Mijn heer en lieste hartge

Bewoners en familieleden: Reede (Reiniera van)

Een belegering in de winter

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 22 december 1672 Den Haag
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 12 januari 1673
Lees hier de originele brief

In haar vorige brief had Margaretha een brief van Welland opgenomen. Welland had geschreven dat de Spanjaarden met Frankrijk gebroken hadden. Oftewel: de Spanjaarden zouden officieel partij hebben gekozen voor de Republiek en zelfs al een offensief en defensief verbond gesloten hebben. Goed nieuws! Of toch niet?

Het beleg van Charleroi

Helaas blijkt ook het nieuws over het verbond met Spanje te goed om waar te zijn. Maar het is ‘abuijs en so breet niet’, aldus Margaretha. Hoewel Spanje nog niet officieel met Frankrijk gebroken heeft, lijken de Spanjaarden wel op de hand van de Republiek te zijn. Margaretha weet te vertellen dat de Spanjaarden Charleroi berend hebben! De stad is in handen van de Fransen en wordt gebruikt als bevoorradingsplaats voor het Franse leger. Charleroi veroveren… Wat zou dat een mooie opsteker zijn voor de Republiek, zo aan het eind van het jaar! Prins Willem III heeft zich inmiddels met een deel van het Staatse leger bij de Spanjaarden gevoegd. Dat is goed nieuws! Of toch niet? Margaretha spreekt haar vrees uit. Ze gelooft dat ‘deese plaats seer veel volck sal koste’: de gouverneur van de vesting zal Charleroi tot de laatste man willen verdedigen…

Brieffragment over Charleroi

Mijn heer en lieste hartge
met mijne laeste heeft de heer van wellant1Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha uhEd ge
=schreefve dat de spaense tegens vranckrijck gebroo
cke en met ons Een liege garantij offensijf en de=
fensijf soude gemaeckt hebbe2Een offensief en defensief verdrag het welcke hem wt
Maestricht geschreefve is, doch tis abuijs en so breet
niet, maer wort geseijt hetselfve op goede voet te
staen, dat de spaense scharleroij berent hebbe en
sijn hoocheijt voort met sijn leeger daer bij is gekoome
is waer, en dat hij voorleede sondach Een kontersch
=erp3Conterscherp/Contrescarp: een talud aan de buitenzijde van een (vestinggracht) in had hout men ock seecker, en dat de gouver=
=neur van scherleroij die bine tongere was met 60
man door Eene senisterheijt4Van sinister/sinisterlijk: op slinkse wijze is inde stat gekoome
staet mij niet aen, hij is so geseijt wort Een vande
braefste5Dapperste/moedigste offisiers die int fransen dienst is
ick en veel wijse liede vreese deese plaets seer
veel volck sal koste om dat dien gouverneur het
tot de wtterste toe sal wille deffendeere [, al mijn]

Gezicht op de vesting te Charleroi. Op de voorgrond enige militairen. Deze prent maakt deel uit van een groep van twaalf prenten, merendeels geëetst en uitgegeven door Gaspar Bouttats, met gezichten op vestingen en steden veroverd door de Fransen en de bisschop van Munster in 1672.
De vesting te Charleroi, veroverd door de Fransen of Munstersen, Gaspar Bouttats, 1672. Collectie Rijksmuseum.

Kou

Is het wel een goed idee om nu aan een beleg te beginnen? Het is ontzettend koud: ‘Mensen moete van koude vergaen en doot vriesen’, uit Margaretha haar zorgen. Zo koud is het in jaren niet geweest de wateren zijn reeds bevroren. Wat zal er gebeuren als het Franse leger de weersomstandigheden ten volle benut? In Utrecht verwacht men dat de Fransen nog dit jaar van plan zijn om Holland binnen te vallen. Margaretha hoopt dat de Heer almachtig het kwade voornemen van de vijand wil beletten en de inwoners van Holland voor een overval wil bewaren. Toch bereiden de Hollanders zich voor op het ergste: met degens, roers (vuurwapens) en bijlen. Maar in hoeverre zal dit helpen wanneer God verhoedde de Fransen aanvallen? Margaretha is niet erg hoopvol: iedereen zal alleen zijn eigen huis beschermen, en de rest aan de vijand overgegeven.

