Na de Slag bij Woerden blijft het Staatse Leger ogenschijnlijk niet stil zitten. Volgens Margaretha wordt het leger opgebroken en naar elders verplaatst als onderdeel van een groots plan. Veel is er niet over bekend en Margaretha moet weer eens vertrouwen op roddels: men seijt dat het plan zo geheim is dat alleen Stadhouder Willem III en generaal van Waldeck weten wat er gaat gebeuren.
[dencke sulle,] hier ismen seer beesich met het op breecke van Een gedeelte vant lee =ger men seit sijn hoocheijt Een groot de deseijn1desein: plan, denk aan het engelse woord design voor heeft het welcke men wt al de preeperaesie2preparatie: voorbereidingen die ders gemaeckt sijn wel kan oordeelle dant wort heel see kreet3sekreet: geheim gehoude en so geseijt wort souder nie =mant als sijn hoocheijt met de graef van waldijck4Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg van weeten, meest al onse ruijte =rij worde scheep gedaen, men seijt het ran =de voes5rendez-vous: afgesproken ontmoetingsplaats te breeda of te berge op soom6Bergen op Zoom, een plaats in West-Brabant sal sijn, tis waert is wij mooge godt wel bidde
Zegen van de Heer
De vrome Margaretha laat het succes van deze opkomende militaire actie het liefst niet alleen van de plannen van Willem III en zijn generaals afhangen. Een deel van haar brief vult ze met een uitgebreid gebed aan God voor Zijn zegen. Dat Hij eindelijk eens de Staatse wapens zegent waardoor de actie een succes wordt. Het welzijn van het land hangt hier namelijk van af, aldus Margaretha. Ook vraagt ze Hem of Hij Willem III voor kwaad wil beschermen. Ze kan zich niet voorstellen hoe het zou gaan met de Republiek als Willem III om kwam.
dat het deseijn wil seegene en wel laete suxse deere7succederen: slagen want geloofve het wel vaere van ons liefve vaderlant hier aen sal hange, och dat wij Eens wat geluck mochte hebbe en dat god onse wapenen Eens wilde seegenen, uhE weet niet hoet hier noch staet, wij mooge ock wel bidde om de behoudenis van sijn hoocheijt hij waecht sijn selfve alte seer dat het onge luck hem Eens trefte dat godt verhoede wij waeren alle seer miserabel, ick hoop godt ons genadich sal sijn en sijne gunst noch weer toonen, somige wille segge of sijn hoocheijt met sijn volck naer vranckrijck sou dat ick niet kan geloofve ok niet wil hoop want de vijande hier te lande stercker sijn alsmen meent hoewel men seecker hout dat sints die reijnkonter8Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen. voor woerde en aende vaert sij vrij Een schrick onder haer volck hebbe ija so datter geen volck weer naer woerde wil of sij moetender om looten,
Wat de actie in zal houden is een mysterie, maar de geruchten geven wel een idee van wat er gaat gebeuren. De Staatse legers zouden verzamelen bij Breda of Bergen op Zoom in het zuiden van het gewest Holland. Zijn Hoogheid zou dan met de legers richting Frankrijk trekken. Margaretha hoopt dat de geruchtenmakers daarin ongelijk hebben, dat zou de Fransen te zeer de overhand geven in de Republiek. Er is ook een lichtpuntje: door de, weliswaar mislukte, aanval op Woerden, weten de Franse soldaten wel dat je met het Staatse leger niet moet spotten. Het is weer eens afwachten…
1
desein: plan, denk aan het engelse woord design
2
preparatie: voorbereidingen
3
sekreet: geheim
4
Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg
5
rendez-vous: afgesproken ontmoetingsplaats
6
Bergen op Zoom, een plaats in West-Brabant
7
succederen: slagen
8
Rencontre: Min of meer toevallige ontmoeting tusschen twee vijandelijke strijdmachten ter zee of te land, ongeregeld gevecht, treffen.
Margaretha is met de vier kleinkinderen in Den Haag aangekomen. En wat fijn! Den Haag is hun eigen huis, daar is ze thuis. Bovendien lagen daar twee brieven van haar man. Wat is ze blij te lezen dat het hem goed gaat.
De troepen kom in beweging
Haar zoon Godard is gisteren een halve dag langs geweest, hoewel hij daarna weer snel naar zijn kwartier terug moest. Hij kon haar niet veel vertellen over de gang van het leger van zijne hoogheid. Mogelijk marcheren ze naar Maastricht, zodat de Maas omsloten kan worden, maar ze weet er het bescheijt niet van (ze weet het niet zeker). Moge de Heer maar met ze zijn en het succes beter dan bij Woerden en Naarden.
[lotteringe soude gaen,] de heer van ginckel is gistere hier geweest doch maer Een halfve dach, is weer nae sijn quartier, heeft patent1Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan om van daech met loefvingi2Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont en meest aldere kompangie ruijterij te marscheere waer heen weet men niet somige segge naer maestricht of die kant om de maes te sluijte doch hat rechte bescheijt weet3Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten men niet, int leeger van sijn hoocheijt wort ock groote preeperaesie ge maeckt tot het Een deseijn4Dessein: plan oft ander, [de heer]
Utrecht blijft voorlopig Frans
Margaretha maakt zich ontzettend druk over hoe het ze de komende winter zal vergaan. Iedereen is seer swaerhoofdich en aprehendeere (vrezen) zeer dat Utrecht nog lang onder Franse bezetting zal blijven. Er zijn zo’n 15.000 tot 16.000 Fransen in het land en binnen Kuijlenburg (Culemborg) zeker nog 4.000.
de, och ick ben weer so bekomert hoet ons deese winter noch gaen sal Een ijder is seer swaerhoof =dich en Aprehendeere5Apprehenderen: duchten, vrezen seer dat wttrecht so lange frans blijft, hier int lant houtmen voor seecker
dat noch wel 15 a 16000 franse sijn binne kuijlenburch6Culemborg is noch over de 4000 man, en sij vechten seer alster opt aen komt, [noch heb ick de ordinansi van ses]
Zuylestein
Nadat Margaretha haar man op de hoogte gehouden heeft van haar vorderingen om de vergoeding voor zijn werk te krijgen, sluit ze haar korte brief af. Ze bedenkt zich kennelijk en schrijft er nog een pagina bij. De troepen van die arme Zuylestein moeten verdeeld worden. Weer zit er geen echte promotie voor haar zoon in. Hij wordt in naam eerste brigadier, maar hij heeft natuurlijk meer verdiend. Gelukkig heeft Zijne Hoogheid iedereen die het horen wilde verteld over Van Ginkel’s heldendaden bij Vreeswijk. Aan het eind van de brief merk je toch dat Margaretha best ontdaan is over de dood van de buurman in Amerongen: de mensen spreken kwaad van hem en zeggen dat hij dronken was. Kennelijk is ze blij dat hij de laster zelf niet mee krijgt, want ze eindigt met: ‘hij is gelukkig dat hij dood is’.
