanhouden, al was het maar voor de winter. Ze blijft in duijsent beraede…
[men nu seijt is niet met al geweest,] so omt Een alst ander derf ick mij so met persoone als goet niet teenemael in den haech begeef maer heb gedocht of ick dit huijs hier dat
noch niet verhuert is voor de winter als ickt voor Een mindere prijs kost krijge noch in huer hieldt en liet de muebel hier in met den drost en sijn vrou en vader om die te bewaere en dat wij met de kindere naer den haech gingen op deerste onraet aldaer koste Wij weer hier koomen, so uhE dit so goet vint salt selfve met de Eerste post van uhEd verwachte te verstaen, dewijl den tijt vant verhuijse seer nadert sal ick naer uhEd antwoort hier op verlange, [hebt al]
Haagse roddels
Direct na Margaretha’s opmerking over de kwalijke praat over de gebroeders De Witt, schrijft ze een curieus verhaal. Ze beschrijft mensen omfloerst, waarschijnlijk omdat ze vermoedt dat er mogelijk mee gelezen wordt. Ze zegt niet letterlijk dat er een relatie is met de verhalen over de gebroeders De Witt, maar door de overgang laat ze je het wel vermoeden.
Ze schrijft over de zoon van een buurman ‘die zijn wijn van de avond tot de morgen graag lust’7Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen.. Samen met een vriend van haar zoon Godard, die één oog heeft, gaat de onbekende zoon van de onbekende buurman laat in avond naar het Noordeinde. Helaas wordt uit de brief niet duidelijk wie Margaretha bedoelt en of ze het heeft over haar Haagse, Amsterdamse of Amerongse buurman. Maar een saillant detail is dat de twee genoemde personen naar ‘fickfoort’ gaan, die op het Noordeinde woont. Zeer waarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee diplomaat Abraham de Wicquefort, een zeer illuster figuur in de zeventiende eeuw, die inderdaad op het Noordeinde woonde. Margaretha weet niet of het waar is, maar het is wel een vreemd verhaal, te meer omdat Abraham de Wicquefort toentertijd toch wel bekend stond als een vertrouweling van wijlen Johan de Witt. Het past in de lijn van de rest van de brief. Wordt zijne Hoogheid wel goed gediend?
[doet,] ock van onsen buermans soon den heer die sijn wijn vande avont tot den merge so wel mach die int voorhout woont en ons kinder goede vriendt met Een ooch, dat die alle nacht of heel laet inde avont komperijsi8Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt int noordijnde bij fickfoort9Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort houde, oft waer is weet ick niet altijt se sijn seer int ooch, [sijn]
1
Waarschijnlijk de rijnoever
2
Dessein: doel
3
Onbekende kapitein
4
In somma: kortom
5
Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde
6
De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders?
7
Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen..
8
Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt
9
Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort
Er is voor Margaretha weinig nieuws om te melden aan Godard Adriaan, maar zoals beloofd slaat ze geen post over. Na de Slag bij Naarden blijft het stil. Willem III is weer naar Zwammerdam “of daer on trent” getrokken met zijn leger en er schijnt iets op handen te zijn. Wat dat is, dat weet Margaretha niet.
Gezicht op het kwartier van prins Willem III te Bodegraven, Valentijn Klotz (manier van), 1672. Collectie: Rijksmuseum
de quade tijdine die wt poo =len komt maeckt hier onder de koopliede geen kleijne ontsteltenis en vreest men dat de keijser1De Oostenrijkse keizer Leopold I daer door so veel te doen mochte krijge dat ons die volckere mocht
ontrocke worden, andere segge weer dat dat geen noot sal sijn dewijlle so geseijt wort de muskovijter2Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië den pool te hulpe sal koome
Voor de Republiek lijkt deze verre oorlog die zich afspeelt in Oekraïne op het oog niet heel relevant. Toch zien de kooplieden — en Margaretha — hier wel reden voor zorgen. De oorlog woedt dicht bij de grenzen van het Heilige Roomse Rijk, waar Leopold I over heerst. Bovendien liggen gebieden van de Keurvorst van Brandenburg ook relatief dichtbij het oorlogsgewoel. Deze twee Duitse vorsten zouden bij een Ottomaanse doorbraak op hun eigen gebieden moeten letten en minder aandacht en troepen over hebben voor de Republiek. Die langverwachte Brandenburgse troepen zouden dan toch nog weggetrokken worden.
Na het delen van dit onheilspellende nieuws gaat Margaretha snel weer over tot de orde van de dag. Godard Adriaans salaris, wat ze nu al maanden probeert te innen, is immers nog steeds niet binnen.
1
De Oostenrijkse keizer Leopold I
2
Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië
De postbezorging gaat wederom niet zo soepel. Godard Adriaan heeft in zijn laatste brief aangegeven dat hij Margaretha’s brieven van 3 en 10 september heeft ontvangen, maar Margaretha schrijft dat ze daartussen nóg een brief verstuurd heeft; ze heeft immers nooit verzuimd haar man te schrijven. Merkwaardig is dan ook dat de brieven van 6 en 10 september wel bewaard zijn gebleven, maar de brief van 3 september niet.
wt Amsterdam den Eerste ockto 1672
Mijn heer en lieste hartge
uhEd mesiefve vande 18 dee pasato is mij behandicht wt leeuwenburch1Slot Leeuwenburg int stift heijldersheijm2Hildesheim, onder Hannover geschreefve uhEd schrijft de mijne vande 3 en 10 ontfange te hebbe daer moet noch Een tuschen beijde geweest sijn want heb niet Eene post gemankeert te schrijfve
Deze brief bevat veel oorlogsnieuws. Wat is de burggraaf van Turenne van plan? Wat is er precies in Naarden gebeurd? Is het allemaal wel waar wat er verteld wordt? En wanneer vindt die conjunctie van de Brandenburgse en Keizerlijke troepen nu eindelijk plaats?
