Vroegmoderne geschiedenis (1500-1700)

Met de hand uitgeschreven bladmuziek

Mary Stuart en de componist Henry Purcell

Author

In de hal van het Huys is aan beide kanten van de centrale gang een nis met daarin een buste. Rechts vanuit de ingang gezien staat die van koning-stadhouder Willem III en links die van zijn gemalin koningin Mary Stuart. Deze bustes herinneren ons aan de 17de eeuw en de dubbelmonarchie van William en Mary. Omdat in hun tijd Henri Purcell een belangrijke componist was, die ook voor hen persoonlijk grote betekenis had, besteden we hier aandacht aan deze componist. Wie was deze Purcell?

Aan het hof

In 1679 wordt Purcell, dan achttien jaar oud, organist van de Westminster Abbey. Een paar jaar daarna gaat hij ook aan de slag bij de Chapel Royal. Al tijdens de regering van Charles II komt hij ook aan het koninklijk hof. Na diens dood blijft hij daar werkzaam. Hij werkt voor James II en doorstaat ook The Glorious Revolution in 1689. Toen Mary Stuart en koning-stadhouder Willem III aantraden was hij dus al hofcomponist. Purcell is een typische Barokcomponist. Samen met zijn leraar John Blow behoorde hij tot de musici van de Restoration, een beweging die ontstond na een periode van uitbanning van elke culturele uiting tijdens Cromwell en het aristocratische bewind. Hij componeerde veel liederen en opera’s. Zo schreef Purcell na de Glorious Revolution, toen Mary en Willem de troon bestegen, bijvoorbeeld het lied “I was Glad”.

Ode aan Mary Stuart

Op 30 april 1694 schreef hij ‘Come Ye Sons of Art’ (Ode for Queen Mary’s birthday) en dat werd die dag in aanwezigheid van Mary uitgevoerd. Hierin horen we o.a. de ‘sound of trumpet’ waarin de volgende tekst voorkomt (in vertaling): ‘Steek de trompret tot overal de luisterende kusten het geluid weerkaatsen. Speel op de levendige hobo. Bespeel alle blijde instrumenten, die bekwame musici kunnen gebruiken om de glorie van deze dag te vieren”.

Hoe triest dat hij negen maanden later de muziek moest maken voor het overlijden van diezelfde Mary.

The Funeral of Queen Mary

Op 28 december 1694 overleed Mary Stuart aan de pokken. Purcell componeerde daarop de muziek voor haar begrafenis, kortweg “The Funeral” genoemd. Hij was daar als hofcomponist en organist van de Westminster Abbey voor verantwoordelijk. Nadat Mary opgebaard had gelegen in Kensington Palace, werd ze pas in maart 1695 bijgezet in de Westminster Abbey. Men beweert wel dat die periode zo lang was, omdat Purcell die tijd nodig had voor zijn compositie.

Overzicht van een lange processie die over een breed gebied aan komt meanderen als een rivier. Groepjes rouwende mensen worden afgewisseld door trompetters en mannen met vaandels. Voor de koets met de kist lopen acht paarden onder lakens. De stoet loopt tot aan de horizon. Aan weerszijden staan mensen rijen dik te kijken.
Lijkstatie van koningin Maria II Stuart, 1695, Jan Luyken, 1703. Collectie Rijksmuseum.

De rouwstoet voor Mary was indrukwekkend. De rouwkist stond op een koets getrokken door zwart omhulde paarden. Vergezeld door het geluid van het getrommel van omfloerste trommels reed de koets de stad in. Overal hingen zwarte banieren. Ook de route vanaf Kensington Palace naar Westminster Abbey was volledig afgezet met met zwarte banieren. Bij het binnendragen van de kist in de kerk begon de muziek met een processiemars, gevolgd door een canzone. Purcell gebruikte daarbij de zojuist geïntroduceerde platte trompet.

Bij de dienst voerde de aartsbisschop de gebruikelijke kerkrituelen uit, afgewisseld met muziek, De muziek was waardig en melancholisch van karakter. Daarna volgde een koorgedeelte: “Man that is born”, in vertaling: “De mens, van een vrouw geboren, is kort van dagen en zat van onrust”. Afgewissend door een imposante trompetcanzone, volgde het volgende koorstuk in: “The midst of Life”: “Midden in het leven zijn wij in de dood”. Na een volgende canzone kwam “Thou knowest Lord”: “Gij kent, o heer, de geheime van onze harten”. De afsluiting van de ceromnie was wederom de processiemars vol met trompetgeschal. Aanwezigen beschreven de dienst als iets buitengewoon moois en plechtigs. De uitvoering was zo hemels dat iedereen tranen in de ogen kreeg. Daarna werd Mary in de Westminster Abbey begraven.

Dood Purcell

Een jaar later werden dezelfde “Funeral” en het stuk “Thou knowest Lord, the secrets of hour hearts” gebruikt tijdens rouwdienst van Henry Purcell zelf.

Gerelateerde berichten

hoofd van een dame met zwarte hoed met voile

Rouwkleding

Author

De kleding die we bij een een begrafenis dragen en in de periode daarna is doorgaans sober en respectvol als eerbetoon aan de overledene en de nabestaanden. Geen felle kleuren, geen drukke prints, geen shirts met plaatjes en teksten. Wat waren de voorschriften hiervoor in vroegere eeuwen? Margaretha Turnor op de Lodewijkskamer zien we in het zwart. Was dat vroeger altijd al zo?

Van wit en purper naar zwart

Voor ons is zwart de kleur die met rouw geassocieerd wordt. Henk L. Kok schrijft in zijn boek ‘Erfenis onzer voorouders’ dat de oorspronkelijke rouwkleur in Europa wit was. Wit als het symbool voor zuiverheid en onschuld. De rouwkleur voor koningen was purper. Onderscheid moet er zijn.
De Franse koningin Anna van Bretagne zou in 1498 na de dood van koning Karel VIII als een van de eersten zwarte rouwkleding gedragen hebben. Zwart werd in de volgende eeuwen de gebruikelijke rouwkleur.

In het oude Rome was wit de kleur van rouw. In de twintigste eeuw koos koningin Wilhelmina bij de uitvaart van prins Hendrik, en later bij die van haarzelf, ook wit als rouwkleur. Koningin Juliana volgde haar voorbeeld: wit als symbool voor het geloof in het leven en de wederopstanding na de dood. 

Rouwkap van zwarte gewatteerde zijde met zwarte voile. De bol is aan de voorkant geschulpt, aan de achterkant een strook die over de hals en schouder valt.
Rouwkap van zwarte gewatteerde zijde, anoniem, ca. 1700 – ca. 1800. Collectie Rijksmuseum.

Gewone kleding als rouwkleding

De trend dat rouwkleding meer op gewone kleding ging lijken zette in vanaf de 17e eeuw, het eerst in Engeland en Frankrijk. Dit heeft er ook te maken met het feit dat van mensen in de rouw, en met name van weduwen, niet meer werd verwacht dat ze zich geheel uit het normale sociale leven zouden terugtrekken. Rouwkleding leek qua snit ook steeds meer op gewone kleding. Alleen de kleur, de gebruikte stoffen en het gebruik van accessoires verschilde. De stof die men droeg mocht niet glimmen. Dus geen glanzende materialen en ook geen glimmende sieraden. Men droeg stoffen van wol, bombazijn en crêpe. We zien op het schilderij van Margaretha Turnor in de Lodewijkskamer dan ook dat zij gekleed is in zwarte, doffe rouwkleding. De kosten van speciale rouwgarderobes konden vroeger flink oplopen. Deze garderobes waren in die tijd dan ook voorbehouden aan degenen die zich dat konden veroorloven. Dat was alleen de bovenlaag van de maatschappij.

Op een krukje zit een vrouw in een zwarte overslagjurk. Op haar rossige krullen staat een zwarte hoed met die zwarte struisvogelveren recht omhoog. Op haar rechterbovenbeen leunt een meisje
Dress of the Year 1797, Ann Frankland Lewis, 1797. Collectie Los Angeles County Museum of Art. Ann Frankland Lewis In 1797 werd Ann Frankland Lewis weduwe. Haar dochtertje hoeft nog niet in rouwkleding.
Tekening van blanke vrouw met opgestoken rossige krullen, op haar voorhoofd liggen kleine krulletjes, ze draagt een zwarte haarband met pluisjes. Ze draagt een witte jurk met een overslag en pofmouwtjes. De jurk is afgezet met een rand van zwart borduursel. De jurk is dichtgebonden met een koord met aan het eind zwartwitte bolletjes. Onder de tekening staat 1798
Dress of the Year 1798, Ann Frankland Lewis, 1798. Collectie Los Angeles County Museum of Art. Een jaar later is ze in halve rouw, aangegeven door de zwarte accenten.

Voorschriften voor rouwkleding

In de achttiende eeuw had men nog niet de behoefte rouwgedrag landelijk in regels vast te leggen. Bevolkingsgroepen kenden hun eigen mondeling overgeleverde traditie op dit gebied. In de negentiende eeuw kende de rouwcultuur in Europa echter zeer uitgebreide regels over de manier en de tijdsduur van rouwen. Ondanks dat vele families, steden en streken hun eigen rouwgebruiken hadden, gaven auteurs van etiquetteboeken in de negentiende eeuw gedetailleerde voorschriften voor onder andere rouwkleding. Het ging hier niet alleen om de kleur van de rouwkleding. Er waren ook voorschriften over de duur van de rouw – dat was afhankelijk van hoe dicht de rouwende bij de overledene stond – en de rouwsieraden.