sijn hoocheijt heeft het gouvernement van Breeda aen den jonge rhijngraef7Karel Florentijn van Salm so men seijt gegeefve ent reesgement van de heer van suijlisteijn8Frederik van Nassau-Zuylestein aende graef van waldijck9Georg Frederik van Waldeck-Eisenberg , de graef van hoorn10Willem Adriaan van Horne seijtme dat noch Een kompagni heeft gekreegen, voor die liede reegent het nu gout de heer van ginckel is mij vandaech geseijt dat sijn hoocheij de Eerste breegadier heeft gemaeckt als men hem geen mercke ongelijck wilde doen kost hij niet niet minder hebbe, hier koomende seijt men mij dat sijn hoocheijt aende gekomiteerde raede van hollant heeft gescheefven hoe wel hem den heer van ginckel heeft gedrage niet alleen inde acksi aende vaert11Vaartse Rijn bij Vreeswijk maer ock hoe dat hij in de tijt van 14 dage sijn wercke hem aen be= voolle heeft heel loflijck opgemaeckt daer andere wel Een maent en langer over hebbe gewerckt, dit wort bij men heere van hollant so mij geseijt wort heel wel en tot groot lof van hem op genoome tis ongelooflijck so qualijck men hier vande heer van suijlisteijn spreeckt veel segge dat hij heel droncke was doen den aenval op sijn quartier geschiede hij is geluckich dat hij doot is
1
Patent: Open brief (openbaar, niet verzegeld) geschreven door een autoriteit, in dit geval om naar een specifieke plaats te gaan
2
Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont
3
Bescheid weten: de zekerheid, de waarheid omtrent iets weten
De brieven van Godard Adriaan beginnen nu binnen te stromen. Nu weer twee, van 2 en 5 oktober. En Godard Adriaan is gezond, ondanks alles! De ster van haar zoon is rijzende. Dat doet Margaratha’s humeur leesbaar goed en haar godsvertrouwen ook. ‘Die Godt bewaert staet in een vast Bollewerck’, een vrije interpretatie van Psalm 91:1.
Die in Godes bewaring sterk Hem begeeft onbezweken, Die woont in een vast bollewerk;
Ofwel: als je geloof sterk is, dan is je veiligheid, je verdediging groot. Dat hebben haar man en zoon deze dagen bewezen!
[mij behandicht] kan godt de heere niet genoech dancke voor de genade die hij ons bewijst van uhEd so veel sterckte en gesontheijt te geefven in alle die swaere fatijchgees int reijse1vermoeienissen van het reizen dewelcke mij niet weijnich en bekomere, dan die godt bewaert staet in Een vast bollewerck, [gelijcke hij ons gistere en]
Vuur aan de vaart
Meer dan in de brief van gisteren weidt Margaretha uit over de daden van Van Ginkel in Vreeswijk. Generaal Louvigny heeft Van Ginkels optreden ‘uitmuntend’ genoemd in een brief aan Willem III. Zelf schrijft Van Ginkel aan Philippota dat het enigszins uit de hand was gelopen met huizen die ze hadden aangestoken nadat de Fransen zich zelf hadden ingesloten. Het vuur sloeg over en een groot deel van het dorp brandde af. Als ze door hadden gezet hadden ze de hele vesting kunnen innemen, maar Louvigny, Antoine Charles IV de Gramont, wilde manschappen sparen. De overval was eigenlijk ook alleen bedoeld om de Fransen van Woerden af te leiden.
[waert en bescherme heeft,] den heer van ginck =kel schrijft aen sijn vrou, dat de vijant haer self inde Eene hoeck vande vaert hadde afgesneede het welcke loefingi2Louvigny deede reesolveere3Resolveren: oplossen, Etlijcke huijse
aen brant te steecke niet denckende dat het so verde sich soude verspreijt hebbe, waer door de heelle vaert4het hele dorp aan de vaart: Vreeswijk is aengegaen en verbrant ock dat sij die plaets wel soude gekreechge hebbe bij aldiense hadde gekontiniweert5Continueren: voortzetten, maer dat loefving6Louvigny so veel volck niet meen wilde wagen, [buijten twijfel sal uhEd wt den]
Schelmen van boeren
Ook over de slag bij Woerden geeft Margaretha meer details dan gisteren. Het Franse leger uit Utrecht was 6000 man sterk en kwam, gewezen door ‘de schelme van boere’, via Kamerik door het ondergelopen land gewaad. Zowel de post van Zuylesteijn, Frederik van Nassau-Zuylestein als die van de graaf van Hoorn, Willem Adriaan van Horne, werden aangevallen en er werd ‘furieus’ gevochten, veel doden aan beide kanten. ‘De ‘goede heer van zuylesteijn’ zou wel dertig wonden hebben gehad. De legereenheid van de graaf van Hoorn bracht het er beter af, en er zijn 150 Franse gevangenen naar Oudewater overgebracht, maar uiteindelijk hebben ze zich toch weer moeten terugtrekken.
wagen, buijten twijfel sal uhEd wt den haech sijn geschreefve hoe sijn hoocheijts leeger voor woerden is geweest, waer van hij doort seckoers7Secours: hulp, bijstand dat ontrent 6000 man sterck w van wttrecht8Utrecht quam de wech van kamerick9Kamerik door t verdroncken lant10De (Oude) Hollandse Waterlinie de wech haer door de schelme van boere geweese sijnde, opt quartie vande heer van Suijlisteijn ende post vande graef van hoorn sijn aengevalle, [daer seer fuerijeus is]
Nog geen zegen
Ondanks haar dankbaarheid voor Gods genade voor haar familie, constateert ze ook dat Hij de plannen en acties van het Nederlandse leger blijkbaar nog niet zijn zegen wil geven. Ze maakt zich zorgen: zonder hulp van de Brandenburgse troepen, zullen ze de 15.000 Fransen in de provincie Utrecht niet kwijt raken.
