Soort geschiedenis

  • Twee ruiterportretten: links Willem III en rechts Lodewijk XIV

    Willem III tegen Lodewijk

    Author

    In het Huys is de hoeveelheid portretten van Stadhouder Willem III opvallend. In de Grote Zaal hangt hij niet voor niets naast Godard van Ginkel. De carrière van Van Ginkel is nauw verbonden met het levensdoel van Willem III. Ook in het archief zijn brieven van en aan Stadhouder Willem III aanwezig.

    Willem III en Lodewijk XIV waren elkaars tegenpolen, maar ze waren ook aan elkaar overgeleverd en groeiden naar elkaar toe. Of zoals Luc Panhuysen het in zijn boek ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ zo mooi omschrijft: ‘Lodewijk werd de muur waartegen Willem als een klimop uit de schaduw zijn weg omhoog vond’ (p. 14).

    Jeugd

    Het begon al bij hun respectievelijke geboortes. Willem III werd onder een ongelukkig gesternte geboren of, zoals hij zelf zei: “Ik ben in tegenspoed geboren en opgevoed.” De wieg van Willem III was gewikkeld in zwart doek, de ramen waren verduisterd en er klonk geweeklaag en gehuil want zijn vader Willem II was acht dagen eerder overleden. Bij de geboorte van Lodewijk XIV daarentegen ontstond er spontaan een volksfeest. Hij werd le Dieudonné, het godsgeschenk genoemd. In feite werd Willem zonder macht in het vooruitzicht geboren, immers het stadhoudersschap was afgeschaft, terwijl Lodewijk al van meet af aan als kroonprins werd voorbereid op een glorieus koningschap.

    Portret van de Dauphin van Frankrijk, de latere Lodewijk XIV, Anoniem, tussen 1638 en 1639. Foto: Tylwyth Eldar. Collectie: Grand Palais Rmn (Chateaux de Versailles)
    Portret van een jongetje in een geel jurkje met een wit lijfje en een wit schort. Hij draagt een blauwe sjerp, een wit kapje met daarop een zwarte hoed met veren. Hij staat naast een sinaasappelboompje in een pot en heeft een sinaasappel vast. Voor hem een klein hondje dat naar hem op kijkt.
    Portret van Willem III (1650-1702), Prins van Oranje, als kind, Adriaen Hanneman (1604–1671), 1654. Collectie: Rijksmuseum.

    Fysiek

    Ook lichamelijk en geestelijk verschilden ze sterk van elkaar. Willem III oogde bij zijn geboorte zwak en fragiel. Het ziet er niet naar uit dat hij lang te leven zou hebben. Hij werd door zijn moeder Piccinino genoemd, kleintje. Lodewijk XIV werd in blakende gezondheid geboren met rode wangen en een grote eetlust! Willem III had erg korte benen, een vergroeiing van de wervelkolom en leed aan chronische astma. 

    Een man gekleed in geel (goud?) met een hoofddeksel met stralen en veren. Een lijfje met gepofte mouwen en langs de hals en de schouders nog meer stralen, op de buik een zon. Een rokje met nog meer stralen en afgezet met groene stenen. Strakke kousen, net onder de knie en op de schoen zitten nog meer zonnen.
    Kostuum voor de Zon, gedanst door Lodewijk XIV, in het ballet Le Nuit, 1654, uit: Costumes du Ballet intitulé : “La Nuit,” représenté à la Cour en 1653. Collectie: Bibliothèque nationale de France, département Estampes et photographie.

    Lodewijk XIV werd omschreven als “zo knap als een engel’ en heel innemend. Een uitstekend danser. Op veertienjarige leeftijd had hij zes verschillende rollen in het Ballet van de Nacht. Zijn laatste rol was die van de opkomende zon. Aurora, de dageraad, kondigt hem aan: “De zon die mij opvolgt, is de jonge Lodewijk”. Ook hun karakters verschilden: Willem opvliegend, zwijgzaam en ongeduldig, Lodewijk met “een zelfbeheersing uitzonderlijk voor zijn jaren”.

    Hofleven

    Het hofleven van beide heren had niet meer verschillend kunnen zijn. Lodewijks hofleven was vol pracht en praal en was vanaf zijn ontwaken tot zijn naar bed gaan strak geregisseerd. Hij had een minutieuze dagindeling. Zoals de de zon zijn baan volgt, zo strak is de dag van de zonnekoning vastgelegd. Altijd waren er hovelingen aanwezig. Willem trok zich daarentegen het liefst terug. Hij hield er een sobere hofhouding op na. Als hij toch in het openbaar moest verschijnen, betoonde hij zich zeer zwijgzaam en hield hij het zo kort mogelijk.

