Ondanks het falen in 1624 zetten de Staten Generaal en de Hollandse politici in 1672 weer volledig in op de IJssellinie. Eigenlijk had men vertrouwen in alle verdedigingslinies, want die zouden de oprukkende Fransen gaan tegenhouden. Als de forten bij Maastricht en de zes Rijnforten zouden vallen vallen, dan kwamen de Fransen aan bij de IJssellinie, waar veel loopgraven waren aangelegd. Dat kon toch niet mis gaan?
Oude Poll bij Wilp (tussen Apeldoorn en Deventer) aan de IJssel, Constantijn Huygens (II), 10 mei (!) 1672. Collectie Rijksmuseum.
Het leger
Op papier was het Staatse leger zo’n vijftigduizend man groot, maar dat was alleen op papier. Niemand wist wat de daadwerkelijke omvang van het leger was. Maar plannen en maatregelen stemden optimistisch.
Een Staats leger van 30.000 man werd langs de IJssel gestationeerd. Het plan om door te stoten naar Holland zou op deze manier verijdeld worden. De Staten Generaal beseften dat bij de IJssellinie vooral gewone burgers en boeren gelegerd waren, maar vertrouwden erop dat hun aantal ervoor zou zorgen, dat ze net zo effectief zouden zijn als een gewoon leger.
Soldaten verplaatsen kanonnen, Stefano della Bella, 1620-1664. Collectie Rijksmuseum.
Kritiek
Toen Hieronymus van Beverningh openlijk zijn twijfel uitsprak of de Fransen bij de IJssel wel tegen gehouden konden worden, werd Johan de Witt woedend.
Ik wil hopen [dat] in dien bij de hooge officieren wederomme soo bekrompe gedachten ende advisen mogen wesen ofte noch werden geuyttet, dat Uw Ed. deselve met cordaetheydt ende met betooninge van een sonderlinge ernst sal van de handt wijsen, ende niet gedoogen dat in ’t leger bij de minderen officieren ende gemeene soldaeten soodaenige voorslaegen ofte gedachten comen betekent te werden.
Dus hij verwachtte dat, als er zulke geluiden kwamen van hoge officieren, Beverningh ze zou ontkrachten en dat dit soort gedachten absoluut niet bekend mocht worden bij lagere officieren of gewone soldaten.
Helaas was de methode ‘kop in ’t zand’ toen ook al niet effectief. Dat wil zeggen, op de korte termijn gingen de voorbereidingen aan de IJssel gewoon door.
Bronnen
Feiten
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.
pp. 102-102: De visie van Den Haag over de IJssellinie
Nimwegen, Olaf van (2020). De veertigjarige oorlog 1672-1712. Amsterdam: Prometheus
pp. 112-113: Johan de Witt
W.J. Knoop, J.W. van Sypestein en J.P. de Bordes, De Gids, Jaargang 15, 1851, pag. 159
De IJssel heeft meerdere malen als verdedigingslinie gefunctioneerd. Hij stroomt van zuid naar noord en ligt in de buurt van de Nederlandse oostgrens. De rivier ligt strategisch om aanvallen die vanuit het Oosten naar het Westen te blokkeren.
Tachtigjarige oorlog
De eerste verdedigingswerken langs de IJssel werden al door prins Maurits van Oranje tijdens de Tachtigjarige Oorlog aangelegd. Dat waren omwallingen met een plein en een uitkijktoren. Helaas functioneerde dit niet goed. In 1624 trok graaf Hendrik van den Bergh (in Spaanse dienst) bij Dieren met zijn leger de bevroren rivier over. De IJssellinie had dus gefaald.
Inval van Hendrik van den Bergh in de Veluwe, 1624, Claes Jansz. Visscher (II), 1624 (fragment). Collectie Rijksmuseum.
De IJssellinie na 1672
Niet alleen in 1672 werd de IJssellinie gebruikt als verdedigingslinie, ook in de 19e eeuw werd bij Westervoort een sperfort1Sperfort: een geïsoleerd gelegen zelfstandig bouwwerk voor de beheersing van een belangrijke doorgang naar een gebied aangelegd als onderdeel van de IJssellinie. Aan het begin van de 20ste eeuw werden bovendien kazematten aangelegd. Het doel daarvan was om de vijand de toegang tot waterwegen en spoorlijnen te versperren.
Zelfs na 1945 diende de IJssel nog als een verdedigingslinie als onderdeel van de verdedigingswerken van de NATO. In het diepste geheim werden schuilkelders en een noodhospitaal aangelegd. Zelfs de boeren in de omgeving wisten van niets. Pas in 1989 na de val van de Berlijnse Muur werd de IJssellinie overbodig.
Nadat Lodewijk XIV het neutraliteitsverdrag met de keizer had gesloten, gaf het geen pas om met zijn leger door de Spaanse Nederlanden te trekken om die arrogante Hollanders een lesje te leren. Hij moest dus een list verzinnen. De Spaanse Nederlanden, zo was de afspraak, moesten voorlopig met rust worden gelaten en zouden te zijner tijd vanzelf wel aan Lodewijk toekomen.