De manœuvres van Turenne
Henri de la Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, Charles le Brun, na 1664. Collectie: Versailles
Aan de vorige brief (uit het kasteel Leeuwenburg in het Stift Hildesheim) kan Margaretha zien dat de troepen van Brandenburg eindelijk op pad zijn. Ze maakt zicht wel zorgen, want Hendrik de la Tour d’Auvergne, de burggraaf van Turenne, trekt met een leger naar het oosten. Hoe veel man telt de legermacht van deze Turenne (Margaretha noemt de legeraanvoerder ’tureijne’)? In de Republiek gelooft niemand dat Turennes leger meer dan 20.000 man sterk is. Volgens Margaretha wil Turenne geen slag leveren, maar is hij van plan om in het defensief te gaan en de Rijn te bezetten.
Op dinsdag 28 september hebben de Staatse troepen een poging gedaan om Naarden op de Fransen te heroveren. Het plan heeft geen doorgang kunnen vinden, schrijft Margaretha. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heeft de jonge rijngraaf van Salm, Karel Florentijn, zijn regiment de opdracht gegeven om te wachten. Het plan voor dit regiment was om Naarden via het water aan te vallen. Maar de rijngraaf heeft te lang gewacht: het was ondertussen windstil geworden. Ten tweede waren de schepen door het geschut dat erop geplaatst was te breed geworden. Er ontbrak te veel en het plan kon niet doorgaan. Degene die voor dit mislukte plan verantwoordelijk is, moet de volgende keer wat beter plannen, vindt Margaretha. Het lag volgens de kasteelvrouwe in ieder geval niet aan prins Willem III: de prins is waakzaam, maar heeft geen goede assistentie.
[rhijn te besette,] voorleeden dijnsdach snachts
schijnt hier Een aenslach op naerden geweest te sijn dewelcke niet aen heeft gegaen ter oorsaecke dat den jongen rhijngraef3Carel Florentijn van Salm sijn volck dat scheep was en door deese stat wilde daerse buijten om hade konne vaeren, order had gegeefve om hier tot naerder ordere te wachte ondertusche ginck de wint heel legge dat se niet voort en koste, het geschut dat op vloot scheepe was geset waeren de vlotte te breef datse niet door de boomen kosten, so datter veel ontbrack ent deseijn4Dessein: plan geen voort gan kost hebbe die de dierexsi5Directie: leiding daervan heeft gehadt had voor alles wat beeter sorch moeten dragen, ick hoope sij hier door geleert sulle weesen op alles beeter acht te neemen, sijn hoocheijt is vigelant6Vigilant: waakzaam genoem en sal niet licht Eits versuijmen maer is ongeluckich geen beeter Asistensie te hebben, [nu seijt men of men naerde]
Gezicht op Naarden vanaf het water, Gaspar Bouttats (1674). Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen Tekst onder het origineel: Naerden in Hollant light een goede myle van Muyden en Weesp, is de Hooft-stadt van Goeylandt welck Balieuschap sijnen naem heeft van Goedele Abdisse van ‘t Clooster Altena. Een wel bekent Stedeken door de drappery en Naerdsche laeckenen. Heeft sijn beginsele uyt de ruine van het oude Naerden bij de Zuyder Zee, het welck eertydts door den Bisschop van Vtrecht gheruineert is. Anno 1572 wiert het Stedeken door Don Frederico Sone van den Hertogh van Alba ghedwongen ende Borghers tusschen branden en moorden meestendeel hun huysen gheplundert, dan is daer nae weder aen den Staet van Holland ghecomen: Nu verovert door LOVYS den XIV, Coninck van Vranckryck Anno 1672
Ook heeft Margaretha vernomen dat gisteren Staatse en Franse troepen slaags waren geraakt op de hei. De Fransen waren door ‘de onze’ verslagen en op de vlucht geslagen. In Muiden hadden de Staatse militairen enkele Franse krijgsgevangen binnengebracht. Hoewel Margaretha hoopt dat het verhaal waar is, twijfelt ze. Er wordt immers zo veel gelogen, niets is meer met zekerheid te zeggen.
Het leger van Willem III telt ondertussen 20.000 man, en zal bovendien versterkt worden met mariniers. Ook zijn er in Amsterdam acht vaandels aangekomen. Sommige zeggen dat de troepen afkomstig zijn uit Groningen, andere zeggen dat het troepen zijn van de hertog van Holstein. Vermoedelijk heeft Margaretha de troepen gezien, want ze weet de vaandels goed te beschrijven: violette vaandels met op de hoek van ieder vaandel een leeuw, en een wit vaandel met oranje sjerpen.
