Verdieping

Zwartwitfoto van een bruidspaar

Ebenbürtig en morganatisch

Author

Dat adel op stand moet trouwen, is al eeuwen bekend. Sweder Schele schrijft tussen 1598 en 1635 een Huiskroniek en hij verwoord het duidelijk en poëtisch:

gelick sogt sick, gelick findet sick – vogell van eenen federen fligen gern tezamen

Ofwel: gelijk zoekt zich, gelijk vindt zich – vogels met dezelfde veren vliegen graag samen. En ook Goert legt het in zijn testament zijn zonen op: als zij niet met gelijken trouwen, dan vervalt wat hun toebedeeld is in de erfenis.

Een prent in grijs-bruin tinten van vier personen van de zijkant gezien die voor een rijtuig staan. De toeschouwer kijkt door een boog in een muur naar het tafereel. De deur van het rijtuig staat open. De hoge wielen, voor en achter, zijn slechts gedeeltelijk te zien. Links is nog net de koetsier op de bok te zien die het tafereel met een schuin gehouden hoofd geïnteresseerd gadeslaat. Rechts, voor het rijtuig staat een dame met een pruik met krullend haar en een soort hoed daarop. Ze draagt een japon tot op de grond met daaroverheen een soort jas met korte mouwen die aan de zijkant omhoog gehouden wordt zodat het in twee delen naar beneden valt. Ze houdt haar linkerhand omhoog. In haar rechterhand houdt ze een dichtgeklapte waaier waarmee ze naar de trede van het rijtuig lijkt te wijzen. De man die voor haar staat en haar aankijkt, houdt haar linkerhand vast. Hij is gekleed in een jas tot over de knie, die vanaf de taille in plooien valt. Daaronder witte kousen en platte schoenen. Hij draagt een pruik met het haar in een staartje. Er is achter hem nog een gedeelte van een sabel te zien. Hij kijkt de vrouw aan. Achter hem staat een man die hetzelfde gekleed is en zijn hoed in de hand heeft. Tussen het rijtuig en de drie personen staat nog een man die slechts gedeeltelijk te zien is. Boven de koets is een stuk lucht met wolken te zien.
Huwelijk uit hoogmoed. Fragment uit: Zes voorstellingen met oorzaken en gevolgen van het huwelijk, Daniel Nikolaus Chodowiecki, 1788. Collectie Rijksmuseum

Formele adel

Wat in de Republiek de ‘juiste stand’ is en wat precies ‘gelijken’ zijn, is voor ons 21e-eeuwers soms best lastig te doorgronden. We hadden geen formele adel, want we hadden geen koningshuis dat mensen tot adel kon verheffen. Waarschijnlijk mede daardoor was er geen wetgeving (landelijk of provinciaal) die regels rondom adel vastlegde. Regels waren er wel voor toetreding tot bijvoorbeeld de Ridderschap of de Duitse Orde. Maar dat waren lang niet altijd regels die alleen over adellijkheid gingen. Toch wist iedereen wie wel en wie niet echt adellijk was.

Ebenbürtigkeit

In Duitsland was dat anders. Daar bestond voor de hoge adel, die ook grond had en waar ze recht konden spreken, de Standesherren wetgeving. Dat gold dus niet voor de Rijkstitels zonder land, maar alleen voor de graven en hertogen van een gebied. Het juridische verhaal is hier niet zo interessant, maar wel het woord dat daarvoor gebruikt wordt: Ebenbürtigkeit. Een ebenbürtig huwelijk is een huwelijk dat op stand is. Formeel bestond het ooit ook voor de lagere adel, maar dat werd in 1854 afgeschaft.

Hoe een adellijk huis handelt in het geval van een niet ebenbürtig huwelijk, legt de familie vast in een eigen Hausgesetz. Deze huiswetten worden dan weer door de chef van familie gehandhaafd. Het gaat dan bijvoorbeeld over de erfpositie van iemand die niet ebenbürtig getrouwd is, zowel wat betreft de positie in de familie als wat betreft roerende en onroerende goederen. Puur juridisch bestaat Ebenbürtigkeit dus niet in Nederland, maar de term wordt soms wel gebruikt om gelijkheid (of ongelijkheid) bij een huwelijk te duiden.

Een zwart-wit bordesfoto van een grote groep van ca. 50 mensen.met op de achtergrond een bakstenen gebouw met links twee hoge, in kleine ruitjes verdeelde ramen met witte sponningen. Het rechterraam is voor de helft te zien. In het midden twee zwarte deuren, wit omlijst en links daarvan een zelfde soort raam als aan de rechterkant maar minder duidelijk. Links en rechts van de groep staan twee hoge planten. Oleanders? De planten staat voor standbeelden die maar gedeeltelijk te zien zijn. Vooraan de groep staan voor het bordes twee kleine meisjes. Het grotere meisje draagt een wit jurkje tot op haar knie en afgezakte, witte kniekousen. In haar haar heeft ze een witte haarband met een strik aan de linkerkant. Ze draagt zwarte lakschoentjes met een bandje. Ze houdt de hand vast van een kleiner meisje in een zwarte korte broek en een zwart jasje erboven met grote witte knopen (of jongetje?). Eveneens met afgezakte witte kniekousjes en zwarte lakschoentjes met een bandje en een witte haarband met strik links. Op de onderste tree staat iets rechts van het midden een bruidspaar. De bruid heeft een witte jurk tot op de enkels en een witte kanten muts op. Aan haar linkerkant staat de bruidegom in een Duits uniform met tressen en een rij medailles op de borst. Hij is blootshoofds, heeft kortgeknipt, donker haar en houdt iets in zijn linkerhand dat slecht te zien is. Naast hem staat nog voor het bordes een andere man in een soortgelijk uniform, eveneens met veel medailles op zijn rechterborst met daaronder verschillende soorten kruizen, twee naast elkaar en twee boven elkaar. Hij heeft lichtgekleurd haar in een soort kuif naar links een grote snor met de punten naar boven wijzend. Eveneens op de onderste tree maar dan aan de linkerkant staat een jongetje van ca 9 jaar oud met kort, blond haar en een zwarte, korte broek en een zwart jasje erop met daaronder een wit overhemd en eroverheen een witte kraag. Rechts naast hem, een tree hoger staat een groter meisje, wellicht ca. 12 jaar oud in een wit jurkje, witte kousen, witte schoenen en een wit mutsje. Over haar rechterschouder hangt een dunne vlecht. Rechts naast haar, een tree hoger staat een dame in een lichtgekleurde japon en met een grote hoed op. Zij staat ongeveer in het midden van de foto. Zij wordt geflankeerd door vier heren, drie links van haar en een rechts, in een donker pak met witte overhemden en zwarte dassen. De mensen die achter genoemde personen staan zijn slechts gedeeltelijk te zien, soms alleen een hoofd, soms met hoofd en schouders. De dames dragen allemaal een hoed waarvan de meeste donker van kleur zijn. Hun kleding is overwegend licht van kleur. De heren zijn blootshoofds en hebben meestal snorren en/of baarden. Een heer draagt een opvallend lange, witte baard.
Het huwelijk van Sigurd von Ilsemann en Elisabeth van Aldenburg Bentinck op 5 oktober 1920. Collectie Kasteel Amerongen.

Morganatisch huwelijk

Een man die met een vrouw trouwt uit een hogere stand, kan nooit tot die stand gaan behoren en behoort niet tot haar familie, dit is het geval bij het huwelijk tussen Elisabeth van Aldenburg-Bentinck en Sigurd von Ilsemann. Als een vrouw omhoog trouwt, noem je dat een morganatisch huwelijk. Het huwelijke wordt wel erkend, maar ze trouwt formeel niet in in de familie van de man en hun kinderen kunnen geen aanspraak maken op rechten binnen de familie. Het is aan de chef van de familie om te bepalen of zo’n niet-ebenbürtig huwelijk ook morganatisch is of niet en welke gevolgen het heeft voor de erfpositie van de man.

De praktijk

De familie Van Aldenburg Bentinck had ook een Hausgesetz, waarvan in een archief in Berlijn nog een gedrukt exemplaar ligt. De zoons van Aldenburg Bentinck, ‘onze’ Godard en zijn broers, gedroegen zich lang niet allemaal volgens de regels van de familie. De oudste broer, Henry, trouwt in 1874 met Henriette McKerrell. Zij is weliswaar van adel, maar van lagere adel. In het Hausgesetz stond dat als één van de zoons met een dame van lagere adel trouwde, haar beide ouders tot families zouden moeten behoren die al tweehonderd jaar adellijk waren. Dat was bij Henriëtte niet het geval. Al in 1864 was Henry zijn vader opgevolgd als Heer van Middachten. Voor zijn huwelijk doet hij afstand van zijn rechten als eerstgeborene en van zijn rechten op Middachten. Hierdoor wordt de tweede zoon, Willem, Heer van Middachten en hoofd van het grafelijk huis Van Aldenburg Bentinck.