De bisschoppen uit het Oosten
Dus zocht Lodewijk via zijn diplomaten contact met de bisschoppen die bezittingen hadden langs de oostelijke grens van de Republiek. De route die voor hem het gunstigst was, was via Luik, Keulen en Münster. Dat betekende dat hij met twee mannen te maken kreeg: Bernhard van Galen, bisschop van Münster, en Maximiliaan Hendrik van Beieren, bisschop van Keulen en prins-bisschop van Luik.
Fragment uit: Geheel nieuwe kaart van het tooneel des oorlogs aan den Rhijn : bevattende een gedeelte van Overijssel, Gelderland, Kleefsland, het bisdom Mentz, Trier, Worms, geheel Hessenland etc. de verdere landen aan de Rhijn, een gedeelte van Luxemburg, Lotharingen, den Elsas, Tweebruggen en aangrenzende gewesten, ca. 1750. Collectie Gelders Archief. Het grote groene deel is het bisdom Münster, het blauwgrijze deel ingeklemd tussen het Hertogdom Gulick en het Hertogdom Bergen is het bisdom Keulen.
Twee oorlogszuchtige bisschoppen
Deze twee bisschoppen hadden niet alleen geestelijke macht, maar ook wereldlijke macht. De aanspraken die bisschop Bernard von Galen maakte als heer van Borculo zijn bekend. Maar ook Maximiliaan Hendrik van Beieren had zo zijn stokpaardjes. Als prins-bisschop van Luik was hij medeoprichter van de pro-Franse Rijnliga (zie ook bij de Devolutieoorlog). Zoals in die tijd gebruikelijk, regeerde hij als prins absolutistisch, maar liet aan de andere kant het feitelijke bewind graag over aan zijn vriendjes Frans Egon en Willem von Fürstenberg.
Wapenliefhebbers
Eén van de grote overeenkomsten tussen de bisschoppen was dat ze zich beiden met wapens bezig hielden.Bisschop Bernard von Galen gebruikte en verbeterde graag zijn wapenspeeltjes zoals zijn kanonnen, die hij graag eens in de praktijk wilde uitproberen. De andere bisschop, Maximiliaan Hendrik van Beieren, had een soort keurmerk voor wapens en de handel in wapens ingesteld. Dit keurmerk bestaat overigens nog steeds in België!
Christof Bernard van Galen “Bommen Berend” (1604-1678), bisschop van Münster, door Michelis del. ; Geyser sc. Collectie Groninger Archieven.
Een andere overeenkomst tussen de bisschoppen was, dat ze allebei problemen hadden met hun bisschopsstad. In Münster was de stad protestant en de rest van het bisdom katholiek en had Bernhard van Galen de stad in 1661 met geweld moeten innemen. De stad Keulen had officieel een zelfstandige status als Rijksstad, de bisschop van Keulen zetelde in Bonn. Dit zinde Maximiliaan van Beieren allerminst. Dit probleem was niet makkelijk op te lossen. Economisch gezien bloeide de stad Keulen, vooral door de handel met de Republiek. Bovendien had de Republiek goede voorwaarden afgesproken om de tolkosten voor het vrachtvervoer langs Keulen over de Rijn laag te houden. Het belang van de Republiek was groot en ze ondersteunde Keulen in zijn onafhankelijkheid, de Republiek ging daarin zelfs zo ver dat bij de stad een Staats regiment van 1500 manschappen gelegerd lag. Dit was uiteraard een doorn in het oog van de bisschop.
Het verdrag
Begin 1672 waren de afspraken rond. Geld maakt veel mogelijk en de heren waren bereid om de troepen van Lodewijk doorgang te verlenen. Bovendien kregen ze de mogelijkheid om gezamenlijk een aanval in te zetten in Twente en Overijssel.
Voor de zonnekoning kon de Guerre de Hollande dus een aanvang nemen!
De Hollandse waterlinie was een technische hoogstandje, dat in een mum van tijd bedacht werd. De Staten van Holland benoemden op 8 april een commissie die een plan moest maken. Binnen twee weken lag dat plan er. Eigenlijk was het een staaltje van wat we nu “reverse engineering” noemen: een bestaand ontwerp heel goed bestuderen en het net anders nabouwen of inzetten.
De commissie zocht contact met alle instanties die zich bezig hielden met het droog houden van de polders in Nederland. Dit waren de hoogheemraadschappen, waterschappen en dijkgraven. Zij maakten met hun kennis en ervaring een plan gemaakt om het omgekeerde te doen. Van ‘s-Hertogenbosch tot Muiden zou je de polders en meren weer onder water kunnen zetten. Twee weken na de benoeming van de commissie presenteerden ze. Het écht ingenieuze aan het plan, was dat er maar vijf inundatiegebieden vol water gezet hoefden te worden. Daarnaast waren er maar vijf plekken waar militair toezicht noodzakelijk was. Dat toezicht was dan nodig vanwege de aanwezige sluizen, ofwel omdat de doorgang naar Holland relatief eenvoudig zou zijn.