Brieffragment over het weer en de belegering
Brieffragment mogelijke aanvallen

harde en felle weer, och ist nu tijt om beleegerin
te doen de mense moete van koude vergaen en doot
vriesen ock ist onmoogelijck datse met Een schop of spae
inde aerde konne, tis hier so fel en scherp kout als ick
in Eenige ijaere beleeft heb al de watere legge toe
men schrijft wt wttrecht datse daer noch starck
voor hebbe dit saijsoen te wille waerneeme en in hollant
te wille koome, de heer almachtich wil haer quaet
voorneeme belette en ons voor Een overval be=
waere men sit hier in groote vrees, alde burge
=rij en de sepooste is aengeseijt haer met Een deege
Een roer en Een bijl gereet te houde maer als
der op aen sou koome dat godt verhoede wil
wat sout helpe Elck sou naer sijn Eijgen huijs
loope en de rest ten beste geefve[, de griffier fagel]

Een soldaat, ten voeten uit, naar rechts, met een roer (een bepaald type vuurwapen) steunend op zijn linkerschouder. In zijn linkerhand behalve de kolf van het roer ook een brandende lont.
Soldaat die zijn roer op zijn schouder draagt, Jacob de Gheyn (II) (atelier van), naar Jacob de Gheyn (II), ca. 1597 – 1607. Collectie Rijksmuseum.

Geld

Gelukkig valt er ook nog iets positiefs te melden: griffier Hendrik Fagel de broer van raadpensionaris Gaspar Fagel heeft aangegeven bezig te zijn een nieuwe rustwagen voor Godard Adriaan te regelen. Hendrik heeft tevens, op verzoek van Margaretha, zijn broer gesproken over de betaling van de ordinantie. Maar de kasteelvrouwe verwacht niet dat de raadpensionaris zich aan zijn woord zal houden. Vervolgens begint Margaretha over de Staten van Holland. Er sijpelt sarcasme door in haar woorden: de Staten van Holland hebben eindelijk door dat de militie in dit weer niet zonder geld kan. Er zijn verbeteringen doorgevoerd waardoor de soldij voortaan op tijd betaald wordt.

Eerste brieffragment uitbetaling soldij
Tweede brieffragment over uitbetalen soldij

[loope en de rest ten beste geefve,] de griffier fagel
heeft mij doen segge beesich te sijn met het
versoeck tot Een rustwage voor uhEd geloof hij
daer toe al konsent heeft bekoome, o ock dat hij
den heer r p fagel op mijn versoeck heeft ge
sproocke weegens de betaeline van beijde uhE
ordinansie die hem belooft heeft mij deese
weeck kontentement te doen hebbe so hij woort
hout salt heel goet sijn maer hij heeft het so dick
mael en so lan belooft dat icker geen staet op

kan maecke, men heere de state van hollant beginne
nu te dencke dat haer meliesi in dit weer niet
sonder gelt konne sijn, hebbe die voorsienine ge
daen dat al haer meliesie betaelt wort
tot dees loopende maent en de ordinansie die
in dees maent vervalle sijn sullense laete
loope sonder op te maecke deese maent wt en die
tot den leste deesem in kluijs op maecke en betaelle
en dan voortaen alle maent voort pront betael
dat wel Een goede saeck sal sijn[, maer de track]

Ziekte en beterschap

Godard Adriaan moet ongerust zijn geweest toen hij de woorden van Margaretha las. In haar brief van 22 december schrijft ze dat ze een aantal dagen last heeft gehad van ‘een seer swaere defluxsi op de halfve sijdt van mijn aensicht en tande’. Ook had ze ontzettende hoofdpijn, vond ze zichzelf niet om aan te zien, was haar oog gezwollen en had ze rode plekken rond haar mond. Waarschijnlijk had ze last van een huidinfectie door stafylococcen (mogelijk streptokokken). Een combinatie met gordelroos (vaak getriggerd door een andere aandoening of verminderde weerstand) is ook mogelijk. Gelukkig is Margaretha ten tijde van het schrijven van de huidige brief weer aan de beterende hand. Met Reiniera gaat het ook stukken beter, maar nu begint Antge weer uitslag te krijgen. Gelukkig is het kindje er (nog) niet ziek van. Margaretha zou niet weten wat ze moet doen als ze zou moeten vluchten. In de kou, met de zieke kinderen…

Tweede brieffragment over de zieken

[te bedancke,] ick heb Ettelijcke dage Een seer
swaere defluxsi op de halfve sijdt van mijn
aensicht en tande met Exstreeme pijn int
hooft gehadt ijae so dat ick niet toonbaer ben
mijn Een ooch is bij naest toe sien maer met

het Een ooch so is die sij geswolle en rontom mijn
mont met viericheijt wt geslage, met de roos aent
geswolle ooch, dant hart is de heer sij gedanckt
gesont nu de pijn over is weet ick niet waer ick
ben , het kint raniertge is haest weer wel maer
nu begint Antge weer wt te slaen doch isser
sonder lin niet sieck van hoop het maer wint
of steenpockges sulle sijn, gist dat wij Eens
met dit harde weer moste vluchte sou niet weete
hoe ickt met de siecke kinderen sou maecke, de
heer hoope ick salter niet toe laete koome[, gistere]

