Toch nam buurgewest Holland het Utrecht zeer kwalijk dat ze zich hadden overgegeven. Zij beschouwde de capitulatie van Utrecht als verraad. Vooral de haast waarmee de stad zich had overgegeven, zette kwaad bloed. Het was volgens de Hollandse regenten tekenend voor de verraderlijkheid van de Stichtse regenten. Zij noemden de Utrechters minachtend ‘sleuteldragers’ (‘sleutelbrengers’ zou passender geweest zijn!). Zij hadden de stadssleutels en daarmee de stad op een presenteerblaadje aan de Fransen aangeboden.
Door de overgave van Utrecht lag de weg naar Amsterdam open voor het Franse leger. Een van de Utrechtse regenten beschreef hoe hij in Amsterdam werd uitgescholden:
seggende, wij een partije verraders ende Regenten van Utrecht waren ende dat men ons behoorde doot te smijten
De oude animositeit tussen Holland en het Sticht had weer de kop op gestoken. In tal van pamfletten kwam Utrecht er niet goed van af, zo kon met bijvoorbeeld lezen:
Utrecht is al over lange tijden geweest een broeinest van veilige (veile) en quaataerdige Lichtmissen, slampampers en schrapers – de goede uytgezondert – gewoon op de kerkelijke en geestelijke goederen een dronken, wellustigh en vadzig leven te leyden…
De vroedschap verweerde zich in december 1672 met een Deductie1Verdediging. Deze werd pas na het vertrek van de Fransen openbaar gemaakt.
Nadat het Franse leger op 12 juni 1672 bij Lobith de grens was overgestoken, stootte het door, de Betuwe in. Het Staatse leger trok zich terug richting de stad Utrecht. Ze sloegen op 14 juni in de buurt van de stad hun kampementen op.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum
Willem III
Prins Willem III aarzelde of de stad verdedigd moest worden. Enerzijds was het opgeven van de IJssellinie al erg genoeg geweest en was het zijn plicht de bevolking te beschermen. Anderzijds moest hij de beslissing van de Staten Generaal afwachten. De prins noch de Utrechtenaren wisten dat de Staten Generaal al onderzoek hadden laten doen naar de verdedigbaarheid van de stad Utrecht. De conclusie was dat de stad onverdedigbaar was.
Ontvangst?
In de stad Utrecht was het al enige tijd onrustig. De bevolking, onder andere de vrouwen van de mannen die gemobiliseerd waren, had de macht en de stadssleutels. Bij elk van de vier poorten van de stad hielden ze de wacht. Toen de prins op 15 juni toestemming vroeg tot toegang voor hem en zijn mannen durfde de bevolking de poort niet open te doen. Ze waren bang dat de gedemoraliseerde, hongerige en onderbetaalde soldaten aan het plunderen zouden slaan, zoals dat in Rhenen en Amerongen gebeurd was. Willem III was zwaar beledigd. De volgende dag mocht de prins, na enig overleg, toch de stad in, maar dan wel alleen. De bevolking juichde hem uitzinnig toe.
Gezicht op de voorgevel van de Statenkamer en de zijgevel van het Ridderschapshuis aan het Janskerkhof te Utrecht, L.P. Serrurier, 1724. Collectie Het Utrechts Archief.
De Staten Generaal
Willem III deed erg zijn best de Staten Generaal en de Staten van Utrecht tot elkaar te brengen. Zij waren namelijk niet overtuigd van elkaars goede bedoelingen. De Staten van Utrecht ontvingen de prins op 16 juni. Toen kreeg hij van de vroedschap te horen dat ze de stad tot het uiterste zouden verdedigen. Willem III beloofde dat het leger de volgende dag de stad in zou trekken. Inmiddels hadden de Staten Generaal echter een geheime resolutie aangenomen, waarin zij in principe hadden besloten het Staatse leger terug te trekken tot achter de Hollandse Waterlinie.