Versterkingen en inundaties
Deze vijf plaatsen, Muiden, Bodegraven (met als hoofdpost Nieuwerbrug), Goejanverwellesluis, Schoonhoven en Gorinchem, moesten nog versterkt worden, en er was geen tijd te verliezen. Op 8 juni werd begonnen met de inundaties en dat ging soms tergend langzaam. In theorie had het Franse leger door kunnen lopen, maar zonder gedegen kennis van het gebied was dat gevaarlijk. Als je een watervlakte ziet, kan je niet altijd zien hoe diep het is of waar onder water de obstakels zitten.
De versterking van de vijf plaatsen gebeurde uiteindelijk pas toen het leger van Willem III zich had terug getrokken vanaf de IJssellinie.
Het Binnenveld (tussen Veenendaal, Ede, Rhenen en Wageningen) met het Valleikanaal op 23 februari 2022 na de winterstormen Corrie, Dudley, Eunice en Franklin. Als je niet bekend bent in het gebied, kun je dan zien hoe je in Wageningen komt? Waar kan je door het water waden en waar niet? (foto: Annemiek Barnouw)
De Republiek had onder leiding van Johan de Witt voor een sterke zeemacht gekozen ten koste van de landmacht. Veel steden hadden hun verdedigingswerken sterk verwaarloosd, zo ook de stad Utrecht. De laatste verbetering dateerde uit 1629-1630. De verdedigingswallen waren veranderd in boomgaarden en ’tuinen van plezier’ en er stonden schuurtjes en andere bouwseltjes op. Dat maakte dat er geen vrij schootsveld meer was.
Panorama van de stad Utrecht uit het noordwesten gezien, met links de Bemuurde Weerd en rechts de nog jonge bomen langs de stadsuitleg van 1667, Pier Maria Baldi, 1669. Collectie: Het Utrechts Archief. Als je goed naar de afbeelding kijkt, dan zie je dat de stadsmuur niet zichtbaar is. De molens staan waarschijnlijk op de stadsmuur, er zit al behoorlijk wat bebouwing buiten de stadsmuur.
Onhaalbare plannen
Vanaf februari 1672 waren er verschillende plannen besproken ter verdediging van de stad maar het ene was te duur, voor het andere was te laat en ga zo maar door. Uiteindelijk werden er alleen wat cosmetische operaties uitgevoerd. De stad, zo concludeerde de Staten Generaal, was onverdedigbaar geworden. Zij hadden begin juni een delegatie naar de stad Utrecht gestuurd, die aan de Staten Generaal terug rapporteerden dat de stad onverdedigbaar was en dat het de Utrechters ontbrak aan krijgslust. De communicatie tussen de Staten Generaal en de Staten van Utrecht liep slecht, waardoor twijfel over en weer over elkaars bedoelingen ontstond. Was de Staten Generaal überhaupt wel gericht op verdedigen? Was Utrecht bij voorbaat al van plan te capituleren?
De stadswal tussen de Catharijnepoort en het Mariabolwerk, achter de muur links bevindt zich het Duitse Huis, Herman Saftleven, 1660-1670. Collectie: Het Utrechts Archief.
Utrechtse troepen
De vraag was ook wié de stad moest verdedigen. De door Utrecht betaalde Staatse troepen stonden onder bevel van de Staten Generaal en de net aangestelde kapitein-generaal prins Willem III. Die konden niet exclusief voor de eigen verdediging ingezet worden. Bovendien had de stad 700 schutters en grote hoeveelheden munitie en ander krijgsmateriaal naar het oosten gezonden ter ondersteuning van het leger. Met angst en beven werden dan ook de berichten gevolgd over de aanstormende troepen van het Franse leger.
De stand Utrecht vanuit het westen gezien, P. van der Keere (prent) naar P. Bast (tekening), 1603-1604. Collectie: Het Utrechts Archief. Hier is de stadsmuur nog duidelijk te zien. Voor de Catharijnepoort is al wel bebouwing buiten de stadsmuur ontstaan. Helemaal links de Bemuurde Weerd, met een muur en een poort.
Oude Hollandse Waterlinie in the 17e en 18e eeuw. Overzicht van de inundaties en forten, NielsB, 2009. Bron: Wikimedia Commons
De Staten van Holland hadden een wat realistischer beeld van de situatie aan de IJssellinie en beraadden zich al vroeg over een alternatief plan. De Vaartsche linie (in 1629 de Utrechtse linie en nu de Stichts-Hollandse linie genoemd) werd opnieuw bekeken en ook de Grebbelinie werd geïnspecteerd. De Staten van Holland nodigden de Staten van Utrecht in februari 1672 uit om hierover na te denken.
