Auguste Victoria van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Augustenburg, geboren op 22 oktober 1858 in Lubsko, verloofde zich op 14 februari 1880 met kroonprins Frederik Wilhelm, kleinzoon van keizer Wilhelm I. Op 27 februari 1881 vond het verstandshuwelijk plaats.
Tegenpolen
Zij verschilde enorm van haar echtgenoot: ze werd beschreven als zachtmoedig, gevoelig, vriendelijk, niet knap, streng religieus en had een grote hekel aan Engeland, waar Wilhelm – zeker als kind – hyperactief, concentratiestoornissen had en agressief gedrag kon vertonen. Wilhelm hield van uniformen (wisselde op een dag twaalf keer van uniform), bewonderde zijn grootmoeder Koningin Victoria van Engeland en was tegelijkertijd jaloers op de macht van de Engelse vloot.
De Duitse kroonprins Friedrich Wilhelm (rechts) en zijn vrouw Victoria (links) en prins Frederich Wilhelm (staand) en zijn vrouw Auguste Victoria (zitten rechts van hem), 1881. Op de achtergrond een portret van Keizer Wilhelm I en zijn vrouw. Bron: Wikimedia
Echtgenote en moeder
Auguste hield zich bezig met kerkelijke en sociale doelen. In de eerste wereldoorlog bekommerde zij zich bijvoorbeeld om de gewonden. Zij nam het opvoeden van haar zeven kinderen voor haar rekening, maar voor alles zette zij zich in voor het behoud van de autoriteit van haar man, die ze adoreerde. Zij wist dat de monarchie in gevaar was gekomen en ondanks dat ze niet in de spotlichten stond had ze een grote invloed op haar land en haar monarch. Ze adoreerde hem zo dat ze hem af en toe zelfs in zijn dwalingen bevestigde. Ze wilde hem ontzien door zo veel mogelijk voor hem verborgen te houden dat ze steeds zieker werd.
Ondanks de steun van zijn echtgenote kon de keizer heel onaardig tegen haar zijn. Na haar overlijden echter verzuchte hij dat het stil zou worden in huis zonder de hoge vrouw. Bovendien noemde hij haar toen pas een prachtmens.
Na de mislukte moordaanslag op Johan de Witt en de arrestatie van Cornelis de Wittbleef het nog erg onrustig in de Hollandse steden. De door pamfletten verspreide complottheorieën en oproepen om zich van de gebroeders te ontdoen, werden steeds extremer. Johan de Witt kon geen goed meer doen zoals in het volgende versje valt te lezen:
De Wit gewondt en weer gesont?
In hondert jaer geen droever maer.
Was hij gedoot,
’t lant had geen noot.
Naar de Gevangenpoort
Het was vroeg in de ochtend van 20 augustus dat het vonnis over Cornelis werd uitgesproken. Schuldig bevonden, maar waaraan werd niet vermeld. De cipier raadde hem aan zo snel mogelijk de Gevangenpoort te verlaten. Echter door zijn jicht en zijn verwondingen ten gevolge van de folteringen die hij een paar dagen eerder ondergaan had, kon hij nauwelijks meer lopen. Hij verzocht om zijn broer te laten komen om hem met een koets op te halen1dit is de versie van Luc Panhuysen. Toen Johan, te voet vooruitgesneld, bij de Gevangenpoort, die 200 meter van zijn huis lag, arriveerde, was het daar nog redelijk rustig.
Onrust
Maar al snel kwam er een mensenmassa op de been. Tichelaar was die ochtend vrij gelaten en had de boel zitten opstoken. Het gerucht deed de ronde dat Johan nu ook in de Gevangenpoort was. Wellicht hebben oranjegezinde regenten ook aan stemmingmakerij gedaan. De onvrede over Johan de Witt had zich in alle lagen van de bevolking genesteld.
Aanvankelijk ging het er nog gemoedelijk aan toe maar geleidelijk aan werd de stemming steeds grimmiger. Een steeds grotere schare mensen kwam op de been. Zij scandeerden:
De Prins boven! De Witten onder! Wie anders meent, dien sla de donder!
De Plaats met het Binnenhof en de Gevangenpoort in Den Haag, Gerrit Adriaensz. Berckheyde, 1680-1690. Privécollectie, bron: Wikimedia. Het standpunt van de schilder is pal voor het huis van de Van Reedes aan de Kneuterdijk.
Schutterij
Ook een deel van de Haagse schutterij, Oranje-Blanje-Bleu, die op handen van prins was, had uit eigen beweging ‘de bescherming’ van de gebroeders ter hand genomen. Intussen was op initiatief van Hendrik Verhoeff, een zilversmid die gezworen had de gebroeders de Witt te vermoorden, de gehele schutterij, die grotendeels uit oranjegezinden bestond, op de been gebracht. Een kleine groep geradicaliseerde schutters dreigde de overhand te krijgen. De cavalerie onder leiding van de graaf van Tilly moest er soms aan te pas komen om ze op afstand te houden.