Tijdschriften en etiquetteboeken

In het modeblad De Gracieuse in 1879 bijvoorbeeld werden adviezen voor modieuze rouwkleding gegeven. In het etiquetteboek ‘De goede Toon’ uit 1890 gaat D.H. Engelberts niet alleen in op kledingvoorschriften, maar ook de rouwperiode van een vrouw na het overlijden van haar echtgenoot. De wet schreef negen maanden voor als de wachttijd voor hertrouwen. Dit om het vaderschap van een eventueel in die maanden geboren kind te kunnen vaststellen. Vreemd genoeg stelt Engelberts dat er geen kledingvoorschriften zijn voor ouders die een kind hebben verloren. Wel bestonden er verschillende regels voor mannen, vrouwen, oudere vrouwen en kinderen. Voorschriften voor weduwen waren strikter dan die voor weduwnaars.

De huidige tijd

Na de Tweede Wereldoorlog verdween in grote delen van de West-Europa de gewoonte om na een overlijden voor langere tijd rouwkleding te dragen. Zelfs koninklijke families dragen tegenwoordig meestal geen rouwkleding meer in de tijd na de begrafenis van een overleden familielid. Tegenwoordig dragen we uit respect voor de overledene en de familie wel zwarte, grijze, of in ieder geval nette kleding, tijdens de uitvaart.

Gerelateerde berichten

Zwartwitfoto van een bruidspaar

Ebenbürtig en morganatisch

Author

Dat adel op stand moet trouwen, is al eeuwen bekend. Sweder Schele schrijft tussen 1598 en 1635 een Huiskroniek en hij verwoord het duidelijk en poëtisch:

gelick sogt sick, gelick findet sick – vogell van eenen federen fligen gern tezamen

Ofwel: gelijk zoekt zich, gelijk vindt zich – vogels met dezelfde veren vliegen graag samen. En ook Goert legt het in zijn testament zijn zonen op: als zij niet met gelijken trouwen, dan vervalt wat hun toebedeeld is in de erfenis.

Een prent in grijs-bruin tinten van vier personen van de zijkant gezien die voor een rijtuig staan. De toeschouwer kijkt door een boog in een muur naar het tafereel. De deur van het rijtuig staat open. De hoge wielen, voor en achter, zijn slechts gedeeltelijk te zien. Links is nog net de koetsier op de bok te zien die het tafereel met een schuin gehouden hoofd geïnteresseerd gadeslaat. Rechts, voor het rijtuig staat een dame met een pruik met krullend haar en een soort hoed daarop. Ze draagt een japon tot op de grond met daaroverheen een soort jas met korte mouwen die aan de zijkant omhoog gehouden wordt zodat het in twee delen naar beneden valt. Ze houdt haar linkerhand omhoog. In haar rechterhand houdt ze een dichtgeklapte waaier waarmee ze naar de trede van het rijtuig lijkt te wijzen. De man die voor haar staat en haar aankijkt, houdt haar linkerhand vast. Hij is gekleed in een jas tot over de knie, die vanaf de taille in plooien valt. Daaronder witte kousen en platte schoenen. Hij draagt een pruik met het haar in een staartje. Er is achter hem nog een gedeelte van een sabel te zien. Hij kijkt de vrouw aan. Achter hem staat een man die hetzelfde gekleed is en zijn hoed in de hand heeft. Tussen het rijtuig en de drie personen staat nog een man die slechts gedeeltelijk te zien is. Boven de koets is een stuk lucht met wolken te zien.
Huwelijk uit hoogmoed. Fragment uit: Zes voorstellingen met oorzaken en gevolgen van het huwelijk, Daniel Nikolaus Chodowiecki, 1788. Collectie Rijksmuseum

Formele adel

Wat in de Republiek de ‘juiste stand’ is en wat precies ‘gelijken’ zijn, is voor ons 21e-eeuwers soms best lastig te doorgronden. We hadden geen formele adel, want we hadden geen koningshuis dat mensen tot adel kon verheffen. Waarschijnlijk mede daardoor was er geen wetgeving (landelijk of provinciaal) die regels rondom adel vastlegde. Regels waren er wel voor toetreding tot bijvoorbeeld de Ridderschap of de Duitse Orde. Maar dat waren lang niet altijd regels die alleen over adellijkheid gingen. Toch wist iedereen wie wel en wie niet echt adellijk was.

Ebenbürtigkeit

In Duitsland was dat anders. Daar bestond voor de hoge adel, die ook grond had en waar ze recht konden spreken, de Standesherren wetgeving. Dat gold dus niet voor de Rijkstitels zonder land, maar alleen voor de graven en hertogen van een gebied. Het juridische verhaal is hier niet zo interessant, maar wel het woord dat daarvoor gebruikt wordt: Ebenbürtigkeit. Een ebenbürtig huwelijk is een huwelijk dat op stand is. Formeel bestond het ooit ook voor de lagere adel, maar dat werd in 1854 afgeschaft.

Hoe een adellijk huis handelt in het geval van een niet ebenbürtig huwelijk, legt de familie vast in een eigen Hausgesetz. Deze huiswetten worden dan weer door de chef van familie gehandhaafd. Het gaat dan bijvoorbeeld over de erfpositie van iemand die niet ebenbürtig getrouwd is, zowel wat betreft de positie in de familie als wat betreft roerende en onroerende goederen. Puur juridisch bestaat Ebenbürtigkeit dus niet in Nederland, maar de term wordt soms wel gebruikt om gelijkheid (of ongelijkheid) bij een huwelijk te duiden.

Een zwart-wit bordesfoto van een grote groep van ca. 50 mensen.met op de achtergrond een bakstenen gebouw met links twee hoge, in kleine ruitjes verdeelde ramen met witte sponningen. Het rechterraam is voor de helft te zien. In het midden twee zwarte deuren, wit omlijst en links daarvan een zelfde soort raam als aan de rechterkant maar minder duidelijk. Links en rechts van de groep staan twee hoge planten. Oleanders? De planten staat voor standbeelden die maar gedeeltelijk te zien zijn. Vooraan de groep staan voor het bordes twee kleine meisjes. Het grotere meisje draagt een wit jurkje tot op haar knie en afgezakte, witte kniekousen. In haar haar heeft ze een witte haarband met een strik aan de linkerkant. Ze draagt zwarte lakschoentjes met een bandje. Ze houdt de hand vast van een kleiner meisje in een zwarte korte broek en een zwart jasje erboven met grote witte knopen (of jongetje?). Eveneens met afgezakte witte kniekousjes en zwarte lakschoentjes met een bandje en een witte haarband met strik links. Op de onderste tree staat iets rechts van het midden een bruidspaar. De bruid heeft een witte jurk tot op de enkels en een witte kanten muts op. Aan haar linkerkant staat de bruidegom in een Duits uniform met tressen en een rij medailles op de borst. Hij is blootshoofds, heeft kortgeknipt, donker haar en houdt iets in zijn linkerhand dat slecht te zien is. Naast hem staat nog voor het bordes een andere man in een soortgelijk uniform, eveneens met veel medailles op zijn rechterborst met daaronder verschillende soorten kruizen, twee naast elkaar en twee boven elkaar. Hij heeft lichtgekleurd haar in een soort kuif naar links een grote snor met de punten naar boven wijzend. Eveneens op de onderste tree maar dan aan de linkerkant staat een jongetje van ca 9 jaar oud met kort, blond haar en een zwarte, korte broek en een zwart jasje erop met daaronder een wit overhemd en eroverheen een witte kraag. Rechts naast hem, een tree hoger staat een groter meisje, wellicht ca. 12 jaar oud in een wit jurkje, witte kousen, witte schoenen en een wit mutsje. Over haar rechterschouder hangt een dunne vlecht. Rechts naast haar, een tree hoger staat een dame in een lichtgekleurde japon en met een grote hoed op. Zij staat ongeveer in het midden van de foto. Zij wordt geflankeerd door vier heren, drie links van haar en een rechts, in een donker pak met witte overhemden en zwarte dassen. De mensen die achter genoemde personen staan zijn slechts gedeeltelijk te zien, soms alleen een hoofd, soms met hoofd en schouders. De dames dragen allemaal een hoed waarvan de meeste donker van kleur zijn. Hun kleding is overwegend licht van kleur. De heren zijn blootshoofds en hebben meestal snorren en/of baarden. Een heer draagt een opvallend lange, witte baard.
Het huwelijk van Sigurd von Ilsemann en Elisabeth van Aldenburg Bentinck op 5 oktober 1920. Collectie Kasteel Amerongen.

Morganatisch huwelijk

Een man die met een vrouw trouwt uit een hogere stand, kan nooit tot die stand gaan behoren en behoort niet tot haar familie, dit is het geval bij het huwelijk tussen Elisabeth van Aldenburg-Bentinck en Sigurd von Ilsemann. Als een vrouw omhoog trouwt, noem je dat een morganatisch huwelijk. Het huwelijke wordt wel erkend, maar ze trouwt formeel niet in in de familie van de man en hun kinderen kunnen geen aanspraak maken op rechten binnen de familie. Het is aan de chef van de familie om te bepalen of zo’n niet-ebenbürtig huwelijk ook morganatisch is of niet en welke gevolgen het heeft voor de erfpositie van de man.