[van ons gebleefve] het schijnt de heer almachtich
ons deseijne11Dessein: doel en aenslaechge noch niet belieft te seegene ick vreese het der nu alledage Eerst op aen sal koo me, ick heb wel reede godt almachtich ten hoochste te dancke voor sijne genade, maer ben ock seer be =komert aen alle kante, verlange noch seer waer nu den heere keurvorst12Keurvorst van Brandenburg met sijn Aerme13Armee: leger is, [het schijnt]
Afbetaling
Margaretha eindigt haar brief zoals vaker met de financiële beslommeringen: ze heeft de vergoeding voor het werk van haar man nog steeds niet binnen. Ondertussen heeft Godard Adriaan haar blijkbaar laten weten op welke manier hij vindt dat het geld besteed moet worden. Ze is blij dat hij 1000 gulden wil vrij maken voor het afbetalen van schulden. Margaretha denkt dat dat wel genoeg is voor het betalen van de wijnkoper Vermeer in Utrecht (waar ze de rekening nog niet van heeft), een jaar huishuur en eten en, last but not least, de zadelmaker Meijtens, voor de zadels die ze twee weken geleden heeft verstuurd naar Hamburg, en waarover ze nu heel graag over zou willen vernemen of ze zijn aangekomen!
De kamerheer en de lakei
In een naschrift meldt Margaretha nog even dat Van Ginkel heeft laten weten dat zijn kamerheer zijn lakei Roelof zo trouw met hem hebben meegevochten, en dat Louvigny veel aan hem over laat op de post in Ameide.
den heer van ginckel schrijft dat sijn kamerlin14Kamerling: kamerheer en roellof sijn lackeij so trou en wel met hem hebbe gevochten, en dat den heere loefvengeLouvigny die sorch vande post daer hij tot aameijde15Ameide leijt meest op hem laet staen16Op hem laat staan: aan hem overlaat waer door hij so veel te doen vint dat hij geen tijt heeft om snachts te ruste
Mineur
Op het laatst sluit ze nog een extra bericht in: er is een brief uit Den Haag gekomen waarin men schrijft het onbegrijpelijk te vinden dat de Duitse troepen naar het zuiden trekken terwijl Godard Adriaan weet hoe penibel de situatie is. Margaretha zegt er tegen op te zien om naar Den Haag te gaan, want dan zal ze dat nog meer te horen krijgen. Ze wil zo graag meer informatie van haar man, ze weet het nu niet meer en is van slag (ben er gans uut). De brief die zo hooggestemd begon, eindigt in mineur.
so aenstonts krijch ick Een brief wt de haech waer in men mij schrijft niet te weeten wat beduijt dat de Auxielijeere troepees17Auxiliaire troepen: hulptroepen weer hooch =ger aen marscheere , datter Eenige heer waere die geseijt hadde dat Niet te konne verstaen de wijlle uhEd weet hoet hier geleegen is en in wat verlange men hier naer deselfve is , so dat kontiniweert18So dat continueert: als dat zo door gaat vrees ick weer in den haech te koome so salmen weer roepen, ick bidt laet toch met den Eerste19Den eerste: de eerstvolgende post/brief Eens weete hoe dat is ick weet n niet wat vant Een noch vant ander sal dencken, bender gans wt
Eindelijk zijn er brieven van Godard gearriveerd, van 28 september en 1 oktober. Er is meer mis geweest met de post, want één van haar eigen brieven ontbreekt ook. De belangrijkste onderwerpen uit die brief herhaalt ze voor de zekerheid. Om te beginnen is er de mislukte aanval op Woerden tussen 11 en 13 oktober. Daarnaast was er de gelijktijdige overval op het Franse bolwerk bij Vreeswijk.
Van Ginkel schittert bij Vreeswijk
Van Ginkel heeft in Vreeswijk een prominente rol gespeeld en Margaretha is in de wolken dat dat niet onopgemerkt is gebleven. Prins Willem heeft hem in Schoonhoven persoonlijk bedankt, en Margaretha hoopt dat het daarbij niet blijft. Nu mag de loopbaan van haar zoonlief nu wel in een stroomversnelling komen.
[gepaseert ,] wij konne godt niet genoech dancke voor de genaede die hij aen onse soon heeft be= =weese hem wt sulcken swaeren gevecht met so veel Eer en reeputaesi1reputatie onbeschadicht heeft gebrocht, sijn hoocheijt te schoonhoofve2Schoonhoven koomende ontboodt den heer van ginckel bij hem en heeft hem met de meeste sievielliteijt3Civiliteit: beleefdheid bedanckt voor sijn goede dierexsie4Directie: leiderschap en genereuse acksie die hij int gevecht aende vaert5De vaart is de Vaartse Rijn bij Vreeswijk hadde gehou de en getoont met verseeckerin dat hijt altijt soude gedencke versocht daer in te wille kontintweere6Continueren, [so dat Een ijder de heere sij ge=]
Zuylestein gesneuveld bij Kruipin
Margaretha is zeer verslagen over het sneuvelen van hun buurman, en vroegere mentor van Willem III, Frederik van Nassau Zuylestein. Zijn legeronderdeel bewaakte tijdens de belegering van Woerden tussen 10 en 13 oktober een vooruit geschoven post aan de weg naar Utrecht, om te voorkomen dat van die kant Franse versterking zou kunnen komen. Hij had echter verzuimd rugdekking te regelen. Hierdoor piepte de Franse versterking onverwacht vanuit het noorden alsnog tussen Woerden en Zuylesteins post. Het liep uit op een vreselijk gevecht waarbij Zuylestein omkwam. Volgens Margaretha had hij nog drie steken na gekregen van de verrader Montbas.
ick kan niet segge hoeseer mij den goeden heer van suijlisteijn jamert7Jammeren: verdriet doen, dien schemse8Schelmse: had vroeger een hardere connotatie, schurkachtig, gewetenloos momba9Jean Barton de Montbas heeft hem nae sijn doot noch drije steecken gegeefven denck van so Een traeter10Traeter is ongeveer treiter, de zin wordt dan ongeveer: Wat denk je van zo’n verrader/rotzak , nu seijt men dat het
Margaretha betreurt het extra dat het Zuylestein zelf zo wordt aangerekend. Behalve dat hij bij Kruipin geen wachtpost had gezet, zou er in zijn legeronderdeel wanorde en gebrek aan discipline hebben geheerst. De officieren hadden geen overwicht op de soldaten. Maar, vindt Margaretha, hij heeft het duur genoeg betaald.