‘Saels en ander paerde tuijch’ naar Hamburg
Gisteren, dus 30 september, heeft Margaretha op verzoek van Godard Adriaan manden met zadels en ander paardentuig naar Hamburg verzonden. Ze voegt bij haar brief een kopie van een brief die ze naar Temminck heeft gezonden toe.
Adriaan Temminck was de bankier van de familie. Deze van oorsprong Duitse familie regelt de geldzaken. Kennelijk zit er ook een telg Temminck in Hamburg. Godard Adriaan zal goed contact met deze Temminck gehad hebben, aangezien hij tijdens het begin van deze missie Hamburg als thuisbasis had.
Margaretha wist niet naar welk adres ze de manden kon sturen, dus heeft ze ze aan de Hamburgse Temminck geadresseerd, met het verzoek de manden zo spoedig mogelijk naar Godard Adriaan door te sturen. Ook in deze brief gaat Margaretha in op de oorlog.
Dat de relaties met de familie Temminck zijn goed blijkt uit de afsluiting van de brief: ze doet de hartelijke groeten aan zijn vrouw.
en dat wij noch voorde winter van de vijande wt de provinsie van wttrecht mooge verlost worde, of ick sie ons Een seer Elendich leefve ijae vreese so sij daer blijfve dat men hier op den volle middach de stats poorten niet sal durfven open laete, het welcke de heer almachtich wil verhoeden, in wiens heijlige bescherminge vE beveelle en blijfve Men heer teminck uE gans geafexsioneerde vriendin MT E vrij vrou van Ameronge ginckel en Elst Et
ick versoecke toch mijn harte= lijcke groetenis aen uE liefve huijsvrou en so uE heer en me vrou swaen siet mijn dienst te preesenteere
Wie waren nu die echt enorm rijken in de Republiek? Spoiler alert! Het waren vooral Amsterdammers. Lodewijk XIV had de pech dat Kees Zandvliet de Quote 500 van de 17e eeuw nog niet geschreven had. Wij kunnen wel gebruik maken van zijn werk: meer dan 80% van de rijken woonde in Holland en zij bezaten bijna 70% van het totale vermogen (als we de Oranjes mee tellen zelfs bijna 90%). En van die Hollandse rijken zat de meerderheid dan ook nog eens in Amsterdam. De helft van alle rijken van de Republiek woonde daar en zij bezaten ook de helft van al het vermogen. Zo op het eerste gezicht had Lodewijk dus echt pech met de waterlinie. Al dat geld, zo dichtbij en zo onbereikbaar…
Buitenplaatsen
In haar brief van 10 september schrijft Margaretha dat de Amsterdammers ‘die haer huys en goet aende vecht hebbe legge’ zwaarder belast worden dan de Utrechtse edelen. Al sinds de 16 eeuw is er een trend in de steden om “een buiten” te hebben: een plek om in de zomer buiten de stad te vertoeven. En naarmate Amsterdammers rijker worden, worden de buitenplaatsen steeds luxueuzer.
Een oude schoolplaat door Nicolaas van der Waay van Czaar Peter de Groote, die Petersburg bezoekt, Petersburg dateert van na 1700 en ligt net aan de Noordhollandse kant van de Vecht in Nederhorst den Berg en staat daarom niet op het kaartje aan de Vecht.
Eén van de meest idyllische plekjes om je buitenplaats te bouwen was aan de Vecht. Hier lagen aan het begin van de 17e eeuw een tiental adellijke (Utrechtse!) kastelen. Al vanaf eind 16e eeuw koopt de familie Huydecoper grond direct gelegen aan de Vecht. Deze rijke Amsterdamse familie zoekt een plek om te investeren en dat doen ze (onder andere) hier. De familie Huydecoper is in de regio nu vooral bekend vanwege het feit dat ze de eerste buitenplaats aan de Vecht bouwden: Goudestein (nu het gemeentehuis van de gemeente Stichtse Vecht). Vanaf de jaren 1630/1640 worden er overal rond de Vecht hofsteden of “echte” buitenplaatsen gebouwd. In de jaren 60 van dezelfde eeuw reist Cosimo III de Medici per trekschuit over de Vecht. In zijn reisverslag schrijft hij over de vele symmetrische paleisjes met goede proporties en hun tuinen.
Fragment van een kaart getekend door Balthasar Florisz. van Berckenroode van de buitenplaats Goudestein te Maarsseveen, 1629. Linksonder Goudestein rechts het dorp Maarssen en het kasteel Bolestein. Collectie: Het Utrechts Archief
Na de inval van Lodewijk XIV en het vol laten lopen van de Waterlinie liggen de buitens aan de Vecht (en de Angstel) allemaal in Utrechts gebied. Voor de Fransen een uitgelezen kans om zo veel mogelijk geld uit die Hollanders te schudden.
Margaretha en de Amsterdammers
Margaretha zit weliswaar in Amsterdam, maar haar netwerk bestaat met name uit de Utrechtse adel, dus daar gaat de het grootste deel van haar berichtgeving over. Als het nieuwswaardig is, komen de Amsterdamse kooplieden en regenten wel aan bod.
De kaart is interactief (en uit te vergroten). Hierop staan de buitenplaatsen en kastelen die in het Rampjaar aan de Vecht lagen. Rood is Amsterdams, blauw is Utrechtse adel en geel is anders (Utrechtse notabelen of onbekend). Met het icoontje links boven is het mogelijk de buitenplaatsen te zien die ná het rampjaar nog aan de Vecht gebouwd zijn (grijs).