    Jacht

    Maar er waren niet alleen maar verschillen. Lodewijk en Willem deelden een grote passie voor paardrijden en met name voor de jacht te paard, de parforce jacht. Lodewijk liet op Versailles verschillende jachtterreinen aanleggen. Willem liet de Veluwe naar voorbeeld van Versailles met koningsallées inrichten. Wat grootte en allure betreft kon hij het Versailles van Lodewijk natuurlijk niet evenaren maar zijn fontein op Het Loo was wél hoger dan enig fontein van Versailles! Beide heren bleven tot op hoge leeftijd en ondanks hun steeds slechter wordende gezondheid jagen. Willem III zou het uiteindelijk zelfs fataal worden. De verwondingen na de val van zijn paard zouden hem doen overlijden. Zijn lichaam was toen echter al een bouwval. De val was de genadeklap.

    Een schilderij waarvan ongeveer de helft blauwe lucht met witte en donkere wolken en de andere helft een heuvelachtig landschap met bomen. Links steekt een grote boom af tegen de lucht, rechts is heel in de verte een kasteel te zien. Middenvoor is een groep ruiters te zien waarvan een jager op een wit paard duidelijk het middelpunt vormt. De andere jagers zijn rondom de jager op het witte paard gegroepeerd en kijken allemaal naar hem. De jagers zijn gekleed in vermoedelijk 17de eeuwse kledij. Rechtsonder in het schilderij, achter de jagers staan jachthonden, de meeste met bruin/witte vlekken, te wachten.
    Een jachtscène met prins Willem III, Dirk Maas, vóór 1692. Collectie Paleis Het Loo. Bron: RKD.

    Voor het vaderland

    Het belangrijkste dat Willem en Lodewijk gemeen hadden was hun levensmissie om hun land veiliger te maken. Bij de totstandkoming van deze missie zouden deze twee tegenpolen elkaar regelmatig tegenkomen op de Europese slagvelden. Godard van Ginkel heeft gedurende zijn carrière in het Staatse leger veelvuldig de gevolgen hiervan ondervonden. Hij heeft vele veldslagen geleid maar niet altijd tot zijn genoegen zoals te lezen is in de brief die hij aan zijn moeder stuurde. Nadat hij moe en ziek van een veldslag thuis was gekomen, schreef hij haar: “De billen zijn zo teer dat ze het galopperen niet nog verdragen kunnen”. Hoe het verder ging met die billen, staat in een ander verhaal te lezen.

    Tegenstanders

    Lodewijk XIV was acht jaar ouder dan Willem III en had zijn sporen op het slagveld al verdiend, toen Willem III op het toneel verscheen. Lodewijk nam Willem aanvankelijk niet helemaal serieus, Hij beschouwde hem eerst als een lastige vlieg, maar begon allengs meer respect voor hem te krijgen en hem uiteindelijk als gelijkwaardig te beschouwen. Maar dan zijn we alweer wat jaartjes verder.

    Willem III echter zag Lodewijk XIV vanaf het begin als grote bedreiging. Hij was zeer bevreesd voor de oorlogszucht van Lodewijk. En terecht natuurlijk. Lange tijd zou Lodewijk een grote dreiging vormen niet alleen voor Nederland, ook voor andere Europese landen. De machtsbalans in Europa dreigde verstoord te raken. 

    Man ten voeten uit naar rechts gedraaid met lang donker haar. Hij draagt de Engelse kroningsmantel met hermelijnen voering over zijn schouder. Hij draagt een blauwe mantel met bruine band tot zijn kuiten, witte kousen en schoenen met gespen met juwelen. Hij draagt een riem met een zwaard, een kanten sjaaltje en de keten van de orde van de kousenband met Joris en de draak. Recht op de table de kroon en de rijksappel. De regalia liggen op een oranje gordijn. Links achter een pilaar met daarachter een uitzicht op bomen en een zonsondergang.
    Portret van Koning Stadhouder Willem III, naar G. Kneller, 20e eeuw. Collectie Kasteel Amerongen.
    Statieportret van een oudere Lodewijk XIV. Onder een imposante zwarte krullenpruik een oud gezicht. Lodewijk draaagt een grote blauwe mantel met gouden fleurs de lis. De mantel valt open zodat je de hermelijnen voering ziet en zijn elegante benen die in strakke witte kousen zitten. Zijn linker hand heeft hij vlak boven zijn zwaard in zijn zij, zijn rechter hand leunt op een stok.
    Lodewijk XIV, Hyacinthe Rigaud, 1701. Collectie Louvre.