[denck van so Een traeter ,] nu seijt men dat het ongeluck voorwoerde11voor Woerden is door puer versuijm ge koomen en deesordere12Desordre: wanorde het welck int quartier vande heer van Suijlisteijn was alwaer deen ofisiere hier en dander daer de soldate vangelijcke waere13al waar de ene officier en de andere daar aan de soldaten gelijk waren. Soldaten en officieren hebben dus even hard gevochten men hadt het altemael met Een post te besette met 15 a 16 man konne voorkoome, het schijnt dat de heer almachtich niet belieft heeft, en heeft den heer van Suijlisteijn versuijmt hij heeft het dierduur genoech betaelt, [hij was alte goet]
Duizend ruiters door Amerongen
Ondertussen hebben de Fransen, om een Nederlandse succes bij Woerden te voorkomen, wel bijna hun hele bezetting uit Utrecht moeten laten overkomen. Dat gat moest gevuld worden met legeronderdelen uit Amersfoort en Wijk bij Duurstede. Duizend man ruiterij trok van Wijk bij Duurstede naar Utrecht. Onder andere door Amerongen waar ze een nacht gebleven zijn, met alle gevolgen van dien. Uit Margaretha’s beschrijving lijkt alsof er een sprinkhaanplaag voorbij gekomen is: er is niet meer te wezen.
[wt wijck en Amersfoort getrocke,] nu hebbense weer Een duijsent ruijterij in wttrecht gekree chge, welcke weer door Ameronge sijn gepasseert en Een nacht geweest so dat daer noch niet wel te weesen is, [men verlanckt noch Evenseer]
Enige weken heel niet wel
Margaretha hoopt met Gods hulp in de komende week met ‘de menage’, dus de hele huishouding inclusief schoondochter, kinderen, personeel, naar Haag te gaan. Ze heeft zich een paar weken niet goed gevoeld, anders was ze al lang in Den Haag geweest. Ze eindigt met de wens snel van haar man te horen over de hulptroepen van de keurvorst.
Waarschijnlijk is ze bang dat ze Godard misschien iets te bezorgd maakt door de mededeling dat ze zich een paar weken niet goed had gevoeld. Dus krabbelt ze nog even snel onder haar handtekening dat het nu veel beter gaat.
1
reputatie
2
Schoonhoven
3
Civiliteit: beleefdheid
4
Directie: leiderschap
5
De vaart is de Vaartse Rijn bij Vreeswijk
6
Continueren
7
Jammeren: verdriet doen,
8
Schelmse: had vroeger een hardere connotatie, schurkachtig, gewetenloos
9
Jean Barton de Montbas
10
Traeter is ongeveer treiter, de zin wordt dan ongeveer: Wat denk je van zo’n verrader/rotzak ,
11
voor Woerden
12
Desordre: wanorde
13
al waar de ene officier en de andere daar aan de soldaten gelijk waren. Soldaten en officieren hebben dus even hard gevochten
Aan een veldtocht beginnen in het herfstseizoen is over het algemeen niet zo’n heel goed idee. Het is voor de soldaten lastig om aan eten te komen — voor zichzelf én voor de paarden —, het is koud en de wegen zijn slecht begaanbaar. Toch besluit de keurvorst van Brandenburg om in september 1672 aan de mars te beginnen. De mars die de Republiek zou moeten bevrijden… Althans, dat is de perceptie van Margaretha en veel andere tijdgenoten. Godard Adriaan reist met de veldtocht mee en houdt de Republiek (raadpensionaris Gaspar Fagel) en zijn familie op de hoogte.
Reconstructie van de reis van Godard Adriaan
Vaak is het heel onduidelijk waar het leger zich precies ophoudt. Godard Adriaan schreef op de brieven die hij van onder meer Margaretha en Van Ginkel ontving, de datum en plaats van ontvangst. Daarnaast schreef hij op de brieven die hij aan Gaspar Fagel verzond verzenddatum en -plaats. Door deze brieven te bekijken, is het mogelijk de reis van Godard Adriaan met het leger van de keurvorst te reconstrueren. In september 1672 verzamelen de legers van de keurvorst en de keizer zich in Halberstadt, om vervolgens half september door te marcheren richting Hildesheim (zie kaart onderaan, kaart is aanklikbaar en je kunt inzoomen).
Marcheren in de regen
Hildesheim valt onder het gezag van de bisschop van Keulen. Een gigantische stoet, niet alleen bestaande uit soldaten, maar ook uit vrouwen en kinderen en een hoop geschut, trekt door het land van de vijand. Overal waar mogelijk, wordt het land kaalgevreten. Maar met de mars wil het nog niet echt vlotten. Het is ontzettend slecht weer. In een brief aan raadpensionaris Gaspar Fagel, gedateerd 22 september 1672, schrijft Godard Adriaan dat het zodanig hard heeft geregend, dat de wegen onbegaanbaar zijn geworden. Het is volgens de man van Margaretha dan ook onmogelijk om meer dan drie uur op een dag te marcheren. De soldaten moeten het legerkamp elke dag in het ‘natte velt’ opslaan. Het zal volgens Godard Adriaan mettertijd mensen én paarden parten gaan spelen, schrijft hij vanuit Wispenstein, waar het leger zich ophield, aan de Hollandse raadpensionaris. Ook Margaretha krijgt te horen over de verschrikkelijke weersomstandigheden. Ze maakt zich zorgen; het zou haar man zelfs wel eens op kunnen breken.
Een andere route
Tot overmaat van ramp besluit de keurvorstelijke krijgsraad eind september dat er een andere route zou worden genomen. Conform de afspraken die zijn gemaakt, zou de mars via Hildesheim richting Münster gaan. Maar de keurvorst had vernomen hoe wanordelijk het er in de Republiek aan toe ging. Was het het allemaal nog wel waard om de Republiek te hulp te schieten? Nu zou eerst de bisschop van Keulen een lesje geleerd worden. Door de gewijzigde route werd de mars alleen maar langer.
Naar het zuiden
De mars gaat vervolgens richting het zuiden. Uit de reconstructie weten we dat Godard Adriaan zich op 13 oktober ophoudt rond Frankfurt am Main. Zijn brieven zijn vervolgens afwisselend geschreven en beantwoord in Frankfurt, Bergen (de huidige buitenwijk Bergen-Enckheim) en Rüsselsheim. De rustwagen waarmee Godard Adriaan lange tijd het ruwe soldatenleven van zich af heeft weten te houden, is hij dan inmiddels al kwijt. Zouden de hulptroepen ooit nog in de Republiek aankomen?
Hoewel er niks noemenswaardigs is voorgevallen, gonst het weer van de geruchten in Amsterdam. En dan schrijft Margaretha “men seijt”. En wat men al niet zegt!
Men seijt…
Dat er een complete Engelse vloot klaar ligt om te landen. Michiel de Ruijter wordt er op af gestuurd om de boel te redden.
seedert is hier niet voorgevalle, als dat men seecker seijt datter weer Een groote quantiteijt Engelse scheepe in see soude sijn die deseijnDessein:doel hebbe om noch hier te lande waerom den Admirael de ruiter gelast is hem met al sijn volck opt spoedichste ou scheep te begeefve, [gistere is]
Men seijt…
Dat Zijne Hoogheid het gemeentebestuur van Amsterdam gewaarschuwd heeft voor een mogelijke aanslag. Het plan zou zijn om de schepen die aan de wal liggen in brand te steken. De wachten zijn daarom verdubbeld.