De Gecommitteerde Raden (uitvoerend orgaan van de Staten van Holland) hadden drie regimenten van de cavalerie eropaf gestuurd. Ze stuurden tevens een verzoek aan de prins van Oranje om militaire versterking en verzochten hem ook in persoon aanwezig te zijn om de gemoederen te sussen. Willem ging niet op het verzoek in. In de middag kreeg Tilly, het bevel van de voorzitter van de Gecommitteerde Raden, Van Boetzelaer, om de plek te verlaten omdat ze elders dringender nodig waren. Later bleek dat dit een vals alarm en een voorwendsel was. Tilly weigerde aan het mondeling bevel te voldoen, maar moest toch gehoorzamen toen hij een schriftelijk bevel had gekregen. Hij vertrok met de woorden: “Nu zijn de Witten dode lieden”.
Het vertrek van Koningin Henrietta Maria van Scheveningen naar Engeland op 26 februari 1643, Henry Lesire, 1643-1654. Privécollectie, bron: Wikimedia. De schutterij van Den Haag, rechtsvoor, is eigenlijk het onderwerp van dit schilderij.
Confrontatie
In de namiddag drongen opgehitste, dronken schutters de Gevangenpoort binnen. Johan gedroeg zich heldhaftig en zei “Mannen, is het om mijn leven te doen? Schiet mij dadelijk onder de voet” maar Verhoeff hield de anderen tegen. De gebroeders moesten volgens hem voor het oog van de wereld sterven. De schutters sleurden Johan en Cornelis naar buiten. Cornelis, die natuurlijk slecht ter been was, struikelde en werd onder de voet gelopen. Met een geweerkolf werden hem de hersens ingeslagen. Johan werd op weg naar de galg door een marineofficier van achteren neergeschoten2dit is de versie van Luc Panhuysen. Hij was nog niet dood, wilde zich oprichten maar werd met de kolf van een musket neergeslagen.
Lynchpartij
Nu was de beer los. De meute maakte zich meester van de lichamen. Beide lichamen werden ondersteboven opgehangen om zo de val van de staatslieden te symboliseren, de wijs- en middelvinger van Johan werden afgesneden, daarmee had hij immers het Eeuwig Edict gezworen. Zijn tong moest afgesneden, want daarmee had hij dezelfde eed uitgesproken. Het werd een steeds wanstaltiger vertoning. Iemand had het hart van Johan uitgesneden en smeet dat steeds tegen zijn gezicht, normaal gesproken een handeling die de beul doet bij landverraders! Nadat een stel vleeshouwers de lichamen hadden opengesneden, zoals bij geslachte dieren gebeurt, gingen sommigen er zelfs toe over delen van de lichamen op te eten! Het werd een ware orgie!
Grote plaat van de moord op de gebroeders De Witt, 1672, Romeyn de Hooghe, 1672. Collectie: Rijksmuseum. Het huis links achter aan De Plaats is het huis van de Van Reedes.
Oranje en de moord
Voor aanhangers van de prins was de moord op de gebroeders De Witt het zoveelste bewijs dat hoogmoed voor de val komt. Een belangrijk thema in de 17de eeuw dat veelvuldig wordt afgebeeld zoals bijvoorbeeld op ‘ons’ schilderij in de hal van Apollo en Marsyas!
Over de rol van Willem III bij de moord op de gebroeders De Witt zijn de meningen verdeeld. Wel is het zeker dat hij geen enkele poging gedaan heeft om de daders van de moord op te sporen. Integendeel, hij beloonde Tichelaar en Verhoeff vorstelijk. Vermoedelijk waren de krachten die hij ontketend had te groot geworden om nog tegen te houden en heeft hij gedacht: ‘het doel heiligt de middelen’. Hoe gruwelijk de middelen ook waren.
n 1672 wordt de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden van drie kanten aangevallen en is ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’. De troepen van Lodewijk XIV en de bisschoppen van Münster en Keulen hebben veel vernield, maar benutten de kastelen en buitenplaatsen ook voor eigen gerief.
Brandschattingen
Veel eigenaren van kastelen en buitenplaatsen kregen van de Fransen een brandbrief. Het geld gebruikten de Fransen om de oorlog te financieren. We kennen natuurlijk het voorbeeld van Kasteel Amerongen, maar de Fransen konden je op vele manieren geld afhandig maken. Zo ging het ook bij Philibert van Tuyll van Serooskerken, heer van Wulven, en getrouwd met de zus van Godard Adriaan, genaamd Cornelia. Zij moesten zelfs 6000 gulden betalen. Toen Philibert dit weigerde, zond een intendant (een soort boekhouder) tien soldaten naar een van hun kastelen, vermoedelijk naar het bij Houten gelegen kasteel van Wulven. Daar aangekomen plunderden de hongerige soldaten de voorraadkast, helaas bleef het daar niet bij …. stel je voor….. ze eisten al je eten en dan gebeurt het volgende:
.….. en hoewel d’Heer van Wulven aan hen al ‘t geen verschafte dat zy begeerden zoo wierd Hy echter van hen mishandelt gelijk ook zijn Huysgenooten, die groote overlast mosten lijden.