De andere broers trouwden allemaal keurig op stand. Willem trouwt met Maria Cornelia van Heeckeren van Wassenaar (1877). Charles trouwt met zijn nicht Helene zu Waldeck und Pyrmont (1878) en Godard met Louise van Bylandt (1884). In 1885 gaat het toch mis: Charles en Helene scheiden. Voor Charles zijn de consequenties groot, want hij raakt zijn erfdeel kwijt. Dit gaat hierdoor helemaal naar onze Godard. Charles en zijn dochter Marie trekken na de scheiding in bij zijn moeder op Middachten. Pas in 1901 zal hij op Zuylenstein gaan wonen.

Wettelijk einde

Sinds 1949 zijn in het Duitse recht alle mensen gelijk en vrij om te trouwen met wie ze willen. In het wetboek komt adel niet meer voor en dus ook Ebenbürtigkeit niet. Er zijn nog wel adellijke families met een Hausgesetz waarin Ebenbürtigkeit een rol speelt, bijvoorbeeld bij de familie Hohenzollern. Daar heeft de chef van de familie nog steeds een stem bij morganatische huwelijken.

Hoewel ebenbürtig en morganatisch geen formele termen meer zijn, worden ze nog wel gebruikt en zo nu en dan hoor je ze ook nog in de Nederlandse context. Dan is het toch fijn als je ongeveer weet waar het over gaat.

Gerelateerde berichten

Vier schetsen van wandelaars

Wandelaars, de eerste toeristen

Author

Het bezoeken van kastelen als toerist vinden we nu heel normaal, maar dit was gedurende het grootste deel van het bestaan van die kastelen niet zo! Ook het museum is een relatief ‘nieuwe’ uitvinding. In Nederland is Willem V de eerste die zijn privécollectie schilderijen aan het publiek laat zien. Hij bouwt speciaal hiervoor in 1774 de Galerij Prins Willem V. Het eerste echte museum dat in Nederland open gaat is het Teylersmuseum in Haarlem in 1784. Het woord museum komt overigens van van het Griekse woord mouseion, een plaats gewijd aan de muzen.

Foto van een grote zaal waarvan een lange en een korte zijde te zien zijn. De wanden zijn tweeën gedeeld. Aan het onderste gedeelte, dat ongeveer tweederde beslaat, hangen heel veel schilderijen, onder, boven en naast elkaar, de gehele wand bedekkend. Daarboven buigt de wand licht naar binnen. Er zijn gedeeltelijk grote ramen te zien, waardoor licht naar binnen komt. De onder- en bovenwand zijn verdeeld door een brede lijst. De schilderijen hebben uiteenlopende onderwerpen, portretten, landschappen etc. De meeste zijn rechthoekig liggend, een enkele staand. Bijna allemaal hebben een rijk gedecoreerde lijst. Onder de schilderijen zijn lage brede kasten met daarin twee rijen met brede banden, wellicht van prenten. Links voorin de ruimte staat een rechthoekige tafel met een eenvoudig, donker kleed met daarop een object dat vierkant en licht van kleur is. Om de tafel staan drie eenvoudige stoelen. Ernaast, meer naar achteren, staat een rechthoekig, massief blok, licht van kleur. De zijkanten zijn gedecoreerd. Erop een donker gekleurd blad. Daarnaast, meer naar achteren staat een tafel met een eenvoudig kleed eroverheen en vier stoelen ernaast.
Interieur van de uit 1838 daterende, eerste schilderijenzaal, Goedeljee, Johannes, 1895. Beeldcollectie van de gemeente Haarlem

Lopen, ofwel wandelen is natuurlijk zo oud als de weg naar Rome, maar het was vooral een manier om van A naar B te komen. Eind achttiende eeuw komt daar het recreatief wandelen bij. Jean Jacques Rousseau geeft daarbij onze Westerse wereld een zetje. In zijn roman Julie ou le nouvelle Heloïse (1761) beschrijft Rousseau de geheime tuin van Julie en haar man in Zwitserland en dit doet hij zo betoverend, dat het wandelen in de bergen een mode wordt. Ook schrijft Rousseau aan het eind van zijn leven Les Rêveries du promeneur solitaire, een boek waarin hij tien wandelingen beschrijft.

Nederlandse wandelaars

Ook in Nederland krijgt wandelen een toeristisch tintje. Bekend is bijvoorbeeld het dagboek van Jacob van Lennep uit 1823. Kasteelmusea zijn er dan nog lang niet. Maar het was niet vreemd om, als je aan het wandelen was, bij een kasteel aan te bellen en te vragen of je mocht rondkijken. Dit gebeurde ook op Amerongen. Verschillende wandelaars gaven hun wandelverslag uit in boekvorm en in sommige van die boeken uit de 19e eeuw wordt Kasteel Amerongen beschreven. Het leuke is dat in die gidsen soms heel uitgebreide beschrijvingen staan van wat de wandelaars dan zien. Interessant is dat deze vertellingen gaan over een periode waarover we verder weinig weten. Soms leidt dit ook tot verwarring, omdat ze lang niet altijd volledig zijn in hun beschrijvingen.

Tekening van een heuvelachtig landschap met twee grote boerderijen. Op een pad, middenvoor, lopen twee heren. Langs het pad liggen stenen en staan kleine lariksbomen. Verderop het pad, richting de boerderij, lopen een moeder en een kind.
Fotoreproductie van een tekening of prent van een gezicht op een landschap met wandelende personen, L. Schmidt, 1860 – 1885. Collectie Rijksmuseum.

Kasteel Amerongen in wandelboeken

Er zijn twee verslagen vóór 1844 geschreven. Er is het boek van J.B. Christemeyer dat dateert van 1843 en C.P.E. Robidé van der Aa schrijft over wandelingen tussen 1841 en 1846. Toch weten we dat hij voor 1844 in Amerongen moet zijn geweest, want na die tijd was het kasteel gesloten voor bezoek, getuige dit verslag uit 1884 van Ds. Craandijk:

… in 1844 verviel het aan de erfgename van den negenden graaf van Athlone, lady Elisabeth van Reede Ginkel, gehuwd met mr. Frederik Villiers, die in Engeland haar’ zetel had. Ook hier werd misbruik gemaakt van de vergunning om het kasteel te bezigtigen en het werd onverbiddelijk voor iedereen gesloten. Men wist wel, dat er veel merkwaardigs werd bewaard, maar voor niemand ging de hooge deur open.

Jacobus Craandijk, Wandelingen door Nederland met Pen en Potlood deel 7, pag. 120

De wandelboeken van Robidé van der Aa en Craandijk (hele serie) zijn terug te vinden in de bibliotheek van het kasteel.

De komende periode zal ik een paar aspecten die de wandelaars meenemen in hun boeken in verschillende artikelen delen. Zoals met de gobelins kan dit, soms wat verwarrend, meer inzicht geven in de geschiedenis, het gebruik en de plek van een object in huis.

Gerelateerde berichten

Man in een harnas op een paard

Frederik Willem en Frederik Hendrik in de Republiek

Author

Al vroeg in zijn leven krijgt Frederik Willem, de latere keurvorst van Brandenburg (1620-1688), met de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden te maken. Van 1634 tot 1637 studeert hij in Leiden. In deze periode is Frederik Hendrik stadhouder van Stadhouder van Holland, Zeeland, Utrecht, Gelderland en Overijssel. De Republiek, en met name Holland, floreert. Willem Frederik volgt in 1640 zijn vader op als keurvorst. Hij wacht dan niet met het doorvoeren van wijzigingen, maar maakt daar meteen werk van en laat zich daarbij inspireren door Frederik Hendrik.

Militair

Een geschilderd portret van een officier van al wat oudere leeftijd. Hij is tot taillehoogte, schuin naar rechts afgebeeld. Hij kijkt de kijker met een vriendelijke blik, recht aan. Hij heeft donker kortgeknipt haar, een brede snor met punten en een klein sikje. Hij draagt een harnas met bronskleurige decoratie. Daaroverheen draagt hij een platliggende kanten kraag. Hij draagt een ketting met daaraan een klein voorwerp dat misschien een medaillon is. De achtergrond is effen donker.
Frederik Hendrik van Oranje-Nassau. Collectie Kasteel Amerongen

De Republiek zit in de laatste fase van de 80-jarige oorlog. Onder Maurits en Frederik Hendrik had het Staatse leger zich hervormd tot een goed gedrild, efficiënt leger. In essentie bestond het Staatse leger uit allemaal kleine private ondernemingen. In tijd van oorlog en met goed leiderschap werkte dit wel, maar na de Vrede van Münster viel het leger uit elkaar.

Dat laatste wist Frederik Willem in 1640 nog niet. Als Keurvorst van Brandenburg bouwt hij een efficiënt leger op gebaseerd op de organisatie van het Staatse leger. Anders dan in de Republiek richt hij ook een staand leger op, een leger dat ook in tijden van vrede blijft bestaan. De beroepssoldaten blijven dan gewoon in dienst en gaan niet naar een ander leger om elders te vechten. Tot diep in de 17e eeuw bestonden de Europese legers vooral uit huurlingen. Eerst bestond het staande leger van de Keurvorst uit 6.000 soldaten en uiteindelijk waren het er wel 28.000.

