In de periode dat Margaretha en haar man in Amerongen steen voor steen hun kasteel weer opbouwden, was aan de andere kant van de wereld een achterneef van Godard Adriaan bezig met de opbouw van een misschien wel nog indrukwekkendere nalatenschap. Maar dan wel in een hele andere tak van sport: de botanie.

Een tak met grote bladeren en kleine rode vuchten.
Nati Schambu (Syzygium malaccense, Djamboe bol) uit de Hortus Indicus Malabaricus (Vol. 2), naar Pietro Foglia, 1678-1703. Collectie Minnealpolis Insitute of Art.

Hendrik Adriaan van Reede (1636-1691)

Hendrik Adriaan van Reede tot Drakestein was de jongste van de vele kinderen van Godard Adriaans achterneef Ernst van Reede tot Drakestein. Hij was een broer van Carel van Reede van Drakestein, opperschenker van de keurvorst, die overleed toen Godard Adriaan in Berlijn was. Vóór zijn vijfde verjaardag waren allebei zijn ouders al overleden, en als tiener ging hij naar zee. Hij verdiende zijn sporen bij de VOC, toen die in de jaren zestig stukje bij beetje Ceylon (Sri Lanka) en de westkust van India veroverde op de Portugezen. In 1669 werd hij commandeur van Malabar, dat grotendeels samenvalt met de huidige Indiase deelstaat Kerala. Geen gemakkelijke klus, want enerzijds moest hij voor de compagnie zorgen voor zo snel mogelijk veel winst, maar anderzijds probeerde hij ook lokale vorsten te vriend te houden. Ondertussen was de onderlinge rivaliteit tussen de regionale VOC-dienaren groot. Gelukkig had hij ook een hobby.

Voor een gordijn met op een achtergrond een wijds uitzicht staat een man met een grote krullenpruik. Hij draagt een harnas met een jabot en een degen aan een riem om zijn middel. In zijn rechterhand heeft hij een maarschalkstaf en daarmee rust hij op een tafeltje. Onder het portret de zestienkwartieren van zijn voorouders.
Portret van Hendrik Adriaan van Reede Tot Drakestein, Pieter van Gunst, 1689. Collectie Rijksmuseum

Lokale kennis

Hendrik Adriaan had grote belangstelling voor de enorme diversiteit aan inheemse plantengroei die hij overal om zich heen zag. Bij zijn residentie in Cochin liet hij een grote botanische tuin met allerlei planten uit de omgeving aanleggen. Om zowel zijn verzameling als zijn kennis uit te breiden organiseerde hij op regelmatige basis plantenexpedities door zijn eigen streek en aangrenzende gebieden. Daarbij had hij hulp van lokale geneesheren, die over de kennis van vele generaties beschikten, en van een Italiaans pater.

Gezicht op de stad Cochin, aan de kust van Malabar. Gezien van de zee, rechts een Hollandse koopvaarder, op de voorgrond enkele roeiboten. Bovenaan de plaatsnaam Couchyn.
Gezicht op Cochin aan de kust van Malabar in India, Johannes Vinckboons (toegeschreven aan), 1662-1663. Collectie Rijksmuseum.

Dat was niet alléén uit pure wetenschappelijke interesse of liefhebberij. Ook voor de VOC lagen hier kansen. Terplekke gebruik maken van medicinale planten is tenslotte een stuk efficiënter, dan dure medicijnen uit Europa laten komen. Die zijn immers feitelijk uit de zelfde ingrediënten gemaakt, maar zijn dan jaren oud door de reis via Arabische handelsroutes de andere kant op. En wie weet zat er winst in exploitatie van nog onbekende toepassingen van onbekende planten.

Uiteindelijk zou Hendrik Adriaan alle verzamelde informatie op schrift laten stellen en mét afbeeldingen in een grote 12-delige planten-encyclopedie in Nederland publiceren genaamd Hortus Indicus Malabaricus.

Drie talen

Zover was het nog niet toen Hendrik Adriaan in 1676 de slangenkuil van elkaar zwartmakende en frauderende VOC-dienaren ontvluchtte en naar Batavia vertrok. Het manuscript voor het eerste deel was wel al per schip onderweg naar Nederland, en in Batavia werkte hij samen met anderen aan de volgende delen. Toen hij in 1678 Amsterdam binnen voer, was het eerste deel net verschenen.

Tekening van een tak met doornige zijtakken met blad en daaraan bloemen en bessen. Rechts in de bovenhoek de namen in latijns schrift en aziatische handschriften.
Mail-anschi (Lawsonia inermis, henna), Joannes Commelin, 1678. In: Hendrik van Reede van Drakestein, Hortus Indicus Malabricus Vol. 1, 1678. Rechts boven de naam van de plant in het Latijn, Malayalam, Arabisch en Sanskriet.

Bij de afbeeldingen stonden de namen van de planten in drie talen: Latijn, Bramaans en Malayalam, de taal die aan de westkust van India gesproken werd. Als extraatje stond de Malayalamse naam ook nog eens in het Arabisch genoteerd. Als waarborg van echtheid en het wetenschappelijke gehalte schreven de vier belangrijkste meewerkende arts-plantkundigen, Itty Achudan, Appu Bhatt, Ranga Bhatt en Vinayaka Pandit, eigen voorwoorden in het Bramaans en Malayalam1J. Woodward, Hortus Malabaricus: A Botanical and Linguistic Treasure – Magdalen College. De eerste twee delen droeg Hendrik Adriaan op aan hoge VOC-bestuurders, maar de derde aan de eigen koning van Cochin.