Grebbelinie
Tijdens dat overleg kwam ook de Grebbelinie als optie op tafel. In de Staten van Utrecht had de stad Utrecht een relatief grote stem. Voor hun was het belangrijker dat de stad goed verdedigd werd, dan dat de hele provincie verdedigd werd. Bovendien wilden ze voorkomen dat de stad nadelige economische gevolgen zou ondervinden wanneer er scheepvaart en dus handel zou ontstaan langs het eventueel nieuw gevormde “Amersfoort-Rijnkanaal” van de Grebbelinie! De Staten van Utrecht waren hopeloos verdeeld en kwamen niet tot een eenduidige wens.
De Oude Hollandse Waterlinie
Zo kwam het dat de Staten van Holland in april besloten om maar zonder Utrecht de aanleg van een waterlinie te gaan uitvoeren. Net op tijd, want begin juni 1672 waren de plannen voor een Hollandse Waterlinie klaar en werd gestart met het onder water zetten van het land. De linie zou grofweg lopen van Muiden tot aan ’s Hertogenbosch. Om problemen met het onwillige Utrecht te voorkomen, kwam de grens van de inundaties niet in de buurt van de stad, waardoor de destijds nog Hollandse steden als Oudewater en Woerden buiten de inundaties werden gehouden. Inderdaad werden ze enkele weken later, mét Utrecht, door de Fransen bezet.
Willem III en de waterlinie
Achter de waterlinie, in de hogedrukpan van de oorlog, was een van de grootste politieke talenten uit de Nederlandse geschiedenis tot ontwikkeling gekomen. Zonder de keten van vijf ondergelopen polders had Willem een ander leven geleid…
Luc Panhuysen – Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte
Maar de waterlinie was nog meer, ze was ook de eierschaal om de nog onvolgroeide prins. Toen hij achter de waterlinie vandaan sprong eind 1673, en hij de schil doorbrak, was dat de geboorte van een diplomatieke alleskunner.
Luc Panhuysen – Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte
Toen het aan het eind van 1671 in de Republiek duidelijk werd dat er oorlog met Frankrijk dreigde, zocht Johan de Witt onder meer steun bij koning Carlos II van Spanje. In december 1671 sloten de Republiek en Spanje een beperkt defensief verdrag.
Spanje beloofde in geval van een Franse inval 3000 soldaten te sturen. De Republiek beloofde van haar kant militaire hulp aan Spanje, want men was er van overtuigd dat bij een aanval het Franse leger door de Spaanse Nederlanden zouden trekken. Met het oog op deze dreiging versterkte Spanje zijn forten in de Spaanse Nederlanden die grensden aan Frankrijk.
Gevolg van het verdrag
Mede als gevolg van deze maatregel zou Lodewijk XIV in 1672 om de Spaanse Nederlander heen marcheren om zo een conflict met Carlos II te vermijden. Een andere reden voor deze omweg was dat het ook een eis was van de Keizer van het Heilige Roomse Rijk. Lodewijk en Keizer Leopold (als Habsburger ook erfgenaam van Carlos II) hadden de Spaanse gebieden al verdeeld en Lodewijk zou de Spaanse Nederlanden sowieso wel krijgen.
Bisschop Von Galen, die in 1665 al eens vergeefs had geprobeerd Borculo te annexeren, ziet, nu gezamenlijk met de bisschop van Keulen en onder dekking van Lodewijk XIV, een tweede kans voor hem weggelegd. Als Lodewijk XIV Maastrichtvoorbij is, vallen de beide bisschoppen de Republiek aan en de Tweede Münsterse oorlog gaat van start.
De bewegingen van de Duitste troepen begin juni 1672. Fragment uit: 1672 De inval van de Franse en Duitse Vorsten, gebeurtenissen tussen 5 mei en 15 juni.
Bliksemaanval
De aanval begint in het Duitse Lingen, toen nog een bezit van de Oranjes. Daarna trekken de troepen Overijssel binnen: ze beginnen bij Enschede en trekken als een wervelwind door Twente. Inmiddels is de Hertog van Luxemburg aangesloten en hij en de bisschop van Keulen willen eigenlijk direct doorstoten naar de IJssel. Maar Bernhard van Galen wil eerst Grol (Groenlo) veroveren. Via Borculo trekken de troepen daar naartoe.
Stadhouder Bentinck
Overijssel valt op 5 juli en de Overijsselse Ridderschap verklaart zich voor eeuwig van de Unie der Verenigde Nederlanden af te scheiden, en Von Galen als hun landsheer te erkennen. Bij de val van Overijssel komen we een bekende naam tegen. De belangrijkste steun van de bisschop van Münster was ene Gerard Adolph Bentinck van Brecklenkamp. Dat was verre familie van Hans Willem Bentinck. De vaders van de respectievelijke betovergrootvaders waren broers. De Bentincks van Brecklenkamp waren katholiek gebleven en Gerard Adolph werkte voor de bisschop van Münster. Na de capitulatie van de Ridderschap van Overijssel wordt Gerard Adolph door Bernhard van Galen benoemd tot stadhouder van Overijssel.