    Koningen

    Toen Willem III koning van Engeland geworden was, bleek hij ook een heel ander soort koning te zijn dan Lodewijk. Niet een absolutistische maar een constitutionele monarch. Niet katholiek maar protestant. Lodewijk zag zichzelf als ‘Rex Christianissimus’, door God zelf aangewezen. Willem stelde daar de ‘Rex Protestantissimus’ tegenover, door het parlement benoemd. Toen in 1697, bij de Vrede van Rijswijk, Willem III officieel als koning van Engeland werd erkend, “Willem, koning bij de Gratie Gods”, was hij in aanzien gestegen bij Lodewijk. Niet door de hand van de mens, c.q. het Engelse parlement, maar door de hand van God tot koning benoemd. Ook aan het hof van Lodewijk begon de ster van Willem III te rijzen: 

    Wat een duivelse kerel is die Prins van Oranje, die in zijn eentje heel Europa in beweging zet! Wat een ster! 

    Madame De Sévigné, p. 360

    Nalatenschap

    Ook in wat zij als erfenis aan hun land en volk achterlieten, verschilden Willem en Lodewijk. Lodewijk liet een zeer verarmd land achter met een groot verschil tussen arm en rijk, hetgeen een goede voedingsbodem zou worden voor de Franse Revolutie.

    Willems erfenis pakte vooral voor Engeland goed uit: de protestantse troonopvolging was veiliggesteld in de Act of Settlement. Met de Bill of Rights was een aanzet gegeven tot de constitutionele monarchie. Niet voor niets hebben de Engelsen het zelf over de Glorious Revolution! Hiermee sloeg Engeland een tegengestelde richting in aan die van Frankrijk.

    De Republiek echter heeft minder geprofiteerd van Willems erfenis. De dynastieke opvolging was niet goed geregeld, zodat na het overlijden van Willem III het Tweede Stadhouderloze Tijdperk begon. Door het economisch sterker geworden Engeland werd de concurrentiepositie van de Republiek verzwakt, hoewel ze nog wel relatief welvarend zou blijven. Dit was de prijs die ze moest betalen voor haar veiligheid. Want evenals zijn tegenpool Lodewijk XIV had Willem III zijn land veiliger achtergelaten. Missie geslaagd dus!

    Kaft van het boek Oranje tegen de Zonnekoning van Luc Panhuysen

    Luc Panhuysen

    Ik heb mij bij het schrijven van dit verhaal gebaseerd op ‘Oranje tegen de Zonnekoning’ van Luc Panhuysen. Natuurlijk zijn er, zoals altijd bij geschiedenis ook andere invalshoeken mogelijk. Maar de combinatie van de ‘grote’ geschiedenis met de ‘kleine levensportretten’ sprak mij bijzonder aan.

    ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
    Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702)Anoniemca. 1700GravureHal (0009)
    Portret van koning-stadhouder Willem IIIGerard Sibelius1755-1785GravureHal (0020)
    Borstbeeld van koning-stadhouder Willem IIIkopie naar Rombout Verhulst18e of 19e eeuwGipsen busteHal (0029)
    Portret van Willem Henrijk van OranjeRomeyn de HoogheGravureDepot (0339)
    Portret van Willem IIIJohannes de RamGravureGalerij (0443)
    Sijn K.H. Wilhelm HenrickRomeyn de Hooghe1675Gravure Galerij (0472)
    Portret van Prins Willem III op ovaal paneel gevat in driehoekige sopraporte versieringOlieverf op houtGalerij (0642)
    Portret van Guillaume Henry Prince d’Orange18e eeuwGravureHal (0748)
    De gelukkige ontsnapping van Koning-stadhouder Willem IIIWilliam Giller, naar Abraham Cooper1848GravureDepot (0751)
    Portret van koning-stadhouder Willem IIIJean Henri Brandonca 1699Olieverf op doekGrote zaal (0897)
    Dubbelportret van stadhouder Willem III en Hans Willem BentinckWillem Sonmans of J.F. van Douven1675Olieverf op doekGalerij (0898)
    Portret van stadhouder Willem III (1650-1702)Caspar Netscher (mogelijk naar)1675-1685Olieverf op doekLange gang (0899)
    Portret van Koning-Stadhouder Willem IIIG. Kneller (kopie naar)Olieverf op doekGalerij (0900)
    Portret van koning-stadhouder Willem III (1650-1702)Olieverf op doekGrote zaal (0901)
    Portret van Prins Willem IIIAbraham Stork1704GravureDepot (1383)
    Archiefstukken
    HUA1001.2750 Brief afkomstig van koning Willem III gericht aan Margareta Turnor als antwoord op haar gelukwensen met de overwinning van zijn leger in Ierland, 1691
    HUA1001.2774 Brief van Margareta Turnor gericht aan koning Willem III met mededeling van het overlijden van haar echtgenoot, (1691). Minuut
    HUA1001.2863-2866 Correspondentie met stadhouder Willem III, later koning van Engeland, 1671-1691 (Godard Adriaan)
    HUA1001.3189 Willem III, stadhouder-koning en koningin Maria van Engeland, 1674-1691 (Godard van Reede van Ginkel)
    GA0613.3810 Willem III, prins van Oranje-Nassau, koning-stadhouder, 1675, 1702. (Godard van Reede van Ginkel)