Op een troon zit een vrouw (ceres?) met een hark in haar hand. Rechts van haar presenteren Afrikaanse jonge mannen verschillende planten.
Ontwerp voor het titelblad van ‘Hortus Indicus Malabaricus’, deel III, van H.A. van Rheede tot Draakesteyn, Gerard de Lairesse, 1673-1678. Collectie Rijksmuseum.

Heer van Mijdrecht

Gedurende zijn verblijf in Nederland verwierf Hendrik Adriaan de heerlijkheid Mijdrecht en kreeg daardoor het recht om zitting te nemen in de Staten van Utrecht. Zou hij zijn Amerongse achterneef vaak ontmoet hebben? We weten het niet, maar het vijfde deel van de Hortus Malabaricus, dat verscheen in 1685, is opgedragen aan Godard Adriaan. Andere delen zijn ook opgedragen aan (aangetrouwde) familieleden, waaronder… neef Welland.

Meer uit te wisselen had Hendrik Adriaan met Joan Huydecoper, de kleurrijke eigenaar van huis Goudestein in Maarssen. Deze stads- en VOC-bestuurder was mede-oprichter van de Hortus Botanicus in Amsterdam, die in 1682 opende. Het contact met Hendrik Adriaan zou de Amsterdamse Hortus in later jaren veel nieuwe planten opleveren.

Enkele mannen bestuderen planten aan een tafel. De oude zittende man schrijft in een boek. Rechts draagt een man een mand met planten. Door de ramen zicht op een tuin en een landhuis.
Botanicus, Cornelis Ploos van Amstel naar Gerbrand van den Eeckhout, 1779. Collectie Rijkmuseum.

De laatste reis

Hendrik Adriaan vertrok in 1685 weer voor de VOC richting India. Hij moest orde op zaken gaan stellen in vestigingen waar meer voor eigen gewin werd gehandeld dan voor de compagnie. Een hoofdpijndossier, waarbij hij tenslotte in 1691 door ziekte werd geveld en het loodje legde. Aan boord van zijn schip overleed hij, overigens in hetzelfde jaar als Godard Adriaan. Zijn geadopteerde dochter Francine regelde een vorstelijke begrafenis in Surratte, waar zijn schip naar op weg was geweest.

De begrafenis van Hendrik Adriaan Baron van Rheede tot Drakestein te Surat ijn India, januari 1692. Begrafenisstoet buiten de stad met een lijkwagen getrokken door vier ossen. Erboven staat: Lyk-Statie van de Heer Hendrik Adriaan van Rheede, Heer van Meydrecht, etc. Gestorven den 15 December 1691 en ter Aarde bestelt op Suratte in Januari 1692
Begrafenis van Hendrik Adriaan van Rheede tot Drakestein, 1692, Jan Luyken, 1692-1693. Collectie Rijksmuseum.

Nalatenschap

De afwikkeling van de erfenis had voor Francine nog een vervelend staartje. Terug in Nederland wilde ze, zoals haar vader in zijn testament had vastgelegd, een legaat van 2000 gulden overmaken aan de kleinkinderen van diens overleden zus Agnes. Helaas… Wie kruiste haar pad als voogd voor de kleinkinderen, en eiste voor hen de vollédige erfenis (ca. 50.000 gulden plus Mijdrecht) op? Juist…, neef Welland. Het eindigde ermee dat de kleinkinderen door het Hof van Utrecht in 1697 het huis te Mijdrecht toegewezen kregen, mét bijbehorende titel, en Francine haar vaders geld. Met haar man Anthony Karel van Panhuysen kocht ze in 1699 Huis te Vliet in Lopikerkapel, waar ze tot haar dood in 1731 zou wonen2Heniger, J. Hendrik Adriaan Van Reede Tot Drakenstein (1636-1691) And Hortus Malabaricus (Rotterdam 1986), p. 87-90.

De meest duurzame en waardevolle erfenis is natuurlijk de Hortus Malabaricus gebleken. Linaeus gebruikte het als basis voor de naamgeving van Zuid-Aziatische planten in zijn classificatiesysteem en tot ver in de negentiende eeuw bleef het een referentiewerk voor botanici. In 2009 leidde de Engelse vertaling in zuid India tot de herontdekking en herwaardering van de lokale plantenkennis die de oorspronkelijke bron is geweest3R. Shetty, Hortus Malabaricus: How the garden of Malabar travelled the world | Garland Magazine. Op Kasteel Amerongen is helaas geen exemplaar van het boek aanwezig.

Ingekleurde gravure van een tak met daaraan een grote witte kelkbloem en twee kleinere, groene, stekelige vruchten. In de rechterbovenhoek de naam in vier handschriften.
Hummatu (Datura Metel) uit de Hortus Indicus Malabaricus (Vol. 2), naar Pietro Foglia, 1678-1703. Collectie Minnealpolis Insitute of Art.