De praktijk

De familie Van Aldenburg Bentinck had ook een Hausgesetz, waarvan in een archief in Berlijn nog een gedrukt exemplaar ligt. De zoons van Aldenburg Bentinck, ‘onze’ Godard en zijn broers, gedroegen zich lang niet allemaal volgens de regels van de familie. De oudste broer, Henry, trouwt in 1874 met Henriette McKerrell. Zij is weliswaar van adel, maar van lagere adel. In het Hausgesetz stond dat als één van de zoons met een dame van lagere adel trouwde, haar beide ouders tot families zouden moeten behoren die al tweehonderd jaar adellijk waren. Dat was bij Henriëtte niet het geval. Al in 1864 was Henry zijn vader opgevolgd als Heer van Middachten. Voor zijn huwelijk doet hij afstand van zijn rechten als eerstgeborene en van zijn rechten op Middachten. Hierdoor wordt de tweede zoon, Willem, Heer van Middachten en hoofd van het grafelijk huis Van Aldenburg Bentinck.

De andere broers trouwden allemaal keurig op stand. Willem trouwt met Maria Cornelia van Heeckeren van Wassenaar (1877). Charles trouwt met zijn nicht Helene zu Waldeck und Pyrmont (1878) en Godard met Louise van Bylandt (1884). In 1885 gaat het toch mis: Charles en Helene scheiden. Voor Charles zijn de consequenties groot, want hij raakt zijn erfdeel kwijt. Dit gaat hierdoor helemaal naar onze Godard. Charles en zijn dochter Marie trekken na de scheiding in bij zijn moeder op Middachten. Pas in 1901 zal hij op Zuylenstein gaan wonen.

Wettelijk einde

Sinds 1949 zijn in het Duitse recht alle mensen gelijk en vrij om te trouwen met wie ze willen. In het wetboek komt adel niet meer voor en dus ook Ebenbürtigkeit niet. Er zijn nog wel adellijke families met een Hausgesetz waarin Ebenbürtigkeit een rol speelt, bijvoorbeeld bij de familie Hohenzollern. Daar heeft de chef van de familie nog steeds een stem bij morganatische huwelijken.

Hoewel ebenbürtig en morganatisch geen formele termen meer zijn, worden ze nog wel gebruikt en zo nu en dan hoor je ze ook nog in de Nederlandse context. Dan is het toch fijn als je ongeveer weet waar het over gaat.

Gerelateerde berichten

Een tafelblad met kopjes en een theekannetje. We zien de armen en lijven van twee mensen. Een hand houdt een schoteltje omhoog.

Koffie en thee

Author

Koffie en thee komen eind 16de, begin 17de eeuw naar de Republiek. De thee komt met de VOC mee uit de oost, de koffie uit de arabische wereld. In eerste instantie wordt aan beide een geneeskrachtige werking toegekend. Het is nagenoeg overal goed voor en het eerste gebruik is dan ook vooral medicinaal.  

Een straatje in een stad met rechts een huis met in het midden een deur en aan weerszijden een raam. Op straat loopt een vrouw met een juk op haar schouders met daaraan twee emmertjes melk. In de deuropening staat een vrouw met een steelpan in haar hand die haar wenkt. Een derde vrouw kijkt toe van achter een raam. Boven de deur staat: T ITALIA COFFIHUIS.
Gezicht op het Italiaanse koffiehuis van Lucius Roselli op de hoek van Achter St. Pieter en de Keistraat te Utrecht, 1700-1710, onbekende maker. Collectie: Het Utrechts Archief.

Koffiehuizen

De eerste vermelding van het openbaar verkopen van koffie in de Republiek dateert van 1663. Dit is in een contract over het geheim houden van het recept van koffie en koekjes bij de verkoop . Het gaat hierbij om de koffiehuizen die in de loop van de 17e eeuw in de Republiek steeds gebruikelijker worden. Om te beginnen (natuurlijk) in Amsterdam en vandaar verspreidt het fenomeen zich langzaam. Deze koffiehuizen waren ongeveer net zo omstreden als de huidige coffeeshops. De stad Utrecht bepaalt in 1687 in een (vernieuwd) reglement dat het aantal koffiehuizen door uitsterving terug gebracht zal worden tot maximaal zes.

Op de koffie of de thee

In deze periode zijn er twee tegengestelde bewegingen op het gebied van koffie, thee en chocolade. Er wordt aan de ene kant gepropageerd dat koffie en thee juist heel slecht waren voor de gezondheid, aan de andere kant waait dan ook net de ‘turkomanie’ over uit Frankrijk. In de adellijke kringen worden thuis bijeenkomsten georganiseerd waar ceremonieel koffie of thee geschonken wordt, vaak in combinatie met exotische kruiden. Dit is het startpunt voor het thuis uitnodigen van gasten om koffie en thee te drinken. Dit was een gelegenheid om te pronken met luxe koffie- en theeserviezen, maar ook om andere kostbaarheden in huis te kunnen tonen.

Iedereen aan de koffie en de thee

In een klassieke tuin zitten een man en een vrouw koffie of thee te drinken aan een tafel. De vrouw heeft enkele bloemen in de hand.
Een man en vrouw drinken koffie of thee in de tuin, Jan Broedelet, 1690 – 1700. Collectie Rijksmuseum.

Begin achttiende eeuw begint de gegoede burgerij ook koffie en thee te drinken en halverwege de achttiende eeuw drinkt eigenlijk iedereen koffie en thee. De bierbrouwerijen trekken aan het kortste eind: thee is inmiddels een goedkoper alternatief. Eind achttiende eeuw is thee inmiddels zo ingeburgerd dat het personeel elke dag thee te drinken krijgt.

De Oostindische kist

Margaretha en Godard Adriaan ontdekken het thee drinken pas laat. In september 1680 krijgen ze van ene heer Casembrood een Oostindische kast of kist. Het duurt even voordat Margaretha hem naar Amerongen krijgt. Het water staat laag, dus het vervoer per schip gaat moeizaam. Eerst wordt hij in Utrecht bezorgd. Daar heeft Margaretha de kist open gemaakt en er even snel naar gekeken. Er zitten zes schilderijen met ‘Indiaanse tronies’ in, verder theeketeltjes en porceleinen kopjes. Ze heeft de kist niet helemaal opengemaakt, want hij moet nog naar Amerongen. Als hij daar aangekomen is, lijkt ze bijna teleurgesteld:

niet anders als alderhande teekopges keeteltges en diergelijcke niet noch Eenige fraeije raerijteijt om in Een kabinet te sette

Er zit ook een heel mooi kleed bij met hun familiewapens erop geborduurd met goud en zijde, maar dat is eigenlijk te klein. Het is een mooi present, er zit alleen geen brief bij.

Aan de thee

Kennelijk is Godard Adriaan aan het hof in Berlijn al thee gaan drinken, want in december schrijft Margaretha hem dat ze blij is dat hij ook aan het thee drinken geraakt is. Ze is er zelf ook aan, ze had van het Oostindische geschenk wat geproefd. Het bevalt haar goed, het is verfrissend en ze wilde dat ze hem bij de eerdere zending van proviand al wat meegezonden had. Een paar weken later meldt ze dat ze inmiddels regelmatig thee drinkt. Ze schrijf dat ze ‘zich er wel bij vindt, het neemt de lomigheid van de geest weg en maakt haar wakkerder’. Ze zou willen dat Godard Adriaan voldoende thee had, ze zal eens kijken of ze wat kan opsturen.

Vrouw gekleed in een sarong met rood/wit/blauwe patronen, een wit hemd en een groen/geel jasje. Ze draagt een rode ketting en een zwarte armband. In haar linkerhand houdt ze een neusdoek vast.
Mestiezin, anoniem, naar Andries Beeckman, ca. 1675 – ca. 1725. Collectie Rijksmuseum. Zou Margaretha zo’n soort “tronie” bedoelen?
Archiefstukken
HUA 1001.2725 Brieven van Margaretha Turnor aan Godard Adriaan 1679 nov.-1681 dec.Brieven van
3/13 september 1680
18/28 september 1680
6 oktober 1680
9/19 oktober 1680
27 november en 7 december 1680
4/14 december 1680

Gerelateerde berichten

Oude foto van een kaarsrechte laan (pad) door een bos.

Sterrenbossen en lanen

Author

Als de warandes en de wildparken niet groot genoeg zijn voor de jacht, dan ga je gewoon buiten in het bos jagen. Dat is wat er bij de parforcejacht gebeurde. Alleen is in het bos het wild in het voordeel, omdat die zich goed kunnen verschuilen en heel snel kunnen bewegen door de ondergroei in het bos.

Gezicht vanuit het kasteel Zuilenstein bij Amerongen over de siertuin aan de achterzijde van het huis in de richting van de Utrechtse Heuvelrug, uit het zuidwesten. Op de voorgrond een formele barokke tuin, dan een regelmatig aangelegd bos. Van daaruit gaat er een lange laan rechtdoor dwars door de velden tot het bos op een heuvel.
Gezicht vanuit het kasteel Zuilenstein bij Amerongen over de siertuin aan de achterzijde van het huis in de richting van de Utrechtse Heuvelrug, uit het zuidwesten, Daniël Stoopendaal, 1711-1713. Collectie Het Utrechts Archief.

Sterrenbossen

Dat was op zich een eerlijke strijd tussen mens en dier, maar voor de jagers toch niet helemaal de bedoeling. Daarom werden er in het bos steeds meer lanen aangelegd. Via die lanen konden de ruiters zich snel verplaatsen. Vaak worden deze lanen naar een centraal punt geleid waar een jager heel precies kon zien waar het wild de lanen overstak. Het idee van lanen die leiden naar een centraal punt past ook heel erg in de barokstijl en helemaal bij de absolute monarchen. Dan wordt het meer een symbolisch landschap. Dit is in principe de basis van wat we een sterrenbos noemen.