Net als met de brief van de 17e is de aanhef van deze brief summier: verder dan “Mijn heer en” komt Margaretha niet. Ze begint met een dienstmededeling: de post doet er lang over. De brief die Margaretha gisteren van haar man heeft gekregen is meer dan tien dagen oud. Gelukkig kan ze met goed nieuws beginnen.
Modderige wegen
Eindelijk! Via de gezanten van de keurvorst in Den Haag is er nieuws over de Brandenburgse troepen. Margaretha schrijft dat ze gehoord heeft dat de gezanten tegen Willem III hebben gezegd, dat er een samenvoeging heeft plaatsgevonden van de keizerlijke1Keizer Leopold van het Heilige Roomse Rijk bemoeit zich inmiddels ook met de strijd. Hij vreest voor teveel macht van Lodewijk XIV in Europa. en de Brandenburgse troepen en dat ze eindelijk zo ver zijn om te gaan marcheren. Hoewel ze verheugt is door dit nieuws, steken de zorgen ook weer snel de kop op. De langdurige regen zal het de legers niet gemakkelijk maken zich snel te verplaatsen over de modderige wegen die zijn ontstaan. Margaretha weet het weer helder te omschrijven:
[ons dan helpen,] och wij verlange en snacke naer de droochte als een visge naert water, en dat om van ons swaere en onverdrachlijcke ijock2juk der franse ontlast te worden, hoewel geseijt wort dat dit natte en onstuijmich weer de franse ock so inkomoodeert3hindert dat het meerendeel van haer volck versmelt4de moed verliest en meest al aende roode loop ter doot toe kranck legge , ijae so datse genoot saeckt sijn het gasthuijs aende kraen5het gasthuis bij de hijskraan binne wttrecht met siecke te vulle als meede het sint servaes klooster daerse alle de liede wt haer wooninge hebbe gedreefve [, so dat haer macht]
Het St.-Servaasklooster te Utrecht. Tekening van J. Stellingwerf uit ca.1725. Bron: Het Utrechts Archief
Suchten en kermen
Het Franse leger verzwakt ook door de ‘roode loop’, ofwel de dysenterie, die rond gaat. Margaretha stelt dat de greep op Utrecht hiermee ook verzwakt, omdat de helft van de Fransen ziek in gasthuizen of in het Servaasklooster ligt. Maar burgers klagen (‘suchten en kermen’) vooral over de zware inkwartiering die hen is opgelegd. Burgers zijn verplicht vier tot vijf mannen in huis op te nemen. Dat brengt nu al veel last mee, maar in de wintermaanden zal dat alleen maar erger zal worden.
Tweehonderd vrouwen
Het was een aantal vrouwen opgevallen dat er in het huis van Burgermeester Hamel6Nicolaas Hamel echter geen enkele Fransman was ingekwartierd. Ze denken dat hij dit te heeft afgekocht. Hierop riepen de vrouwen, dat ze hem hetzelfde willen aandoen als wat er in Den Haag met de gebroeders de Witt is gebeurd! Dit opstootje veranderde razend snel in een flinke opstand van zo’n tweehonderd vrouwen die voor de deur van de burgemeester stonden. Het had zomaar mis kunnen gaan, maar Franse soldaten wisten ze weer uit elkaar te drijven.
Elck moet daer 3 a 4 en 5 man in huijs hebbe het welcke se segge niet langer te konne op bren =gen, daer over Een deel wijfverwijven: vrouwen aent huijs vande burgemeester hamel sijn geweest vragende naer haman7ha man=haar man? die sij wilde spreecken als hij quam seijdese hem wat hij met haer int sin had ha dat hij se ver kocht had en nu so swaer belast wierde en sijn huijs vrij van volck was, maer datse hem soude doen gelijck de witte inde haech geschiet waert want dat sij hem die verkoopine soude doen betaele de in Een ochgenblick tijts waerender meer als twee hondert vrouwe daer quam terstont krijsvolck in wapene voor de deur daer meede het gestilt wiert, [hier ist ock noch niet soot wel hoort]
Margaretha wijdt verder uit over haar zorgen. Als de hulptroepen niet snel de kant van de Republiek op komen, kan het maar zo dat de Fransen ook nog in de winter in Utrecht huishouden. Ze vreest dat Den Haag dan niet lang meer stand kan houden. Aan de andere kant vermeldt zijne hoogheid wel dat hij een leger van zo’n 30 duizend man bijeen heeft gebracht. Maar ook hier noemt Margaretha het natte weer, dat een snelle overwinning in de weg zal zitten. Ze eindigt haar brief met dat er huizen en landerijen in brand zijn gestoken (mogelijk in Maarn) en dat ze vreest voor haar arme dorp Amerongen. Het is de eerste keer dat ze expliciet schrijft over branden die door de Fransen in Utrecht gesticht zijn. Geen wonder dat ze weer kortaf is in haar afsluiting: meer dan “UhEd getrouwe” krijgt ze niet uit haar pen.