Laatste poging
De volgende dag zette Utrecht de poorten wagenwijd open om het leger binnen te halen. Maar Willem kwam alleen, zonder zijn leger. Hij stelde als voorwaarde om de stad te verdedigen dat de vier voorsteden zouden worden afgebrand, om zo een beter schootsveld te creëren. Utrecht weigerde dat, zoals te verwachten viel. Immers in die voorsteden woonde 15 tot 20% van de bevolking. Willem III liet daarop het besluit van de Staten Generaal zien dat ze de stad niet zouden verdedigen. Het Staatse leger zou zich terugtrekken tot achter de Hollandse Waterlinie ten westen van de stad. Het besluit was unaniem genomen, inclusief de stem van de afgevaardigde namens Utrecht, Everard van Weede, heer van Dijkveld!
Portret van Everard van Weede, Jacob Houbraken, naar Aert Schouman, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum
Op 18 juni stuurden de Staten van Utrecht koeriers naar het Franse leger om vrijgeleide te vragen voor afgezanten. Een paar dagen later werden er drie afgezanten, waaronder Godard van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, naar Lodewijk XIV gestuurd om een ‘sauvegarde ‘ te vragen. Hij weigert een sauvegarde af te geven. Toen de afgezanten weer in Utrecht terug waren, merkten ze tot hun verrassing dat de stad zich al had overgegeven.
Onaangekondigd bezoek
Wat was er gebeurd? Een paar dagen voor hun terugkeer, op 23 juni, had een Franse eenheid onder leiding van Markies de Rochefort ineens voor de Wittevrouwenpoort gestaan en om toelating gevraagd. De burgemeesters Lambert van Velthuysen en Nicolaas Hamel waren door het vroedschap eropuit gestuurd om poolshoogte te nemen. Ze waren zo geïmponeerd dat ze zonder dat ze van het vroedschap mandaat hadden gekregen, de poorten hadden geopend. Even later was De Rochefort daarop onaangekondigd in de vroedschapsvergadering verschenen. Het vroedschapslid Peter Both van der Eem had zijn Oranje sjerp maar snel onder zijn rok verborgen! De Rochefort had om de sleutels van twee van de stadspoorten gevraagd. Hij kreeg ze allemaal. Utrecht was gevallen!
Profiel van de stad Utrecht uit het westen gezien, van de Catharijnepoort tot en met de Bijlhouwerstoren. H. Saftleven, 1669. Collectie: Het Utrechts Archief.
Utrechtse voorwaarden
Maar Welland en zijn medeafgezanten stelden, alsof er niets gebeurd was, een lijst op met capitulatievoorwaarden en vertrokken weer naar het Franse hoofdkwartier. Ze hadden een lijst van tien punten gemaakt waaraan de Franse koning moest voldoen. Lodewijk ging met acht van de tien voorwaarden akkoord.
Op 25 juni waren ze terug met de capitulatievoorwaarden. De meeste eisen van de Utrechters waren ingewilligd. In ruil voor de eed van trouw aan de Franse koning zouden religie, privileges en de regering gehandhaafd blijven. Een andere belangrijke eis van de Fransen was dat de rooms-katholieken geloofsvrijheid zouden krijgen. Het verdrag werd op 26 juni getekend.
Gezicht op de toren De Hond op de stadswal van Utrecht, Herman Saftleven, 1619 – 1685. Collectie Rijksmuseum.
h4, p. 43. Volgens Dreikämper gingen op 19 juni koeriers naar de Fransen. De twee burgemeesters overhandigen De Rochefort de stadssleutels bij de stadspoorten.
Panuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.
p. 159 Volgens Panhuysen vroeg De Rochefort in de vergadering de stadssleutels van twee van de stadspoorten en kreeg ze allemaal overhandigd. Geen vermelding van toelating De Rocheford bij stadspoort. Welland c.s. gaan terug naar Franse hoofdkwartier t.b.v. capitulatievoorwaarden op 25 juni. Panhuysen heeft het vaak over ‘een paar dagen eerder ‘. Het lijkt alsof de data dan niet helemaal kloppen.