Het laatste nieuws

Margaretha sluit haar brief af met slecht nieuws uit Amerongen. Uit een brief van de secretaris heeft ze vernomen dat er vorige week vier doden zijn gevallen. Tot overmaat van ramp is de predikant, Keppel, ook nog eens ziek…

In een Post Scriptum voegt Margaretha nog toe dat ze hoopt snel iets van Van Ginkel te horen. Ook is ze benieuwd naar het verloop van het Beleg van Charleroi en wil ze graag weten waar Godard Adriaan van de winter zal verblijven. Daarna volgt het allerlaatste nieuws over het Beleg van Charleroi, afkomstig uit de brieven uit Maastricht. Maar men weet niet meer wat waar is. Er wordt zo veel gelogen, het is een schande…

Postscriptum

Mijn heer en lieste hartge
uhEd getrouwe wijff
MTurnor
de vrou van ginckel
met haer liefve
kindere preesenteere
haere dienst aen uhEd
ons verlanckt seer hoet met de heer van ginckel
is en hoet met scharleroij staet, ock waer uhE
noch sijn winter quartier sal hebbe dat nu
wel tijt wort[, men is hier noch blijde dat de gou
=verneur van scharleroij doort quartier vande
spaense en niet door ons volck is gebroocke en inde
stat gekoome hij had 80 man bij hem doch maar 40
a 50 inde stat gebrocht

  • 1
    Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken, pleegzoon van Godard Adriaan en Margaretha
  • 2
    Een offensief en defensief verdrag
  • 3
    Conterscherp/Contrescarp: een talud aan de buitenzijde van een (vestinggracht)
  • 4
    Van sinister/sinisterlijk: op slinkse
  • 5
    Dapperste/moedigste

Koning Winter

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 19 december 1672 Den Haag
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 3 januari 1673 Bielefeld
Lees hier de originele brief

Waar is de prins? Margaretha heeft er op dit moment geen zekerheid over. Waarschijnlijk omdat de post (en daarmee het nieuws) op zich moeten laten wachten vanwege het vreselijke weer. Het laatste nieuws is dat Willem III met zijn leger voorbij Tongeren was en nabij Sint-Truiden – vijf uur van Maastricht vandaan.

Koning Winter blijft

‘Het friest hier fel en is seer scherp kout’ – een omschrijving die ook anno nu in het weerbericht te lezen valt. De binnenwateren zijn dichtgevroren, waardoor er geen schepen meer varen. Margaretha kan er niet van slapen. ’s Nachts in bed bekommert ze zich enorm om de situatie. Ze merkt dat er weer veel onrust is onder de bevolking en mensen hun spullen wederom pakken om te kunnen vluchten als het nodig is. Terwijl ze óók hoort dat er juist géén nood aan de man is. En juist die twijfel en ordeloosheid is wat Margaretha het meest deert. Er is zo weinig zekerheid, alles loopt ‘so los’ zonder dat er enige ‘konschope’ is, ofwel: geen feiten, alleen maar geruchten.

Brieffragment over de vorst

het friest hier fel en is seer scherp kout alde
binne watere legge toe datter geen schuijte
meer en vaere, en hier veel met groote bekom
merin snachts op t iens bedt doet ruste, hier hebbe
alweer veel liede haer goet gevlucht, hoewel
weer somige segge dat wij geen hier vande vijant
geen noot en hebbe, maer wat sal ick segge dat
mij t meest bekomert is datter so weijnich ordere
is en dat men der op alles so los overloopt sonder Eenige
konschope1Kondschap: benaming voor feit, toestand (kondschappen zijn berichten) te hebben [,de heer wil ons bewaere op mense]

Alliantie en arme soldaten

Margaretha verbaast zich erover dat haar man niets weet van een alliantie met de Keurvorsten van Trier en Mainz. Ze schrijft over de Zweedse Ambassadeur en over haar ongeloof in een vrede die mogelijk zou kunnen naderen. Hierdoor glijden haar gedachten richting de arme soldaten die nu onder de koude, blauwe hemel op schildwacht moeten staan.