Gezicht op kasteel Wulven, gezien vanuit het zuiden, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum
Nadat Philibert van Tuyll van Serooskerken zijn beklag had gedaan bij dezelfde Franse intendant, zond deze nog meer soldaten met de opdracht om de volledige inboedel van het kasteel te slopen. Zo staat het beschreven. Saillant detail is dat Philibert van Tuyll van Serooskerken al in 1661 was overleden en het vermoeden bestaat dat het hier eigenlijk over hun zoon Jeronimus van Tuyll van Serooskerken gaat. Maar sjwa!
Lotgevallen in Utrecht
Stichting Kastelen, Buitenplaatsen en Landgoederen (KBL) heeft een lijst samengesteld van de kastelen en buitenplaatsen die in 1672 zijn beschadigd, vernietigd, of anderszins een rol hebben gespeeld in deze Hollandse Oorlog. Dit schema is nog niet compleet. Voor dit verhaal heb ik alleen naar het gewest Utrecht gekeken. Hieronder volgt het overzicht van de 28 kastelen en buitenplaatsen die verwoest, ontmanteld of gebruikt zijn door de Fransen. Uiteraard, of eigenlijk helaas, staat Kasteel Amerongen ook in deze lijst.
Geïnteresseerd in hoe de andere kastelen en buitenplaatsen de bezetting door de Fransen hebben ondergaan? Ga voor meer informatie naar de site ‘Kastelen en Buitenplaatsen in het Rampjaar 1672‘. Onvoorstelbaar wat er allemaal vernietigd is. Gelukkig is er ook veel bewaard gebleven.
Met succes verdedigd tegen de Fransen, hoewel het dorp is platgebrand.
Nieuw Amelisweerd
Bunnik
In 1672 zwaar beschadigd.
Oud Amelisweerd
Bunnik
Geheel door de Fransen verwoest.
Amerongen
Amerongen
Eigendom van de diplomaat Godard Adriaan van Reede wiens brieven en die van zijn echtgenote Margareta Turnor een belangrijke bron van informatie zijn. Het kasteel is in 1673 in brand gestoken en zwaar beschadigd.
Cromwijck
Maarssen
In 1672 grotendeels verwoest. Kort daarna wordt een nieuw huis gebouwd.
Duurstede
Wijk bij Duurstede
Door slecht onderhoud was het kasteel in 1672 al in slechte staat en door de Fransen ongemoeid gelaten. Dit in tegenstelling tot de stad. De stenen van het kasteel werden gebruikt voor herstel van de stad.
Gunterstein
Breukelen
Hier zetelde een luitenant van de Franse troepen. Bij vertrek is het kasteel in brand gestoken en geheel verwoest. In 1680 is op die plek een nieuwe buitenplaats gebouwd.
De Haar
Haarzuilens
Zwaar beschadigd in 1672.
Harmelen
Woerden/Vleuten
Verwoest in 1672.
Kronenburg
Loenen
Hoewel in 1672 het kasteel was versterkt met 200 soldaten, moesten zij zich door gebrek aan munitie en de overmacht van de vijand toch overgeven. Het kasteel werd door de Fransen bezet en deels ontmanteld.
Loenersloot
Loenen
Door de Fransen ingenomen, maar niet vernield.
Montfoort
Montfoort
In 1672 door de Fransen opgeblazen. Alleen de toegangspoort is bewaard gebleven.
Nijenrode
Breukelen
Bevelhebber van het Franse leger La Fosse had zijn hoofdkwartier op Nijenrode. Bij vertrek is het kasteel verwoest.
Oudaen
Breukelen
Oudaen ontkwam aan verwoesting omdat de eigenaar Van der Burch katholiek was. Een Franse generaal nam hier zelf zijn intrek.
Queekhoven
Breukelen
Door brand verwoest.
Rijnhuizen
Nieuwegein
Bezet door de Fransen en flink beschadigd.
Ruwiel
Breukelen
In 1673 door de Fransen verwoest.
Te Nesse
Linschoten
Wel geplunderd, maar niet verwoest, mogelijk vanwege de trouw van de eigenaren aan de Katholieke kerk.
Te Vliet
Lopikerkapel
In 1672 zwaar beschadigd.
Ter Meer
Maarssen
Door de Fransen geplunderd, in brand gestoken en als ruïne achtergelaten.
Vegtvliet
Breukelen
In 1672 verwoest.
Vecht en Dam
Breukelen
De hofstede is in 1673 in vlammen opgegaan.
Veldenstein (Jaarsveld)
Lopik
In 1673 zwaar beschadigd en geplunderd.
Voortwijk
Breukelen
In 1672 in vlammen opgegaan.
Woerden
Woerden
Bezet en zwaar beschadigd door de Fransen. Hier vond de grote ‘slag bij Kruipin’ plaats.
Zuylen
Oud-Zuilen
Door goede contacten blijft Slot Zuylen in het rampjaar buiten schot.