Bruin, R. E. de, ’t Hart, P. D., van den Hoven van Genderen, A. J., Pietersma, A., & Struick, J. E. A. L. (2003). Een paradijs vol weelde. Geschiedenis van de stad Utrecht. Utrecht: Matrijs.
p. 291 Volgens Faber en Rommes op 18 juni koeriers. De Rochefort voor Wittevrouwenpoort, twee burgemeesters laten hem binnen, zonder mandaat. Hij kreeg sleutels in vroedschapsvergadering. Ik heb voor deze versie gekozen vanwege de autoriteit van R.E. de Bruin op het gebied van de geschiedenis van Utrecht.
De Republiek had onder leiding van Johan de Witt voor een sterke zeemacht gekozen ten koste van de landmacht. Veel steden hadden hun verdedigingswerken sterk verwaarloosd, zo ook de stad Utrecht. De laatste verbetering dateerde uit 1629-1630. De verdedigingswallen waren veranderd in boomgaarden en ’tuinen van plezier’ en er stonden schuurtjes en andere bouwseltjes op. Dat maakte dat er geen vrij schootsveld meer was.
Panorama van de stad Utrecht uit het noordwesten gezien, met links de Bemuurde Weerd en rechts de nog jonge bomen langs de stadsuitleg van 1667, Pier Maria Baldi, 1669. Collectie: Het Utrechts Archief. Als je goed naar de afbeelding kijkt, dan zie je dat de stadsmuur niet zichtbaar is. De molens staan waarschijnlijk op de stadsmuur, er zit al behoorlijk wat bebouwing buiten de stadsmuur.
Onhaalbare plannen
Vanaf februari 1672 waren er verschillende plannen besproken ter verdediging van de stad maar het ene was te duur, voor het andere was te laat en ga zo maar door. Uiteindelijk werden er alleen wat cosmetische operaties uitgevoerd. De stad, zo concludeerde de Staten Generaal, was onverdedigbaar geworden. Zij hadden begin juni een delegatie naar de stad Utrecht gestuurd, die aan de Staten Generaal terug rapporteerden dat de stad onverdedigbaar was en dat het de Utrechters ontbrak aan krijgslust. De communicatie tussen de Staten Generaal en de Staten van Utrecht liep slecht, waardoor twijfel over en weer over elkaars bedoelingen ontstond. Was de Staten Generaal überhaupt wel gericht op verdedigen? Was Utrecht bij voorbaat al van plan te capituleren?
De stadswal tussen de Catharijnepoort en het Mariabolwerk, achter de muur links bevindt zich het Duitse Huis, Herman Saftleven, 1660-1670. Collectie: Het Utrechts Archief.
Utrechtse troepen
De vraag was ook wié de stad moest verdedigen. De door Utrecht betaalde Staatse troepen stonden onder bevel van de Staten Generaal en de net aangestelde kapitein-generaal prins Willem III. Die konden niet exclusief voor de eigen verdediging ingezet worden. Bovendien had de stad 700 schutters en grote hoeveelheden munitie en ander krijgsmateriaal naar het oosten gezonden ter ondersteuning van het leger. Met angst en beven werden dan ook de berichten gevolgd over de aanstormende troepen van het Franse leger.
De stand Utrecht vanuit het westen gezien, P. van der Keere (prent) naar P. Bast (tekening), 1603-1604. Collectie: Het Utrechts Archief. Hier is de stadsmuur nog duidelijk te zien. Voor de Catharijnepoort is al wel bebouwing buiten de stadsmuur ontstaan. Helemaal links de Bemuurde Weerd, met een muur en een poort.
De Hollandse waterlinie lag in 1672 aan de westkant van de provincie Utrecht en een deel van de provincie werd geïnundeerd. De provincie had dus wel de lasten, maar niet de lusten. Ook in 1629 was er al gedoe over een waterlinie in Utrecht.