Economisch

Een man met een vierkant hoofd met lange donkere krullen staat naar rechts gewend. Hij kijkt ons aan met donkere ogen, een rechts neus, een smalle snor en een kneveltje. Om zijn nek draagt hij een witte kanten sjaal. Daaronder een harnas met daaroverheen een blauwe sjerp. Hij heeft witte kanten manchetten.Links op de achtergrond een veldslag, rechts een gordijn. Hij leunt met zijn linker hand op zijn helm met witte veren.
Friedrich Wilhelm, Keurvorst van Brandenburg (1620-1688). Collectie Kasteel Amerongen.

Toen Frederik Hendrik in de Republiek aan de macht kwam, heerste er al een behoorlijke tijd een godsdienststrijd bij de protestanten: de remonstranten versus de contraremonstranten. Frederik Hendrik bleef redelijk neutraal in dat conflict. Hij had politiek een voorkeur voor de remonstranten, maar maakte toch de leer van de strengere contraremonstranten tot staatsgodsdienst. Hij wist daar bij wel meer ruimte voor andere godsdiensten te bedingen. De contraremonstranten stonden voor een sterke Staten Generaal en een sterke stadhouder. Hierdoor ontstond er een stabiel klimaat in de Republiek. Tegen de tijd dat Frederik Willem in Leiden kwam studeren, bloeide de economie van de Republiek. Frederik Willem zal de uitwassen daarvan, zoals de tulpenmanie van dichtbij meegemaakt hebben.

Huwelijkspolitiek

Frederik Hendrik en zijn echtgenote Amalia van Solms voerden ook een expansieve huwelijkspolitiek binnen Europa. Zo zorgde hij ervoor dat zijn zoon Prins Willem II in 1641 met trouwde met Mary Stuart I. De oudste dochter, Louise Henriette, bleek een goede partij voor de jonge keurvorst te zijn. In 1646 trouwden Frederik Willem I en Louise-Henriette van Oranje-Nassau. Tot op de dag van vandaag mogen hun nazaten zich dus ‘Prins van Oranje’ noemen. Iets waar zijn verre achterkleinzoon, de laatste keizer van Duitsland, Wilhelm II, ook nog prat op ging. Dochter Albertine Agnes trouwt met Willem Frederik van Nassau-Dietz. Van haar stammen de huidige Oranjes af.

In een interieur met grote pilaren en een doorkijkje naar een heuvelachtig landschap met een meer staan de grote keurvorst in een hermelijnen mantel en een glimmend harnas. In zijn rechter hand heeft hij een maarschalksstaf die op een tafeltje leunt waarop een kroon ligt. Naast hem staat een jonge bleke vrouw met donkere krullen. Ze draagt een zilveren jurk en een zwart bontje over haar schouder.
Keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg en zijn echtgenote Louise Henriette van Oranje Nassau, Pieter Nason, 1666. Collectie: Stiftung Preußische Schlösser und Gärten Berlin-Brandenburg.
ObjectInvalshoek
Portret van de Keurvorst boven de schouw in de grote zaal (HBB Grote Zaal Zuid-west no. 24)Persoonlijke relatie met Godard Adriaan en met de Republiek
Portret van de Keurvorst en zijn vrouw boven de schouwen in de Grote zaal
(HBB Grote Zaal West-Noord No. 39)
Persoonlijke relatie met Godard Adriaan en met de Republiek
Portret van Frederik Hendrik in de grote zaal naast de schouw van de Keurvorst
(HBB Grote zaal Zuid-west No. 23)
Frederik Hendrik als voorbeeld voor Frederik Willem, de keurvorst, die naast hem hangt.

Gerelateerde berichten

De mislukte moordaanslag op Johan de Witt

Author

In de aanloop naar de zomer van 1672 was het een chaos in de Republiek. Velen waren op de vlucht geslagen voor het aanstormende Franse leger en zochten hun heil in Holland. De gewone burgers zagen dit met angst en beven aan. Ze zochten een zondebok.

Regenten

Het feit dat de vluchtende regenten eerst hun spullen in veiligheid stelden en daarna zelf een veilig heenkomen zochten maakte het er niet beter op. Er ontstond een bittere haat jegens de staatsgezinde regenten, met name tegen de gebroeders De Witt. De predikanten zweepten vanaf de kansel het volk op. Een stroom aan pamfletten met complottheorieën ging rond (niks nieuws onder de zon, denk aan onze sociale media). De geruchtenmachine draaide op volle toeren.

Johan en Cornelis vliegen als duivels door de lucht. De prins staat bij de Hollandse Tuin waarin de Hollandse Maagd en de Hollandse Leeuw zich bevinden. Verder overal delen van de bevolking in rep en roer. Rechts de katholieke kerk van waaruit de paus en de Franse koning de gebeurtenissen overzien. Bovenin de voorstelling staat de titel van de prent in een cartouche aan weerszijden waarvan de verminkte lichamen van de gebroeders De Witt hangen.
Spotprent met Johan en Cornelis de Witt die als duivels door de lucht vliegen, 1672, Jacob de L’Ambre, 1672 – 1675. Collectie Rijksmuseum.

Geruchten

Zo werd Johan ervan beschuldigd expres de landmacht te hebben verwaarloosd om het de Fransen makkelijk te maken de Republiek te veroveren. Anderen gingen zelfs nog verder. Johan de Witt zou God en vaderland hebben verkwanseld aan de Fransen om te voorkomen dat de prins aan de macht zou komen. Ook zou hij enorme hoeveelheden geld uit de wisselbanken gestolen hebben en naar een bank in Venetië hebben overgemaakt om zijn eigen kas te spekken en de prins de voet dwars te zetten.

De haatcampagne sleepte mensen uit allerlei lagen van de bevolking mee. Johan de Witt bleef zichzelf: koelbloedig en vastberaden. Hij sprak de Staten van Holland toe en zei dat zij het goede voorbeeld moesten geven. Het was niet de vijand “maar wijzelf door wie wij worden verslagen en als de regenten geen kordaatheid tonen en als wij hierin geen verandering brengen, is er geen hoop op remedie”. Mooi gezegd, maar het mocht niet baten. 

Brede straat met wat hoge bomen. Het eerste huis links is twee verdiepingen hoog en meer dan tien ramen breed. Daarachter een huis met een fronton, daarvoor staat een koets. Verderop staat op de straat een pomp. Op straat lopen mensen en er staat een koets. De bomen staan vol in blad.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.

De aanslag

Op 21 juni 1672 liep Johan de Witt ’s avonds laat van het Binnenhof naar zijn huis aan de Kneuterdijk. Vier jongemannen, waaronder Pieter en Jacob de Graef, twee zoons van rechter Jacob de Graef, wachtten hem op bij het Groene Zoodje. Ze wisten dat hij de kortste route naar huis zou nemen en dus daarlangs zou komen. De aanval verraste de raadspensionaris volkomen. De degens raakten hem in zijn nek en ribben. Hij was ernstig, maar niet dodelijk gewond. Met behulp van zijn knecht wist hij zijn huis te bereiken.

Ondanks zijn verwondingen en de inzettende koorts schreef Johan de Witt zelf brieven aan zijn broer Cornelis en aan de Staten van Holland. Aan zijn broer beschreef hij nauwkeurig hoe de aanslag in zijn werk was gegaan en welke verwondingen hij had opgelopen. De Staten van Holland deelde hij mee dat hij voorlopig zijn werk niet kon doen. Johan zou anderhalve maand nodig hebben om weer enigszins te herstellen.

De daders

In het donker vechten mannen voor een muur. Onder de prent staat “Ian de Wit uyt de publique affaires na huys gaende, werd aengeranst en gequetst van Iacob de Graef en dry van syne compagnie.
De mislukte moordaanslag op Johan de Witt, fragment uit: Witten Wonder Spiegel, Romeyn de Hooghe, 1675. Collectie Rijksmuseum.

De identiteit van de overvallers werd spoedig achterhaald. Een van hen, Jacob de Graef, kon opgepakt worden. Hij legde een volledige bekentenis af. Het kwam erop neer dat hij de kerk had willen verdedigen. Meer hadden de predikanten niet nodig. Ze verhieven hem tot martelaar. Dat hij Jacob heette was ook wel handig. Er werden vergelijkingen gemaakt met Jakob en zijn nachtelijke worsteling met God.

Het Hof van Holland berechtte Johan de Graef. Het vonnis werd onverwachts snel al na een week uitgesproken: verraad aan het hoogste gezag, dat betekende de doodstraf. Er moest een voorbeeld gesteld worden. Op 29 juni werd Jacob op het Groene Zoodje, niet ver van waar hij de aanslag gepleegd had, onthoofd. Het was een bloederige bedoening. De beul moest twee keer met zijn zwaard zwaaien voordat het raak was. Al snel verscheen er een pamflet met als titel ‘De worsteling Jacobs’, geschreven door de predikant Simon Simonides. De strekking was dat God zelf had ingegrepen en het zwaard van de beul had tegen gehouden! 