Ets van een tentenkamp met links op de voorgrond een groep converserende soldaten, rechts soldaten zittend op de grond bij afgeschermde kookhoek.
Soldaten bij een kampement, Robert van den Hoecke, 1632 – 1668, collectie Rijksmuseum

Inflatie

En hoe staat het er economisch voor? Alles is hier ‘onuitspreeckelijck’ duur. De mensen worden met de dag armer en de producten met de dag duurder. Voor een mandje met wortels dat voorheen 6 stuivers kosten, heeft Margaretha nu 1 gulden moeten betalen. Ook de prijzen van stro zijn verdubbeld. Ze let weliswaar zeer op haar centen, maar toch blijven de uitgaven per week enorm.

Brieffragment over inflatie

is, en alles is hier onwtspreeckelijck dier Een
mandeken met wort ele dat me voordees voor
6 stuijver plach te koope heb ick Een gul voor
moete geef ve, Een voer stroij daer 4f voor plach
te geefve kan men nu voor geen acht gulde
krijge en so voort alles naer venant, hoe
nau en deun ick alles over leg moet ick alle
weeck veel gelt wtgeefve, het siecke vande kinder
en oude mense heeft al meede veel gekost, [frits]

Stilleven met vruchten en groenten met op de achtergrond Christus en de Emmaüsgangers. Op de voorgrond van een keuken liggen allerlei soorten groenten (asperges, tuinbonen, erwten, wortels, artisjokken, komkommers, bieten, een pompoen, groene kolen, uien en rapen) en fruit (appels, kersen, kruisbessen, abrikozen, peren, bessen, frambozen en druiven), in manden uitgestald. In de keuken zijn twee meiden aan het werk. Daarachter is door opgehaalde gordijnen het bijbelse tafereel te zien.
Stilleven met vruchten en groenten met op de achtergrond Christus en de Emmaüsgangers, Floris van Schooten, ca. 1630. Collectie Rijksmuseum

Gepokt en gemazeld

Dat Margaretha een hele ziekenboeg moet verplegen, helpt uiteraard ook niet mee. Gelukkig nieuws is dat Frits weer beter is, en de pokken heeft kunnen ontwijken. Maar het jongste kind (Reiniera) heeft ze wel te pakken gekregen, hoewel zij er niet heel ziek van is geworden.

Brieffragment pokjes

(frits)

is weer wel en heeft geen pockges gehadt, maer het
kleijnste kint reijniertge isser aen doch almee
so wij hoope het quaetste doer de pocke staen
al heel licht en sweere heeft er niet veel en isser
niet heel sieck aen geweest, hadden de kindere ge
maeselt so waert goet maer te pocke Eersij
gemaeselt hebbe seijtme dat sij se wel licht
weer krijge, alst godt belieft kanse voor alles
bevrijde [onse Neef van rossom die hem tot]

Een vermoeide vrouw zit op het voeteneind van een bed waar een kind in ligt. Ze heeft iets in haar hand. Het kind heeft de ogen dicht, op het nachtkastje staat een glas en een kaars, op de grond ligt een boek.
Vrouw naast bed met ziek kind, Fridolin Becker, 1840–1895, collectie Rijksmuseum

Winterkwartier

Onze schrijfster is benieuwd waar Zijne Hoogheid eigenlijk kwartier zal maken, nu Koning Winter duidelijk niet van plan is zich koest te houden. Ze vreest dat wanneer er geen goede plek wordt uitgekozen, het leger de moed zal verliezen. De mannen van het leger zijn deze zware afmattingen immers niet gewend. Onrust over een eventuele aanslag op het huis blijft natuurlijk ook niet onvermeld in deze brief.

Tot slot wat positiefs, Margaretha is heel blij dat de brieven nu eindelijk weer goed aankomen, twee maal per week mag ze een brief van haar man ontvangen – tot haar grote geluk.

  • 1
    Kondschap: benaming voor feit, toestand (kondschappen zijn berichten) te hebben

Eindelijk verlossing

 
       
Door Datum Plaats
Geschreven Margaretha Turnor 10 maart 1672 Amerongen
Ontvangen Godard Adriaan van Reede 18 maart 1672
Lees hier de originele brief

Op 8 maart staat de koets wéér klaar om Margaretha naar Utrecht te brengen en weer zal het haar niet lukken daar aan te komen.

Bevalling

Als ze in de koets wil stappen begint haar schoondochter te ‘kraken’: de bevalling begint! Omtrent half tien in de ochtend is het eindelijk zo ver: bijna 3 maanden nadat Philippota op Kasteel Amerongen aan kwam is ze bevallen van een dochtertje, gezond en wel geschapen. Een jonge Godard was natuurlijk zeer welkom geweest, maar Margaretha is dankbaar voor spoedige en makkelijke verlossing en het gezonde kind.