De Hollandse waterlinie lag in 1672 aan de westkant van de provincie Utrecht en een deel van de provincie werd geïnundeerd. De provincie had dus wel de lasten, maar niet de lusten. Ook in 1629 was er al gedoe over een waterlinie in Utrecht.
Het jaar 1629 is vooral bekend vanwege de inname van Den Bosch door Frederik Hendrik. Deze inname werd voorafgegaan door een belegering van een paar maanden. De Spanjaarden wilden Frederik Hendrik ertoe bewegen deze belegering op te geven. Hun tactiek was er voor te zorgen dat de troepen van de prins elders nodig waren. En dus trok het leger van de Spaansgezinde Hendrik van den Bergh met steun van de keizerlijke troepen van Montecuccoli over de Veluwe richting Utrecht en Holland.
De IJssellinie en…
Toen in Utrecht het bericht kwam dat er vijandelijke troepen de IJssel over waren gestoken en op de Veluwe waren, brak er paniek uit bij de regenten. In allerijl werd de Utrechtse burgemeester Van Weede (de vader van Van Weede Dijkveld die in het Rampjaar een rol speelt) naar Den Bosch gestuurd om met de prins, die ook stadhouder van Utrecht was, te overleggen.
Het verzoek van Utrecht was om van Rhenen via Veenendaal, Leusden en Amersfoort naar Bunschoten een waterlinie aan te mogen leggen, die heel Utrecht zou beschermen. Het antwoord was dat er geen tijd meer was om die Grebbelinie aan te leggen. Frederik Hendrik had nog een oude wens: de Utrechtse linie, die van Vreeswijk tot Muiden langs de Vaartsche Rijn en de Vecht liep.
De waterlinies in Utrecht: blauw links de Oude Hollandse waterlinie van 1672, groen midden de Nieuwe Hollandse waterlinie (vanaf 1815, die in Utrecht en Noord-Holland ongeveer de Utrechtse linie volgt) en rechts in het blauw de Grebbelinie. Bron: Cultuur Historische Atlas Utrecht.
De schouders eronder
Utrecht was teleurgesteld, maar probeerde met man en macht het plan van Frederik Hendrik te realiseren. Utrechtse burgers, maar ook werklieden uit Holland, die hun eigen schep mee moesten nemen, werkten aan de verdedigingswerken. Montecucculi trok vrijwel zonder tegenstand Amersfoort binnen, veroverde Woudenberg en en stak zeker honderd huizen bij Veenendaal in brand. Hij liep vast op de Utrechtse linie en na betaling van 1000 gulden trok hij zich helemaal terug.
Heibel
Al met al leek het voor de stad Utrecht en het westen van de provincie met een sisser af te lopen. Toch liet het gebeurde wel zijn sporen na, vooral in de verhoudingen binnen de provincie. De Staten Generaal wilden niet meebetalen aan de werkzaamheden aan de Utrechtse linie, dat moesten de Staten van Utrecht maar doen. Zij peinsden er echter niet over om de verdedigingswerken van de stad Utrecht te financieren. De stad en de provincie hadden ook de stad Amersfoort laten vallen en waren alleen met hun eigen verdediging bezig geweest. Daarnaast liepen de gemoederen tussen Utrecht, Holland en de Staten Generaal hoog op.
Gezicht over de Vaartsche Rijn te Utrecht uit het zuidwesten vanaf de Rijndijk aan de westzijde met rechts de Paltrok-houtzager Van Aken / De Eenhoorn. Op de achtergrond (midden) de toren van de Nicolaïkerk en de huizen Rotsenburg, Rotsoord en Rotswijk, geheel links de Domtoren, Jan de Beijer, 1737-1739. Collectie: Het Utrechts Archief.
Verder lezen
Mens, P.F.M. (1970). Utrecht in bange dagen. In: Jaarboek Oud Utrecht, pp. 32-51 (over de Utrechtse politiek en de inval via de Veluwe)
Blijdestijn, Ronald (2015). Tastbare Tijd 2.0. Amsterdam: Stokerkade Cultuurhistorische Uitgeverij. Hoofdstuk Millitair erfgoed. (Over de waterlinies in Utrecht)
In de Republiek beschouwde men Engeland en Frankrijk als elkaars rivalen. Aanvankelijk weigerde raadpensionaris Johan de Witt dan ook geloof te hechten aan het gerucht dat beide landen een geheim verdrag gesloten hadden. Er was toch de Triple Alliantie? Zou Karel II de wapens gaan opnemen tegen zijn neef, die inmiddels tot kapitein-generaal was benoemd? Men geloofde het niet. De aangevangen opbouw en uitrusting van de Engelse vloot was bedoeld om de neutraliteit van het eigen land te kunnen verdedigen. Zo dacht men in Holland.