De haatcampagne tegen de gebroeders De Witt was nu op volle stoom gekomen.

Gerelateerde berichten

Het wapen van Utrecht boven de ingang van de statenkamer

Willem III en de verdediging van de stad Utrecht

Author

Nadat het Franse leger op 12 juni 1672 bij Lobith de grens was overgestoken, stootte het door, de Betuwe in. Het Staatse leger trok zich terug richting de stad Utrecht. Ze sloegen op 14 juni in de buurt van de stad hun kampementen op.

In een stad gaan mensen elkaar te lijf. Meubilair wordt in de gracht gegooid, een gevel wordt om ver getrokken.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum

Willem III

Prins Willem III aarzelde of de stad verdedigd moest worden. Enerzijds was het opgeven van de IJssellinie al erg genoeg geweest en was het zijn plicht de bevolking te beschermen. Anderzijds moest hij de beslissing van de Staten Generaal afwachten. De prins noch de Utrechtenaren wisten dat de Staten Generaal al onderzoek hadden laten doen naar de verdedigbaarheid van de stad Utrecht. De conclusie was dat de stad onverdedigbaar was.

Ontvangst?

In de stad Utrecht was het al enige tijd onrustig. De bevolking, onder andere de vrouwen van de mannen die gemobiliseerd waren, had de macht en de stadssleutels. Bij elk van de vier poorten van de stad hielden ze de wacht. Toen de prins op 15 juni toestemming vroeg tot toegang voor hem en zijn mannen durfde de bevolking de poort niet open te doen. Ze waren bang dat de gedemoraliseerde, hongerige en onderbetaalde soldaten aan het plunderen zouden slaan, zoals dat in Rhenen en Amerongen gebeurd was. Willem III was zwaar beledigd. De volgende dag mocht de prins, na enig overleg, toch de stad in, maar dan wel alleen. De bevolking juichde hem uitzinnig toe.

Op een plein staat een gebouw met twee verdiepingen een zadeldak, vier schoorstenen en een rijk versierde toegangsdeur. Daaraan vast een kleiner gebouw met een trapgevel. Het plein is verder omsloten door muren. In de hoek bij de deur staat een wachthuisje met daarnaast een man (soldaat?). Op het plein loopt een man met een stok over zijn schouder en een man met een zak op zijn rug.
Gezicht op de voorgevel van de Statenkamer en de zijgevel van het Ridderschapshuis aan het Janskerkhof te Utrecht, L.P. Serrurier, 1724. Collectie Het Utrechts Archief.

De Staten Generaal

Willem III deed erg zijn best de Staten Generaal en de Staten van Utrecht tot elkaar te brengen. Zij waren namelijk niet overtuigd van elkaars goede bedoelingen. De Staten van Utrecht ontvingen de prins op 16 juni. Toen kreeg hij van de vroedschap te horen dat ze de stad tot het uiterste zouden verdedigen. Willem III beloofde dat het leger de volgende dag de stad in zou trekken. Inmiddels hadden de Staten Generaal echter een geheime resolutie aangenomen, waarin zij in principe hadden besloten het Staatse leger terug te trekken tot achter de Hollandse Waterlinie.

Laatste poging

De volgende dag zette Utrecht de poorten wagenwijd open om het leger binnen te halen. Maar Willem kwam alleen, zonder zijn leger. Hij stelde als voorwaarde om de stad te verdedigen dat de vier voorsteden zouden worden afgebrand, om zo een beter schootsveld te creëren. Utrecht weigerde dat, zoals te verwachten viel. Immers in die voorsteden woonde 15 tot 20% van de bevolking. Willem III liet daarop het besluit van de Staten Generaal zien dat ze de stad niet zouden verdedigen. Het Staatse leger zou zich terugtrekken tot achter de Hollandse Waterlinie ten westen van de stad. Het besluit was unaniem genomen, inclusief de stem van de afgevaardigde namens Utrecht, Everard van Weede, heer van Dijkveld!

Gravure van een heer met een bol gezicht en een bos krullen tot ver over zijn schouders. Hij draagt een wit kanten bef en daaronder een harnas. Onder het portret staat: "Mr/ Everard van Weede heer van Dijkveld, extraordinaris Ambassadeur in Groot Britanje enz."
Portret van Everard van Weede, Jacob Houbraken, naar Aert Schouman, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum

Gerelateerde berichten

Een oproer

Het volk grijpt in Utrecht de macht

Author

De val van de IJssellinie op 12 juni veroorzaakte oproer en paniek bij de bevolking van Utrecht. Velen probeerden met hun bezittingen de stad te verlaten en een veilig onderkomen te vinden in Holland, met name in Amsterdam. Het was een enorm gedrang bij de stadspoorten.

Vluchtelingen en vluchters

Het krioelde in de stad van de vluchtelingen uit de Betuwe en de Veluwe die met hun koeien, schapen en ganzen op de vlucht waren voor het Franse leger. De regenten en edelen probeerden zo snel mogelijk de stad uit te komen mét hun bezittingen. De grachten lagen vol met schepen die tot zinkens toe volgeladen waren. Er was geen doorkomen aan.

Opstand

In een stad gaan mensen elkaar te lijf. Meubilair wordt in de gracht gegooid, een gevel wordt om ver getrokken.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum

De lagere standen, zoals winkeliers, viswijven, edelsmeden, schoenlappers, waren woedend. Er ontstonden spontaan massale optochten en scheldmarsen. Het waren met name de vrouwen die van zich lieten horen. Hun mannen waren naar het front gestuurd om te vechten, terwijl de hoge heren het massaal op een vluchten zetten! Zelfs de burgerwacht sloot zich aan bij het verzet. Ook in andere steden was de bevolking de straat opgegaan. De mensen probeerden de snelle Franse opmars te doorgronden met allerlei samenzweringstheorieën (ook toen al!).

Burgerbewind

Volgens sommige historici pakte de burgerbevolking de stadssleutels af van de burgemeesters. Volgens andere historici bezette de burgerwacht het stadhuis en maakte zich meester van enkele toegangspoorten. In beide gevallen was het resultaat dat de burgers de stadspoorten konden bewaken en bepalen wie er in of uit mocht. De aanzienlijken die probeerden met zoveel mogelijk van hun spullen te stad te verlaten, moesten hun bezittingen inleveren, zelf mochten ze wel erdoor.

Van de vroedschap zouden slechts vijf van de veertig leden de stad verlaten. Al met al een gespannen en chaotische situatie, die vooral bij de stadspoorten goed te merken was. Sommige van de regenten zouden al snel weer naar de stad terugkeren waaronder Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland. Deze pleegzoon van Margaretha had haar midden in de nacht gewaarschuwd toen de Fransen de Rijn overgestoken waren. Hij zou nog een belangrijke rol vervullen bij de onderhandelingen met de Fransen.

In een stad met op de achtergrond een haven is een menigte aan het plunderen geslagen. Op de voorgrond jagen een vrouw en twee kinderen chique geklede mannen weg. Op de achtergrond wordt ene huis leeggeroofd.
Oproer te Enkhuizen, Jan Luyken, 1635. Collectie: Rijksmuseum.

Gerelateerde berichten

De stad Arnhem van over de Rijn

De verovering van Arnhem en Nijmegen

Author

Op 13 juni 1672 marcheerde het leger van Turenne naar Arnhem, stak de Nederrijn over met een pontonbrug en startte daar een belegering. Het Staatse leger was inmiddels van de IJssel naar Utrecht gevlucht en daardoor durfde Turenne een ultimatum te stellen. Als de stad zich niet over zou geven, zouden alle bewoners vermoord worden. Eerst zei men nog heldhaftig zich te zullen gaan verdedigen, maar toen men binnen de muur hoorde dat Willem III niet meer aan de IJssel lag, gaf men zich op 17 juni over.

Tekening van een oudere vrouw met een mutsje op en een eenvoudige kraag om. Ze zit op een rechte stoel, naast haar op de grond staat een kan. In haar handen een spoel en een haspel. Links boven staat een tekst.
Allegorie op de inname door Turenne van Arnhem, Willem van Nijmegen, 1672. Bron: RKD. ‘Willem van Nymegen heeft dit geteykent Ao 1672 den 10 / Junius den dagh daer na als hy de stadt van Arenem / heeft over sien geven, aen den hertogh van Touraine / dien ick den trompetter / van hem / heb voor de stadt op / hooren eisen. / Laat ons nu haspillen / willen wij niet: sij willen’

Ooggetuige

De ons welbekende Willem van Nijmegen was op dat moment in Arnhem en tekende een allegorie op de overgave. Het ‘laat ons haspelen’ betekent waarschijnlijk zoveel als ‘laat ons gewoon door gaan waar we mee bezig zijn’.