In een koets zitten twee dames bewonderend te kijken naar de jachtpartij op de achtergrond. Eén van de jagers met rode jas en rijlaarzen staat tegen de koets geleund met één van de dames te praten.
De vier seizoenen op Versailles en Trianon, Maurice Leloir. Collectie onbekend. Bron: Veilinghuis Daguerre

Er zijn ook sterrenbossen zonder centraal punt. Een mooi voorbeeld daarvan is het wafelijzer dat door Frederik Hendrik bij Zuylestein aangelegd werd. Dit was waarschijnlijk in eerste instantie een vierkant stuk bos met rechte lijnen. Op (militaire) kaarten van eind achttiende eeuw wordt er wel een soort lanenstructuur met een centraal punt getekend. Van wanneer deze aanleg precies is, is niet helemaal duidelijk. Mogelijk is die al uit de tijd tijd van Frederik Hendrik. De structuur op de hoogte van de heuvel zorgt dat je vanaf het centrale punt een mooi uitzicht hebt. Daarom gaat men ook wel uit van een recreatieve functie,

Houtproductie en lanen

Hoewel het eerste doel van de sterrenbossen de jacht was, soms gecombineerd met recreatie, is de inrichting met rechte lanen ook handig voor de houtproductie. Op de bovenstaande gravure zie je dat in de laan die naar de berg voert de bomen aan weerszijden dubbel geplant zijn. Door deze dubbele beplanting groeien bomen recht naar boven en krijg je dus mooie rechte planken. Via de rechte lanen kon je vervolgens ook de gevelde bomen goed afvoeren. Ook de lanen die niet direct in de sterrenbosstructuur horen hadden die dubbele functie. Waar begin 18e eeuw nog vooral in de eigen tuin gerecreëerd wordt, gaat men vanaf de tweede helft van de 18e eeuw naar buiten, de natuur in. Vanuit een rijtuig kon je genieten van de mooie lanen en de doorkijkjes die je had tussen de bomen door.

Lanen bij Middachten

Gerelateerde berichten

Een open stuk in het bos is omheind en er staan herten op.

Wildbaan en warande

Author

In eerste instantie was de aanleg van bossen in Nederland bedoeld voor de houtproductie. Er werd echter ook rekening gehouden met de jacht en met de verschillende manieren waarop deze werd beoefend. De daarbij passende structuren zijn ook nu nog zichtbaar het landschap. Ook in de benaming van gebieden, straten en onderdelen van het landschap komen we verwijzingen naar de jacht tegen.

Zoals gezegd kan de jacht op verschillende manieren worden uitgevoerd. De jacht in volle vaart, zoals de parforcejacht van stadhouder Willem III is de meest bekende, minder bekend is dat op veel plekken de jacht minder wild was. Het wild werd dan in een val gelokt en de jager hoefde alleen maar te wachten tot het wild in die val liep. Eendenkooien zijn hier een voorbeeld van.

Er bestonden ook afgezette gebieden, waar het wild vrij rond liep en waar, als het park groot genoeg was, op het wild gejaagd werd. Vaak waren dit kleinere gebieden dan die waar de parforcejacht plaatsvond.

De hertenkamp van Paleis Soestdijk, jachtslot van stadhouder Willem III van Oranje-Nassau. Rechts een weg, waarop enkele wandelaars lopen.
Gezicht op de hertenkamp van Paleis Soestdijk, anoniem, 1695. Collectie Rijksmuseum.

Wildbaan te Dieren

Afgesloten gebieden voor wild bestaan sinds de vroege middeleeuwen en kunnen verschillende namen hebben: wildpark, wildbaan, warande, park, maar bijvoorbeeld ook ‘haag’ (van een met een haag omzoomd jachtgebied). Hier heb ik gekozen voor de termen wildbaan en warande omdat die in de geschiedenis van het kasteel het meest belangrijk zijn.

Zo’n belangrijke wildbaan is die Stadhouder Willem II aanlegde in Dieren. Deze bevond zich voor een deel op het grondgebied van Middachten, waardoor de bewoners van Middachten, wat betreft de jacht, nauw verbonden waren met de Oranjes. Ook Stadhouder Willem III gebruikte dit Hof te Dieren uitgebreid, zeker tot hij in 1684 Het Loo kocht.

Kaart van een heuvelachtig gebied dat ten dele bebost is. In het gebied staan her en der herten. Daarnaast staan wegen en zichtlijnen aangegeven en de bebouwing. Het meest opvallend is het grote dat om het gebied staat. Aan de onderkant van de kaart, net buiten het hek, liggen Op de Steeg, Middachten en Ellecom. Rechtsonder binnen de wildbaan 't Huys te Dieren met de kaatsbaan.
Syn Hoocheyts Wiltbaen tot Dieren,1648, Nicolaes van Geelkercken. Collectie Gelders Archief (1551.2149).

Warande

Het woord warande kom je hier in de omgeving vaker voor: de Stichtse lustwarande voor de buitenplaatsen rond de Utrechtse Heuvelrug of de studentenflat De Warande in Zeist. In de context van het kasteel gaat het vooral over konijnenwarandes of konijnenbergen. Konijnen werden ook vaak op een apart stuk land gehouden. Margaretha schrijft bijvoorbeeld in een strenge winter dat ze de konijnen op de berg bij moet voeren. We weten dat de Van Reedes eind achttiende eeuw ook een konijnenwarande in Rhenen hadden.

Binnen een hek vluchten vossen en hazen voor honden. Ze zijn omsingeld door mannen met speren.
Jacht binnen een omheining. Uit: Georgica curiosa : das ist: Umständlicher Bericht … von dem adelichen Land- und Feldleben, Wolf Helmhard von Hohberg, 1682. Collectie Heinrich Heine Universität Düsseldorf

Gerelateerde berichten

Man in een harnas op een paard

Frederik Willem en Frederik Hendrik in de Republiek

Author

Al vroeg in zijn leven krijgt Frederik Willem, de latere keurvorst van Brandenburg (1620-1688), met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te maken. Van 1634 tot 1637 studeert hij in Leiden. In deze periode is Frederik Hendrik stadhouder van Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. De Republiek, en met name Holland, floreert. Willem Frederik volgt in 1640 zijn vader op als keurvorst. Hij wacht dan niet met het doorvoeren van wijzigingen, maar maakt daar meteen werk van en laat zich daarbij inspireren door Frederik Hendrik.

Militair

Een geschilderd portret van een officier van al wat oudere leeftijd. Hij is tot taillehoogte, schuin naar rechts afgebeeld. Hij kijkt de kijker met een vriendelijke blik, recht aan. Hij heeft donker kortgeknipt haar, een brede snor met punten en een klein sikje. Hij draagt een harnas met bronskleurige decoratie. Daaroverheen draagt hij een platliggende kanten kraag. Hij draagt een ketting met daaraan een klein voorwerp dat misschien een medaillon is. De achtergrond is effen donker.
Frederik Hendrik van Oranje-Nassau. Collectie Kasteel Amerongen

De Republiek zit in de laatste fase van de 80-jarige oorlog. Onder Maurits en Frederik Hendrik had het Staatse leger zich hervormd tot een goed gedrild, efficiënt leger. In essentie bestond het Staatse leger uit allemaal kleine private ondernemingen. In tijd van oorlog en met goed leiderschap werkte dit wel, maar na de Vrede van Münster viel het leger uit elkaar.

Dat laatste wist Frederik Willem in 1640 nog niet. Als Keurvorst van Brandenburg bouwt hij een efficiënt leger op gebaseerd op de organisatie van het Staatse leger. Anders dan in de Republiek richt hij ook een staand leger op, een leger dat ook in tijden van vrede blijft bestaan. De beroepssoldaten blijven dan gewoon in dienst en gaan niet naar een ander leger om elders te vechten. Tot diep in de 17e eeuw bestonden de Europese legers vooral uit huurlingen. Eerst bestond het staande leger van de Keurvorst uit 6.000 soldaten en uiteindelijk waren het er wel 28.000.

Economisch

Een man met een vierkant hoofd met lange donkere krullen staat naar rechts gewend. Hij kijkt ons aan met donkere ogen, een rechts neus, een smalle snor en een kneveltje. Om zijn nek draagt hij een witte kanten sjaal. Daaronder een harnas met daaroverheen een blauwe sjerp. Hij heeft witte kanten manchetten.Links op de achtergrond een veldslag, rechts een gordijn. Hij leunt met zijn linker hand op zijn helm met witte veren.
Friedrich Wilhelm, Keurvorst van Brandenburg (1620-1688). Collectie Kasteel Amerongen.

Toen Frederik Hendrik in de Republiek aan de macht kwam, heerste er al een behoorlijke tijd een godsdienststrijd bij de protestanten: de remonstranten versus de contraremonstranten. Frederik Hendrik bleef redelijk neutraal in dat conflict. Hij had politiek een voorkeur voor de remonstranten, maar maakte toch de leer van de strengere contraremonstranten tot staatsgodsdienst. Hij wist daar bij wel meer ruimte voor andere godsdiensten te bedingen. De contraremonstranten stonden voor een sterke Staten Generaal en een sterke stadhouder. Hierdoor ontstond er een stabiel klimaat in de Republiek. Tegen de tijd dat Frederik Willem in Leiden kwam studeren, bloeide de economie van de Republiek. Frederik Willem zal de uitwassen daarvan, zoals de tulpenmanie van dichtbij meegemaakt hebben.