Margaretha is prikkelbaar. Ze maakt niet eens haar aanhef af en valt gelijk met de deur in huis. “Mijn heer en” en daar houdt de aanhef op. Ze stuurt een brief mee die ze aan haar zoon gestuurd heeft en het gaat erover om iemand die ergens schuld aan heeft. Omdat we de brief aan haar zoon niet hebben, weten we niet wat er precies gebeurd is. Vrij snel wordt er een neef bij gehaald, die ook vrij weinig goed gedaan heeft en kan doen.
De tirade over deze neef neemt een hele pagina in beslag. Wat interessant hieraan is, is dat ze de naam van de neef niet noemt. Kennelijk gaat ze ervan uit dat er meegelezen wordt en dat Godard Adriaan door de beschrijving wel weet over wie het gaat. Voor ons is het daardoor vrij lastig te volgen waar het over gaat. Meer over deze tirade in de laatste alinea.
Margaretha zit zelf met een dilemma. Ze heeft een schip gehuurd om spullen van Amsterdam naar Den Haag te sturen. De vraag blijft waar het veilig is: Amsterdam of Den Haag. Het duurt lang voor de Brandenburgse troepen er zijn en het veldtochtseizoen loopt op zijn einde. De Engelsen beginnen weer te dreigen. En wat als de Fransen in de winter nog in Utrecht zitten? Stel dat het gaat vriezen en ze dan met al het goed moet vluchten! Ze kijkt het nog veertien dagen aan, maar hoopt voor die tijd wel het goedvinden haar man te krijgen.
[staen, en ons alle bewaeren,] ick weet niet wat ick doen sal heb al geen schip gehuert om mijn goet naer den haech te brenge, dan hebt selfve noch 14 opgehoude en wtgestelt, dewijlle het afkoome vande auxijlaere troepees so lange tardeert en ondertuschen het heelle saeijsoen verloopt , sijn hier groote en kleijne seer bekomert de Engelse dreijge ock noch met haer vloot te landen, so dat men aen alle kante seer benout is, en voorseecker hout so de franse voorde winter niet wt de provinsi
van wttrech raecken wij inde haech niet verseeckert sulle sijn en int hartge van de winter te moete vluchte weet ick niet hoe men met alt goet wech sou raecken daerom ick in duijsent bekom merine ben niet seetende wat ick doen sal, ben half gereesolveert het noch Een maent in te sien en so lan hier te blijfve ondertuschen uhEd goetvinde hier op verwachte, [ick kan niet]
De Hertog van Luxemburg
Pas na drie pagina’s gaat het weer over de Hertog van Luxemburg. Er is op last van de koning een nieuw plakkaat uitgegaan. Alle bewoners en ingezetenen van de bezette gebieden moeten binnen een maand terug keren naar hun huis. Margaretha blijft er nuchter onder, maar ze vermoedt dat haar schoondochter een nieuw alarm zal zijn. Waar in de vorige brief de straf voor het niet betalen van de brandschatting in beslag name en platbranden was, is dat nu al de straf voor niet terug komen.
[sien worde souden sij haer beraeden,] daer op is gistere weer Een plakaet vande hartooch van lutsenburch wt last vande koninck wt gekoomen waer bij alle ingeseetene en in woonders *die haer huisine en woonplaetse inde gekonkesteerde plaetse* hebbe wort gelast voort wtgaen van deese maent aldaer weederom te koome haer woonplaets neeme op peene dat van die tijt af haer goederen voor gekonfisqueert sulle af naer
Het deel tussen * * staat links overdwars
gehoude werde, haere huijse geraeseert en afgebrant en alle plantaesie af gehouwe en geruwineert worde, dit sal weer Een nieu =we alarm voorde vrou van ginckel sijn, hoet nu onse wtterse vriende sulle maecken sal mijn benieuwen de mense worde onder de franse met haer in quartierine so seer beswaert dat sijt niet langer harde konen[, men seijt]
Ook al schrijft Margaretha nog over allerlei saaie onderwerpen als de lokale politiek, ordinanties en belastingen, ze raakt de prikkelbaarheid niet kwijt. Ook haar ondertekening en de PS zijn wat dat betreft luid en duidelijk. Niks geen liefste hartje, en na “UhEd getrouwe” een pinnig Et(cetera). Ze stuurt Godard Adriaan een pamflet mee. Mogelijk heeft hij haar laten weten dat ze haar toon een beetje moet matigen, maar in dit boekje kan hij zelf zien hoe vilein het er tegenwoordig aan toe gaat.
[verwachte,] hier meede blijfve
Mijn heer uhEd getrouwe Et
ick sende dit boeckge op dat uhEd sout sien wat vieleijnije hier in swan gaet1In zwang gaan: beoefend/bedreven worden (op grote schaal, populair) hoop het wel sal overkoome
De tirade: puzzelen en zoeken
Terug naar de tirade uit het begin de brief. Het volgende fragment is behoorlijk onbegrijpelijk en geeft daardoor een mooi beeld van wat voor puzzels je als lezer van dit soort oude brieven moet oplossen.
Om te beginnen is er het taalgebruik. Er zijn veel woorden die je met kennis van Engels, Duits en/of Frans wel kunt invullen, maar die je voor de zekerheid toch beter even kunt opzoeken. Gelukkig staat het Woordenboek Nederlandse Taal gewoon online. Als het echt lastig wordt, zijn de medewerkers daar ook nooit te beroerd om je te helpen. Een groot deel van de puzzel is dat er nog geen standaard spelling bestaat en veel woorden fonetisch opgeschreven zijn.