Knodsenburg

Een ander deel van het Franse leger was richting Nijmegen gegaan en kwam op 15 juni bij het fort Knodsenburg aan. De soldaten van de Knodsenburg weerden zich dapper. Op 16 juni was het echter zover en namen de Fransen Knodsenburg in, maar ze leden behoorlijke verliezen.

Nijmegen

De stad werd vervolgens beschoten vanaf het fort Knodsenburg en verschillende belangrijke gebouwen werden flink beschadigd. De situatie in de stad Nijmegen was anders dan in veel andere steden in de Republiek. De organisatie van het leger was redelijk in orde en er was voldoende oorlogsmaterieel. Het bolwerk ‘Nassau’ was echter slecht verdedigbaar en dat gold ook voor de grachten rondom de stad die nagenoeg droog stonden. De Fransen onder leiding van maarschalk Turenne hadden intussen een ingenieuze botenbrug over de Waal gefabriceerd. Na de Waal gepasseerd te hebben, benaderde men vanaf de linkerflank met 18.000 manschappen Nijmegen. De stad werd volledig omsingeld en men gaf zich op 9 juli over. Turenne zou later in zijn memoires de verdediging van Nijmegen roemen.

Dit stadsgezicht-in-vogelvluchtperspectief is in opdracht van het Nijmeegse stadsbestuur gemaakt. Misschien is het geïnspireerd op de vogelvluchtkaarten van Amsterdam en Utrecht uit de zestiende eeuw. Het schilderij geeft een zeer gedetailleerd overzicht van Nijmegen en de noordoever van de Waal met Fort Knotsenburg. Alle onderdelen zijn zeer nauwkeurig weergegeven door Feltman, een tekenaar en landmeter uit Kleef. Rondom de stad ligt de middeleeuwse stadsmuur die rond 1600 was versterkt met bastions. Het wonen in de stad beperkte zich in deze tijd nog tot de ommuurde binnenstad. In de rechterbovenhoek zijn in sierlijke medaillons de kerken van Hees, Neerbosch en Hatert te zien. Drie dorpen die in de zeventiende eeuw nog niet door de groeiende stad waren opgeslokt.
Vogelvluchtgezicht van Nijmegen, Hendrik Feltman. Collectie Valkhof Museum.
BronnenFeiten
Wikipedia (2022). Beleg van Nijmegen. Benaderd 16 maart 2022.Beleg van Nijmegen
Huis van de Nijmeegse geschiedenis (2015). Fort Knodsenburg. Benaderd 16 maart 2022.Beleg Arhnem en Knodsenburg
Mireille Mosler Ltd. (2020). Willem van Nimwegen (1636-1698). Op: London Artweek. Benaderd 16 maart 2022.Beleg Arnhem en allegorie

Gerelateerde berichten

Een gat in een dijk

Het laatste wapen

Author

Als laatste wapen tegen het oprukkende Franse leger grepen de Staten van Holland naar de waterlinie. In allerijl bracht een commissie eind mei 1672 in kaart hoe door inundatie Holland voor de vijand ontoegankelijk kon worden.

Schematische kaart van De Republiek, links boven Amsterdam, links onder Dordrecht. Rechts Utrecht en Gorinchem. In het midden is een groot blauw vlak dat van de Zuiderzee (tussen Muiden en Naarden) naar links afbuigt richting het Haarlemmermeer, dan smaller wordt tot Woerden. Tussen Woerden en Gouda is er een smal stuk dat dan weer breed wordt rondom de Lek. Het deel tussen de Waal en de Lek is heel breed tot Gorinchem waar het weer smaller wordt. Het onderste stuk ligt onder de Waal bij Gorinchem.
Oude Hollandse Waterlinie, Niels B. Bron: Wikimedia Commons

Het vullen van de inundatiegebieden

Op 8 juni werd begonnen met het openzetten van sluizen en het doorsteken van dijken. Dat was geen geringe opgave, omdat door de droge zomer het waterpeil laag was. Door de open sluizen van de Merwede, de Hollandse IJssel, de Lek en de Oude Rijn stroomden de drie zuidelijke inundatiegebieden vol. De twee noordelijke inundatiegebieden stroomden vol met het water uit de Vecht en de Amstel. Naast inundatie moesten ook op diverse plaatsen dijken verstevigd en militaire verdedigingswerken worden aangelegd.

Verzet

Lang niet iedereen zag de ernst van de situatie in. Vooral de boeren boden soms felle tegenstand. Ze wilden hun weilanden niet prijs geven aan het water. In de Lopikerwaard bijvoorbeeld probeerden ze met zeisen en hooivorken het graven van gaten in de dijk onmogelijk te maken. Overdag opengezette sluizen, werden ’s nachts weer door opstandige burgers gesloten. Het leger moest eraan te pas komen om de opstandelingen verdere sabotage te beletten.  Hardnekkige tegenstanders  konden zelfs op de doodstraf rekenen. In Gouda weigerde zelfs de plaatselijke overheid aanvankelijk de sluizen van de Hollandse IJssel open te zetten. Eerst na ingrijpen van de Staten gingen ze overstag.

Net op tijd

Door al deze tegenwerking en sabotage liep de inundatie flinke vertraging op. Dankzij het feit dat de Franse troepen weinig haast hadden om verder Holland in te trekken, was de waterlinie net op tijd gereed om de Franse opmars te stuiten.  

Tussen twee delen van de dijk zit een gat, het water tussen beide delen verbind twee stukken uitgebreid water. Op de dijk kijken aan beide kanten mensen naar het gat. In het gat varen bootjes die de resterende stukken dijk bekijken. Links op de dijk een paar huisjes, op de achtergrond een stad.
Dijkdoorbraak bij Amsterdam, Jan van Goyen, 1651. Collectie Rijksmuseum.

Gerelateerde berichten

Aquarel van Doesburg van over de IJssel

Doesburg en Zutphen

Author

Het Franse leger kon makkelijk oprukken nadat ze de Rijn overgestoken waren. Lodewijk en zijn broer Filips, de hertog van Orléans, trokken vanuit Lobith via de Achterhoek richting de IJssellinie. Op 17 juni komt Lodewijk bij Doesburg aan. Filips van Orléans trekt verder.

Doesburg

Met het verbeteren van de vesting Doesburg was al in 1607 onder Maurits een aanvang genomen, o.a. met het aanleggen van bastions e.d. In 1672 was Doesburg mede door het graven van extra grachten een van de sterkste vestingsteden van de Republiek. Desalniettemin ging het ook hier snel: Lodewijk begint de 18de met beschieten en neemt de 21ste Doesburg in. Zijn troepen stuurt hij door naar Zutphen waar Filips van Orléans de belegering leidde.

Twee tekeningen van Doesburg. Boven Doesburg vanaf het land. Een zanderige grond en een soort kloof met daarachter een (wal-)muur. Verder zien we de kerk en huizen. De tweede tekening is heel breed maar niet hoog. Nu zien we Doesburg vanover de eisel. Eeen breed, lichtgrijs vlak met aan de andere kant een kade en een kerk en nauwelijks herkenbaar verschillende huizen, poorten en windmolens.
Doesburg 21 juni 1672, Adam Frans van der Meulen. Collectie Mobilier National

Zutphen

Al op 12 juni was er bij Zutphen een trompetter verschenen die liet weten dat de Fransen de stad opeisten. Zutphen was als vesting kort voor de belegering verstevigd en er was veel te oorlogsmaterieel aanwezig om de stad op zo maar op te geven. Dus de Zutphenaren gaven geen gehoor aan deze oproep. De al eerder genoemde Gerard Adolph Bentinck van Breckelkamp en ene Barreveld hielpen de Fransen met onderhandelen.

Op 18 juni was het aanbod een onbelemmerde aftocht en het blijven belijden van de hervormde godsdienst bij een overgave. De onderhandelingen duurden een paar dagen, want in Zutphen was er een tweestrijd ontstaan tussen de soldaten aan de ene kant en de burgerij en regenten aan de andere kant.

Foto van een tekening met een panoramisch gezicht op Zutphen, ingenomen door het Franse leger op 25 juni 1672.
Gezicht op Zutphen 1672, frères Moreau (foto) naar Adam Frans van der Meulen (tekening), 1900-1903. Collectie Rijksmuseum.

Toen op 21 juni de Fransen zich voor de stad toonden startten de soldaten de strijd, maar na zware verliezen kon men op 23 juni bij een nieuwe onderhandelingspoging de Fransen niet vermurwen van de strijd af te zien en de eerder gedane beloften na te komen. De schermutselingen duurde voort. De overgave vond plaats op 25 juni.

Toen Doesburg en Zutphen veroverd waren trokken de Franse troepen door naar Deventer, waar ze zich bij de troepen van de Duitse bisschoppen voegden.