Huwelijkspolitiek

Frederik Hendrik en zijn echtgenote Amalia van Solms voerden ook een expansieve huwelijkspolitiek binnen Europa. Zo zorgde hij ervoor dat zijn zoon Prins Willem II in 1641 met trouwde met Mary Stuart I. De oudste dochter, Louise Henriette, bleek een goede partij voor de jonge keurvorst te zijn. In 1646 trouwden Frederik Willem I en Louise-Henriette van Oranje-Nassau. Tot op de dag van vandaag mogen hun nazaten zich dus ‘Prins van Oranje’ noemen. Iets waar zijn verre achterkleinzoon, de laatste keizer van Duitsland, Wilhelm II, ook nog prat op ging. Dochter Albertine Agnes trouwt met Willem Frederik van Nassau-Dietz. Van haar stammen de huidige Oranjes af.

In een interieur met grote pilaren en een doorkijkje naar een heuvelachtig landschap met een meer staan de grote keurvorst in een hermelijnen mantel en een glimmend harnas. In zijn rechter hand heeft hij een maarschalksstaf die op een tafeltje leunt waarop een kroon ligt. Naast hem staat een jonge bleke vrouw met donkere krullen. Ze draagt een zilveren jurk en een zwart bontje over haar schouder.
Keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg en zijn echtgenote Louise Henriette van Oranje Nassau, Pieter Nason, 1666. Collectie: Stiftung Preußische Schlösser und Gärten Berlin-Brandenburg.
ObjectInvalshoek
Portret van de Keurvorst boven de schouw in de grote zaal (HBB Grote Zaal Zuid-west no. 24)Persoonlijke relatie met Godard Adriaan en met de Republiek
Portret van de Keurvorst en zijn vrouw boven de schouwen in de Grote zaal
(HBB Grote Zaal West-Noord No. 39)
Persoonlijke relatie met Godard Adriaan en met de Republiek
Portret van Frederik Hendrik in de grote zaal naast de schouw van de Keurvorst
(HBB Grote zaal Zuid-west No. 23)
Frederik Hendrik als voorbeeld voor Frederik Willem, de keurvorst, die naast hem hangt.

Gerelateerde berichten

Twee cartouches met de portretten van Johan en Cornelis de Witt

De moord op de gebroeders De Witt

Author

Na de mislukte moordaanslag op Johan de Witt en de arrestatie van Cornelis de Witt bleef het nog erg onrustig in de Hollandse steden. De door pamfletten verspreide complottheorieën en oproepen om zich van de gebroeders te ontdoen, werden steeds extremer. Johan de Witt kon geen goed meer doen zoals in het volgende versje valt te lezen:

De Wit gewondt en weer gesont?

In hondert jaer geen droever maer.

Was hij gedoot,

’t lant had geen noot.

Naar de Gevangenpoort

Het was vroeg in de ochtend van 20 augustus dat het vonnis over Cornelis werd uitgesproken. Schuldig bevonden, maar waaraan werd niet vermeld. De cipier raadde hem aan zo snel mogelijk de Gevangenpoort te verlaten. Echter door zijn jicht en zijn verwondingen ten gevolge van de folteringen die hij een paar dagen eerder ondergaan had, kon hij nauwelijks meer lopen. Hij verzocht om zijn broer te laten komen om hem met een koets op te halen1dit is de versie van Luc Panhuysen. Toen Johan, te voet vooruitgesneld, bij de Gevangenpoort, die 200 meter van zijn huis lag, arriveerde, was het daar nog redelijk rustig.

Onrust

Maar al snel kwam er een mensenmassa op de been. Tichelaar was die ochtend vrij gelaten en had de boel zitten opstoken. Het gerucht deed de ronde dat Johan nu ook in de Gevangenpoort was. Wellicht hebben oranjegezinde regenten ook aan stemmingmakerij gedaan. De onvrede over Johan de Witt had zich in alle lagen van de bevolking genesteld.

Aanvankelijk ging het er nog gemoedelijk aan toe maar geleidelijk aan werd de stemming steeds grimmiger. Een steeds grotere schare mensen kwam op de been. Zij scandeerden:

De Prins boven!
De Witten onder!
Wie anders meent,
dien sla de donder!

Een plein met links achter de hoge statige gebouwen van het Binnenhof. Rechts een huis die tegen een poort aan staat. Links op het plein een verhoging van steen waar gras op groeit. Op de verhoging staat een galg. Op het plein twee ruiters, een koets en een elegant koppel.
De Plaats met het Binnenhof en de Gevangenpoort in Den Haag, Gerrit Adriaensz. Berckheyde, 1680-1690. Privécollectie, bron: Wikimedia. Het standpunt van de schilder is pal voor het huis van de Van Reedes aan de Kneuterdijk.

Schutterij

Ook een deel van de Haagse schutterij, Oranje-Blanje-Bleu, die op handen van prins was, had uit eigen beweging ‘de bescherming’ van de gebroeders ter hand genomen. Intussen was op initiatief van Hendrik Verhoeff, een zilversmid die gezworen had de gebroeders de Witt te vermoorden, de gehele schutterij, die grotendeels uit oranjegezinden bestond, op de been gebracht. Een kleine groep geradicaliseerde schutters dreigde de overhand te krijgen. De cavalerie onder leiding van de graaf van Tilly moest er soms aan te pas komen om ze op afstand te houden.

De Gecommitteerde Raden (uitvoerend orgaan van de Staten van Holland) hadden drie regimenten van de cavalerie eropaf gestuurd. Ze stuurden tevens een verzoek aan de prins van Oranje om militaire versterking en verzochten hem ook in persoon aanwezig te zijn om de gemoederen te sussen. Willem ging niet op het verzoek in. In de middag kreeg Tilly, het bevel van de voorzitter van de Gecommitteerde Raden, Van Boetzelaer, om de plek te verlaten omdat ze elders dringender nodig waren. Later bleek dat dit een vals alarm en een voorwendsel was. Tilly weigerde aan het mondeling bevel te voldoen, maar moest toch gehoorzamen toen hij een schriftelijk bevel had gekregen. Hij vertrok met de woorden: “Nu zijn de Witten dode lieden”.

Op het strand staat rechts de schutterij van Den Haag, zij zijn eigenlijk het hoofdthema van het schilderij. Verder staat het hele strand voor met notabelen en toegestroomde bevolking. Ergens in de mensenmassa staat een koets.
Het vertrek van Koningin Henrietta Maria van Scheveningen naar Engeland op 26 februari 1643, Henry Lesire, 1643-1654. Privécollectie, bron: Wikimedia. De schutterij van Den Haag, rechtsvoor, is eigenlijk het onderwerp van dit schilderij.

Confrontatie

In de namiddag drongen opgehitste, dronken schutters de Gevangenpoort binnen. Johan gedroeg zich heldhaftig en zei “Mannen, is het om mijn leven te doen? Schiet mij dadelijk onder de voet” maar Verhoeff hield de anderen tegen. De gebroeders moesten volgens hem voor het oog van de wereld sterven. De schutters sleurden Johan en Cornelis naar buiten. Cornelis, die natuurlijk slecht ter been was, struikelde en werd onder de voet gelopen. Met een geweerkolf werden hem de hersens ingeslagen. Johan werd op weg naar de galg door een marineofficier van achteren neergeschoten2dit is de versie van Luc Panhuysen. Hij was nog niet dood, wilde zich oprichten maar werd met de kolf van een musket neergeslagen.

Lynchpartij

Nu was de beer los. De meute maakte zich meester van de lichamen. Beide lichamen werden ondersteboven opgehangen om zo de val van de staatslieden te symboliseren, de wijs- en middelvinger van Johan werden afgesneden, daarmee had hij immers het Eeuwig Edict gezworen. Zijn tong moest afgesneden, want daarmee had hij dezelfde eed uitgesproken. Het werd een steeds wanstaltiger vertoning. Iemand had het hart van Johan uitgesneden en smeet dat steeds tegen zijn gezicht, normaal gesproken een handeling die de beul doet bij landverraders! Nadat een stel vleeshouwers de lichamen hadden opengesneden, zoals bij geslachte dieren gebeurt, gingen sommigen er zelfs toe over delen van de lichamen op te eten! Het werd een ware orgie!

Op de voorgrond staan de Johan en Cornelis de Witt temidden van het tumult, daarachter worden ze naar het Groene Zoodje gesleept en op het Groene Zoodje worden ze opgehangen. Overal is het vol mensen en is de schutterij te herkennen aan vaandels en speren. Daarnaast lopen er mensen met geweren, hakbijlen en zwaarden. Rechts wordt op mensen geschoten.
Grote plaat van de moord op de gebroeders De Witt, 1672, Romeyn de Hooghe, 1672. Collectie: Rijksmuseum. Het huis links achter aan De Plaats is het huis van de Van Reedes.

Oranje en de moord

Voor aanhangers van de prins was de moord op de gebroeders De Witt het zoveelste bewijs dat hoogmoed voor de val komt. Een belangrijk thema in de 17de eeuw dat veelvuldig wordt afgebeeld zoals bijvoorbeeld op ‘ons’ schilderij in de hal van Apollo en Marsyas!