Zuylestein
Leersum
Bewoond door Frederik van Nassau, die onder meer betrokken was bij de moord op de gebroeders De Witt. Zuylestein werd door de Fransen gespaard. Frederik van Nassau sneuvelde in de slag bij Kruipin (Woerden)
In de film Harry Potter krijgt Harry’s vriend Ron Wemel van zijn moeder een ‘brulbrief’. Een brulbrief is een brief met een donderpreek als inhoud. Deze brief wordt in de film heel ludiek uitgebeeld, doordat de brief al schreeuwend en hangend in de lucht achter de ontvanger aangaat wanneer hij de brief probeert te negeren. De afzender schreeuwt als het ware de tekst naar de ontvanger. De brulbrief uit Harry Potters film is vast afgeleid van de ‘brandbrief’ wat komt van het woord ‘brandschatting’. Even een en ander uitleggen?
Een brandschatting betekent letterlijk een ‘brandbelasting’. Dit middel zetten legers in oorlogstijd in als ze door een stad trokken. Ze eisten dan een vergoeding ofwel schatting van het stadsbestuur en als die daaraan niet voldeed zou de stad geplunderd en platgebrand worden. Het idee achter brandschatten is feitelijk niets anders dan afpersing onder dreiging van brandstichting. Vaak dreigden legeraanvoerders hiermee als ze te weinig soldij (militair salaris) voor hun troepen hadden. Of losgeslagen soldaten deden dit zelf als ze geen soldij hadden ontvangen om zo toch nog aan geld en voedsel te komen. De vroegste vermelding van de begrippen brandschatting of brandschatten in de Nederlandse taal komt uit de Middeleeuwen uit 1472. Ook in het Duits (brandschatzen) en Vlaams (brandscatten) is de term bekend.
Verwant aan het begrip brandschatting is de term brandbrief. Hieronder wordt een brief verstaan waarin gedreigd wordt met brand of geweld als er niet betaald wordt. Feitelijk zijn brandbrieven aankondigingen van een brand. Tja en dan kom ik waar ik moet zijn: een brandbrief is dus afgeleid van het woord brandschatting.
In de aanloop naar de zomer van 1672 was het een chaos in de Republiek. Velen waren op de vlucht geslagen voor het aanstormende Franse leger en zochten hun heil in Holland. De gewone burgers zagen dit met angst en beven aan. Ze zochten een zondebok.
Regenten
Het feit dat de vluchtende regenten eerst hun spullen in veiligheid stelden en daarna zelf een veilig heenkomen zochten maakte het er niet beter op. Er ontstond een bittere haat jegens de staatsgezinde regenten, met name tegen de gebroeders De Witt. De predikanten zweepten vanaf de kansel het volk op. Een stroom aan pamfletten met complottheorieën ging rond (niks nieuws onder de zon, denk aan onze sociale media). De geruchtenmachine draaide op volle toeren.
Spotprent met Johan en Cornelis de Witt die als duivels door de lucht vliegen, 1672, Jacob de L’Ambre, 1672 – 1675. Collectie Rijksmuseum.
Geruchten
Zo werd Johan ervan beschuldigd expres de landmacht te hebben verwaarloosd om het de Fransen makkelijk te maken de Republiek te veroveren. Anderen gingen zelfs nog verder. Johan de Witt zou God en vaderland hebben verkwanseld aan de Fransen om te voorkomen dat de prins aan de macht zou komen. Ook zou hij enorme hoeveelheden geld uit de wisselbanken gestolen hebben en naar een bank in Venetië hebben overgemaakt om zijn eigen kas te spekken en de prins de voet dwars te zetten.
De haatcampagne sleepte mensen uit allerlei lagen van de bevolking mee. Johan de Witt bleef zichzelf: koelbloedig en vastberaden. Hij sprak de Staten van Holland toe en zei dat zij het goede voorbeeld moesten geven. Het was niet de vijand “maar wijzelf door wie wij worden verslagen en als de regenten geen kordaatheid tonen en als wij hierin geen verandering brengen, is er geen hoop op remedie”. Mooi gezegd, maar het mocht niet baten.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.
De aanslag
Op 21 juni 1672 liep Johan de Witt ’s avonds laat van het Binnenhof naar zijn huis aan de Kneuterdijk. Vier jongemannen, waaronder Pieter en Jacob de Graef, twee zoons van rechter Jacob de Graef, wachtten hem op bij het Groene Zoodje. Ze wisten dat hij de kortste route naar huis zou nemen en dus daarlangs zou komen. De aanval verraste de raadspensionaris volkomen. De degens raakten hem in zijn nek en ribben. Hij was ernstig, maar niet dodelijk gewond. Met behulp van zijn knecht wist hij zijn huis te bereiken.
Ondanks zijn verwondingen en de inzettende koorts schreef Johan de Witt zelf brieven aan zijn broer Cornelis en aan de Staten van Holland. Aan zijn broer beschreef hij nauwkeurig hoe de aanslag in zijn werk was gegaan en welke verwondingen hij had opgelopen. De Staten van Holland deelde hij mee dat hij voorlopig zijn werk niet kon doen. Johan zou anderhalve maand nodig hebben om weer enigszins te herstellen.
De daders
De mislukte moordaanslag op Johan de Witt, fragment uit: Witten Wonder Spiegel, Romeyn de Hooghe, 1675. Collectie Rijksmuseum.