Kaartje van de Achterhoek en Arnhem-Nijmegen met het Duitse land daarachter. Een groot blauw ovaal tussen Rees en Wezel, geeft de plaats van de legers op 5 juni weer van Turenne, Condé en Lodewijk XIV, een blauw rondje bij Dorsten is het leger van Luxembourg. Luxembourg trekt direct naar het noorden, waar hij 10-6 aankomt. Lodewijk trekt naar Rees (10-6) en van daar naar Doesburg. Condeé trekt naar Nijmegen (12-6).
De bewegingen van de Franse troepen begin juni 1672. Fragment uit: De troepen bewegingen van 5 mei tot 15 juni 1672.
Er trekt een blauw leger van Lodewijk naar Doesburg, Zutphen, Deventer en Zwolle. Een zwart leger trekt van Grol, naar Deventer, Zwolle, Elburg en Harderwijk. De gele troepen zitten achter de Hollandse Waterlinie.
De bewegingen van de Franse troepen van 18 tot 23 juni 1672. Fragment uit: De troepen bewegingen van 18 juni tot 21 juli 1672.
BronnenFeiten
Wikipedia (2022). Beleg van Doesburg.Beleg Doesburg
Wikipedia (2020). Beleg van Zutphen (1672). Benaderd 7 maart 2022.Beleg Zutphen
Fruin, Robert (1972). De oorlog van 1672. Groningen: Wolters Noordhoff.pp. 156-157 Onderhandelingen bij Zutphen
Valkenier, Petrus (1742). ’t Verwerd Europa ofte politijke historische beschrijvinge. Amsterdam: A. Schoonenburg en J. Rotterdamp. 498: Beleg van Doesburg

Gerelateerde berichten

Willem III te paard

De schielijke aftocht bij de IJssel

Author

Willem III wist allang dat de IJssellinie niet te verdedigen viel. Nadat de Fransen de Rijn waren overgestoken werd de verdediging zinloos. Toen een ijlbode in het hoofdkwartier bij Dieren aankwam met dit bericht, besloot Willem III om op te breken. Als de Franse troepen de Rijn over waren, dan lag de weg open om via Arnhem achter de IJssellinie te komen en dan zouden de Staatse troepen klem komen te zitten tussen de Duitsers en de Fransen vanuit het Oosten en de andere Fransen uit het Westen.

Willem III op steigerend paard, naar links gewend, gekleed in harnas, met lange tot op de schouders neervallende lokken. Rechts bergen en links een bergachtig landschap met kasteel op rots en op de achtergrond een stadje. Op de voorgrond een ruitergevecht.
Koning-stadhouder Willem III te paard, Johannes Voorhout, 1667-1723. Collectie Groninger Museum.

Geen volledige aftocht

Hierbij werd een merkwaardige keuze gemaakt: tien regimenten te voet en achttien compagnieën te paard, dat was dus meer dan de helft van de troepen die aan de IJssel lagen, bleven achter in Arnhem, Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. Militair gezien twijfelachtig, maar niemand keek er toen van op: die troepen werden door de gewesten zelf betaald en zij hadden er dus recht op om die troepen in te zetten voor hun eigen verdediging.

Naar Arnhem

Als verzamelplek voor het terugtrekkende leger werd gekozen voor Arnhem en daar kwamen op 13 juni ongeveer 9000 man bijeen. Op 14 juni trokken ze via Wageningen naar Rhenen. Daar hielden ze krijgsberaad en besloten om die zelfde nacht door te trekken tot Amerongen en Wijk bij Duurstede. Op 15 juni kwamen de eerste troepen bij Utrecht aan.

Kaart van Utrecht en Gelderland. Achter de IJssel liggen twee gele ovalen die staan voor de staatse legers. Op 1 juni 1672 zijn ze achter de IJssel gelegerd. Op de 13 juni trekken ze naar Arnhem en op 15 juni zijn ze in Utrecht.
In geel de terugtrekkende beweging van de Staatse troepen. Fragment uit: De troepen bewegingen van 5 mei tot 15 juni 1672.
Bronnen Feiten
Fruin, Robert (1972). De oorlog van 1672. Groningen: Wolters Noordhoff.pp. 142 Terugtrekking van het leger

Gerelateerde berichten

Panorama van de stad Utrecht

De overgave van de stad Utrecht

Author
Een tekening van een toren met kantelen. In de toren zijn een paar raampjes waar er een van openstaat. Tegen de toren aan geplakt staat een klein huisje met een dak dat naar rechts schuin afloopt. het huisje heeft aan de voorkant twee ramen en aan de zijkant die te zien is een raampje. Tussen het huisje en de toren staat iets dat op een ronde, hoge schoorsteen lijkt en net zo hoog is als de toren. Daarbovenop staat een heel klein huisje. Er staat een ladder tegen de toren aan.
Bijlhouwerstoren te Utrecht, Herman Saftleven, 1619 – 1685. Collectie Rijksmuseum.

Op 18 juni stuurden de Staten van Utrecht koeriers naar het Franse leger om vrijgeleide te vragen voor afgezanten. Een paar dagen later werden er drie afgezanten, waaronder Godard van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, naar Lodewijk XIV gestuurd om een ‘sauvegarde ‘ te vragen. Hij weigert een sauvegarde af te geven. Toen de afgezanten weer in Utrecht terug waren, merkten ze tot hun verrassing dat de stad zich al had overgegeven.

Onaangekondigd bezoek

Wat was er gebeurd? Een paar dagen voor hun terugkeer, op 23 juni, had een Franse eenheid onder leiding van Markies de Rochefort ineens voor de Wittevrouwenpoort gestaan en om toelating gevraagd. De burgemeesters Lambert van Velthuysen en Nicolaas Hamel waren door het vroedschap eropuit gestuurd om poolshoogte te nemen. Ze waren zo geïmponeerd dat ze zonder dat ze van het vroedschap mandaat hadden gekregen, de poorten hadden geopend. Even later was De Rochefort daarop onaangekondigd in de vroedschapsvergadering verschenen. Het vroedschapslid Peter Both van der Eem had zijn Oranje sjerp maar snel onder zijn rok verborgen! De Rochefort had om de sleutels van twee van de stadspoorten gevraagd. Hij kreeg ze allemaal. Utrecht was gevallen!

Een langwerpige tekening van een panorama van de stad Utrecht gezien vanaf een afstand. Op de voorgrond zijn diverse kleine figuurtjes te zien die diverse activiteiten uitvoeren of naar de stad. in de stad zijn heel veel torens, kerktorens, molens en andere gebouwen te zien met hier en daar bomen. Halverwege zijn diverse bosjes te zien. In het midden een brede sloot met daarover een brug en er vaart een bootje.
Profiel van de stad Utrecht uit het westen gezien, van de Catharijnepoort tot en met de Bijlhouwerstoren. H. Saftleven, 1669. Collectie: Het Utrechts Archief.

Utrechtse voorwaarden

Maar Welland en zijn medeafgezanten stelden, alsof er niets gebeurd was, een lijst op met capitulatievoorwaarden en vertrokken weer naar het Franse hoofdkwartier. Ze hadden een lijst van tien punten gemaakt waaraan de Franse koning moest voldoen. Lodewijk ging met acht van de tien voorwaarden akkoord.

Op 25 juni waren ze terug met de capitulatievoorwaarden. De meeste eisen van de Utrechters waren ingewilligd. In ruil voor de eed van trouw aan de Franse koning zouden religie, privileges en de regering gehandhaafd blijven. Een andere belangrijke eis van de Fransen was dat de rooms-katholieken geloofsvrijheid zouden krijgen. Het verdrag werd op 26 juni getekend.

Een prent met een watertje met op beide oevers bebouwing. Op de rechteroever staat rechts een torentje met spits dak. Voor het torentje staat wat struikgewas. Rechts van het torentje loopt een pad omhoog waar enkele wandelaars te zien zijn. Links van dat pad loopt een muurtje. Aan het pad liggen links en rechts een huis. Op de linkeroever is ook een pad te zien dat naar het watertje loopt. Links van het pad staan een paar huizen en een stukje grasland en een paar bomen. beneden. Bovenaan het pad staan een paar mensen. Rechts van het pad is een stukje grond en een muurtje met daarnaast een kade dat naar een poortje met een spits dak leidt. In het midden van de tekening loopt een watertje tussen Vooraan de tekening is een watertje te zien met een roeibootje met twee mensen erin. Ook is er een ruiter te paard te zien. Het paard staat in het water en drinkt eruit.
Gezicht op de toren De Hond op de stadswal van Utrecht, Herman Saftleven, 1619 – 1685. Collectie Rijksmuseum.
BronnenFeiten
Centraal Museum Utrechtde overgave van de stad Utrecht
Dreikämper, Petra (1998). Redeloos, radeloos, reddeloos, De geschiedenis van het Rampjaar 1672. Hilversum: Verloren.h4, p. 43. Volgens Dreikämper gingen op 19 juni koeriers naar de Fransen. De twee burgemeesters overhandigen De Rochefort de stadssleutels bij de stadspoorten.
Panuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.p. 159 Volgens Panhuysen vroeg De Rochefort in de vergadering de stadssleutels van twee van de stadspoorten en kreeg ze allemaal overhandigd. Geen vermelding van toelating De Rocheford bij stadspoort.
Welland c.s. gaan terug naar Franse hoofdkwartier t.b.v. capitulatievoorwaarden op 25 juni.
Panhuysen heeft het vaak over ‘een paar dagen eerder ‘. Het lijkt alsof de data dan niet helemaal kloppen.
Bruin, R. E. de, ’t Hart, P. D., van den Hoven van Genderen, A. J., Pietersma, A., & Struick, J. E. A. L. (2003). Een paradijs vol weelde. Geschiedenis van de stad Utrecht. Utrecht: Matrijs.p. 291 Volgens Faber en Rommes op 18 juni koeriers. De Rochefort voor Wittevrouwenpoort, twee burgemeesters laten hem binnen, zonder mandaat. Hij kreeg sleutels in vroedschapsvergadering.
Ik heb voor deze versie gekozen vanwege de autoriteit van R.E. de Bruin op het gebied van de geschiedenis van Utrecht.
Lammers, Merle (2021). ‘Och, ons liefve vaderlant is wel in een seer droefvige staet’. De Hollandse Oorlog in de Republiek (1672-1674) door de ogen van tijdgenoten. Leiden: MA Scriptie Militaire Geschiedenis.p. 34 De twee burgemeesters overhandigen De Rochefort de stadssleutels bij de stadspoorten (bron Dreikämper!)