Over de rol van Willem III bij de moord op de gebroeders De Witt zijn de meningen verdeeld. Wel is het zeker dat hij geen enkele poging gedaan heeft om de daders van de moord op te sporen. Integendeel, hij beloonde Tichelaar en Verhoeff vorstelijk. Vermoedelijk waren de krachten die hij ontketend had te groot geworden om nog tegen te houden en heeft hij gedacht: ‘het doel heiligt de middelen’. Hoe gruwelijk de middelen ook waren.

Gedenkwaardige dag

Twintig Augustus zou als een gedenkwaardige dag de geschiedenis in gaan. Op één en dezelfde dag werd het vonnis over Cornelis de Witt uitgesprokenGaspard Fagel als opvolger van Johan de Wit tot raadspensionaris van Holland benoemd én de gebroeders De Witt op gruwelijke wijze vermoord.

Gerelateerde berichten

Gevel van een verwoest huis

Verwoeste kastelen en buitenplaatsen

Author

n 1672 wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van drie kanten aangevallen en is ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’. De troepen van Lodewijk XIV en de bisschoppen van Münster en Keulen hebben veel vernield, maar benutten de kastelen en buitenplaatsen ook voor eigen gerief.

Brandschattingen

Veel eigenaren van kastelen en buitenplaatsen kregen van de Fransen een brandbrief. Het geld gebruikten de Fransen om de oorlog te financieren. We kennen natuurlijk het voorbeeld van Kasteel Amerongen, maar de Fransen konden je op vele manieren geld afhandig maken. Zo ging het ook bij Philibert van Tuyll van Serooskerken, heer van Wulven, en getrouwd met de zus van Godard Adriaan, genaamd Cornelia. Zij moesten zelfs 6000 gulden betalen. Toen Philibert dit weigerde, zond een intendant (een soort boekhouder) tien soldaten naar een van hun kastelen, vermoedelijk naar het bij Houten gelegen kasteel van Wulven. Daar aangekomen plunderden de hongerige soldaten de voorraadkast, helaas bleef het daar niet bij …. stel je voor….. ze eisten al je eten en dan gebeurt het volgende:

.….. en hoewel d’Heer van Wulven aan hen al ‘t geen verschafte dat zy begeerden zoo wierd Hy echter van hen mishandelt gelijk ook zijn Huysgenooten, die groote overlast mosten lijden.

Tekening van een kasteel in een brede gracht. Rechts een houten brug naar een eenvoudige, smalle poort. De muren rijzen op uit het water. Voor op de muur een duiventil, over de muur hangt het groen van het voorplein. Daarachter een hoog, statig huis, met midden voor een zeskantige toren, daarnaast op het zadeldak een hoge schoorsteen. Links naast het poortje een secreet dat over de gracht hangt, rechts het poortgebouw. Op de brug staan twee mannen.
Gezicht op kasteel Wulven, gezien vanuit het zuiden, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum

Nadat Philibert van Tuyll van Serooskerken zijn beklag had gedaan bij dezelfde Franse intendant, zond deze nog meer soldaten met de opdracht om de volledige inboedel van het kasteel te slopen. Zo staat het beschreven. Saillant detail is dat Philibert van Tuyll van Serooskerken al in 1661 was overleden en het vermoeden bestaat dat het hier eigenlijk over hun zoon Jeronimus van Tuyll van Serooskerken gaat. Maar sjwa!

Lotgevallen in Utrecht

Stichting Kastelen, Buitenplaatsen en Landgoederen (KBL) heeft een lijst samengesteld van de kastelen en buitenplaatsen die in 1672 zijn beschadigd, vernietigd, of anderszins een rol hebben gespeeld in deze Hollandse Oorlog. Dit schema is nog niet compleet. Voor dit verhaal heb ik alleen naar het gewest Utrecht gekeken. Hieronder volgt het overzicht van de 28 kastelen en buitenplaatsen die verwoest, ontmanteld of gebruikt zijn door de Fransen. Uiteraard, of eigenlijk helaas, staat Kasteel Amerongen ook in deze lijst.

Geïnteresseerd in hoe de andere kastelen en buitenplaatsen de bezetting door de Fransen hebben ondergaan? Ga voor meer informatie naar de site ‘Kastelen en Buitenplaatsen in het Rampjaar 1672‘. Onvoorstelbaar wat er allemaal vernietigd is. Gelukkig is er ook veel bewaard gebleven.

Gravure van een ruïne. Midden een poort van twee pilaren met een fronton. Daarachter een zwartgeblakerde muur van ruim een verdieping hoog en de gaten van ramen. Een deel van de toren staat nog wel maar is ook geruïneerd. Drie mannen met een hondje staan naar het kasteel te kijken, links voor in de schaduw zitten ook twee personen. Midden boven staat de tekst "t Huys te Niewen rode"
Ruïne van Nyenrode, Isaac Sorious, 1672 – 1676. Collectie Rijksmuseum

Tijdslijn van de brand in kasteel Amerongen

AasteinBreukelenIn 1673 grotendeels verwoest door de Fransen.
AbcoudeAbcoudeMet succes verdedigd tegen de Fransen, hoewel het dorp is platgebrand.
Nieuw AmelisweerdBunnikIn 1672 zwaar beschadigd.
Oud AmelisweerdBunnikGeheel door de Fransen verwoest.
AmerongenAmerongenEigendom van de diplomaat Godard Adriaan van Reede wiens brieven en die van zijn echtgenote Margareta Turnor een belangrijke bron van informatie zijn. Het kasteel is in 1673 in brand gestoken en zwaar beschadigd.
CromwijckMaarssenIn 1672 grotendeels verwoest. Kort daarna wordt een nieuw huis gebouwd.
DuurstedeWijk bij DuurstedeDoor slecht onderhoud was het kasteel in 1672 al in slechte staat en door de Fransen ongemoeid gelaten. Dit in tegenstelling tot de stad. De stenen van het kasteel werden gebruikt voor herstel van de stad.
GuntersteinBreukelenHier zetelde een luitenant van de Franse troepen. Bij vertrek is het kasteel in brand gestoken en geheel verwoest. In 1680 is op die plek een nieuwe buitenplaats gebouwd.
De HaarHaarzuilensZwaar beschadigd in 1672.
HarmelenWoerden/VleutenVerwoest in 1672.
KronenburgLoenenHoewel in 1672 het kasteel was versterkt met 200 soldaten, moesten zij zich door gebrek aan munitie en de overmacht van de vijand toch overgeven. Het kasteel werd door de Fransen bezet en deels ontmanteld.
LoenerslootLoenenDoor de Fransen ingenomen, maar niet vernield.
MontfoortMontfoortIn 1672 door de Fransen opgeblazen. Alleen de toegangspoort is bewaard gebleven.
NijenrodeBreukelenBevelhebber van het Franse leger La Fosse had zijn hoofdkwartier op Nijenrode. Bij vertrek is het kasteel verwoest.
OudaenBreukelenOudaen ontkwam aan verwoesting omdat de eigenaar Van der Burch katholiek was. Een Franse generaal nam hier zelf zijn intrek.
QueekhovenBreukelenDoor brand verwoest.
RijnhuizenNieuwegeinBezet door de Fransen en flink beschadigd.
RuwielBreukelenIn 1673 door de Fransen verwoest.
Te NesseLinschotenWel geplunderd, maar niet verwoest, mogelijk vanwege de trouw van de eigenaren aan de Katholieke kerk.
Te VlietLopikerkapelIn 1672 zwaar beschadigd.
Ter MeerMaarssenDoor de Fransen geplunderd, in brand gestoken en als ruïne achtergelaten.
VegtvlietBreukelenIn 1672 verwoest.
Vecht en DamBreukelenDe hofstede is in 1673 in vlammen opgegaan.
Veldenstein (Jaarsveld)LopikIn 1673 zwaar beschadigd en geplunderd.
VoortwijkBreukelenIn 1672 in vlammen opgegaan.
WoerdenWoerdenBezet en zwaar beschadigd door de Fransen. Hier vond de grote ‘slag bij Kruipin’ plaats.
ZuylenOud-ZuilenDoor goede contacten blijft Slot Zuylen in het rampjaar buiten schot.
ZuylesteinLeersumBewoond door Frederik van Nassau, die onder meer betrokken was bij de moord op de gebroeders De Witt. Zuylestein werd door de Fransen gespaard. Frederik van Nassau sneuvelde in de slag bij Kruipin (Woerden)
BronnenFeiten
Kastelen en Buitenplaatsen in het Rampjaar 1672 – sKBLOverzicht
Buitenplaatsen en het Rampjaar – sKBLWulven

Gerelateerde berichten

Brand in een dorp

Brandbrief of brulbrief?

Author

In de film Harry Potter krijgt Harry’s vriend Ron Wemel van zijn moeder een ‘brulbrief’. Een brulbrief is een brief met een donderpreek als inhoud. Deze brief wordt in de film heel ludiek uitgebeeld, doordat de brief al schreeuwend en hangend in de lucht achter de ontvanger aangaat wanneer hij de brief probeert te negeren. De afzender schreeuwt als het ware de tekst naar de ontvanger. De brulbrief uit Harry Potters film is vast afgeleid van de ‘brandbrief’ wat komt van het woord ‘brandschatting’. Even een en ander uitleggen?

Een brandschatting betekent letterlijk een ‘brandbelasting’. Dit middel zetten legers in oorlogstijd in als ze door een stad trokken. Ze eisten dan een vergoeding ofwel schatting van het stadsbestuur en als die daaraan niet voldeed zou de stad geplunderd en platgebrand worden. Het idee achter brandschatten is feitelijk niets anders dan afpersing onder dreiging van brandstichting. Vaak dreigden legeraanvoerders hiermee als ze te weinig soldij (militair salaris) voor hun troepen hadden. Of losgeslagen soldaten deden dit zelf als ze geen soldij hadden ontvangen om zo toch nog aan geld en voedsel te komen. De vroegste vermelding van de begrippen brandschatting of brandschatten in de Nederlandse taal komt uit de Middeleeuwen uit 1472. Ook in het Duits (brandschatzen) en Vlaams (brandscatten) is de term bekend.