De identiteit van de overvallers werd spoedig achterhaald. Een van hen, Jacob de Graef, kon opgepakt worden. Hij legde een volledige bekentenis af. Het kwam erop neer dat hij de kerk had willen verdedigen. Meer hadden de predikanten niet nodig. Ze verhieven hem tot martelaar. Dat hij Jacob heette was ook wel handig. Er werden vergelijkingen gemaakt met Jakob en zijn nachtelijke worsteling met God.
Het Hof van Holland berechtte Johan de Graef. Het vonnis werd onverwachts snel al na een week uitgesproken: verraad aan het hoogste gezag, dat betekende de doodstraf. Er moest een voorbeeld gesteld worden. Op 29 juni werd Jacob op het Groene Zoodje, niet ver van waar hij de aanslag gepleegd had, onthoofd. Het was een bloederige bedoening. De beul moest twee keer met zijn zwaard zwaaien voordat het raak was. Al snel verscheen er een pamflet met als titel ‘De worsteling Jacobs’, geschreven door de predikant Simon Simonides. De strekking was dat God zelf had ingegrepen en het zwaard van de beul had tegen gehouden!
De haatcampagne tegen de gebroeders De Witt was nu op volle stoom gekomen.
Gerelateerde berichten
De moord op de gebroeders De Witt
Het politieke vertrouwen in de IJssellinie
Prins Willem III kapitein-generaal voor één veldtocht
Toch nam buurgewest Holland het Utrecht zeer kwalijk dat ze zich hadden overgegeven. Zij beschouwde de capitulatie van Utrecht als verraad. Vooral de haast waarmee de stad zich had overgegeven, zette kwaad bloed. Het was volgens de Hollandse regenten tekenend voor de verraderlijkheid van de Stichtse regenten. Zij noemden de Utrechters minachtend ‘sleuteldragers’ (‘sleutelbrengers’ zou passender geweest zijn!). Zij hadden de stadssleutels en daarmee de stad op een presenteerblaadje aan de Fransen aangeboden.
Door de overgave van Utrecht lag de weg naar Amsterdam open voor het Franse leger. Een van de Utrechtse regenten beschreef hoe hij in Amsterdam werd uitgescholden:
seggende, wij een partije verraders ende Regenten van Utrecht waren ende dat men ons behoorde doot te smijten
De oude animositeit tussen Holland en het Sticht had weer de kop op gestoken. In tal van pamfletten kwam Utrecht er niet goed van af, zo kon met bijvoorbeeld lezen:
Utrecht is al over lange tijden geweest een broeinest van veilige (veile) en quaataerdige Lichtmissen, slampampers en schrapers – de goede uytgezondert – gewoon op de kerkelijke en geestelijke goederen een dronken, wellustigh en vadzig leven te leyden…
De vroedschap verweerde zich in december 1672 met een Deductie1Verdediging. Deze werd pas na het vertrek van de Fransen openbaar gemaakt.
Op 19 (Dreiskämper) of 20 (Panhuysen) juni stuurden de Utrechtse Staten Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland, neef en pleegzoon van Godard Adriaan, met twee anderen naar het Franse hof om een ‘sauvegarde‘ aan te vragen voor de hele provincie.Utrecht was bang voor brandstichting en plundering door de Franse troepen. Zo’n sauvegarde zou voorkomen dat de Fransen de stad Utrecht stormenderhand in zouden nemen.
Welland en de anderen kregen alleen Lodewijks oorlogsminister Louvois te spreken. De aangevraagde ‘sauvegarde’ kon alleen gegeven worden aan dorpen en hofsteden en dus niet aan Utrecht als provincie. Ze moesten weer terug om een nieuwe opdracht te halen. Maar thuis aangekomen bleek dat de stad zich al had overgegeven.
Nadat het Franse leger op 12 juni 1672 bij Lobith de grens was overgestoken, stootte het door, de Betuwe in. Het Staatse leger trok zich terug richting de stad Utrecht. Ze sloegen op 14 juni in de buurt van de stad hun kampementen op.
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum
Willem III
Prins Willem III aarzelde of de stad verdedigd moest worden. Enerzijds was het opgeven van de IJssellinie al erg genoeg geweest en was het zijn plicht de bevolking te beschermen. Anderzijds moest hij de beslissing van de Staten Generaal afwachten. De prins noch de Utrechtenaren wisten dat de Staten Generaal al onderzoek hadden laten doen naar de verdedigbaarheid van de stad Utrecht. De conclusie was dat de stad onverdedigbaar was.
Ontvangst?
In de stad Utrecht was het al enige tijd onrustig. De bevolking, onder andere de vrouwen van de mannen die gemobiliseerd waren, had de macht en de stadssleutels. Bij elk van de vier poorten van de stad hielden ze de wacht. Toen de prins op 15 juni toestemming vroeg tot toegang voor hem en zijn mannen durfde de bevolking de poort niet open te doen. Ze waren bang dat de gedemoraliseerde, hongerige en onderbetaalde soldaten aan het plunderen zouden slaan, zoals dat in Rhenen en Amerongen gebeurd was. Willem III was zwaar beledigd. De volgende dag mocht de prins, na enig overleg, toch de stad in, maar dan wel alleen. De bevolking juichde hem uitzinnig toe.