Gerelateerde berichten

Een fragment uit een wandkleed met heel veel schepen

De zeeslag bij Solebay

Author

Op 7 april 1672 volgde na de onverhoedse Engelse aanval op de Hollandse handelsvloot uit Smyrna de officiële Engelse oorlogsverklaring.  Deze zeeoorlog zou later de boeken ingaan als de Derde Engels-Nederland Oorlog.

Ook Engelse dreiging

In Engeland werden een oorlogsvloot en een landingsleger in gereedheid gebracht voor een landing op de Hollandse kust. Toen Margaretha dat in Amerongen hoorde, vroeg ze zich af of vluchten voor de oprukkende Fransen naar Amsterdam wel zo veilig was. Ze besluit af te wachten, maar wordt door de doorbraak van de Fransen een paar dagen later gedwongen toch te vluchten.

Wandtapijt van de zee met twee grote hoeveelheden boten die tegenover elkaar liggen. De boten op de voorgrond hebben blauwe en rode vlaggen.
De vloten liggen klaar voor de slag, Thomas Poyntz (wever) en Jan van der Velde (I) ontwerper, 1685-1688. Collectie Scheepvaartmuseum.

De oorlogsvloot van de Republiek

Dankzij de inspanningen van Johan de Witt beschikte de Republiek over een goed toegeruste oorlogsvloot met Michiel de Ruyter als bekwaam admiraal. Evenals in de Tweede Engels-Nederlandse Oorlog was ook nu Cornelis de Witt als gedeputeerde van de Staten-Generaal zijn rechterhand. Direct na de oorlogsverklaring ging de vloot van de Republiek op zoek naar de vijand. Het plan om, even als in 1667, de Theems op te varen en de vijandelijke vloot in de thuisbasis te overvallen mislukte. Toen de Hollandse vloot de Engelse kust naderde, bleek de Engelse vloot onder bevel van de hertog van York (de latere Jacobus II) al uitgevaren en in het Kanaal bezig zich te verenigen met de Franse vloot. Hoewel Michiel de Ruyter de confrontatie zocht, sloeg de vijandelijke vloot tot twee keer toe op de vlucht.

Eindelijk een zeeslag

Eerst op 7 juni 1672 kwam het onder de Engelse oostkust bij Solebay tot een treffen. De vijandelijke vloot was qua schepen en manschappen in de meerderheid, maar had als nadeel dat het gezamenlijk opereren van twee vloten van verschillende nationaliteit alles behalve efficiënt verliep. Bovendien was de Franse vloot weinig gemotiveerd om zich in te zetten en was ze meer een blok aan het been, dan een versterking. De Hollandse vloot daarentegen had onder leiding van Michiel de Ruyter geleerd slagvaardig te opereren. Het werd een verwoed gevecht dat pas eindigde toen de duisternis viel. Na afloop verklaarde De Ruyter dat hij veel zeeslagen had bijgewoond, maar nooit in scherper en langduriger gevecht was geweest. Ook Cornelis de Witt had zich onverschrokken getoond. Vanwege de jicht gezeten op een stoel gaf hij onverstoord vanaf de campagne zijn aanwijzingen, terwijl de kogels om hem heen floten en dood en verderf zaaiden.

Wandkleed van een zee met veel schepen die dooor elkaar liggen. Op de voorgrond staan een paar schepen in brand.
De brand op de Royal James (Later op de dag), homas Poyntz (wever) en Jan van der Velde (I) ontwerper, 1685-1688. Collectie Scheepvaartmuseum.

Morele winst

De verliezen aan de Britse zijde waren enorm, ongeveer 2500 man. Bovendien ging de Royal James, een van hun vlaggenschepen, in vlammen op. De Nederlanders telden slechts enkele honderden doden. Daar stond tegenover dat de Nederlanders meer schepen verloren. De slag bij Solebay eindigde onbeslist, maar Michiel de Ruyter had met zijn 75 oorlogsschepen de grote en machtige vijand met zijn 93 schepen weerstaan. De schade was zo groot dat de Engelsen en Fransen een aanval vanuit zee op de Republiek of een blokkade van de kust voorlopig konden vergeten. Zo gaf Solebay de angstige bevolking in de Republiek een sprankje hoop. En Margaretha schreef dat het bericht over de afloop haar ‘enige verkwikking’ had gegeven.

Gerelateerde berichten

De vesting Groenlo van een afstand

Het beleg van Grol

Author

De Münsterse en Keulse troepen arriveerden in het oosten van ons land en wilden direct door naar de IJssel. Maar de bisschop van Münster wilde eerst Grol (Groenlo) belegeren. Grol was een sterke vesting in het oosten van Gelderland en lag strategisch op de handelsroute naar het oosten. Het was een stad die was omgeven door een ca. zes meter hoge aarden wal en zes zeer hoge bolwerken. Er waren op dat moment 22 kanonnen op nieuwe affuiten aanwezig en men was goed voorzien van proviand. Maar Van Galen had zijn zinnen gezet op Grol.

Een ernstig kijkende ouder man met grijs golvend haar tot op de schouder en een zwarte bonnet. Hij heeft wallen onder zijn ogen, een bescheiden snor die omhoog krult en een kneveltje. Hij draagt een wit kraagje een bruine mozetta en daaronder iets wits. Aan een ketting hangt een kruisje. Het ovale schilderij is gevat in een vierkante, goudkleurige lijst met wat houtsnijwerk.
Vorst-bisschop Bernhard Christoph van Galen, Wolfgang Heimbach, 1670. Collectie LWL-Museum für Kunst und Kultur, Münster.

De aanval

Met versterking van enkele compagnieën Fransen en Keulsen viel Van Galen Overijssel en Gelderland binnen. De Münstersen approchereerden Grol vanaf 3 juni. Van Galen liet voor de stad acht mortieren plaatsen, die voorzien waren van ijzeren karkassen, gevuld met pek, olie en buskruit. Grol schoot terug en raakte daarbij een batterij met daarachter een kar met negentien kruitvaten. De knal was zo heftig dat de aanvallers aan de andere kant van de stad juichten: daar dacht men dat de Münstersen het kruitmagazijn van Grol had getroffen. Niemand raakte gewond bij de explosie, maar de burgerij raakte wel in paniek van de luidruchtige bommen van Von Galen.

Capitulatie

Op derde pinksterdag (8 juni) na de kerkelijke plichtplegingen vertrok Van Galen naar Grol en de volgende dag bombardeerde hij de de stad, waarbij tweederde in vlammen op ging. Die avond capituleerde Groenlo, het capitulatieverdrag werd in de nacht getekend. In deze overeenkomst werd de vrijheid van godsdienst geregeld, de stad gevrijwaard van plundering en mochten Staatsen zich aansluiten bij de bisschop. De Zweedse bevelhebber van Grol wilde alleen de sleutels niet afgeven. Burgers uit de stad moesten ze uit zijn handen rukken om ze de volgende dag aan de bisschop te geven.

Plattegrond van de vestingwerken van Groenlo op een schaal van 1:2600. Tekening van een zespuntige vesting die leeg is van binnen. Om de versting heen zijn wegen en riviertjes aangegeven. Rechts boven een wapen met gekroonde leeuw, rechts onder in een cartouche met de naam Grolla, daarboven een wapen met een boom en eronder de schaal. Links onder twee vechtende mannen te paard.
Grolla, Joan Blaeu, 1649. Collectie Gelders Archief.

Van Galen liet zichzelf als nieuwe bevelhebber in Grol plaatsen. De zondag na pinksteren, heilige drievuldigheidszondag, vierde hij in de heilige mis in Groenlo en hief het Te Deum aan om zijn triomfantelijke overwinning kracht bij te zetten.