[spoedichste ou scheep te begeefve,] gistere is hier omet de klock afgeleese dat de burgers haer wachte moeten verdobbelen de rechte oorsae =cke weet men niet, dan wort geseijt dat sijn hoocheijt de heere Magistraeten alhier soude gewaerschout hebbe op haer hoede te sijn dat den vijant Een aenslach heeft om de scheepe die hier aende wal tegge aen brant te steecken de offisiers, of kapteijns vande burgerij sijn gelast snachts alle Eure selff de ronde te doen so datter wel Eits te doen
moet weesen, en wij hier in Een geduerigen alarm sitten niet weetende waermen best sal sijn t [gister]
Men seijt…
dat er veertig schepen met nieuw volk uit Bremen gekomen zijn en dat dat betekent dat er 10.000 nieuwe soldaten voor het leger van de prins zijn. Ze heeft geen idee wat voor volk het is, maar er zijn zelfs nog drie compagnieën door het land van Münster gekomen. Hoe dat kan begrijpt Margaretha ook niet, maar als er zo veel gebeurt, moet Zijne Hoogheid wel een plan hebben. Nu maar hopen dat dat een groter succes wordt dan de mislukte aanslag op Naarden.
[sitten niet weetende waermen best sal sijn t] gister is hier veertich scheepe met volck die so geseijt wort van breeme koome, aengekoome men seijt datse tienduijsent man in hebbe die so geseijt wort naert leeger van sijn hoocheijt sijn, wat volckeren het is kan ick niet weeten, hier is ock aengekoome den graef van witgesteijn1Ernst Philip Graf zu Sayn Wittgenstein Homburg met drij kompangie paerde die men seijt doort sticht van munster gekoomen te sijn het welcke ick niet kan begrijpen, men wil ick noch segge dat sijn hooch Eenich deseijn2Dessein: doel op hande heeft ick wil hoope het Een beeter suckses alst voorgaende sal hebbe,
Men seijt…
bovendien allemaal onaangename dingen over de jonge Rijngraaf, Carel Florentijn van Salm. Hij zou volgens Margaretha in “vuile huizen” hebben zitten wachten tot de wind ging liggen, zodat hij niet meer op tijd ter plekke kon zijn.
ick kan niet segge hoe men hier spreeckt en van den jonge rhijngraef die se segge doen den aenslach op naerden was sijn volck hier op naerder ordere liet scheep legge, ondertusche sat hij hier bij de juff en andere segge in ande =re vuijle huijse tot dat de wint ginck legge en den tijt verloopen was om op sijn post te koome
Men seijt…
Voor ze eindigt met een paar onnavolgbare roddels roept Margaretha nog dat haar man niet kan bedenken hoe men in de Republiek spreekt. Ze wenst Zijne Hoogheid wijsheid en voorzichtigheid toe, want als hij nog wat wil, dan moet het snel gebeuren. Door het natte weer hebben de milities in Weesp en Muiden het zwaar. Men seijt dat Zijne Hoogheid net naar Muiden vertrokken is, dus daar zal wel wat ophanden zijn… Zegt men.
Let op: de scans zitten een beetje door elkaar. Logische leesvolgorde is: 169, 170 links, 172, 170 rechts, 171
Margaretha heeft de brieven van Godard Adriaan van 23 en 24 september ontvangen. In Amsterdam was het 10 à 11 dagen droog geweest, maar de wegen waarop het leger van de keurvorst marcheerde moesten wel erg slecht zijn. Het heeft immers wekenlang geregend. Ze voelt mee met haar man en het hele leger. De zware mars zou Godard Adriaan wel eens op kunnen breken, vreest Margaretha. Toch verlangt ze ontzettend naar de komst van de bondgenoten. In de Republiek gaat het namelijk niet zo best…
Waar blijft het leger van de keurvorst?
Het leger van de keurvorst moet zich, volgens de berekeningen van Margaretha, nu niet ver meer van de stad Münster of de Rijnoever begeven. Met zo’n immense legermacht, op zulke slechte wegen… Dan is drie à vier mijl best veel. In de Republiek verlangt iedereen zeer naar de komst van de Brandenburgse troepen. Zonder hulptroepen geen verlossing, alleen het vooruitzicht van een ellendige en miserabele winter. Wat moet Margaretha doen als er niet snel verlossing van het Franse juk komt? Ze koestert weinig hoop dat de stad Utrecht en de gelijknamige provincie, zelfs de kleinste steden, vóór het invallen van de winter bevrijd zullen worden.
ick beklaech uhEd en het heelle leeger int binenste van mijn hart vreese het uhEd ock noch wel sal opbreecken sulcke tochte en reijse te doen, nu moet den heere keurvorst met het leeger naer mijn gissine en reeckenin so het daer op aengeleijt is, niet verde vande stat munster of den rhijnkant1Waarschijnlijk de rijnoever weesen, tis noch wel veel in sulcken weer en weegen noch drij a vier mijlen daechs net so swaere leeger
te marscheere, och hoe verlanckt men hier te lande naer deselfve volckeren, sonder dewelck wij geen de minste verlosinge te verwachten hebbe of konne sien, het sal wel Een Elendi ge en mieserable winter sijn voor veelle ijae voor ons alle, [ick weet noch niet hoe ickt met]
‘Een deseijn’
Het Staatse leger bestaat tegenwoordig uit zeer goede militairen, heeft Margaretha vernomen. Maar ze hebben nog helemaal niets nuttigs gedaan. Ja, er was een poging gedaan om Naarden te veroveren, maar de poging was op niets uitgelopen. Margaretha voegt een belangrijk detail toe dat niet in haar eerdere brief over de aanslag op Naarden stond: het was allemaal de schuld van Antoine Charles IV de Gramont, graaf van Louvigny. De prins van Oranje had het plan willen doorzetten, en had volgens velen de stad kunnen veroveren, maar Louvigny raadde het af. De onderneming was té gewaagd. Er stond simpelweg te veel op het spel voor de jonge prins. Maar de Fransen zijn ook niet gek… Ze weten dat de prins het hier niet bij gaat laten. De hertog van Luxembourg heeft het garnizoen in Naarden versterkt met verse manschappen, voedsel en geschut.