Gezicht op Smyrna met op de voorgrond de ontvangst van de Nederlandse consul Daniël Jan Baron de Hochepied (1657-1723) in de Divan, anoniem, ca. 1687 – 1723. Collectie Rijksmuseum
In maart 1672 werd echter duidelijk wat de werkelijke bedoelingen van Engeland waren. Zonder aanleiding of voorafgaande waarschuwing viel een Engels oorlogseskader een vloot van Hollandse handelsschepen afkomstig uit Smyrna aan in Het Kanaal.
De opbrengsten van deze zogenoemde retourvloten waren voor de staatskas een belangrijke inkomstenbron, waarmee onder andere leger en vloot gefinancierd konden worden. In verband met het gevaar van de Duinkerker kapers begeleidde een konvooi van oorlogsschepen de Smyrna vloot bij de vaart door Het Kanaal
De aanval werd, dankzij de bescherming van deze Hollandse oorlogsschepen, een echte zeeslag en liep voor de Engelsen op een mislukking uit. Na drie dagen vechten bestond de buit uit slechts vier kleine koopvaarders, terwijl er zo’n duizend manschappen verloren gingen. Nu was er echter in de Republiek geen twijfel meer aan het feit dat Engeland de confrontatie zocht.
Bron
Pag.
Luc Panhuysen, Rampjaar 1672
pag. 97-98
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.
pag. 36
Algra A. en H. (1956) Dispereert niet. Twintig eeuwen historie van de Nederlanden. Deel 2. Franeker: Uitgeverij T. Wever.
‘Onze’ Godard Adriaan van Reede presenteerde al op 20 november 1671 een plan aan de Staten Generaal waarin hij onder meer ten zeerste de aanbeveling deed om Friedrich Wilhelm keurvorst van Brandenburg over te halen tot een bondgenootschap met de Republiek. Immers de Republiek moest naarstig op zoek naar bondgenoten en de keurvorst had één van de beste legers van het Duitse Rijk. Bovendien was Friedrich Wilhelm een oude bondgenoot van de Republiek.
Het Hertogdom Kleef
De keurvorst had ook persoonlijke belangen bij een verbond. Verschillende van zijn domeinen lagen dicht bij het onrustige bisdom Keulen. Het Hertogdom Kleef, dat onder het gezag van de keurvorst viel, grensde aan Nederland. Al sinds geruime tijd mocht de Republiek in zes vestingen aldaar garnizoenen leggen. Kleef was dus belangrijk voor de bescherming van het oosten van de Republiek.
Brandenburg (blauwpaars) in het noorden van het Heilige Roomse Rijk in 1648. Kaart: Ziegelbrenner, Bron: Wikimedia Commons (klik voor grote afbeelding).
Lodewijk XIV
Er waren ook nog andere redenen dat de keurvorst zich zorgen maakte. Het machtsevenwicht in Europa dreigde verstoord te raken door de agressieve politiek van Lodewijk XIV. Bovendien was Lodewijk XIV katholiek en noemde hij zich ‘rex christianissimus ‘, de meest christelijke koning. Dat deze fanatiekeling de protestantse Republiek dreigde te vernietigen baarde de streng calvinistische Friedrich Wilhelm ernstig zorgen.
Godard Adriaan op missie
Godard Adriaan werd door Johan de Witt op diplomatieke missie gestuurd en kwam op 16 januari 1672 aan in Berlijn. Hij was niet de enige die Friedrich Wilhelm gunstig probeerde te stemmen. Al geruime tijd verbleven er Franse diplomaten aan het hof van de keurvorst. Echter de toenadering van de Fransen tot de keurvorst hadden tot nu toe een mager resultaat opgeleverd: een soort halfslachtige neutraliteit. De keurvorst was Godard Adriaan goed gezind, maar het duurde erg lang voordat Den Haag van zich liet horen. Godard Adriaan kreeg geen informatie, had geen kennis van wat er in de Republiek gebeurde en geen mogelijkheid om een verdrag te sluiten.
Gelukkig genoot Godard Adriaan wel de sympathie van keurvorst. Hij kreeg zelfs een voorkeursbehandeling. Maar de keurvorst kon niet eeuwig aan het lijntje gehouden worden. Het ijzer moest gesmeed worden nu het heet was, want de keurvorst stond bekend om zijn ‘wechselfieber’ (wisselkoorts). Zelf zei hij dat niemand kon vaststellen of hij ‘de vos of de haas’ was. Hij twijfelde om over de brug te komen, omdat er geen medestanders waren. Hij wilde vooral dat keizer Leopold meedeed ondanks het feit dat die ook als zeer katholiek bekend stond.
Friedrich Wilhelm, Keurvorst van Brandenburg (1620-1688). Collectie Kasteel Amerongen.