    Gerelateerde berichten

  • Willem Frederik loopt een blauwtje

    Author

    In de Grote Zaal hangt een groot schilderij van Willem Frederik van Nassau-Dietz. Waarom hangt dat daar zo prominent?

    Man in een harnas. Hij heeft donkerbruin haar, halflang in de nek en een pony. Over zijn harnas heeft hij een kanten kraag en een oranje sjerp. Zijn linkerhand heeft hij in zijn zij, zijn rechterhand ligt op zijn helm op een tafeltje naast hem. Je ziet nog een een stukje van zijn okergele wambuis.
    Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664). t.g.a. W. de Geest. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.

    Misschien omdat hij genoemd wordt als een stamvader van het koninklijk huis? De Grote Zaal hangt immers vol Oranjes en Nassau’s. Bovendien voegt zijn vrouw, Albertine Agnes van Nassau, ook nog wat vorstelijk oranjebloed toe. Via haar stamt het Koninklijk Huis zelfs rechtstreeks van Willem van Oranje af.

    Albertine Agnes en Louise Henriëtte

    Albertine Agnes was de vijfde dochter van stadhouder Frederik Hendrik en Amalia van Solms. Deze vijfde dochter was echter niet de eerste keuze van Willem Frederik. Tien jaar lang had hij naar de hand van Louise Henriëtte, de oudste dochter van Frederik Hendrik, gedongen. Al vanaf dat Louise Henriëtte negen jaar (!) was, probeerde hij bij haar ouders in het gevlei te komen.

    Rivalen

    Maar de zeer ambitieuze Amalia van Solms had grootsere plannen voor haar oudste dochter en wel een huwelijk met de keurvorst van Brandenburg, Friedrich Wilhelm. Uiteindelijk trouwt Frederik Willem met Albertine Agnes, die 21 jaar jonger is dan hij. Nu hangt de beeltenis van Willem Frederik voor eeuwig heel dicht bij die van zijn rivaal Friedrich Wilhelm. Én dichtbij het schilderij van zijn schoonvader Frederik Hendrik.

    Dame met een rond gezicht en haar haar in pijpenkrullen met kleine krulletjes op haar voorhoofd. Ze draagt een beige/grijze jurk met een wijd decolleté dat haar schouders vrij laat. Ze heeft een parelketting om. Ze zit op een bank en voor haar staat een King Charles Spaniel die haar verwachtingsvol aankijkt. In haar handen heeft ze een blote dreumes dat links naast haar op de bank staat. Ze heeft blonde krullen en in haar linkerhand heeft ze een koekje, met haar rechter hand leunt ze op de borst van haar moeder. Haar moeder heeft een hermelijnen mantel half om haar heen geslagen. Rechts naast de moeder zit een jongen, een prille tiener. Hij heeft lange donkere krullen, hij kijkt peinzend in de verte, draagt een witte blouse en kraag en een bruin jak dat met rood gevoerd is. Zijn rechterhand rust op zijn hoed, zijn linkerhand houdt een geweer vast dat over zijn schoot ligt. Helemaal rechts een jong meisje in een bruine jurk met donkerblonde pijpenkrullen. We zien haar op de rug en ze kijkt ons over haar rechter schouder aan. Ze draagt een parelketting die met een blauw lint is vast gestrikt. In haar rechterhand heeft ze een bloem. Haar linkerhand houdt een sjaal vast die over haar schouder hangt.
    Albertine Agnes (1634-1696), Prinses van Oranje en echtgenote van Willem Frederik van Nassau-Dietz met haar drie kinderen: Amalia (1655-1695), Hendrik Casimir II (1657-1697) en Wilhelmina Sophia (1664-1667), 1668, A.L. van den Tempel. Collectie Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed
    Meer lezen
    Tol, Jean Marc van (2017) Willem Frederik van Nassau-Dietz, een pechvogel. Historiek.
    ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
    Portret van Willem Frederik van Nassau-Dietz (1613-1664)t.g.a. W. de GeestOlieverf op doek Grote zaal oost 20 (0902)
    Portret van Frederik Hendrik van Oranje-Nassau (1584-1647)Olieverf op doekGrote zaal zuidwest 23 (0904)
    Portret van Friedrich Wilhelm, keurvorst van Brandenburg.R. von LangenfeldOlieverf op doekGrote zaal zuidwest 24 (0906)