weer niet voort en koste, waer om den heere louvengie niet goetvont met het de =seijn voorte te gaen sijn hoocheijt wildender Evenwel op aen, da en soude so de meeste opijnie sijn de stat verovert hebbe, maer
loeuvengi raedent af segende dat het te veel voor sijn hoocheijtdie Een jonck heer is en sijn Eerste Exsploot soude sijn te veel gewaecht sou weese
Nog steeds geen orde
De poging van Willem Adriaan II van Horne – de graaf van Hoorn – om Montfoort aan te vallen was door de Franse troepen afgeslagen. Het bleek dat de graaf van Hoorn geen kruit had. Dat was hem, zei hij, wel beloofd… Margaretha vat het kort samen: er ontbreekt nog altijd het een of het ander. Veel is er niet veranderd sinds haar brief van een week geleden. Het lijkt er dan ook op dat de dood van de gebroeders De Witt nog niet veel soelaas heeft geboden. Zelfs na de dood van Johan en Cornelis de Witt wordt er nog zeer kwalijk over de broers gesproken! En dan de prins… Hij heeft zulke slechte raadgevers. Er zijn er maar weinig die het behoud van het land op de eerste plaats zetten. Er gaan ook zeer wonderlijke praatjes rond. Margaretha durft ze niet aan de pen toe te vertrouwen, schrijft ze, dus we zullen helaas nooit weten wat ze precies heeft gehoord.
[en vijfverees in gebracht,] den graef van hoorn heeft ock Een deseijn2Dessein: doel gehadt op monfoort ijae Een atacke daer op gedaen maer isser afge= slage, in de welcke kapteijn lockoert3Onbekende kapitein met Eeni =ge weijnige soldaete sijn doot gebleefve, doen donse daer voor quaeme bevont den graef van hoorn dat hij geen kruijt en hadt hetwelcke so hij seijt se hem belooft hadde te sende, insom ma4In somma: kortom daer ontbreeckt noch altijt het Een oft ander het schijnt dat met het wechneeme vande heeren de witte alde deesorderees5Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde noch niet wech sijn, het welcke wel bedroeft voor ons alle is, men spreeckt hier te lande noch seer qualijck van den heere bE6De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders? wil hoope men hent ongelijck doet, [ock van onsen buermans soon den heer]
‘In duijsent beraede’
De Fransen lijken Utrecht steeds steviger in hun greep te hebben en hebben Naarden versterkt. Ook gaat het gerucht dat Engelsen bij Den Briel willen landen. Margaretha twijfelt dan ook of ze er goed aan doet om al haar spullen naar Den Haag te verhuizen, richting de kust waar mogelijk de Engelsen landen. Zal ze De Gulden Troffel nog even aanhouden? Maar de Fransen in Naarden zijn ook wel erg dichtbij…
Toch moet Margaretha wel een keer naar Den Haag. Als ze de kinderen van haar schoondochter Philipotta niet bij zich had, dan had ze het wel geweten. Dan was ze allang richting Den Haag gegaan om het geld op te eisen waar Godard Adriaan recht op heeft. Ze belooft Godard Adriaan op de hoogte te houden. Ten minste, als de brieven aankomen… De brieven van 13 en 17 september hadden Godard Adriaan namelijk nooit bereikt. Ze hoopt dat ze De Gulden Troffel voor iets minder huurgeld dan dat ze nu betaalde kon aanhouden, al was het maar voor de winter. Ze blijft in duijsent beraede…
[men nu seijt is niet met al geweest,] so omt Een alst ander derf ick mij so met persoone als goet niet teenemael in den haech begeef maer heb gedocht of ick dit huijs hier dat
noch niet verhuert is voor de winter als ickt voor Een mindere prijs kost krijge noch in huer hieldt en liet de muebel hier in met den drost en sijn vrou en vader om die te bewaere en dat wij met de kindere naer den haech gingen op deerste onraet aldaer koste Wij weer hier koomen, so uhE dit so goet vint salt selfve met de Eerste post van uhEd verwachte te verstaen, dewijl den tijt vant verhuijse seer nadert sal ick naer uhEd antwoort hier op verlange, [hebt al]
Haagse roddels
Direct na Margaretha’s opmerking over de kwalijke praat over de gebroeders De Witt, schrijft ze een curieus verhaal. Ze beschrijft mensen omfloerst, waarschijnlijk omdat ze vermoedt dat er mogelijk mee gelezen wordt. Ze zegt niet letterlijk dat er een relatie is met de verhalen over de gebroeders De Witt, maar door de overgang laat ze je het wel vermoeden.
Ze schrijft over de zoon van een buurman ‘die zijn wijn van de avond tot de morgen graag lust’7Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen.. Samen met een vriend van haar zoon Godard, die één oog heeft, gaat de onbekende zoon van de onbekende buurman laat in avond naar het Noordeinde. Helaas wordt uit de brief niet duidelijk wie Margaretha bedoelt en of ze het heeft over haar Haagse, Amsterdamse of Amerongse buurman. Maar een saillant detail is dat de twee genoemde personen naar ‘fickfoort’ gaan, die op het Noordeinde woont. Zeer waarschijnlijk bedoelt Margaretha hiermee diplomaat Abraham de Wicquefort, een zeer illuster figuur in de zeventiende eeuw, die inderdaad op het Noordeinde woonde. Margaretha weet niet of het waar is, maar het is wel een vreemd verhaal, te meer omdat Abraham de Wicquefort toentertijd toch wel bekend stond als een vertrouweling van wijlen Johan de Witt. Het past in de lijn van de rest van de brief. Wordt zijne Hoogheid wel goed gediend?
[doet,] ock van onsen buermans soon den heer die sijn wijn vande avont tot den merge so wel mach die int voorhout woont en ons kinder goede vriendt met Een ooch, dat die alle nacht of heel laet inde avont komperijsi8Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt int noordijnde bij fickfoort9Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort houde, oft waer is weet ick niet altijt se sijn seer int ooch, [sijn]
1
Waarschijnlijk de rijnoever
2
Dessein: doel
3
Onbekende kapitein
4
In somma: kortom
5
Desorder: ongeordendheid, ordeloosheid, wanorde
6
De adel spreekt Margaretha aan me hE (hoog edele) bijvoorbeeld shE is dan zijn hoog edele, of wel “hij”. Of als ze haar man aanspreekt gebruikt ze uhEd, u hoog edele, of wel “u”. Hier gebruikt Margaretha bE, wat zou ze daarmee bedoelen? burgere edele? bestuursedele? Of iets heel anders?
7
Mogelijk wordt met de buurman Frederik van Nassau-Zuylestein bedoeld. Zijn kasteel Zuylenstein staat vlakbij Kasteel Amerongen..