Het jaar 1629 is vooral bekend vanwege de inname van Den Bosch door Frederik Hendrik. Deze inname werd voorafgegaan door een belegering van een paar maanden. De Spanjaarden wilden Frederik Hendrik ertoe bewegen deze belegering op te geven. Hun tactiek was er voor te zorgen dat de troepen van de prins elders nodig waren. En dus trok het leger van de Spaansgezinde Hendrik van den Bergh met steun van de keizerlijke troepen van Montecuccoli over de Veluwe richting Utrecht en Holland.
De IJssellinie en…
Toen in Utrecht het bericht kwam dat er vijandelijke troepen de IJssel over waren gestoken en op de Veluwe waren, brak er paniek uit bij de regenten. In allerijl werd de Utrechtse burgemeester Van Weede (de vader van Van Weede Dijkveld die in het Rampjaar een rol speelt) naar Den Bosch gestuurd om met de prins, die ook stadhouder van Utrecht was, te overleggen.
Het verzoek van Utrecht was om van Rhenen via Veenendaal, Leusden en Amersfoort naar Bunschoten een waterlinie aan te mogen leggen, die heel Utrecht zou beschermen. Het antwoord was dat er geen tijd meer was om die Grebbelinie aan te leggen. Frederik Hendrik had nog een oude wens: de Utrechtse linie, die van Vreeswijk tot Muiden langs de Vaartsche Rijn en de Vecht liep.
De waterlinies in Utrecht: blauw links de Oude Hollandse waterlinie van 1672, groen midden de Nieuwe Hollandse waterlinie (vanaf 1815, die in Utrecht en Noord-Holland ongeveer de Utrechtse linie volgt) en rechts in het blauw de Grebbelinie. Bron: Cultuur Historische Atlas Utrecht.
De schouders eronder
Utrecht was teleurgesteld, maar probeerde met man en macht het plan van Frederik Hendrik te realiseren. Utrechtse burgers, maar ook werklieden uit Holland, die hun eigen schep mee moesten nemen, werkten aan de verdedigingswerken. Montecucculi trok vrijwel zonder tegenstand Amersfoort binnen, veroverde Woudenberg en en stak zeker honderd huizen bij Veenendaal in brand. Hij liep vast op de Utrechtse linie en na betaling van 1000 gulden trok hij zich helemaal terug.
Heibel
Al met al leek het voor de stad Utrecht en het westen van de provincie met een sisser af te lopen. Toch liet het gebeurde wel zijn sporen na, vooral in de verhoudingen binnen de provincie. De Staten Generaal wilden niet meebetalen aan de werkzaamheden aan de Utrechtse linie, dat moesten de Staten van Utrecht maar doen. Zij peinsden er echter niet over om de verdedigingswerken van de stad Utrecht te financieren. De stad en de provincie hadden ook de stad Amersfoort laten vallen en waren alleen met hun eigen verdediging bezig geweest. Daarnaast liepen de gemoederen tussen Utrecht, Holland en de Staten Generaal hoog op.
Gezicht over de Vaartsche Rijn te Utrecht uit het zuidwesten vanaf de Rijndijk aan de westzijde met rechts de Paltrok-houtzager Van Aken / De Eenhoorn. Op de achtergrond (midden) de toren van de Nicolaïkerk en de huizen Rotsenburg, Rotsoord en Rotswijk, geheel links de Domtoren, Jan de Beijer, 1737-1739. Collectie: Het Utrechts Archief.
Verder lezen
Mens, P.F.M. (1970). Utrecht in bange dagen. In: Jaarboek Oud Utrecht, pp. 32-51 (over de Utrechtse politiek en de inval via de Veluwe)
Blijdestijn, Ronald (2015). Tastbare Tijd 2.0. Amsterdam: Stokerkade Cultuurhistorische Uitgeverij. Hoofdstuk Millitair erfgoed. (Over de waterlinies in Utrecht)
De Vereniging Oud-Utrecht maakte een podcast over de expositie die het Utrechts Archief organiseert over het rampjaar. Arjan den Boer spreekt met Floortje Tuinstra van het archief, onder andere over het innovatieve project over de transcripties van de brieven van Margaretha Turnor.