    Gerelateerde berichten

  • Mes en een vork met een bruin handvat

    Van vingers tot couvert

    Author

    De maaltijd nuttigen met mes en vork is in West-Europa niet meer weg te denken. Het is basisprincipe nummer één van onze algemene tafeletiquette en hoewel iedereen weleens een boterham met zijn handen naar binnen werkt, nemen de meeste mensen tijdens het eten netjes hun mes en vork ter hand. Toch is ons bestek pas de laatste driehonderd jaar een vast onderdeel van de tafeldekking. Want als je handen toch behoorlijk ‘gereinigt zyn’, waarom een vork en mes gebruiken?

    Elk tijdperk heeft zo zijn eigen tafelmanieren. Dat wij gewend zijn aan het gebruik van mes en vork tijdens de maaltijd, hoort bij onze tijd. Waarschijnlijk vinden onze voorouders dit verschijnsel maar heel vreemd en ongemakkelijk. We maken een korte reis door de tijd om te kijken hoe de vork in de steel zit en welke gebruiken gewoon zijn.

    Een klein kind met een veel te grote rode pet, een bruin jak en een blauw schort zit zijn vingers af te likken met een bord in zijn hand.
    Kind met mes aan zijn riem. Fragment uit: Boerenbruiloft, Pieter Brueghel de oudere, ca. 1568. Collectie: Collectie Kunsthistorisches Museum Wien.
    Man op de rug gezien met een rood jak aan en een blauwe muts op. In de vouw van de muts zit een lepel gestoken.
    Man met een lepel bij zich. Fragment uit: Boerenbruiloft, Pieter Brueghel de oudere, ca. 1568. Collectie: Collectie Kunsthistorisches Museum Wien.

    Vingers

    Aan het begin van onze jaartelling was de avondmaaltijd een belangrijk onderdeel van de dag. De Romeinen lagen aan tafel en nuttigden het eten met hun vingers, die ze vervolgens in kommetjes water doopten. Van een vork hadden ze nog nooit gehoord en messen werden alleen in de keuken gebruikt.

    Mes en lepel

    Een vork met drie tanden en een kleurig geëmailleerd heft en een zwart geworden mes met een vergelijkbaar heft.
    Mes en vork versierd met vogels, takken en vruchten in email, anoniem, 1600-1615. Collectie: Rijksmuseum.

    Tijdens de Middeleeuwen was het heel gewoon je eigen mes en lepel mee te nemen. Dit eetgerei had men altijd bij zich en hing aan de gordelriem, zie hier de oorsprong van ons ‘zakmes’. Gasten prikten met hun mes het voorgesneden vlees van een grote schaal en brachten het met hun handen naar de mond. De lepel werd gebruikt om uit één grote pan te eten of in latere tijden van een eigen bord. De vork kende men al wel, maar deze werd alleen gebruikt in de keuken als hulpmiddel bij het snijden. Je waagde het niet deze te gebruiken tijdens de maaltijd, want de vork werd gezien als een instrument van de duivel. De kerk had het gebruik ervan verboden, want je had niet voor niets tien vingers gekregen.

    Vork

    Pas aan het eind van de 17e eeuw werd de vork pas echt gebruikt tijdens de maaltijd. Men had genoeg van de vette vingers en ook de heersende mode bevorderde het eten met het harkerige instrument. Je moest zo’n grote gesteven witte kraag maar schoon zien te houden… De vorm van het mes werd aangepast, de punt werd afgerond omdat het vlees er niet meer aangeregen hoefde te worden. Toch hadden veel Nederlandse burgers nog moeite met de vork. Justus van Effen schrijft in 1733: “Wat belet de handen die behoorlijk gereinigt zyn, zo zuiver te wezen als een geschuurde of wel gewassen vork”. Hij vond het bestek maar overbodig, als je je handen toch goed gewassen had.

    Couvert

    Halverwege de 18e eeuw werd het bestek gebruikt zoals wij dat kennen en was het eten met handen absoluut taboe. Als een gezin het zich kon veroorloven, at men van bij elkaar horende messen, lepels en vorken: het couvert. Vanaf het begin van de 20e eeuw werd het mes in de rechter- en de vork in de linkerhand gehouden.