8
Comparitie: een gelegenheid of plaats waarbij men verschijnt
9
Van Wicquefort via Wickfoort en Vickfoort naar Fickfoort
Er is voor Margaretha weinig nieuws om te melden aan Godard Adriaan, maar zoals beloofd slaat ze geen post over. Na de Slag bij Naarden blijft het stil. Willem III is weer naar Zwammerdam “of daer on trent” getrokken met zijn leger en er schijnt iets op handen te zijn. Wat dat is, dat weet Margaretha niet.
de quade tijdine die wt poo =len komt maeckt hier onder de koopliede geen kleijne ontsteltenis en vreest men dat de keijserDe Oostenrijkse keizer Leopold I daer door so veel te doen mochte krijge dat ons die volckere mocht
ontrocke worden, andere segge weer dat dat geen noot sal sijn dewijlle so geseijt wort de muskovijter1Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië den pool te hulpe sal koome
Voor de Republiek lijkt deze verre oorlog die zich afspeelt in Oekraïne op het oog niet heel relevant. Toch zien de kooplieden — en Margaretha — hier wel reden voor zorgen. De oorlog woedt dicht bij de grenzen van het Heilige Roomse Rijk, waar Leopold I over heerst. Bovendien liggen gebieden van de Keurvorst van Brandenburg ook relatief dichtbij het oorlogsgewoel. Deze twee Duitse vorsten zouden bij een Ottomaanse doorbraak op hun eigen gebieden moeten letten en minder aandacht en troepen over hebben voor de Republiek. Die langverwachte Brandenburgse troepen zouden dan toch nog weggetrokken worden.
Na het delen van dit onheilspellende nieuws gaat Margaretha snel weer over tot de orde van de dag. Godard Adriaans salaris, wat ze nu al maanden probeert te innen, is immers nog steeds niet binnen.
1
Moskovieten: het Tsaardom Rusland stond ook wel bekend als het Tsaardom Moskovië
De postbezorging gaat wederom niet zo soepel. Godard Adriaan heeft in zijn laatste brief aangegeven dat hij Margaretha’s brieven van 3 en 10 september heeft ontvangen, maar Margaretha schrijft dat ze daartussen nóg een brief verstuurd heeft; ze heeft immers nooit verzuimd haar man te schrijven. Merkwaardig is dan ook dat de brieven van 6 en 10 september wel bewaard zijn gebleven, maar de brief van 3 september niet.
wt Amsterdam den Eerste ockto 1672
Mijn heer en lieste hartge
uhEd mesiefve vande 18 dee pasato is mij behandicht wt leeuwenburch1Slot Leeuwenburg int stift heijldersheijm2Hildesheim, onder Hannover geschreefve uhEd schrijft de mijne vande 3 en 10 ontfange te hebbe daer moet noch Een tuschen beijde geweest sijn want heb niet Eene post gemankeert te schrijfve
Deze brief bevat veel oorlogsnieuws. Wat is de burggraaf van Turenne van plan? Wat is er precies in Naarden gebeurd? Is het allemaal wel waar wat er verteld wordt? En wanneer vindt die conjunctie van de Brandenburgse en Keizerlijke troepen nu eindelijk plaats?
De manœuvres van Turenne
Aan de vorige brief (uit het kasteel Leeuwenburg in het Stift Hildesheim) kan Margaretha zien dat de troepen van Brandenburg eindelijk op pad zijn. Ze maakt zicht wel zorgen, want Hendrik de la Tour d’Auvergne, de burggraaf van Turenne, trekt met een leger naar het oosten. Hoe veel man telt de legermacht van deze Turenne (Margaretha noemt de legeraanvoerder ’tureijne’)? In de Republiek gelooft niemand dat Turennes leger meer dan 20.000 man sterk is. Volgens Margaretha wil Turenne geen slag leveren, maar is hij van plan om in het defensief te gaan en de Rijn te bezetten.
Op dinsdag 28 september hebben de Staatse troepen een poging gedaan om Naarden op de Fransen te heroveren. Het plan heeft geen doorgang kunnen vinden, schrijft Margaretha. Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heeft de jonge rijngraaf van Salm, Karel Florentijn, zijn regiment de opdracht gegeven om te wachten. Het plan voor dit regiment was om de Naarden via het water aan te vallen. Maar de rijngraaf heeft te lang gewacht: het was ondertussen windstil geworden. Ten tweede waren de schepen door het geschut dat erop geplaatst was te breed geworden. Er ontbrak te veel en het plan kon niet doorgaan. Degene die voor dit mislukte plan verantwoordelijk is, moet de volgende keer wat beter plannen, vindt Margaretha. Het lag volgens de kasteelvrouwe in ieder geval niet aan prins Willem III: de prins is waakzaam, maar heeft geen goede assistentie.
[rhijn te besette,] voorleeden dijnsdach snachts
schijnt hier Een aenslach op naerden geweest te sijn dewelcke niet aen heeft gegaen ter oorsaecke dat den jongen rhijngraef3Carel Florentijn van Salm sijn volck dat scheep was en door deese stat wilde daerse buijten om hade konne vaeren, order had gegeefve om hier tot naerder ordere te wachte ondertusche ginck de wint heel legge dat se niet voort en koste, het geschut dat op vloot scheepe was geset waeren de vlotte te breef datse niet door de boomen kosten, so datter veel ontbrack ent deseijn4Dessein: plan geen voort gan kost hebbe die de dierexsi5Directie: leiding daervan heeft gehadt had voor alles wat beeter sorch moeten dragen, ick hoope sij hier door geleert sulle weesen op alles beeter acht te neemen, sijn hoocheijt is vigelant6Vigilant: waakzaam genoem en sal niet licht Eits versuijmen maer is ongeluckich geen beeter Asistensie te hebben, [nu seijt men of men naerde]
Ook heeft Margaretha vernomen dat gisteren Staatse en Franse troepen slaags waren geraakt op de hei. De Fransen waren door ‘de onze’ verslagen en op de vlucht geslagen. In Muiden hadden de Staatse militairen enkele Franse krijgsgevangen binnengebracht. Hoewel Margaretha hoopt dat het verhaal waar is, twijfelt ze. Er wordt immers zo veel gelogen, niets is meer met zekerheid te zeggen.
Het leger van Willem III telt ondertussen 20.000 man, en zal bovendien versterkt worden met mariniers. Ook zijn er in Amsterdam acht vaandels aangekomen. Sommige zeggen dat de troepen afkomstig zijn uit Groningen, andere zeggen dat het troepen zijn van de hertog van Holstein. Vermoedelijk heeft Margaretha de troepen gezien, want ze weet de vaandels goed te beschrijven: violette vaandels met op de hoek van ieder vaandel een leeuw, en een wit vaandel met oranje sjerpen.