Gezicht op de voorgevel van de Statenkamer en de zijgevel van het Ridderschapshuis aan het Janskerkhof te Utrecht, L.P. Serrurier, 1724. Collectie Het Utrechts Archief.
De Staten Generaal
Willem III deed erg zijn best de Staten Generaal en de Staten van Utrecht tot elkaar te brengen. Zij waren namelijk niet overtuigd van elkaars goede bedoelingen. De Staten van Utrecht ontvingen de prins op 16 juni. Toen kreeg hij van de vroedschap te horen dat ze de stad tot het uiterste zouden verdedigen. Willem III beloofde dat het leger de volgende dag de stad in zou trekken. Inmiddels hadden de Staten Generaal echter een geheime resolutie aangenomen, waarin zij in principe hadden besloten het Staatse leger terug te trekken tot achter de Hollandse Waterlinie.
Laatste poging
De volgende dag zette Utrecht de poorten wagenwijd open om het leger binnen te halen. Maar Willem kwam alleen, zonder zijn leger. Hij stelde als voorwaarde om de stad te verdedigen dat de vier voorsteden zouden worden afgebrand, om zo een beter schootsveld te creëren. Utrecht weigerde dat, zoals te verwachten viel. Immers in die voorsteden woonde 15 tot 20% van de bevolking. Willem III liet daarop het besluit van de Staten Generaal zien dat ze de stad niet zouden verdedigen. Het Staatse leger zou zich terugtrekken tot achter de Hollandse Waterlinie ten westen van de stad. Het besluit was unaniem genomen, inclusief de stem van de afgevaardigde namens Utrecht, Everard van Weede, heer van Dijkveld!
Portret van Everard van Weede, Jacob Houbraken, naar Aert Schouman, ca. 1750. Collectie Rijksmuseum
Naarden was in 1672 als vestingstad zwaar verouderd, Amsterdam had vernieuwing lange tijd tegen gehouden, mede door rivaliteit tussen de steden. Nu de vijand dichterbij kwam was Naarden voor Amsterdam als voorpost echter opeens een belangrijk verdedigingswerk. De Staten Generaal gaven pas begin 1672 ruimte om aan de verdediging te werken. Dit was helaas te laat. Naarden was een ‘open stad’ en dat zagen de Fransen ook.
Zo gebeurde het dat de soldaten die de vesting zouden moeten verdedigen, wegvluchtten richting Amsterdam. Ze hadden gehoord dat de burgemeesters de stad uit gevlucht waren, omdat ze deze als onverdedigbaar beschouwden. De verbaasde Fransen, die pas een week eerder de Republiek waren binnengevallen, konden zo op 20 juni zonder slag of stoot de stad overnemen.
Naar Muiden
De Fransen hebben nog enige tijd de soldaten van de Staten achtervolgd tot vlak bij Muiden. Dit leverde voor Amsterdam een gevaarlijke situatie op, omdat de Fransen nu wel heel dicht bij de stad kwamen. De Fransen echter talmden te lang. Ze waren vooral bezig met het nemen van gevangenen, omdat deze geld zouden kunnen opbrengen. Met de gevangenen keerden ze terug naar Naarden.
De troepen van Lodewijk XIV voor Naarden, 20 juli 1672, Adam Frans van der Meulen, 1672-1690. Collectie Rijksmuseum.
Johan Maurits van Nassau-Siegen
Nog diezelfde dag arriveerde de veldmaarschalk Johan Maurits van Nassau-Siegen in Muiden. Hij ging al gauw aan de slag ging met het laten versterken van stad en kasteel. De vesting Naarden, strategisch gelegen aan de Zuiderzee en nog geen dertig kilometer verwijderd van Amsterdam, was voor de Fransen.
De val van de IJssellinie op 12 juni veroorzaakte oproer en paniek bij de bevolking van Utrecht. Velen probeerden met hun bezittingen de stad te verlaten en een veilig onderkomen te vinden in Holland, met name in Amsterdam. Het was een enorm gedrang bij de stadspoorten.
Vluchtelingen en vluchters
Het krioelde in de stad van de vluchtelingen uit de Betuwe en de Veluwe die met hun koeien, schapen en ganzen op de vlucht waren voor het Franse leger. De regenten en edelen probeerden zo snel mogelijk de stad uit te komen mét hun bezittingen. De grachten lagen vol met schepen die tot zinkens toe volgeladen waren. Er was geen doorkomen aan.
Opstand
Fragment uit de prent “Klacht over de rampspoed in de Republiek tussen 1672 en 1675” van Romeijn de Hooge (1675). Collectie Rijksmuseum
De lagere standen, zoals winkeliers, viswijven, edelsmeden, schoenlappers, waren woedend. Er ontstonden spontaan massale optochten en scheldmarsen. Het waren met name de vrouwen die van zich lieten horen. Hun mannen waren naar het front gestuurd om te vechten, terwijl de hoge heren het massaal op een vluchten zetten! Zelfs de burgerwacht sloot zich aan bij het verzet. Ook in andere steden was de bevolking de straat opgegaan. De mensen probeerden de snelle Franse opmars te doorgronden met allerlei samenzweringstheorieën (ook toen al!).