Landschap met een weg, velden en bosjes en bomen. In de verte ligt een dorp met een kerk en diverse huizen. In het midden staat een huis in brand. De vlammen steken boven het dorp uit en oranje gekleurde rook stijgt omhoog.
Brand in een dorp, Barbara Regina Dietzsch (1677 – 1719), collectie Rijksmuseum

Verwant aan het begrip brandschatting is de term brandbrief. Hieronder wordt een brief verstaan waarin gedreigd wordt met brand of geweld als er niet betaald wordt. Feitelijk zijn brandbrieven aankondigingen van een brand. Tja en dan kom ik waar ik moet zijn: een brandbrief is dus afgeleid van het woord brandschatting.

Tijdslijn van de brand in het kasteel

Gerelateerde berichten

De mislukte moordaanslag op Johan de Witt

Author

In de aanloop naar de zomer van 1672 was het een chaos in de Republiek. Velen waren op de vlucht geslagen voor het aanstormende Franse leger en zochten hun heil in Holland. De gewone burgers zagen dit met angst en beven aan. Ze zochten een zondebok.

Regenten

Het feit dat de vluchtende regenten eerst hun spullen in veiligheid stelden en daarna zelf een veilig heenkomen zochten maakte het er niet beter op. Er ontstond een bittere haat jegens de staatsgezinde regenten, met name tegen de gebroeders De Witt. De predikanten zweepten vanaf de kansel het volk op. Een stroom aan pamfletten met complottheorieën ging rond (niks nieuws onder de zon, denk aan onze sociale media). De geruchtenmachine draaide op volle toeren.

Johan en Cornelis vliegen als duivels door de lucht. De prins staat bij de Hollandse Tuin waarin de Hollandse Maagd en de Hollandse Leeuw zich bevinden. Verder overal delen van de bevolking in rep en roer. Rechts de katholieke kerk van waaruit de paus en de Franse koning de gebeurtenissen overzien. Bovenin de voorstelling staat de titel van de prent in een cartouche aan weerszijden waarvan de verminkte lichamen van de gebroeders De Witt hangen.
Spotprent met Johan en Cornelis de Witt die als duivels door de lucht vliegen, 1672, Jacob de L’Ambre, 1672 – 1675. Collectie Rijksmuseum.

Geruchten

Zo werd Johan ervan beschuldigd expres de landmacht te hebben verwaarloosd om het de Fransen makkelijk te maken de Republiek te veroveren. Anderen gingen zelfs nog verder. Johan de Witt zou God en vaderland hebben verkwanseld aan de Fransen om te voorkomen dat de prins aan de macht zou komen. Ook zou hij enorme hoeveelheden geld uit de wisselbanken gestolen hebben en naar een bank in Venetië hebben overgemaakt om zijn eigen kas te spekken en de prins de voet dwars te zetten.

De haatcampagne sleepte mensen uit allerlei lagen van de bevolking mee. Johan de Witt bleef zichzelf: koelbloedig en vastberaden. Hij sprak de Staten van Holland toe en zei dat zij het goede voorbeeld moesten geven. Het was niet de vijand “maar wijzelf door wie wij worden verslagen en als de regenten geen kordaatheid tonen en als wij hierin geen verandering brengen, is er geen hoop op remedie”. Mooi gezegd, maar het mocht niet baten. 

Brede straat met wat hoge bomen. Het eerste huis links is twee verdiepingen hoog en meer dan tien ramen breed. Daarachter een huis met een fronton, daarvoor staat een koets. Verderop staat op de straat een pomp. Op straat lopen mensen en er staat een koets. De bomen staan vol in blad.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.

De aanslag

Op 21 juni 1672 liep Johan de Witt ’s avonds laat van het Binnenhof naar zijn huis aan de Kneuterdijk. Vier jongemannen, waaronder Pieter en Jacob de Graef, twee zoons van rechter Jacob de Graef, wachtten hem op bij het Groene Zoodje. Ze wisten dat hij de kortste route naar huis zou nemen en dus daarlangs zou komen. De aanval verraste de raadspensionaris volkomen. De degens raakten hem in zijn nek en ribben. Hij was ernstig, maar niet dodelijk gewond. Met behulp van zijn knecht wist hij zijn huis te bereiken.

Ondanks zijn verwondingen en de inzettende koorts schreef Johan de Witt zelf brieven aan zijn broer Cornelis en aan de Staten van Holland. Aan zijn broer beschreef hij nauwkeurig hoe de aanslag in zijn werk was gegaan en welke verwondingen hij had opgelopen. De Staten van Holland deelde hij mee dat hij voorlopig zijn werk niet kon doen. Johan zou anderhalve maand nodig hebben om weer enigszins te herstellen.

De daders

In het donker vechten mannen voor een muur. Onder de prent staat “Ian de Wit uyt de publique affaires na huys gaende, werd aengeranst en gequetst van Iacob de Graef en dry van syne compagnie.
De mislukte moordaanslag op Johan de Witt, fragment uit: Witten Wonder Spiegel, Romeyn de Hooghe, 1675. Collectie Rijksmuseum.

De identiteit van de overvallers werd spoedig achterhaald. Een van hen, Jacob de Graef, kon opgepakt worden. Hij legde een volledige bekentenis af. Het kwam erop neer dat hij de kerk had willen verdedigen. Meer hadden de predikanten niet nodig. Ze verhieven hem tot martelaar. Dat hij Jacob heette was ook wel handig. Er werden vergelijkingen gemaakt met Jakob en zijn nachtelijke worsteling met God.

Het Hof van Holland berechtte Johan de Graef. Het vonnis werd onverwachts snel al na een week uitgesproken: verraad aan het hoogste gezag, dat betekende de doodstraf. Er moest een voorbeeld gesteld worden. Op 29 juni werd Jacob op het Groene Zoodje, niet ver van waar hij de aanslag gepleegd had, onthoofd. Het was een bloederige bedoening. De beul moest twee keer met zijn zwaard zwaaien voordat het raak was. Al snel verscheen er een pamflet met als titel ‘De worsteling Jacobs’, geschreven door de predikant Simon Simonides. De strekking was dat God zelf had ingegrepen en het zwaard van de beul had tegen gehouden! 

De haatcampagne tegen de gebroeders De Witt was nu op volle stoom gekomen.

Gerelateerde berichten

Mannen bieden Lodewijk XIV sleutels aan

De ‘sleuteldragers’ van Utrecht

Author

Utrecht had eigenlijk geen keuze, ze moest zich wel overgeven aan de Fransen. Er waren nauwelijks weerbare mannen in de stad en prins Willem III had alle kogels en munitie meegenomen.

Verraad

Toch nam buurgewest Holland het Utrecht zeer kwalijk dat ze zich hadden overgegeven. Zij beschouwde de capitulatie van Utrecht als verraad. Vooral de haast waarmee de stad zich had overgegeven, zette kwaad bloed. Het was volgens de Hollandse regenten tekenend voor de verraderlijkheid van de Stichtse regenten. Zij noemden de Utrechters minachtend ‘sleuteldragers’ (‘sleutelbrengers’ zou passender geweest zijn!). Zij hadden de stadssleutels en daarmee de stad op een presenteerblaadje aan de Fransen aangeboden.

Op de voorgrond Lodewijk XIV op een schimmel voor hem knielen drie regenten met de sleutel op een kussen. Om hen heen soldaten en burgers te paard. Op de achtergrond de plattegrond van de std Utrecht met daar omheen verschillende compagniën die optrekken richting de stad.
De overgave van de stad Utrecht aan de Franse legers op 24 juni 1672, Hondt II, Lambert de (1645 – 1708). Collectie Centraal Museum, Utrecht; aankoop met steun van het Mondriaanfonds en het K.F. Hein Fonds 2018 © Centraal Museum, Utrecht / Ernst Moritz 2018

Holland-Utrecht

Door de overgave van Utrecht lag de weg naar Amsterdam open voor het Franse leger. Een van de Utrechtse regenten beschreef hoe hij in Amsterdam werd uitgescholden:

seggende, wij een partije verraders ende Regenten van Utrecht waren ende dat men ons behoorde doot te smijten

De oude animositeit tussen Holland en het Sticht had weer de kop op gestoken. In tal van pamfletten kwam Utrecht er niet goed van af, zo kon met bijvoorbeeld lezen:

Utrecht is al over lange tijden geweest een broeinest van veilige (veile) en quaataerdige Lichtmissen, slampampers en schrapers – de goede uytgezondert – gewoon op de kerkelijke en geestelijke goederen een dronken, wellustigh en vadzig leven te leyden…

De vroedschap verweerde zich in december 1672 met een Deductie1Verdediging. Deze werd pas na het vertrek van de Fransen openbaar gemaakt.

Gerelateerde berichten

Mensen knielen voor Lodewijk XIV

Utrecht vraagt ‘sauvegarde’

Author

Op 19 (Dreiskämper) of 20 (Panhuysen) juni stuurden de Utrechtse Staten Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, neef en pleegzoon van Godard Adriaan, met twee anderen naar het Franse hof om een ‘sauvegarde‘ aan te vragen voor de hele provincie.Utrecht was bang voor brandstichting en plundering door de Franse troepen. Zo’n sauvegarde zou voorkomen dat de Fransen de stad Utrecht stormenderhand in zouden nemen.

