In de tachtigjarige oorlog ontstonden in Zeeuws-Vlaanderen kleine linies. De Spanjaarden hadden in 1583 eigenlijk heel Zeeuws-Vlaanderen veroverd, behalve de Terneuzen, Biervliet en Sluis. Vanuit deze plaatsen begon men dijken door te steken en zo ontstonden de linies. In 1628 ontstond door samenwerking een West-Brabantse linie rond Bergen op Zoom en verder in Brabant lag een kralensnoer aan forten, vestingen van Willemstad via Breda en ‘s-Hertogenbosch tot aan Nijmegen.
De aftocht van het Spaanse garnizoen na de overgave van ‘s-Hertogenbosch, 17 september 1629, Pauwels van Hillegaert, ca. 1630-1635. Collectie Rijksmuseum.
Rampjaar
Tijdens het Rampjaar speelt de zuidelijke linie geen noemenswaardige rol en er is ook geen coördinatie tussen de verschillende onderdelen. Holland ziet wel dreiging vanuit het zuiden en plande inundaties van Willemstad tot Fort Crèvecoeur bij Den Bosch. Het is de bedoeling dat als de vijand nadert, de inundaties starten. Zo ver zal het niet komen, want er kwam protest van de bevolking.
Als de Franse troepen langzaam naar het westen trekken gaat Turenne richting Den Bosch. Hij neemt eerst Grave in en als hij bij Den Bosch komt, is daar de omgeving onder water gezet. Het lukt Turenne niet om de stad in te nemen.
Pas in 1698 kreeg Menno Baron van Coehoorn de opdracht een aaneengesloten vestinglinie te ontwerpen, die tevens aan een stuk geïnundeerd kon worden. Vanaf dat moment werd de linie de Zuidwaterlinie genoemd. De linie werd ingezet bij de inval van de Fransen in 1794 en toen de legers van Pichegru voor de watervlakte bij het Hollands Diep stonden, deed hij zijn onvergetelijke uitspraak: “Wat nu?”
De Fransen trekken over de Waal bij Bommel, januari 1795, Dirk Langendijk, 1803. Collectie Rijksmuseum.
Gelukkig voor Pichegru konden de Fransen vrij snel daarna een kunstje doen dat in het Rampjaar mislukte: het begon keihard te vriezen. De Franse legers staken de rivieren over en uiteindelijk gaf Utrecht zich op 16 januari 1795 over en op 18 januari vluchtte Stadhouder Willem V naar Engeland.
Uiteindelijk wordt de Zuiderwaterlinie eind negentiende eeuw ontmanteld.
De IJssel heeft meerdere malen als verdedigingslinie gefunctioneerd. Hij stroomt van zuid naar noord en ligt in de buurt van de Nederlandse oostgrens. De rivier ligt strategisch om aanvallen die vanuit het Oosten naar het Westen te blokkeren.
Tachtigjarige oorlog
De eerste verdedigingswerken langs de IJssel werden al door prins Maurits van Oranje tijdens de Tachtigjarige Oorlog aangelegd. Dat waren omwallingen met een plein en een uitkijktoren. Helaas functioneerde dit niet goed. In 1624 trok graaf Hendrik van den Bergh (in Spaanse dienst) bij Dieren met zijn leger de bevroren rivier over. De IJssellinie had dus gefaald.
Inval van Hendrik van den Bergh in de Veluwe, 1624, Claes Jansz. Visscher (II), 1624 (fragment). Collectie Rijksmuseum.
De IJssellinie na 1672
Niet alleen in 1672 werd de IJssellinie gebruikt als verdedigingslinie, ook in de 19e eeuw werd bij Westervoort een sperfort1Sperfort: een geïsoleerd gelegen zelfstandig bouwwerk voor de beheersing van een belangrijke doorgang naar een gebied aangelegd als onderdeel van de IJssellinie. Aan het begin van de 20ste eeuw werden bovendien kazematten aangelegd. Het doel daarvan was om de vijand de toegang tot waterwegen en spoorlijnen te versperren.