Kosten en troepen
Uiteindelijk lieten de Staten Generaal wat van zich horen. Er volgde een moeizame onderhandeling over hoeveel soldaten er nodig waren en over hoe hoog de subsidies zouden zijn die de Staten Generaal zouden bijdragen. De keurvorst dacht aan een hoger aantal soldaten dan de Republiek. Uiteindelijk werden ze het eens over een leger van 20.000 man waarvan eenieder de helft van de kosten op zich zou nemen. De Republiek zou 600.000 gulden aan werfgeld en de helft van de onderhoudskosten in maandelijkse subsidies betalen.
Geheime clausule
Het verdrag hield ook een geheime clausule in, een zgn. ‘openbare rupture’. Dat betekende dat, als er een oorlogsverklaring zou komen, de keurvorst openlijk zou breken met die landen die de Republiek aanvielen. Het was al met al een dappere stap van de keurvorst, want zonder medestanders zou zijn leger van 20.000 man niet tot veel in staat zijn. Friedrich Wilhelm hoopte dan ook dat het verdrag ook de Keizer van het Heilige Roomse Rijk over de streep zou trekken.
Het verdrag
Het Verdrag van Berlijn werd op 6 mei 1672 gesloten, mede ondertekend door Godard Adriaan van Reede. Het zou echter nog geruime tijd duren voordat het verdrag geratificeerd en het geld binnen was. Dit ondanks dat in het verdrag bepaald was dat de keurvorst het beloofde leger pas paraat zou hebben binnen twee maanden nadat hij het werfgeld ontvangen had. Godard Adriaan zweette peentjes! Beetje bij beetje sijpelde het geld via kredietbrieven bij de Hamburgse wisselbank binnen. Het zou nog tot eind september duren voordat het leger van de keurvorst paraat was.
Oude Beurs en Waag in Hamburg, Elias Galli, ca. 1680. Collectie: Museum für Hamburgische Geschichte, bron: Wikimedia Commons.
Bronnen
Feiten
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.
p. 121-130:De rol van Godard Adriaan bij het verdrag
Vorst van het Heilige Roomse Rijk die mee mag kiezen en die gekozen mag worden tot Keizer.
Elector
Churfürst
Heilige Roomse Rijk
Verzameling van grotere en kleinere staten. In de middeleeuwen bestond het uit het hele gebied van Zuid-Italië tot de Oostzee, na 1648 was het het huidige Duitsland, Polen, Hongarije, Tsjechie, Oostenrijk, Lotharingen, Franche Comté en de Savoye.
Holy Roman Empire
Heilige Römische Reich
Diplomatie
Betrekkingen tussen landen.
Diplomacy (Ambassador)
Diplomatie (Botschafter)
Gerelateerde berichten
De schielijke aftocht bij de IJssel
Frederik Willem en Frederik Hendrik in de Republiek
De grote economische bloei van de Republiek was de Engelsen al lange tijd een doorn in het oog. Het was een van de oorzaken geweest dat er vanaf 1652 al tweemaal een zeeoorlog tussen beide landen had plaatsgevonden. In 1667 kwam daar door de Vrede van Breda een einde aan. Voor Karel II van Engeland was het echter meer een wapenstilstand dan een vredesverdrag, want de Engelse koning was uit op wraak.
Die vermaledijde Republiek
Het beleid van Johan de Witt zinde hem totaal niet. Als voogd van zijn neef Willem III beijverde Karel II zich voor de benoeming van Willem als kapitein-generaal en als stadhouder. Tot woede van de Engelse koning dwarsboomde de Hollandse raadpensionaris deze pogingen zoveel mogelijk. Uiteindelijk werd hem zelfs het voogdijschap ontnomen. Ook de voor de Engelsen zo vernederende tocht naar Chatham deed de verhoudingen bepaald geen goed.
Hoewel Karel II in 1668 met de Republiek en Zweden een defensief verbond tegen Frankrijk sloot (de Triple Alliantie), liet hij zich al snel in het geheim omkopen door Lodewijk XIV. De Franse koning bood onder meer een grote som geld, waardoor Karel onafhankelijk van zijn parlement kon handelen. Dat was belangrijk voor hem, want in Engeland gold de regel dat de koning weliswaar bepaalde, maar het parlement betaalde. In dit geheime Verdrag van Dover werd in 1670 overeengekomen dat Frankrijk en Engeland gelijktijdig de Republiek zouden aanvallen. De schande van Chatham zou gewroken worden!
Bronnen
Feiten
Paginanummers: inhoud Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.
“Zijn Hoogheijt, d’heer prins van Oranje wort Capiteijn Generael gemaakt, den 25 februarij, 1672”Willem III ingezworen als kapitein-generaal, 1672, Romeyn de Hooghe, 1672 – 1674. Collectie Rijksmuseum
Akte van Harmonie
Johan de Witt en de Staten van Holland hielden nog steeds vast aan de Akte van Harmonie waarin bepaald was dat Willem pas op meerderjarige leeftijd kapitein-generaal1Opperbevelhebber van het Staatse leger mocht worden. Volgens Johan de Witt betekende dat op 23-jarige leeftijd (dit was de gebruikelijke definitie van meerderjarigheid) en dat zou pas in november 1673 zijn. Volgens anderen, waaronder Amalia van Solms en Friedrich Wilhelm, de keurvorst van Brandenburg, twee van de drie voogden van Willem III, was Willem al op achttienjarige leeftijd meerderjarig geworden.