Lastiger zijn de uitdrukkingen. Daarvoor biedt het Spreekwoordenboek van Stoett vaak uitkomst, bijvoorbeeld bij “reizen en rotsen”. “Het oor heel en dal hebben” is lastig terug te vinden, maar daar biedt Twitter soelaas. “Heel en dal” is bijvoorbeeld een door oma’s nog gebruikt synoniem voor “helemaal”. De combinatie met het oor blijft vooralsnog onduidelijk.
maer onse Neef die sich inmasgeneert2Imagineren:zich voorstellen het oor heel en dal te hebbe3Onbekende uitdrukking , en die uhEd de voorleedene winter en ick in ick uhEd apsensie, op sijn begeere heb gereijst en gerotst4Reizen en rotsen is een gebruikelijke samentrekking. Rotsen is vooral het (hard of wild) rijden met een paard of rijtuig en op sijn versoecke verscheijde briefve aende kleijne steede geschreefve met alleen voor Eij in sijn faveur maer ick voor sijn neef van vos , so veel gunst hebbe beweesen, de wijlle hem voort vergeefve hier van w is gesproocken, had het wel moogen teegen spreecke en Erhinderen5verhinderen het geene op uhEd vertreck pas afgesproocken, dan dien man heeft so veel te doen met Een komijs6Commies: een persoon aan wie een ambtenaar een deel van zijn taak overdraagt vander dussen die genoechsaem bij alle Eerlijcke liede voor infaem gehoude wert Eens sauve guardeS7auvegarde: bescherming van goederen of personen van sijn te prockwreere8Procureren: verschaffen, bewerkstelligen , en Ene sautijn hier inde reegeerine te brenge, het welcke, soot te weete het leste so het Eerste is geschiet
aengaet ick vreese mender van sal hoore, want die man en ons voorseijde neef sijn vader hier so int ooch sijn dat publijck op de straet daer van gesproocke wort en ick vreese sijt haer be= klaechge sulle, ick derfse niet waerschouwe, hij maeckt hem daermeede so veel te doen dat hij die voornoemde weldade vergeet en in uhEd apsensie aen sijn vriende niet meer en denckt, in somma Elck siet maer op sijn Eij gen intreste en daer hij sijn voordeel van treckt, het gaet hier teegenwoordich so dat uhEd hier waert sou hem verwonderen en verset staen, voor mijn weet niet langer wat ick segge of dencken sal de heere wil ons bij staen, en ons alle bewaeren, [ick weet niet wat]
En dan is er nog die geheimzinnige neef. Een eerste probleem is dat het begrip neef bij Margaretha erg rekbaar is. Het gaat verder dan wat we technisch gezien een neef zouden noemen. Het is bijna de ‘clan’ waar het over gaat. We krijgen in het stuk verschillende hints over de neef. Hij is weer een neef van ene Vos, die kennelijk geen neef van Godard Adriaan en Margaretha is. Kennelijk heeft hij nogal wat gunsten aan Godard Adriaan gevraagd, niet alleen voor hemzelf, maar ook voor de leden uit zijn ‘clan’.
Kennelijk heeft hij te doen gehad met een ambtenaar Van der Dussen, die niemand vertrouwt en is verantwoordelijk voor de aanstelling van ene Sautijn. Dat laatste is in ieder geval echt gebeurd volgens Margaretha. En daarin zit ook de eerste hint naar wie de neef zou kunnen zijn. Gillis Sautijn zijn is op 10 september door Stadhouder Willem III in de Amsterdamse vroedschap benoemd op voorspraak van Johan van Reede van Renswoude (Elias 1903, CXXII, onderaan de pagina). Als dit waar zou zijn, dan is het logisch dat Margaretha hem niet direct noemt: Johan van Reede van Renswoude was een belangrijke steunpilaar voor Godard Adriaan in de Utrechtse politiek en Stadhouder Willem III vertrouwde op hem. Het is alleen maar één bron en alle andere hints zijn nog niet uitgezocht.
Zo puzzelen de lezers van de brieven op verschillende details om erachter te komen wat Margaretha echt bedoelt. Daar zullen we alleen lang niet altijd (nu) achter komen.
Zeven mannen lezen aan een tafel, Jean-Julien Jacott, naar Johann Peter Hasenclever, 1847 – 1851. Collectie: Rijksmuseum.
1
In zwang gaan: beoefend/bedreven worden (op grote schaal, populair)
2
Imagineren:zich voorstellen
3
Onbekende uitdrukking
4
Reizen en rotsen is een gebruikelijke samentrekking. Rotsen is vooral het (hard of wild) rijden met een paard of rijtuig
5
verhinderen
6
Commies: een persoon aan wie een ambtenaar een deel van zijn taak overdraagt
Margaretha Turnor laat weinig los over waar ze de informatie in de brieven aan haar man vandaan heeft. Maar aan de manier waarop ze gebeurtenissen beschrijft, herken je verrassend vaak de betogen uit de pamfletten die tijdens het Rampjaar verschenen.
In 1672 verschenen in de Republiek maar liefst 1600 verschillende pamfletten. Een groot deel daarvan was samengesteld door burgers en ging over de ‘verraders’ Johan en Cornelis de Witt. De Franse opmars was zo ontzettend snel gegaan, er moest wel verraad in het spel zijn! Zo dachten veel burgers tenminste…
Marskramer die pamfletten verkoopt, Hendrik Potuyl, ca. 1630 – ca. 1640. Collectie: Rijksmuseum.