Zelfs na 1945 diende de IJssel nog als een verdedigingslinie als onderdeel van de verdedigingswerken van de NATO. In het diepste geheim werden schuilkelders en een noodhospitaal aangelegd. Zelfs de boeren in de omgeving wisten van niets. Pas in 1989 na de val van de Berlijnse Muur werd de IJssellinie overbodig.
De Hollandse waterlinie lag in 1672 aan de westkant van de provincie Utrecht en een deel van de provincie werd geïnundeerd. De provincie had dus wel de lasten, maar niet de lusten. Ook in 1629 was er al gedoe over een waterlinie in Utrecht.
Het jaar 1629 is vooral bekend vanwege de inname van Den Bosch door Frederik Hendrik. Deze inname werd voorafgegaan door een belegering van een paar maanden. De Spanjaarden wilden Frederik Hendrik ertoe bewegen deze belegering op te geven. Hun tactiek was er voor te zorgen dat de troepen van de prins elders nodig waren. En dus trok het leger van de Spaansgezinde Hendrik van den Bergh met steun van de keizerlijke troepen van Montecuccoli over de Veluwe richting Utrecht en Holland.
De IJssellinie en…
Toen in Utrecht het bericht kwam dat er vijandelijke troepen de IJssel over waren gestoken en op de Veluwe waren, brak er paniek uit bij de regenten. In allerijl werd de Utrechtse burgemeester Van Weede (de vader van Van Weede Dijkveld die in het Rampjaar een rol speelt) naar Den Bosch gestuurd om met de prins, die ook stadhouder van Utrecht was, te overleggen.
Het verzoek van Utrecht was om van Rhenen via Veenendaal, Leusden en Amersfoort naar Bunschoten een waterlinie aan te mogen leggen, die heel Utrecht zou beschermen. Het antwoord was dat er geen tijd meer was om die Grebbelinie aan te leggen. Frederik Hendrik had nog een oude wens: de Utrechtse linie, die van Vreeswijk tot Muiden langs de Vaartsche Rijn en de Vecht liep.
De waterlinies in Utrecht: blauw links de Oude Hollandse waterlinie van 1672, groen midden de Nieuwe Hollandse waterlinie (vanaf 1815, die in Utrecht en Noord-Holland ongeveer de Utrechtse linie volgt) en rechts in het blauw de Grebbelinie. Bron: Cultuur Historische Atlas Utrecht.
De schouders eronder
Utrecht was teleurgesteld, maar probeerde met man en macht het plan van Frederik Hendrik te realiseren. Utrechtse burgers, maar ook werklieden uit Holland, die hun eigen schep mee moesten nemen, werkten aan de verdedigingswerken. Montecucculi trok vrijwel zonder tegenstand Amersfoort binnen, veroverde Woudenberg en en stak zeker honderd huizen bij Veenendaal in brand. Hij liep vast op de Utrechtse linie en na betaling van 1000 gulden trok hij zich helemaal terug.
Heibel
Al met al leek het voor de stad Utrecht en het westen van de provincie met een sisser af te lopen. Toch liet het gebeurde wel zijn sporen na, vooral in de verhoudingen binnen de provincie. De Staten Generaal wilden niet meebetalen aan de werkzaamheden aan de Utrechtse linie, dat moesten de Staten van Utrecht maar doen. Zij peinsden er echter niet over om de verdedigingswerken van de stad Utrecht te financieren. De stad en de provincie hadden ook de stad Amersfoort laten vallen en waren alleen met hun eigen verdediging bezig geweest. Daarnaast liepen de gemoederen tussen Utrecht, Holland en de Staten Generaal hoog op.
Gezicht over de Vaartsche Rijn te Utrecht uit het zuidwesten vanaf de Rijndijk aan de westzijde met rechts de Paltrok-houtzager Van Aken / De Eenhoorn. Op de achtergrond (midden) de toren van de Nicolaïkerk en de huizen Rotsenburg, Rotsoord en Rotswijk, geheel links de Domtoren, Jan de Beijer, 1737-1739. Collectie: Het Utrechts Archief.