Burgerbewind
Volgens sommige historici pakte de burgerbevolking de stadssleutels af van de burgemeesters. Volgens andere historici bezette de burgerwacht het stadhuis en maakte zich meester van enkele toegangspoorten. In beide gevallen was het resultaat dat de burgers de stadspoorten konden bewaken en bepalen wie er in of uit mocht. De aanzienlijken die probeerden met zoveel mogelijk van hun spullen te stad te verlaten, moesten hun bezittingen inleveren, zelf mochten ze wel erdoor.
Van de vroedschap zouden slechts vijf van de veertig leden de stad verlaten. Al met al een gespannen en chaotische situatie, die vooral bij de stadspoorten goed te merken was. Sommige van de regenten zouden al snel weer naar de stad terugkeren waaronder Godard Willem van Tuyll van Serooskerken, heer van Welland. Deze pleegzoon van Margaretha had haar midden in de nacht gewaarschuwd toen de Fransen de Rijn overgestoken waren. Hij zou nog een belangrijke rol vervullen bij de onderhandelingen met de Fransen.
Na de overtocht van de Rijn bij Lobith, lag de Betuwe open voor de troepen van Turenne. Om deze makkelijke doortocht te beperken werd begin achttiende eeuw het Pannerdens Kanaal aangelegd, maar in 1672 konden de Fransen gewoon doormarcheren.
Pontonbrug bij Arnhem
Bij de verovering van Arnhem was er een pontonbrug over de Nederrijn gelegd en hiermee lagen de Veluwe en de westeroever van IJssel open. Arnhem werd op 16 juni ingenomen en het Staatse leger was daar slechts twee dagen tevoren vertrokken. In plaats van het Staatse leger na te jagen, koos Turenne ervoor om eerst Nijmegen en de Betuwe te veroveren.
Overtocht over de Schipbrug bij Dordrecht van het 1ste Battillon, 15de Regiment Infanterie van het Korps Pontonniers tijdens de mobilisatie, F.M. Brugman, 1916. Collectie: Spaarnestad Fotografie, bron: Wikimedia Commons. Ponton- of schipbruggen worden militair nog steeds veel toegepast. In het Nederlandse leger zijn nog steeds pontonniers die gespecialiseerd zijn in het maken van bruggen.
De Betuwe
De Betuwse steden zagen het gevaar al aankomen en besloten geen strijd te leveren, maar vroegen sauvegardes aan. Culemborg, Buren en Tiel worden 18 juni ingenomen. Inmiddels zijn op 17 juni de inundaties van de Hollandse waterlinie gestart en de Franse troepen stranden bij Ameide. Het Franse leger stationeerde veel regimenten in de Betuwe. Mede hierdoor overleefde éénvijfde van de bevolking de bezetting niet. Dit kwam vooral door voedselgebrek en onhygiënische toestanden.
Hoewel de Veluwe en Utrecht via Arnhem onder handbereik lagen, kwam de verovering van de Veluwe via het oosten. Rochefort stak op 18 juni de IJssel en de Veluwe over naar Amersfoort. Die stad veroverde hij de 19e zonder moeite en op 20 juni kwamen de eerste troepen aan bij Naarden en op 23 juni werd Woerden zonder moeite ingenomen.
Op 13 juni 1672 marcheerde het leger van Turenne naar Arnhem, stak de Nederrijn over met een pontonbrug en startte daar een belegering. Het Staatse leger was inmiddels van de IJssel naar Utrecht gevlucht en daardoor durfde Turenne een ultimatum te stellen. Als de stad zich niet over zou geven, zouden alle bewoners vermoord worden. Eerst zei men nog heldhaftig zich te zullen gaan verdedigen, maar toen men binnen de muur hoorde dat Willem III niet meer aan de IJssel lag, gaf men zich op 17 juni over.
Allegorie op de inname door Turenne van Arnhem, Willem van Nijmegen, 1672. Bron: RKD. ‘Willem van Nymegen heeft dit geteykent Ao 1672 den 10 / Junius den dagh daer na als hy de stadt van Arenem / heeft over sien geven, aen den hertogh van Touraine / dien ick den trompetter / van hem / heb voor de stadt op / hooren eisen. / Laat ons nu haspillen / willen wij niet: sij willen’
Ooggetuige
De ons welbekende Willem van Nijmegen was op dat moment in Arnhem en tekende een allegorie op de overgave. Het ‘laat ons haspelen’ betekent waarschijnlijk zoveel als ‘laat ons gewoon door gaan waar we mee bezig zijn’.
Knodsenburg
Een ander deel van het Franse leger was richting Nijmegen gegaan en kwam op 15 juni bij het fort Knodsenburg aan. De soldaten van de Knodsenburg weerden zich dapper. Op 16 juni was het echter zover en namen de Fransen Knodsenburg in, maar ze leden behoorlijke verliezen.