Pamfletten
De term ‘pamflet’ werd in de 17e eeuw nog niet gebruikt. Wat we nu een pamflet noemen werd toen een ‘blauwboekje’, ‘paskwill’ of ‘libelle’ genoemd. Er bestaat eigenlijk nog steeds geen echte definitie van de term ‘pamflet’. Over het algemeen is het een gedrukte tekst die inspeelt op de (politieke) actualiteit. Hierbij is het de bedoeling om mensen te overtuigen van een politiek standpunt. Johan de Witt negeerde dit type drukwerk gewoonlijk. Toch vond hij het op 20 juli 1672 nodig om op de beschuldigingen te reageren. Corrupt, dat was hij niet! De Witt gebruikte zelf ook een pamflet om zich te verdedigen en de beschuldigingen te weerleggen. De pamfletten uit het Rampjaar 1672 waren vaak ontzettend fel, stonden vol nepnieuws, hekelden doorgaans Johan de Witt en consorten en bejubelden Willem III.
Een pamflet over de ‘verrader Montbas’. ‘Grooten’ verwijst naar ambassadeur Pieter de Groot, de zoon van Hugo de Groot. ‘Witten’ verwijst naar Johan de Witt. Collectie Merle Lammers.
De straat op!
Pamfletten waren vooral succesvol als ze bevestigden wat een groot deel van de bevolking tóch al dacht. Uitgevers, auteurs en drukkers van pamfletten speelden dan ook gretig in op het idee dat er verraad in het spel zou zijn. De drukpersen draaiden overuren. De naam van de Prins van Oranje galmde door de straten. Boze burgers riepen op tot de benoeming van de Prins van Oranje tot stadhouder: ze vonden dat hij naast legerleider ook stadhouder moest worden.
Portret van Willem III (1650-1702), prins van Oranje, Willem Wissing (manier van), 1680 – 1710. Collectie: Rijksmuseum.
Op 6 juni 1672 schrijft Margaretha al dat er zeer slecht over sommige regenten wordt gesproken. Ze hoopte dat het leugens waren. Elf dagen later schrijft Margaretha dat er in verschillende steden oproeren uit waren gebroken. In dezelfde brief schrijft ze dat ze geruchten had gehoord dat Johan de Witt een grote som geld naar Venetië had overgemaakt. Een vergelijkbare beschuldiging lezen we in een pamflet. Daarin wordt een gesprek tussen een pasteibakker en iemand met de naam Brant afgedrukt. Volgens dit pamflet had De Witt het land aan Frankrijk verkocht, ‘’t welck Venetien getuygen kan’. Het volk ging de straten op, schrijft Margaretha op 17 juni 1672, ‘en roepe niet ander als van veraet en dat ons lant verkocht is’. De regenten moesten maar eens bewijzen dat ze niet behoorden tot diegenen die het land aan de vijand hadden willen overgeven, vond het volk. Onder druk van oproerige burgers werd Willem III op 4 juli 1672 stadhouder van het hele gewest Holland, vier dagen later gevolgd door de benoeming tot stadhouder van West-Friesland. De Oranjegezinden staan aan het roer.
Een verslagen raadpensionaris
Margaretha had haar buurman in Den Haag zien lopen, schrijft ze in haar brief van 17 juni 1672. Raadpensionaris Johan de Witt zag er zo verslagen en neerslachtig uit, ‘dat een ijder verwondert is hem te sien’. Dat is ook niet zo gek, gezien de beschuldigingen aan zijn adres. Op 21 juni wordt er zelfs een aanslag op De Witt gepleegd. Niet veel later verschijnt een brief die de raadpensionaris aan de Staten van Holland heeft geschreven in druk, in de vorm van een pamflet. In haar brief van 25 juni 1672 schrijft Margaretha over de aanslag. Het is zeer goed mogelijk dat ze haar man de gedrukte brief van De Witt stuurt, want ze schrijft ‘Het reijnkonter dat de raetpensionaeris heeft gehad, sal uhEd ut dit neefensgaende sien‘.
In augustus wordt Cornelis de Witt gearresteerd. Hij wordt beschuldigd van het beramen van een moordaanslag op Willem III. Margaretha schrijft dat Cornelis op 9 augustus 1672 van de kastelenij op het Binnenhof naar de Gevangenpoort is overgebracht. De positie van Cornelis’ broer Johan was als gevolg van de haatcampagne onhoudbaar geworden: de raadpensionaris was gedwongen af te treden. Op 20 augustus werd de uitspraak bekend: Cornelis werd verbannen, zijn goederen werden geconfisqueerd en hij moest opdraaien voor de proceskosten. De sententie werd meteen bekend gemaakt en verscheen in een razend tempo in druk. Een woedende menigte verzamelde zich na de bekendmaking van de uitspraak bij de Gevangenpoort. Wat er daarna gebeurde, is bekend… Over de moord op de gebroeders De Witt zijn helaas geen brieven van Margaretha bewaard gebleven. Het is onbekend of ze in deze periode wel brieven heeft geschreven, al lijkt er in ieder geval een brief van 2 september 1672 te missen.