De verenigde legers trokken daarna verder, maar er bleven Münsterse troepen in het stadje aanwezig. De belangrijkst Grolse vestingwerken werden na de inname door de Bisschop eerst ontmanteld en later opgeblazen, zodat Grol een open stad werd en niet meer te verdedigen viel. Pas in 1674 vertrekken de Münstersen uit Groenlo.

Gravure van een vestingstad omgeven door een gracht. Boven de muren van de stad steken vier kerken uit en op de muren staan diverse molens. Op de voorgrond, op de web naar de stad toe, valt een paard en wagen om, een vrouw valt van de wagen en drie mannen rennen geschrokken naar het ongeval. Op een banier bovenaan staat Grol.
Gezicht op Groenlo, Jan Peeters (I), 1674. Collectie: Gelders Archief.
BronnenFeiten
Sypesteyn, J.W. van en J.P. de Bordes (1850): De Verdediging van Nederland in 1672 en 1673; Bijdragen tot de Staats- en Krijgeschiedenis van Nederland, ‘s-Gravenhage: Van Langenhuysen. Benaderd: 2 maart 2022.p. 67: Bewegingen legers
p. 38: bewapening van Groenlo
P. Corstiens (1872. Bernard van Galen, vorst-bisschop van Munster: historische schets van een belangrijk tijdperk der XVIIe eeuw en van de Nederlandsche republiek, vooral omstreeks 1672. Rotterdam: G.W. van Belle. Benaderd: 2 maart 2022.p. 184: De aanval op Groenlo
Wikipedia (2022). Beleg van Groenlo (1672). Benaderd: 2 maart 2022.Capitulatie en het bijbehorende verdrag.

Gerelateerde berichten

Een rivier met in een bocht een vesting.

De Zonnekoning op weg naar de Republiek

Author

De Franse plannen voor de aanval van de Republiek werden in de zomer van 1671 gesmeed, waarbij de Zonnekoning en zijn belangrijkste adviseurs, o.a. Louvois en legeraanvoerders Turenne en Condé, de volgende afspraken maakten:

  1. Er wordt gewerkt met twee legers die als bases Charleroi en Sedan hebben;
  2. De veldtocht begint met een mars op Maastricht, dit is een afleidingsmanoeuvre om de Nederlanders te verleiden daar te werken aan hun verdediging;
  3. Maastricht wordt hierna omsingeld door 20.000 man, 80.000 man trekken door om de Rijnvestingen aan te vallen;
  4. Hierna trekken de troepen verder naar de IJssellinie om via Utrecht en Naarden Holland aan te vallen;
  5. De troepen van Münster en Keulen veroveren de oostelijk provincies;
  6. De invasie zal zo lang duren tot er een aanleiding is om Spanje de oorlog te verklaren, daarna worden de Spaanse Nederlanden binnen gevallen.
Een groep heren te paard in een bos.
Lodewijk XIV kon bouwen op een leger en aanvoerders met veel ervaring. Zo vochten veel van deze mannen al in de Dertigjarige oorlog, de Frans-Spaanse oorlog en de Devolutieoorlog. Fragment uit: Lodewijk XIV bij het beleg van Lille, voor het klooster van Fives, Augustus 1667, Adam Frans van der Meulen. Collectie: Het Louvre.

Charlerois

En zo geschiedde het. Vanaf april trekken de Franse troepen onder leiding van Turenne, Condé en de hertogen van Orleans en Luxemburg naar Charleroi. Lodewijk zelf vertrekt met zijn leger op 28 april uit Saint Germain en komt op 5 mei in Charleroi aan. Het Franse leger van 100.000 man is compleet en kan na een indrukwekkende revue op weg richting Maastricht.

Maastricht

Dankzij Godard Adriaan was men er in Holland al wel vanuit gegaan dat Lodewijk XIV niet vanuit het Zuiden de Republiek zou binnenvallen. Maastricht had een stevige ommuring, maar het werd, samen met de rijnforten, door de Republiek beschouwd als een kreukelzone: een eerste ophouding. Rond 17 mei komen de verschillende troepen aan bij Maastricht. Het lijkt of ze hun tenten opslaan ter voorbereiding van een beleg, maar ze trekken door.

De troepen van Lodewijk XIV voor Schenkenschans, 18 juni 1672. Vanaf de voorgrond dalen links en rechts ruiters een heuvel af op weg naar de vesting, gelegen in de vlakte bij de splitsing van Rijn en Waal. Op de voorgrond een groep officieren te paard, op de achtergrond een plattegrond van de streek in vogelvluchtperspectief met van alle kanten oprukkende legers.
Koning Lodewijk XIV bij het beleg van Schenkenschans, 1672, Lambert de Hondt (II), ca. 1675. Collectie Rijksmuseum.

De Rijn

Vanwege het door hem gesloten verbond met de bisschoppen van Keulen en Münster was het mogelijk via het bisdom Keulen en het land van Luik langs de Rijn op te rukken naar de republiek. De hoop dat de Staatse voorposten (o.a. Schenkenschans, Wezel, Emmerik en Rees) gelegen in het land van Kleef aan de Fransen weerstand zouden bieden bleek ijdel. Ze gaven zich snel over en zonder moeite kwam het leger bij de grens van de Republiek aan. Daarna werd op 9 juni door de Fransen vlot Doetinchem ingenomen.

BronnenFeiten
Wikipedia (2022). Hollandse oorlog. Benaderd 28-2-2022.De tocht naar Maastricht
Nimwegen, Olaf van (2020). De Veertigjarige oorlog. Amsterdam: Uitgeverij Prometheus.p. 112 Aanvalsplan
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.pp. 100-101 Kreukelzone Maastricht en de rijnforten
pp. 112-113
Bureau de la Revue des deus mondes (1841). Revue des deux mondes, Volume 4; Volume 51. Parijs.pp. 678 De eerste data van de veldtocht

Gerelateerde berichten

Tekening van een verdedigbare toren aan een rivier.

Het politieke vertrouwen in de IJssellinie

Author

Ondanks het falen in 1624 zetten de Staten Generaal en de Hollandse politici in 1672 weer volledig in op de IJssellinie. Eigenlijk had men vertrouwen in alle verdedigingslinies, want die zouden de oprukkende Fransen gaan tegenhouden. Als de forten bij Maastricht en de zes Rijnforten zouden vallen vallen, dan kwamen de Fransen aan bij de IJssellinie, waar veel loopgraven waren aangelegd. Dat kon toch niet mis gaan?

Een toren met huis en een brug tussen de bomen aan een spiegelgladde rivier.
Oude Poll bij Wilp (tussen Apeldoorn en Deventer) aan de IJssel, Constantijn Huygens (II), 10 mei (!) 1672. Collectie Rijksmuseum.

Het leger

Op papier was het Staatse leger zo’n vijftigduizend man groot, maar dat was alleen op papier. Niemand wist wat de daadwerkelijke omvang van het leger was. Maar plannen en maatregelen stemden optimistisch. 

Een Staats leger van 30.000 man werd langs de IJssel gestationeerd. Het plan om door te stoten naar Holland zou op deze manier verijdeld worden. De Staten Generaal beseften dat bij de IJssellinie vooral gewone burgers en boeren gelegerd waren, maar vertrouwden erop dat hun aantal ervoor zou zorgen, dat ze net zo effectief zouden zijn als een gewoon leger.

Een stoet van soldaten en paarden die kanonnen verplaatsen in een landschap.
Soldaten verplaatsen kanonnen, Stefano della Bella, 1620-1664. Collectie Rijksmuseum.

Kritiek

Toen Hieronymus van Beverningh openlijk zijn twijfel uitsprak of de Fransen bij de IJssel wel tegen gehouden konden worden, werd Johan de Witt woedend.

Ik wil hopen [dat] in dien bij de hooge officieren wederomme soo bekrompe gedachten ende advisen mogen wesen ofte noch werden geuyttet, dat Uw Ed. deselve met cordaetheydt ende met betooninge van een sonderlinge ernst sal van de handt wijsen, ende niet gedoogen dat in ’t leger bij de minderen officieren ende gemeene soldaeten soodaenige voorslaegen ofte gedachten comen betekent te werden.

Dus hij verwachtte dat, als er zulke geluiden kwamen van hoge officieren, Beverningh ze zou ontkrachten en dat dit soort gedachten absoluut niet bekend mocht worden bij lagere officieren of gewone soldaten.

Helaas was de methode ‘kop in ’t zand’ toen ook al niet effectief. Dat wil zeggen, op de korte termijn gingen de voorbereidingen aan de IJssel gewoon door.

BronnenFeiten
Panhuysen, Luc (2009). Rampjaar 1672, Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte. Amsterdam: Atlas Contact.pp. 102-102: De visie van Den Haag over de IJssellinie
Nimwegen, Olaf van (2020). De veertigjarige oorlog 1672-1712. Amsterdam: Prometheuspp. 112-113: Johan de Witt
W.J. Knoop, J.W. van Sypestein en J.P. de Bordes, De Gids, Jaargang 15, 1851, pag. 159De IJssellinie faalde

Gerelateerde berichten