De klerk Monck had een brief van de Hertog van Luxemburg, gericht aan Godard Adriaan, richting Hamburg gezonden. Maar Margaretha twijfelt of de brief wel aan zal komen. Er wordt namelijk gezegd dat de Fransen de gewone post aan banden willen leggen; ze willen zelf toezien op het postverkeer.

Brieffragment over de brief van de Hertog van Luxemburg.

[de laeste post op hamburch beantwoort,] seedert
is Een brief de vanden hartooch van lutsenburchde1Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville den
teegenwoordige komandeur van wttrecht aen uhE
door de klerck monck gesonde, waervan de kopije
hier neffens gaen, vermidts so geseijt wort de
franse de ordinaerisse2Ordinaris: gewoon poste niet meer wille
laeten gaen maer selfs poste wille legge, vrees
de ick deese mochte vermist worde, en oordeelle
de selfve ons ontrent de bewuste Ackte in toekoo
=mende soude konne diene, heb ick goetgedocht
uhEd alleen de kopije daer van toe te sende en
de prinsipaelle bijde voorgaende brief vande state
van wttrecht te bewaere, [dewijlle hij schrijft]

Wat stond er in de brief van de Hertog van Luxemburg? Dat wordt niet helemaal duidelijk uit de brief van Margaretha. Maar omdat Margaretha spreekt van een ‘bewuste Ackte [die ons] in toekoomende soude konne diene’, is het zeer goed mogelijk dat Luxemburg hiermee gelast de uit de provincie Utrecht gevluchte inwoners terug te keren. In ieder geval is evident dat Margaretha waarde aan de brief hecht; ze besluit haar man een kopie van het schrijven van Luxemburg te sturen.

Krantenbericht over vertrek van Godard Adriaan naar Hamburg.
Artikel uit de Amsterdamse Courant van 13 augustus 1672, met daarin de tekst die Margaretha over reis van haar man heeft laten plaatsen. Zou ze het erop volgende stukje verslaggeving ook geschreven hebben? Bron: Delpher

Voor de zekerheid heeft de vrouwe van Amerongen in de krant laten zetten op welke dag zij en Godard Adriaan uit Den Haag waren vertrokken en wanneer Godard Adriaan richting Bremen was gereisd. Zo kon de Hertog van Luxemburg zien dat zijn brief pas na het vertrek van Godard Adriaan was aangekomen en hij de brief dus niet had kunnen lezen. Toch vreest Margaretha voor Luxemburgs ‘quaet [kwaad] en onrechtmaetich deseijn [plan]’, ze had van Welland en Van der Does vernomen hoe het er in de provincie Utrecht aan toe ging.

Op de voorgrond woelige baren met een pier en daarachter Harlingen. Een schip loopt net de haven binnen.
Haven van Harlingen van de Zuiderzee te zien. M.D.D. de Jong, ca. 1780, Collectie Zuiderzeemuseum Enkhuizen
Brieffragment over de kranten

[van wttrecht te bewaere,] dewijlle hij schrijft
wt de gasettees3gazettes: kranten gesien te hebbe Etc heb ick inde
korante4courant: krant laeten sette den dach waneer wij wt den
haech sijn gegaen en ock deselfe dat uhEd van hier
is tseijl gegaen5te zeil gaan: uitvaren, op dat hij daer wt kan sien
sijn brief naer uhEd vertreck Eerst hier kan
sijn gekoomen, hoewel ick vreese het niet sal helpe
en sij met haer quaet6kwaad en onrecht maetich de=
=seijn7Dessein: plan, doel Evewel sulle voort gaen, so ick wt onse
twee vriende die hier geweest sijn gelijck wt
mijne laest sult sien, [heb verstaen, dieselfve]

Overigens zijn Welland en Van der Does weer naar Utrecht vertrokken, maar niet met de intentie daar lang te blijven.

Een exorbitant bedrag

Ook de intendant van Utrecht, Louis Robert (die overigens door Margaretha in deze brief niet bij naam genoemd wordt), verschijnt in deze brief op het toneel. De intendant had een vergadering van de Staten van Utrecht bij elkaar geroepen. Voor het onderhoud en de betaling van de militie eiste hij een exorbitant bedrag van maar liefst 4000 gulden per dag. Margaretha vraagt zich af hoe Utrecht dit bedrag moet ophoesten.

Brieffragment over de eisen van de intendant

ick hoore en wort voorseecker geseijt dat den inten=
=dant die tot wttrech voorleedene saterdach naer
de Middach de state had doen vergaederen
aldaer ter vergaderin vande selfve heeft geEijss
4000f daechs tot betaeline en onderhout van
haer meelijsie8militie, waer op hem soude geantwoort
sijn sulcks onmoogelijck te weesen de wijlle alles
bedurfven was so soude hij noch op 4000f daechs
gekoome sijn, hoe sij dat noch sulle op brenge sal te
besien staen, [den Advokaet de raet soude hier seer]

Voorstelling van het feestelijk uitgeleide uit de stad na zijn driedaags bezoek aan Amsterdam van 12-15 augustus 1672. Links de schutterij met daarachter de muren van de stad waar kanonnen afgeschoten worden. Een hele stoet met paarden verlaat de stad, langs de kant staan mensen te kijken.
Gedenck-teecken hoedanich Zyn Hoogheyt de Hr. Prins van Oranje en Nassou etc. als Stadt-houder door de Hr. Burgermeesteren, Cavallery, en manhafte schutters der stadt Amsterdam aldaer, den 12 Augusty 1672 ingehaelt, en den 15 dito uytgeleyt is. Fragment uit gravure van Romeijn de Hooghe (1672). Collectie Stadsarchief Amsterdam

De Prins en de Ruwaard

In Amsterdam is de Prins van Oranje door de ruiterij en de schutterij met grote vreugde ontvangen. Ondertussen zat Cornelis de Witt, de Ruwaard van Putten, achter slot en grendel in de Gevangenpoort. Margaretha schrijft dat, zo werd gezegd, hij vanuit zijn cel zicht heeft op De Plaats. Ze zegt het er niet expliciet bij, maar hij kijkt uit op hun Haagse huis, op de hoek van de Plaats en de Kneuterdijk.

Een druk kruispunt met links een ruiter te paard, verschillende groepjes wandelende mensen en een koets met vier paarden waar een hond naast rent. Rechtdoor een straat met hoge, voorname huizen en een rij bomen. In de verte staat een pomp. Voor het eerste huis links staat een koets met twee paarden.
Gezicht op de Kneuterdijk te Den Haag, Adolf van der Laan, naar Daniël Marot (II), in of na 1717. Collectie Rijksmuseum. Het huis links is het huis van de Van Reedes.
  • 1
    Hertog van Luxemburg, François Henri de Montmorency Bouteville
  • 2
    Ordinaris: gewoon
  • 3
    gazettes: kranten
  • 4
    courant: krant
  • 5
    te zeil gaan: uitvaren
  • 6
    kwaad
  • 7
    Dessein: plan, doel
  • 8
    militie,