Verder lezen
Mens, P.F.M. (1970). Utrecht in bange dagen. In: Jaarboek Oud Utrecht, pp. 32-51 (over de Utrechtse politiek en de inval via de Veluwe)
Blijdestijn, Ronald (2015). Tastbare Tijd 2.0. Amsterdam: Stokerkade Cultuurhistorische Uitgeverij. Hoofdstuk Millitair erfgoed. (Over de waterlinies in Utrecht)
Het idee om je te beschermen tegen vijanden en rovers met behulp van water bestaat al heel lang. De adel deed dit al eeuwen op hun riddermatig goed en lieten dan ook een gracht aanbrengen rond hun burcht. Hiervoor was dan toestemming verleend door de leenheer.
Fragment uit Het kasteel Middachten : met ontwerp voor een buiten de slotgracht gelegen plein voor de poort van de voorburcht, N. Ritz van Geelkerck[en], 1652. Archief Huis Middachten.
Tachtigjarige oorlog
Tijdens de Opstand tegen de Spaanse koning, ook wel de Tachtigjarige Oorlog genoemd, begonnen de opstandige steden, die de Spanjaarden zagen naderen aan de horizon, hun omringende dijken door te steken en dammen te bouwen om zo de vijand met hun zware kanonnen natte voeten te bezorgen. Het succes was wisselend, maar in 1573 was het doorsteken van de dijken (inundaties) voor de stad Alkmaar een van de middelen om de victorie te brengen. Voor boeren en buitenlui was deze verdedigingsmethode overigens altijd een ramp omdat het land na een inundatie vaak jarenlang niet meer bruikbaar was. Zij saboteerden de inundaties dan ook vaak. Bovendien was het herstel van dijken vanwege de oorlogshandelingen vaak niet mogelijk.
Het beleg van Alkmaar in 1573, gezien vanuit het noorden, Pieter Adriaensz Cluyt, 1580. Collectie Stedelijk Museum Alkmaar.
In 1629 is er nog sprake geweest van een waterlinie langs de Vecht en van de Grebbelinie, maar de Spanjaarden zijn toen niet meer in de buurt gekomen.
Het Rampjaar: verschillende waterlinies
Na de Tachtigjarige oorlog waren er wel plannen om een waterlinie goed uit te werken, maar daar is uiteindelijk weinig aandacht aan besteed. Mede daardoor waren de vestingsteden ten oosten van Holland in 1672 zwaar verouderd toen het op verdediging aankwam.
Toen in 1672 de Fransen en Engelsen met een aanval dreigden, had de Republiek wel een zeemacht, maar nauwelijks een landmacht. Als eerste moesten dus het oosten en zuiden worden beschermd. De Staten van Holland haalden oude plannen voor inundatie uit de kast. Dijken en sluizen werden afgebroken en er ontstond een strook water in de polders vanaf de Zuiderzee tot aan ‘s Hertogenbosch. Tijdens het Rampjaar zette de Republiek bovendien IJssellinie en de Friese linie in.
Pichegru steekt de bevroren Waal over, Cornelis Brouwer naar Dirk Langendijk, 1795. Collectie Rijksmuseum.
De Nieuwe Hollandse Waterlinie
Ook na het Rampjaar was het plan om de waterlinie nu echt goed voor te bereiden. Eind achttiende eeuw worden de eerste tekeningen voor een Nieuwe Hollandse Waterlinie gemaakt. Die is niet klaar voordat de Fransen komen. Doordat het hard vroor in de winter 1795-1796 konden de Fransen de Maas en Waal te voet oversteken. Napoleon is bijzonder geïnteresseerd in de ideeën voor de waterlinie, omdat hij zo het voor hem belangrijke Amsterdam kan verdedigen. Het komt alleen niet tot een uitvoering. Napoleon bouwt wel de Stelling van Den Helder uit. Uiteindelijk is het Koning Willem I die een aanvang maakt met de vestingwerken. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is rond 1870 gereed.
De Tweede Wereldoorlog
Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog dachten we nog dat de Grebbelinie de Duitsers tegen kon houden. Ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie wordt tot 1939 gemoderniseerd. Zoals de foto hieronder laat zien werd er zelfs in 1939 een test gedaan of een pantservoertuig een waterlinie kon passeren.