Op de wandtapijten in de gobelinkamer staat een mooi pallet van het rijke boeren landleven. In de tijd van Margaretha was dit Huys zeker zelfvoorzienend. Destijds kon je niet even de supermarkt inlopen om je spullen te kopen. Het was dus eigenlijk een hele grote voorname boerderij.

De tuin

Er werd groente geteeld door de tuinbaas, een belangrijk mens. Want die wist precies hoe je dat doen moest. En in de tuin, die er nu zo prachtig bij ligt hebben vast een varken en een paar kippen en ganzen rondgelopen. Ook de vissen uit de slotgracht werden opgegeten. In de brieven van Margaretha lezen wij dan ook dat ze steeds bezorgd is om de voedselvoorziening. Die werd voor een groot deel ingemaakt, gezouten, gerookt of anderszins geconserveerd.

Interieur van een keuken, in het midden zit een jonge vrouw bij een mand een patrijs te plukken. Rechts komt een keukenmeid aangelopen met een dienblad met vissen. Links zit een kind in een stoel met een hondje te spelen. Rechtsvoor een koperen ketel met verschillende soorten groente en een gebroken kruik. Rechtsachter een haard waarboven een schilderij hangt. Tegen de achterwand een plank met borden en kruiken. Links bij het geopende venster een koperen melkbus en ander huisraad. Aan het plafond hangt een wildkroon met patrijs.
De keuken, Willem Joseph Laquy, ca. 1760 – ca. 1771. Collectie Rijksmuseum.

Slachten

Op een dag in november, de slachtmaand, schrijft ze aan haar man Godard Adriaan dat zij twee ossen had laten slachten. Eén was van eigen aanwas (zelf gefokt) en een had zij in Denemarken gekocht. De beesten waren zo dik van het vet dat zowat het hele dorp was komen kijken (vetprijzen) Bijzonder is wel dat zij en haar man een os gekocht hadden in Denemarken, waarom?

[krijgen,] ick heb vandaech twee osse het Een
van ons Eijgen foxsel sijnde Een 3 ijaerijge os
en Een deense die ickt voorleede somer heb
gekocht geslacht, ons leefven hebbe wij geen
beest so doorwasse en vet gekocht noch
geslacht als dien drije aerijge en ons
Eijgen foxsel is, de an is ock heel goet
maer heeft niet bij de voorseijde, wenste
uhEd die had moogen helpen nuttigen
sal de paterstucke voor selfve bewaeren

Margaretha aan haar Man Godard Adriaan op 11 november 1679
Een herder drijft zijn kudde door een ondiepe plaats in de rivier. De onstuimige dieren laten het water opspatten, tot ongenoegen van een boerin die ook door het water waadt. Een andere vrouw rijdt op de rug van een met koopwaar bepakte os. Het zuidelijke karakter van het landschap heeft Berchem gecombineerd met naaldbomen, die je eerder in het noorden zou verwachten.
De ossendrift, Nicolaes Pietersz. Berchem, 1656. Collectie Rijksmuseum.

De Deense os

De Deense os was een ras dat meer vet en vlees aanzette en dat was natuurlijk voor de voedselvoorziening belangrijk. In de 13de eeuw handelde men in Europa al in deze ossen. Ze kwamen lopend van Denemarken naar hier en naar elders in Europa. De reeds magere ossen verloren bij die lange, drie à vier weken durende tocht, vaak nog 60 tot 80 kg aan gewicht. De ossen kwamen ook wel per boot naar onze zeehavens. Ossenweiders (vetweiders) begeleidden de ossen, zij wisten langs de route de sappigste weiden te vinden.

Ossenmarkt

In het voorjaar als de beesten waren aangekomen, ontstonden er handelsplaatsen, in dit geval de “magere ossenmarkten” genoemd. Waren ze vetgemest dan werden zij in oktober verhandeld op de “vette ossenmarkten”. Nederlanders speelden een belangrijke rol in de import en de handel van ossen.

Een ets waarop een weg te zien is met links een langgerekt huis waarvan het deel dat meer naar achteren ligt een hoger dak met een schoorsteen. heeft. Rechts staat, achter een hek gelegen, een zelfde soort huis, met een schoorsteen met een gepunt dak. Op de achtergrond is een kerk te zien met een kerktoren. De kerk ligt achter een houten poort die half openstaat. Er rijdt een ruiter doorheen. Rechts vooraan staat een boom met kale takken. Daaromheen zijn twee staande en een liggende os te zien. Twee mannen praten met elkaar. Een van de mannen wijst naar de ossen. Meer naar achteren, bij het hek voor het huis staat nog een os. Links vooraan staan nog twee of drie ossen. Ertussenin is het hoofd met hoed van een man te zien die een arm op een van de ossen heeft liggen. Tussen de ossen en het huis staan twee mannen te praten. De een heeft een hand in de lucht. Met de andere hand houdt hij de hand van de andere man vast. Achter de huizen zijn nog wat kale bomen te zien. Alle personen op de foto zijn historisch geklede mannen.
Boeren onderhandelen bij ossen in een dorp, Izaak Jansz. de Wit, naar Jacob Cats (1741-1799), 1807. Collectie Rijksmuseum.

Gerelateerde berichten