In een ruimte staan verschillende chique geklede mannen met getailleerde lange jassen, daaronder waarschijnlijk een kniebroek en kousen. Ze dragen allemaal pruiken. De zonnekoning draagt een bruin/oker/goudkleurig pak en een hoed. Hij heeft een blauwe sjerp op met daaraan een kruis. Hij heeft zijn linker hand in zijn zij en in zijn rechter hand een rapier dat hij op de schouder van één van de voor hem geknielde mannen legt. Achter hem staan een paar mannen, waarvan één met papieren in de hand. Achter de geknielde mannen staan een paar mannen in groepjes te converseren. Op de achtergrond de rijk gedecoreerde kamer en een statiebed.
Een bezoek aan de Zonnekoning gaat gepaard met zeer veel etiquette. Institution de l’ordre militaire de Saint-Louis, 10 mai 1695, François Marot © Château de Versailles, Dist. RMN / © Christophe Fouin

Welland en de anderen kregen alleen Lodewijks oorlogsminister Louvois te spreken. De aangevraagde ‘sauvegarde’ kon alleen gegeven worden aan dorpen en hofsteden en dus niet aan Utrecht als provincie. Ze moesten weer terug om een nieuwe opdracht te halen. Maar thuis aangekomen bleek dat de stad zich al had overgegeven.

BronnenFeiten
Dreiskämper, Petra (1998). Redeloos, radeloos, reddeloos. De geschiedenis van het rampjaar 1672. Hilversum: Verlorenh4 p. 43, 19 juni 1672, Utrecht vraagt een sauvegarde aan
Lammer, Merle (2021). ‘Och, ons liefve vaderlant is wel in een seer droefvige staet’. De Hollandse Oorlog in de Republiek (1672-1674) door de ogen van tijdgenoten. Leiden: Scriptie militaire geschiedenis.p. 34, sauvegarde voor de hele provincie
Panuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.p. 159, 20 juni Utrecht vraagt sauvegarde aan, Welland, sauvegarde geweigerd, kan alleen aan dorpen en hofsteden gegeven worden.

Gerelateerde berichten

Het wapen van Utrecht boven de ingang van de statenkamer

Willem III en de verdediging van de stad Utrecht

Author

Nadat het Franse leger op 12 juni 1672 bij Lobith de grens was overgestoken, stootte het door, de Betuwe in. Het Staatse leger trok zich terug richting de stad Utrecht. Ze sloegen op 14 juni in de buurt van de stad hun kampementen op.

In een stad gaan mensen elkaar te lijf. Meubilair wordt in de gracht gegooid, een gevel wordt om ver getrokken.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum

Willem III

Prins Willem III aarzelde of de stad verdedigd moest worden. Enerzijds was het opgeven van de IJssellinie al erg genoeg geweest en was het zijn plicht de bevolking te beschermen. Anderzijds moest hij de beslissing van de Staten Generaal afwachten. De prins noch de Utrechtenaren wisten dat de Staten Generaal al onderzoek hadden laten doen naar de verdedigbaarheid van de stad Utrecht. De conclusie was dat de stad onverdedigbaar was.

Ontvangst?

In de stad Utrecht was het al enige tijd onrustig. De bevolking, onder andere de vrouwen van de mannen die gemobiliseerd waren, had de macht en de stadssleutels. Bij elk van de vier poorten van de stad hielden ze de wacht. Toen de prins op 15 juni toestemming vroeg tot toegang voor hem en zijn mannen durfde de bevolking de poort niet open te doen. Ze waren bang dat de gedemoraliseerde, hongerige en onderbetaalde soldaten aan het plunderen zouden slaan, zoals dat in Rhenen en Amerongen gebeurd was. Willem III was zwaar beledigd. De volgende dag mocht de prins, na enig overleg, toch de stad in, maar dan wel alleen. De bevolking juichde hem uitzinnig toe.

Op een plein staat een gebouw met twee verdiepingen een zadeldak, vier schoorstenen en een rijk versierde toegangsdeur. Daaraan vast een kleiner gebouw met een trapgevel. Het plein is verder omsloten door muren. In de hoek bij de deur staat een wachthuisje met daarnaast een man (soldaat?). Op het plein loopt een man met een stok over zijn schouder en een man met een zak op zijn rug.
Gezicht op de voorgevel van de Statenkamer en de zijgevel van het Ridderschapshuis aan het Janskerkhof te Utrecht, L.P. Serrurier, 1724. Collectie Het Utrechts Archief.

De Staten Generaal

Willem III deed erg zijn best de Staten Generaal en de Staten van Utrecht tot elkaar te brengen. Zij waren namelijk niet overtuigd van elkaars goede bedoelingen. De Staten van Utrecht ontvingen de prins op 16 juni. Toen kreeg hij van de vroedschap te horen dat ze de stad tot het uiterste zouden verdedigen. Willem III beloofde dat het leger de volgende dag de stad in zou trekken. Inmiddels hadden de Staten Generaal echter een geheime resolutie aangenomen, waarin zij in principe hadden besloten het Staatse leger terug te trekken tot achter de Hollandse Waterlinie.

Laatste poging

De volgende dag zette Utrecht de poorten wagenwijd open om het leger binnen te halen. Maar Willem kwam alleen, zonder zijn leger. Hij stelde als voorwaarde om de stad te verdedigen dat de vier voorsteden zouden worden afgebrand, om zo een beter schootsveld te creëren. Utrecht weigerde dat, zoals te verwachten viel. Immers in die voorsteden woonde 15 tot 20% van de bevolking. Willem III liet daarop het besluit van de Staten Generaal zien dat ze de stad niet zouden verdedigen. Het Staatse leger zou zich terugtrekken tot achter de Hollandse Waterlinie ten westen van de stad. Het besluit was unaniem genomen, inclusief de stem van de afgevaardigde namens Utrecht, Everard van Weede, heer van Dijkveld!

Gravure van een heer met een bol gezicht en een bos krullen tot ver over zijn schouders. Hij draagt een wit kanten bef en daaronder een harnas. Onder het portret staat: "Mr/ Everard van Weede heer van Dijkveld, extraordinaris Ambassadeur in Groot Britanje enz."
Portret van Everard van Weede, Jacob Houbraken, naar Aert Schouman, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum

Gerelateerde berichten

Getekende soldaten

De vesting Naarden smadelijk verlaten

Author

Naarden was in 1672 als vestingstad zwaar verouderd, Amsterdam had vernieuwing lange tijd tegen gehouden, mede door rivaliteit tussen de steden. Nu de vijand dichterbij kwam was Naarden voor Amsterdam als voorpost echter opeens een belangrijk verdedigingswerk. De Staten Generaal gaven pas begin 1672 ruimte om aan de verdediging te werken. Dit was helaas te laat. Naarden was een ‘open stad’ en dat zagen de Fransen ook.

Een kaart van een min of meer rechthoekige vestingstad met bastions op de hoeken en de lange zijden. Aan de bovenkant van de kaart liggen tuinen, aan de rechterkant weilanden en aan de linkerkant wilde grond. Aan de onderkant een kanaal dat uitkomt in de stadsgracht en waar de Haven is volgens de legenda.
Kaart van Naarden, M.Z. Boxhoorn, 1632. Collectie: Noord-Hollands Archief.

Vlucht

Zo gebeurde het dat de soldaten die de vesting zouden moeten verdedigen, wegvluchtten richting Amsterdam. Ze hadden gehoord dat de burgemeesters de stad uit gevlucht waren, omdat ze deze als onverdedigbaar beschouwden. De verbaasde Fransen, die pas een week eerder de Republiek waren binnengevallen, konden zo op 20 juni zonder slag of stoot de stad overnemen.

Naar Muiden

De Fransen hebben nog enige tijd de soldaten van de Staten achtervolgd tot vlak bij Muiden. Dit leverde voor Amsterdam een gevaarlijke situatie op, omdat de Fransen nu wel heel dicht bij de stad kwamen. De Fransen echter talmden te lang. Ze waren vooral bezig met het nemen van gevangenen, omdat deze geld zouden kunnen opbrengen. Met de gevangenen keerden ze terug naar Naarden.

De vestingstad Naarden, op slechts 20 kilometer voor Amsterdam, werd in juni 1672 door Franse troepen bezet. Maar verder kwam het Franse leger niet. Omdat de zeedijk van de Zuiderzee ten noorden van Naarden was doorgestoken, hield het water hen tegen. Naarden werd in september 1673 op de Fransen heroverd. Mogelijk is dit de reden dat Van der Meulen het schilderij niet voltooide. Van de Franse militairen, die een inspectietocht uitvoeren in de omgeving van de vesting, bracht hij alleen de contour aan. Op de achtergrond is Naarden met daarachter de Zuiderzee te zien.
De troepen van Lodewijk XIV voor Naarden, 20 juli 1672, Adam Frans van der Meulen, 1672-1690. Collectie Rijksmuseum.

Johan Maurits van Nassau-Siegen

Nog diezelfde dag arriveerde de veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau-Siegen in Muiden. Hij ging al gauw aan de slag ging met het laten versterken van stad en kasteel. De vesting Naarden, strategisch gelegen aan de Zuiderzee en nog geen dertig kilometer verwijderd van Amsterdam, was voor de Fransen.

Gerelateerde berichten