Brieffragment over de bevalling van Ursula Philippota

rec: 18 Martij

Ameronge den
10 maart 1672

Mijn heer en lieste hartge

voorleedene dijnsdach sijnde den 8 deeser so
mijn koets gereet stont en ick daer meede naer
wttrecht meende te gaen begost de vrou
van ginckel te kraeckende 1voorteekenen van de naderende bevalling vertoonen, barensweeën hebben, en is door de hulpe des
heere dien merge ontrent de klocke half tien
seer genadelijck en spoedich van Een dochter
verlost
het welcke een gesont en wel geschaepe vrucht
is, hadde wel gewenst het Een jonge godert
hadde geweest, dan het sijn gaefve des al=
der hoochste, die wij niet genoech konne dancke
voor so Een spoedige en genadelijcke verlos=
=sine en gesonde vrucht, de kraemvrou is on
gemeen wel naer den tijt hoope godt den heere
haer hEd voort sterckte en volkoome gesontheijt
sal verleenen, de heer van ginckel is deesen
Middach wt den haech hier gekoomen verwacht
ten nu alle Eure de heere van wulfve en wel
=lant die over het kint ten doop sulle staen
en soude wij noch gaeren sijne kristelijcke
doop alhier in onse kercke deesen avont laeten geefven om
daer in niet te versuijmen, [beuseckom heeft te]

Gravure van een interieur. Rechts een hemelbed, daarvoor zit een vrouw achterover geleund, hoofd achterover. Voor haar op de grond zit een vrouw, haar jurk is omhoog getrokken, zodat je haar blote been ziet. Om haar heen staan nog drie vrouwen die met haar bezig zijn.
Bevalling van een vrouw, anoniem, 1620-1664. Collectie Rijksmuseum

Doop

Twee dagen na de bevalling is de vader van het kind, Godard van Reede van Ginkel uit Den Haag aangekomen en nu wachten ze op de beide neven van de vader: de heer van Wulven en de heer van Welland. Zodra zij aankomen, kan het kind gedoopt worden.

Margaretha vervolgt haar brief nog met allerhande wederwaardigheden. Ze verzucht dat het haar niet lijkt te lukken om in Utrecht te geraken om haar zakelijke afspraken na te komen. Ze stopt met schrijven en gaat de volgende dag verder.

Brieffragment over de doop van Reiniera

dus verde heb ick deese gistere geschreefve, ons
kint heeft gistere avont sijn kristelijcken
doop ontfange met de naem van reijniera, naer
de vrou van ginckels vader, heb dit so goet ge
docht om of ons de heer almacht noch Een soon
gaf dat wij de naem van godert adrijaen
mochte daer voor reeserveere, de heer van
wulfve en wellant sijn deese merge weer
vertrocken, mosten de vergaderin vande state
bij woonen onse joncker van Ameronge sijn sijn
acksie gereesen, de kraem vrou ent kint sijn
noch heel wel naer de geleegentheijt pesenteert
haeren dienst t en ick blijf
Mijn heer en lieste hartge

uhEd getrouwe wijff
M Turnor

Op 10 maart 1672 krijgt het kind zijn christelijke doop in de Andrieskerk in Amerongen. Dit is voor Margaretha een belangrijk moment. Haar schoondochter is katholiek en ze wil er alles aan doen om haar kleinkinderen goede protestanten te laten worden. De nieuwste telg uit het geslacht Van Reede wordt Reiniera genoemd, naar de vader van Philippota, Reinier van Raesfelt. Dit vindt Margaretha een goede keuze, want als er nog een zoon geboren wordt, dan is de naam Godard Adriaan in ieder geval nog vrij. In 1670 was de eerste zoon geboren die al Godard Adriaan heette, maar het jochie overleed al in 1671. Met de kennis van nu kunnen we zeggen dat die inderdaad nog komt: in 1674 wordt zoon Godard Adriaan geboren. In 1678 wordt nog een zoon geboren, dus ook Reinier wordt nog vernoemd: Reinhard.

Interieur van een kerk richting het koor. Op de voorgrond groene kerkbanken. In het midden een preekstoel met daaromheen een bruin hek. Rechts tegenover de preekstoel eveneens groene banken. Aan de wanden en rondom in het koor hangen rouwborden.
Het interieur van de Andrieskerk, overzicht naar het oosten na restauratie. Foto: P. van Galen, 1992. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
  • 1
    voorteekenen van de naderende bevalling vertoonen, barensweeën hebben,

Mogelijk gemaakt door WordPress & Thema door Anders Norén