    Een puntige koker met aan het uiteinde en aan de rand zilver. Een zilveren mes en een zilveren vork met een handvat van agaat.
    Bestek met een bestekfoedraal, 1740. Collectie Boijmans van Beuningen.

    Gerelateerde berichten

  • Portrettengalerij in Amerongen

    Het rode en het blauwe boekje

    Author

    Aankomend op de galerij tijdens een rondleiding vallen meteen de vele schilderijen aan de wand op. Hoewel er al de nodige schilderijen van oudsher hingen heeft Bentinck nog meer allure aan de Ahnengalerie gegeven. Hij had er behoefte aan zich als man van oude adel te presenteren. De families (van Aldenburg) Bentinck en van Reede behoorden immers al eeuwen tot de adel. 

    Een man en een vrouw staan voor opengetrokken gordijnen in een tuin. Hij staat links en draagt een bruinige jas met witte manchetten die dezelfde plooien hebben als zijn molensteenkraag. Hij draagt een broek tot net over de knie, draagt een ring om de pink van zijn rechterhand, waarmee hij een maarschalkstaf vast houdt. Zijn linker hand ligt op de hanger van zijn ketting. De dame draagt een zwartfluwelen met goud geborduurde jurk. De mouwen vallen ioen daar zitten witte mouwen onder. Op haar hoofd draagt ze een kanten kapje en ze heeft een kanten molensteenkraag om. Ze draagt verschillende kettingen. Op de tafel tussen hun beiden staat een hondje (soort Cavelier King Charles Spaniel) dat met zijn voorpoten in de linker hand van de vrouw staat, haar rechterhand ligt op zijn rug.
    Adriaan van Reede en Lucia van Goor, t.g.a. Gerard Hoet. Collectie Kasteel Amerongen.

    De bovenlaag in de Republiek

    Niet alleen in de tijd van Bentinck had de adel met nieuwe rijken te maken. In de 17e eeuw bijvoorbeeld konden rijke kooplieden uit Amsterdam zich dure buitenhuizen aan de Vecht veroorloven. Zij konden zich meten met de adel. 

    Na de tachtigjarige oorlog was de traditionele structuur van een hof met trouwe adel verloren gegaan, maar de adel had nog wel een flinke vinger in de pap, bijvoorbeeld via de ridderschappen. Maar via de Staten van de provincies en de samenwerking van de provincies in de Staten Generaal konden ook rijke burgers een machtige positie verwerven. Zo ontstond een regentenstand.

    Er lag alleen niets vast: in De Republiek werd nergens centraal genoteerd wie tot welke stand hoorde. Toch wist iedereen precies het verschil tussen adel, oud geld, regenten en nieuw geld: nouveau riche.

    Theedrinkende dames in een interieur, links een meid, rechts een bode.
    Deftig gezelschap in een salon rond de theetafel, Philip Tidemann, 1667-1705. Collectie Rijksmuseum.

    Adel

    De kosten voor onderhoud van kasteel en landgoederen kon de adel vaak niet opbrengen en ze werden dan tot verkoop gedwongen. De nouveau riche had wel de financiën en konden zich protserig als kasteelbezitters manifesteren. Voor de adel was dit een doorn in het oog en men ergerde zich met name aan het niet adellijk gedrag van de nieuwe rijken. Noblesse oblige, ingetogenheid, zuinig leven, omgangsvormen zijn bijvoorbeeld deugden die bij de adel horen. Je ziet dan ook dat oude adel zich altijd van deze nouveau riche wilde distantiëren. Hoewel… Een rijke koopmansdochter kon wel een aantrekkelijke huwelijkskandidate zijn.

    Regent Gerard van Riebeeck straalt een en al status uit. Hij staat voor zijn buitenplaats Essesteijn, in Voorburg. Daar hingen dit portret en dat van zijn vrouw Charlotte Strick van Linschoten (hiernaast) als onderdeel van een portrettenserie die het aanzien van de families onderstreepte. Van Riebeeck draagt een goudbrokaten vest en bijpassende manchetten. Opvallend is het grote aantal knopen – vaak zonder functie – dat op zijn kleding is aangebracht.
    Gerard Cornelis van Riebeeck (1722-1759), Mattheus Verheyden, 1755. Collectie Rijksmuseum.
    Portret van Charlotte Beatrix Strick van Linschoten (geb. 1732). Tweede echtgenote van Gerard Cornelis van Riebeeck, vermoedelijk staande voor haar buitenhuis Eemwijck te Voorburg. Staande, ten voeten uit, een waaier in de rechterhand, de linkerhand rustend op handschoenen liggend op een balustrade versierd met de familiewapens van haar en haar echtgenoot. Strick van Linschoten liet zich portretteren in een japon met goudgele en bontgekleurde bloemen. Ze staat voor een buitenplaats, waarschijnlijk Eemwijck, gelegen tegenover Essesteijn, waar haar man voor poseert. Bij zijn dood erfde ze beide huizen. Daarbij lietze een nieuwe boerderij bouwen, met haar initialen in de geveltop. Op dit portret laten de familiewapens op de balustrade zien wie de opdrachtgevers zijn.
    Charlotte Beartix Strick van Linschoten (geb. 1732), Mattheus Verheyden, 1755. Collectie Rijksmuseum.