‘Saels en ander paerde tuijch’ naar Hamburg
Gisteren, dus 30 september, heeft Margaretha op verzoek van Godard Adriaan manden met zadels en ander paardentuig naar Hamburg verzonden. Ze voegt bij haar brief een kopie van een brief die ze naar Temminck heeft gezonden toe.
Adriaan Temminck was de bankier van de familie. Deze van oorsprong Duitse familie regelt de geldzaken. Kennelijk zit er ook een telg Temminck in Hamburg. Godard Adriaan zal goed contact met deze Temminck gehad hebben, aangezien hij tijdens het begin van deze missie Hamburg als thuisbasis had.
Margaretha wist niet naar welk adres ze de manden kon sturen, dus heeft ze ze aan de Hamburgse Temminck geadresseerd, met het verzoek de manden zo spoedig mogelijk naar Godard Adriaan door te sturen. Ook in deze brief gaat Margaretha in op de oorlog.
Dat de relaties met de familie Temminck zijn goed blijkt uit de afsluiting van de brief: ze doet de hartelijke groeten aan zijn vrouw.
en dat wij noch voorde winter van de vijande wt de provinsie van wttrecht mooge verlost worde, of ick sie ons Een seer Elendich leefve ijae vreese so sij daer blijfve dat men hier op den volle middach de stats poorten niet sal durfven open laete, het welcke de heer almachtich wil verhoeden, in wiens heijlige bescherminge vE beveelle en blijfve Men heer teminck uE gans geafexsioneerde vriendin MT E vrij vrou van Ameronge ginckel en Elst Et
ick versoecke toch mijn harte= lijcke groetenis aen uE liefve huijsvrou en so uE heer en me vrou swaen siet mijn dienst te preesenteere
Net als met de brief van de 17e is de aanhef van deze brief summier: verder dan “Mijn heer en” komt Margaretha niet. Ze begint met een dienstmededeling: de post doet er lang over. De brief die Margaretha gisteren van haar man heeft gekregen is meer dan tien dagen oud. Gelukkig kan ze met goed nieuws beginnen.
Modderige wegen
Eindelijk! Via de gezanten van de keurvorst in Den Haag is er nieuws over de Brandenburgse troepen. Margaretha schrijft dat ze gehoord heeft dat de gezanten tegen Willem III hebben gezegd, dat er een samenvoeging heeft plaatsgevonden van de keizerlijke1Keizer Leopold van het Heilige Roomse Rijk bemoeit zich inmiddels ook met de strijd. Hij vreest voor teveel macht van Lodewijk XIV in Europa. en de Brandenburgse troepen en dat ze eindelijk zo ver zijn om te gaan marcheren. Hoewel ze verheugt is door dit nieuws, steken de zorgen ook weer snel de kop op. De langdurige regen zal het de legers niet gemakkelijk maken zich snel te verplaatsen over de modderige wegen die zijn ontstaan. Margaretha weet het weer helder te omschrijven:
[ons dan helpen,] och wij verlange en snacke naer de droochte als een visge naert water, en dat om van ons swaere en onverdrachlijcke ijock2juk der franse ontlast te worden, hoewel geseijt wort dat dit natte en onstuijmich weer de franse ock so inkomoodeert3hindert dat het meerendeel van haer volck versmelt4de moed verliest en meest al aende roode loop ter doot toe kranck legge , ijae so datse genoot saeckt sijn het gasthuijs aende kraen5het gasthuis bij de hijskraan binne wttrecht met siecke te vulle als meede het sint servaes klooster daerse alle de liede wt haer wooninge hebbe gedreefve [, so dat haer macht]
Suchten en kermen
Het Franse leger verzwakt ook door de ‘roode loop’, ofwel de dysenterie, die rond gaat. Margaretha stelt dat de greep op Utrecht hiermee ook verzwakt, omdat de helft van de Fransen ziek in gasthuizen of in het Servaasklooster ligt. Maar burgers klagen (‘suchten en kermen’) vooral over de zware inkwartiering die hen is opgelegd. Burgers zijn verplicht vier tot vijf mannen in huis op te nemen. Dat brengt nu al veel last mee, maar in de wintermaanden zal dat alleen maar erger zal worden.
Tweehonderd vrouwen
Het was een aantal vrouwen opgevallen dat er in het huis van Burgermeester Hamel6Nicolaas Hamel echter geen enkele Fransman was ingekwartierd. Ze denken dat hij dit te heeft afgekocht. Hierop riepen de vrouwen, dat ze hem hetzelfde willen aandoen als wat er in Den Haag met de gebroeders de Witt is gebeurd! Dit opstootje veranderde razend snel in een flinke opstand van zo’n tweehonderd vrouwen die voor de deur van de burgemeester stonden. Het had zomaar mis kunnen gaan, maar Franse soldaten wisten ze weer uit elkaar te drijven.
Elck moet daer 3 a 4 en 5 man in huijs hebbe het welcke se segge niet langer te konne op bren =gen, daer over Een deel wijfverwijven: vrouwen aent huijs vande burgemeester hamel sijn geweest vragende naer haman7ha man=haar man? die sij wilde spreecken als hij quam seijdese hem wat hij met haer int sin had ha dat hij se ver kocht had en nu so swaer belast wierde en sijn huijs vrij van volck was, maer datse hem soude doen gelijck de witte inde haech geschiet waert want dat sij hem die verkoopine soude doen betaele de in Een ochgenblick tijts waerender meer als twee hondert vrouwe daer quam terstont krijsvolck in wapene voor de deur daer meede het gestilt wiert, [hier ist ock noch niet soot wel hoort]
Een seer ongeluckige stant
Margaretha wijdt verder uit over haar zorgen. Als de hulptroepen niet snel de kant van de Republiek op komen, kan het maar zo dat de Fransen ook nog in de winter in Utrecht huishouden. Ze vreest dat Den Haag dan niet lang meer stand kan houden. Aan de andere kant vermeldt zijne hoogheid wel dat hij een leger van zo’n 30 duizend man bijeen heeft gebracht. Maar ook hier noemt Margaretha het natte weer, dat een snelle overwinning in de weg zal zitten. Ze eindigt haar brief met dat er huizen en landerijen in brand zijn gestoken (mogelijk in Maarn) en dat ze vreest voor haar arme dorp Amerongen. Het is de eerste keer dat ze expliciet schrijft over branden die door de Fransen in Utrecht gesticht zijn. Geen wonder dat ze weer kortaf is in haar afsluiting: meer dan “UhEd getrouwe” krijgt ze niet uit haar pen.