Compromis
Johan de Witt kwam uiteindelijk met het voorstel hem voor één veldtocht aan te stellen, maar daar ging Willem niet mee akkoord. Uiteindelijk liet hij zich door vrienden, waaronder de zeer Oranjegezinde Johan van Reede, heer van Renswoude, overreden het toch te doen. Op 25 februari werd Willem benoemd tot kapitein-generaal voor één veldtocht. Er werd een groot feest gegeven alsof er van dreiging geen sprake was. Het volk reageerde uitzinnig van vreugde.
Maar Willem wachtte geen dankbare taak. De gevolgen van de verwaarlozing en versnippering van het Staatse leger begonnen steeds duidelijker te worden. Het leger bestond uit kleine ‘provincielegertjes’. Elk gewest bekostigde zijn eigen deel van het leger. Dit alles ging ten koste van de solidariteit tussen de gewesten. Bovendien was het landleger sterk verzwakt omdat de Republiek onder Johan de Witt een aantal jaren geleden de keuze gemaakt had voor een sterke zeemacht in verband met het beschermen van de koopvaardij. Dit alles stond in schril contrast met het machtige leger van Lodewijk XIV en zijn bondgenoten, Engeland en de bisdommen Münster en Keulen.
Op 25 februari 1672 werd Willem III, prins van Oranje, aangesteld als kapitein-generaal van het Staatse leger. Aanvankelijk dus voor slechts één veldtocht maar er zouden er nog vele volgen.
Kaartspelende soldaten, Cornelis Bloemaert (II), naar Abraham Bloemaert, na ca. 1625. Collectie Rijksmuseum.
Lodewijk XIV was getrouwd met de dochter van Filips IV, Maria Theresia. Dit was een huwelijk om de Frans-Spaanse machtsverhoudingen in stand te houden. Als bruidsschat zou zij 500.000 écus meenemen, alleen heeft Spanje die nooit betaald. Mede daarom vond Lodewijk dat hij zich niet aan de machtsverhoudingen hoefde te houden.
Recht op de Spaanse grondgebieden
Op basis van het devolutierecht vond hij dat Maria Theresa meer recht had op Spaanse grondgebieden dan haar halfbroer Carlos II. In het devolutierecht gaat een dochter uit een eerste huwelijk voor op een zoon uit een tweede huwelijk. Het juridisch deel van het verhaal was natuurlijk alleen maar een excuus om te zorgen dat hij kon doen wat hij wilde doen, gezien de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine: het inlijven van de Spaanse Nederlanden. Als Filips IV in 1665 sterft, houdt heel Europa zijn hart vast voor wat Lodewijk XIV zal gaan doen.
Lodewijk XIV bereidde zijn aanval op de Spaanse Nederlanden goed voor. Zij waren immers ook een onderdeel van het Heilige Roomse Rijk en Lodewijk XIV wilde zeker zijn van het feit dat het de keizer van het Heilige Roomse Rijk hier niet tussen zou komen. Formeel was in 1658 de Rijnliga gesloten om te zorgen dat de vrede van Westfalen gehandhaafd werd, maar onofficieel ging het er om er voor te zorgen dat het Heilige Roomse Rijk niet te dominant werd. Partners in deze Rijnliga waren onder andere Münster, Mainz, Paltz-Neuburg, Keulen en Brandenburg-Pruisen. Al deze staatjes hadden door de Vrede van Westfalen meer zelfstandigheid binnen het Heilige Roomse Rijk gekregen.
Ten oorlog!
Om zijn claim kracht bij te zetten verklaarde Lodewijk XIV op 2 mei 1667 de oorlog aan Spanje en viel hij op 24 mei 1667 de Zuidelijke Nederlanden binnen. De Fransen stootten snel door, maar lasten vanaf september 1667 een winterstop in. Lodewijk keerde terug naar Frankrijk en het leger sloeg zijn kamp op.
Helaas
De rest van Europa zat niet stil: de Vrede van Breda was getekend en Spanje had een verbond met Portugal gesloten. Tegen de inmiddels gevormde Triple Alliantie kon hij niet op en hij zocht een diplomatieke oplossing. Bij de Vrede van Aken (mei 1668) werd uiteindelijk bepaald dat hij diverse gebieden in de Zuidelijke Nederlanden terug moest geven.
Gezicht op de mars van het leger van de koning naar Kortrijk, gemaakt op 18 juli 1667, Adam Frans van der Meulen. Collectie Versailles.