    Rood en blauw

    Met de komst van Koning Willem I kwam er een in de grondwet geregelde adelstand. Toen werd niet alleen bestaande adel erkend en Nederlanders met een buitenlandse adelstitel ingelijfd, Willem I verhief ook vele mensen in de adelsstand. Bijvoorbeeld families die al lange tijd tot de regenten en patriciërs van het land hoorden. In 1903 werd het eerste Nederland’s Adelsboek gepubliceerd, beter bekend als het rode boekje. In deze serie worden de genealogieën van Nederlandse adellijke families gepubliceerd.

    Uiteraard konden de patriciërs niet achter blijven en in 1910 komt het eerste Nederland’s Patriciaat uit. Niet alle patriciaatsfamilies worden opgenomen in de adel en sommige families vinden zich te deftig om bij de adel te horen. Opname in de blauwe boekje kan nog steeds. Je moet alleen wel aan kunnen tonen dat je familie gedurende de laatste honderdvijftig jaar een vooraanstaande rol speelde in de Nederlandse samenleving. Bovendien moet je een genealogie aan kunnen leveren die minimaal tweehonderd jaar beslaat.

    Een heer van stand

    Ileen Montijn gaat in haar boeken Leven op stand en Hoog geboren in op de cultuur, gedrag en gewoontes van de adel. De Heer Olivier B. Bommel, hoewel niet voorkomend in het rode boekje, geeft als heer van stand ook een aardig inkijkje in het leven van de adel.

    Ingekleurde ets van een kasteel met twee torens en een brug die in een bocht naar het kasteel loopt met halverwege een ophaalbrug. Het kasteel heeft twee torens voor en een symmetrisch deel in het midden met een ingang met een trap en daarboven een balkon. Aan de achterkant zien we één poort. Op de voorgrond een jachtpartij en diverse ruiters.
    Het Huis Nederhorst van den Hr Wellard Godard van Tuyl van Serooskerken, Anoniem naar een prent van Daniël Stopendaal. Collectie Noord-Hollands Archief.

    Olivier B. Bommel was een creatie van Marten Toonder. Zijn Toonder Studio’s zaten in Kasteel Nederhorst, dat daardoor in de volksmond de naam Bommelstein kreeg. Goert van Reede van Saesveld koopt Nederhorst en op het schilderij in de lange gang staat Goert ook vermeld als Heer Goert van Reede Ridder Heer tot Amerongen Saetsvelt Nederhorst en Suylestein. Ook de Van Reedes van Nederhorst spelen een belangrijke rol in de Utrechtse politiek. Als deze tak van de Van Reedes uitsterft en na verwoesting in het rampjaar Nederhorst te koop komt staan, wordt neef Welland de nieuwe eigenaar.

    ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
    Nederland’s Adel (rode boekje)Bibliotheek (kast naast de deur, bovenste plank)

    Gerelateerde berichten

  • Rond luik met daarop een tekening van een feniks op het vuur.

    Podcast Rampjaar 1672 van Luc Panhuysen

    Author

    Naar aanleiding van zijn boek Rampjaar 1672 heeft Luc Panhuysen met Matthijs Deen voor de VPRO een podcast van vier afleveringen, met fragmenten uit de brieven van Margaretha, Godard Adriaan en Godard, andere ooggetuigen en krantenberichten. Luc Panhuysen licht het zelf toe.

    De troepen van Lodewijk XIV voor Schenkenschans, 18 juni 1672. Vanaf de voorgrond dalen links en rechts ruiters een heuvel af op weg naar de vesting, gelegen in de vlakte bij de splitsing van Rijn en Waal. Op de voorgrond een groep officieren te paard, op de achtergrond een plattegrond van de streek in vogelvluchtperspectief met van alle kanten oprukkende legers.
    Koning Lodewijk XIV bij het beleg van Schenkenschans, 1672, Lambert de Hondt (II), ca. 1675. Collectie Rijksmuseum.