Meer weten over pamfletten?
Femke Deen, David Onnekink, Michel Reinders, ‘Pamphlets and Politics: Introduction’ in: Femke Deen, David Onnekink en Michel Reinders eds., Pamphlets and Politics in the Dutch Republic (Leiden-Boston 2011);
José de Kruif, Marijke Meijer Drees en Jeroen Salman eds., Het lange leven van het pamflet. Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten 1600-1900 (Hilversum 2006);
Michel Reinders, Gedrukte chaos: populisme en moord in het rampjaar 1672 (Amsterdam 2010).
De post loopt helemaal niet soepel! De laatste die brief die Margaretha van haar man ontvangen heeft was van 25 augustus. Als er bij de volgende post geen brief van haar man zit, heeft ze al vier keer geen brief ontvangen. Ze is bang dat haar man al onderweg is naar Saksen. Kennelijk weet ze dat de afspraak is dat hij met het Brandenburgse leger mee zal trekken. De grote vraag is of hij, als hij onderweg is, überhaupt post kan ontvangen. Ze wacht met smart op een brief, want ze wil graag weten wanneer de troepen van de keurvorst in actie komen want dat wil iedereen graag weten!
[theijt s heeft om de poste aen te treffe,] ondertus =sche verlange ick seer naer deselfs briefve en daer wt te hoore wanneer de troepees van den heere keur =vorst aent ageere1Ageren: militair optreden sulle sijn, daer Een ijder hier seer naer verlanckt, [binnewijlle laet den hartooch]
Brandschatting en contributie
Portret van F.H. de Montmorency, geboren 1625, hertog van Luxemburg, gouverneur van Utrecht in 1672, overleden 1695. Anonieme prent uit 1674. Bron: Utrechts Archief
Er is ook (weer) een aanmaning van de Hertog van Luxemburg2François Henri de Montmorency Bouteville. De eis is niet mals: 30.000 gulden, 300 karren hooi, 400 karren stro en 300 mud haver (een mud is ca. 36000 liter, 360 hectoliter, dat betekent ruim 15.000 kg haver). En of ze dat binnen acht dagen willen betalen, op straffe van plunderen en branden. Over dat eerste is Margaretha vrij nuchter: plunderen dat mogen ze, veel is er niet te halen, alles is toch al kaal geplunderd.
Tot nu toe heeft ze nog niet gehoord dat ze bij andere Edelen meer eisen, maar wel bij sommige Amsterdammers: de rijke koopmannen die hun buitenhuis in Utrecht aan de Vecht hebben.
[seer naer verlanckt,] binnewijlle laet den hartooch van lutsenburch3Hertog van Luxemburg niet mij aente doen maene omde brant schattine of kostreebuijsie opt spoedichste te betaelle daer ick uhEd voor dees van heb ges schreefve en bestaet in 30000f aen gelt en 300 karre met hoeij 400 met stroij 300 molder4Mudde/malder: inhoudsmaat, een Wijks mud voor graan is 150,5 liter, een Utrechts mud voor graan is 117,3 liter havere dit alle in 8 dage op te brenge op peene van5Op straffe van plondere en brande, het Eerste moogen wel doen sulle niet veel vinde want hebben der wel so geplondert datter niet gebleefve is, ick kan niet hooren datse dit aen Een =nige Edele haer huijse meer doen als ons
maer wel aen somige Amsterdamers die haer huijse en goet aende vecht hebbe legge, en anders niemant of geen, ick sorch al mijn hart ontstucken6On(t)stucke: gebroken so sij dit ter Exsikusie stelle dat men heere de staten ons noch sulle disputee =ren het selfve te vergoeden om dat het de naem van Een b kontrubuijsie heeft, datse sulle sustineere7Sustineren: beweren het ter oorsaeck van uhEd wt landicheijt8uitlandigheid niet is, ick kander niet toe doen moet verwachte wat sij doen sulle kan niet opbrenge gelijcke die koopliede hier ock niet en doen, ick bender so van ontstelt bender half sieck van , [die dochter van joncker baerent]
Acte van garantie
Niemand kan de eisen van de Fransen opbrengen en dat baart Margaretha zorgen. En die zorg is vooral zakelijk. Godard Adriaan en Margaretha hebben een afspraak met de Staten (de Staten van Holland of de Staten Generaal): mocht er iets met hun huis gebeuren door het werk van haar man, dan krijgen ze een vergoeding voor de schade. Nu is Margaretha’s angst dat zoveel huizen door een contributie in plaats van een brandschatting vernietigd zullen worden, dat de Staten dan zullen zeggen dat hun schade niet komt door de “uitlandigheid” van haar man. Dat zou betekenen dat ze de vergoeding niet zouden krijgen. Ze is er zo van ontsteld dat ze er half ziek van is.
Verstrooiing
Margaretha besluit de brief met een smeuïge roddel over de dochter van ene jonker Barend. Die woonde ongehuwd samen met Van der Parre, maar is een maand geleden toch getrouwd. Zijn we weer helemaal op de hoogte.
1
Ageren: militair optreden
2
François Henri de Montmorency Bouteville
3
Hertog van Luxemburg
4
Mudde/malder: inhoudsmaat, een Wijks mud voor graan is 150,5 liter, een Utrechts mud voor graan is 117,3 liter