Nijmegen
De stad werd vervolgens beschoten vanaf het fort Knodsenburg en verschillende belangrijke gebouwen werden flink beschadigd. De situatie in de stad Nijmegen was anders dan in veel andere steden in de Republiek. De organisatie van het leger was redelijk in orde en er was voldoende oorlogsmaterieel. Het bolwerk ‘Nassau’ was echter slecht verdedigbaar en dat gold ook voor de grachten rondom de stad die nagenoeg droog stonden. De Fransen onder leiding van maarschalk Turenne hadden intussen een ingenieuze botenbrug over de Waal gefabriceerd. Na de Waal gepasseerd te hebben, benaderde men vanaf de linkerflank met 18.000 manschappen Nijmegen. De stad werd volledig omsingeld en men gaf zich op 9 juli over. Turenne zou later in zijn memoires de verdediging van Nijmegen roemen.
Op 8 juni werd begonnen met het openzetten van sluizen en het doorsteken van dijken. Dat was geen geringe opgave, omdat door de droge zomer het waterpeil laag was. Door de open sluizen van de Merwede, de Hollandse IJssel, de Lek en de Oude Rijn stroomden de drie zuidelijke inundatiegebieden vol. De twee noordelijke inundatiegebieden stroomden vol met het water uit de Vecht en de Amstel. Naast inundatie moesten ook op diverse plaatsen dijken verstevigd en militaire verdedigingswerken worden aangelegd.
Verzet
Lang niet iedereen zag de ernst van de situatie in. Vooral de boeren boden soms felle tegenstand. Ze wilden hun weilanden niet prijs geven aan het water. In de Lopikerwaard bijvoorbeeld probeerden ze met zeisen en hooivorken het graven van gaten in de dijk onmogelijk te maken. Overdag opengezette sluizen, werden ’s nachts weer door opstandige burgers gesloten. Het leger moest eraan te pas komen om de opstandelingen verdere sabotage te beletten. Hardnekkige tegenstanders konden zelfs op de doodstraf rekenen. In Gouda weigerde zelfs de plaatselijke overheid aanvankelijk de sluizen van de Hollandse IJssel open te zetten. Eerst na ingrijpen van de Staten gingen ze overstag.
Net op tijd
Door al deze tegenwerking en sabotage liep de inundatie flinke vertraging op. Dankzij het feit dat de Franse troepen weinig haast hadden om verder Holland in te trekken, was de waterlinie net op tijd gereed om de Franse opmars te stuiten.
Met het verbeteren van de vesting Doesburg was al in 1607 onder Maurits een aanvang genomen, o.a. met het aanleggen van bastions e.d. In 1672 was Doesburg mede door het graven van extra grachten een van de sterkste vestingsteden van de Republiek. Desalniettemin ging het ook hier snel: Lodewijk begint de 18de met beschieten en neemt de 21ste Doesburg in. Zijn troepen stuurt hij door naar Zutphen waar Filips van Orléans de belegering leidde.
Al op 12 juni was er bij Zutphen een trompetter verschenen die liet weten dat de Fransen de stad opeisten. Zutphen was als vesting kort voor de belegering verstevigd en er was veel te oorlogsmaterieel aanwezig om de stad op zo maar op te geven. Dus de Zutphenaren gaven geen gehoor aan deze oproep. De al eerder genoemde Gerard Adolph Bentinck van Breckelkamp en ene Barreveld hielpen de Fransen met onderhandelen.
Op 18 juni was het aanbod een onbelemmerde aftocht en het blijven belijden van de hervormde godsdienst bij een overgave. De onderhandelingen duurden een paar dagen, want in Zutphen was er een tweestrijd ontstaan tussen de soldaten aan de ene kant en de burgerij en regenten aan de andere kant.
Gezicht op Zutphen 1672, frères Moreau (foto) naar Adam Frans van der Meulen (tekening), 1900-1903. Collectie Rijksmuseum.
Toen op 21 juni de Fransen zich voor de stad toonden startten de soldaten de strijd, maar na zware verliezen kon men op 23 juni bij een nieuwe onderhandelingspoging de Fransen niet vermurwen van de strijd af te zien en de eerder gedane beloften na te komen. De schermutselingen duurde voort. De overgave vond plaats op 25 juni.
Toen Doesburg en Zutphen veroverd waren trokken de Franse troepen door naar Deventer, waar ze zich bij de troepen van de Duitse bisschoppen voegden.
Hierbij werd een merkwaardige keuze gemaakt: tien regimenten te voet en achttien compagnieën te paard, dat was dus meer dan de helft van de troepen die aan de IJssel lagen, bleven achter in Arnhem, Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. Militair gezien twijfelachtig, maar niemand keek er toen van op: die troepen werden door de gewesten zelf betaald en zij hadden er dus recht op om die troepen in te zetten voor hun eigen verdediging.
Naar Arnhem
Als verzamelplek voor het terugtrekkende leger werd gekozen voor Arnhem en daar kwamen op 13 juni ongeveer 9000 man bijeen. Op 14 juni trokken ze via Wageningen naar Rhenen. Daar hielden ze krijgsberaad en besloten om die zelfde nacht door te trekken tot Amerongen en Wijk bij Duurstede. Op 15 juni kwamen de eerste troepen bij Utrecht aan.