    Gerelateerde berichten

  • Portretten van Godard van Reede van Ginkel en Ursula Philippota van Raesfelt

    De romantische jaren van Godard en Ursula Philippota

    Author

    In 1666 trouwen Godard van Reede van Ginkel en Ursula Philippota van Raesfelt. Dit adellijke stel behoorde tot de bevoorrechten in het onrustige, woelige landje van de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoe zouden zij hun eerste huwelijksjaren hebben doorgebracht in de periode, die achteraf “De stilte voor de storm” genoemd kan worden?

    Een bijzondere verbintenis

    Precies op de dag dat Frans Hals sterft, 26 augustus 1666, in zijn geliefde stad Haarlem, trouwen Godard van Reede en Ursula Philippota van Raesfelt in het kerkje te Ellecom. Dit pittoreske kerkje ligt op de Veluwe tussen Rheden en Dieren. Godard is de enige zoon van Godard Adriaan van Reede, ambassadeur in dienst van de Staten-Generaal en Margaretha Turnor. Ursula Philippota van Raesfelt is de erfdochter van o.a. kasteel Middachten en de havezate Herreveld. Godard is in de gereformeerde leer opgevoed en Ursula is rooms katholiek gedoopt. Dat vormt geen bezwaar bij de wederzijdse ouders, want beide kanten hebben “een goede partij” getrouwd!

    Een wijds landschap met lichte glooiing. Op de voorgrond grazende schapen en her en der bossages. Halverwege een kleine kerk. Op de achtergrond een stadje met erboven uit stekend een kerk.
    Ellecom, gezien van de rand van het Middachter Bos. Zicht op de St.Nicolaaskerk. Op de achtergrond de overzijde van de IJssel met de Martinikerk te Doesburg, Constantijn Huygens jr., 1678. Collectie Gelders Archief.

    Oorlog met de Engelsen

    De eerste vijf jaren van hun huwelijk verlopen kalmpjes in een overigens roerige tijd. Een week na hun huwelijksinzegening slaan de Engelsen tijdens de Tweede Engels-Nederlandse oorlog een grote slag. Ze vernietigen een groot aantal koopvaardijschepen die met volle lading lagen te wachten voor vertrek op de rede bij Vlieland. Daarbij is ook nog en passant het dorp West-Terschelling met de grond gelijk gemaakt. De Amsterdamse beurs is dagenlang gesloten geweest om van de schok te kunnen herstellen.

    Maar vergeet onze Michiel de Ruyter niet! Een jaar later vaart hij als represaille de Medway op, helemaal naar Chatham en brengt daar heel veel Engelse schepen tot zinken. Een smadelijke nederlaag voor de Engelsen, want hij neemt ook nog hun vlaggenschip mee naar huis! Godard is naar zijn rendevoos, maar de hoogzwangere Philippota heeft dit samen met schoonmama op Amerongen gevierd. Later, bij de ondertekening van de Vrede van Breda, hebben wij nog Nieuw Amsterdam kunnen ruilen voor Suriname. Een mazzeltje!

    Voor een huis met diverse trapgevels in een stad, staan drie torens (staken) met daarop pektonnen, de tonnen aan de rechterkant branden al, bij de middelste staak staat iemand op een ladder ze aan te steken en de linker staak moet nog aangestoken worden. Tussen de twee linker staken staat een beeld van een leeuw op zijn achterpoten met pijlen in de rechter voorpoot waar wijn uit stroomt. De straat is vol met mensen die zich haasten om de wijn op te vangen. Onder de prent staat: 1. Huysen vande Ambassadeurs der Hoogm. Hren Staten. 2. Staken met Picktonnen, 3. Den Leeuw met seven Pylen, alwaer de wyn overvloedigh uyt vloeyde.
    Vreugdetekenen voor het logement Hrn Staten ambassadeurs, fragment uit: Vrede van Breda, 1667, Romeyn de Hooghe, 1667. Collectie Rijksmuseum.

    Ondertussen in Frankrijk

    Maar ook de Fransen moeten buiten de deur worden gehouden en met name die agressieve koning Lodewijk de Veertiende. Zijn nieuwe leus is: “L’ état c’est moi!” Dat mocht Johan de Witt willen: “Ik ben de Staat!” Hoewel hij het best goed doet als raadspensionaris, want hij moet vaak op eieren lopen om beide grootmachten te vriend te houden. Als de Fransoos zich weer eens roert in de Spaanse Nederlanden betekent dit voor Godard dat hij zich af en toe bij zijn compagnie moet laten zien voor een “rendevoos”, wat hij overigens ook graag doet.

    Platteland en stad

    Ondertussen wonen de jongelui tamelijk vredig op hun prachtige landgoed Middachten, gelegen tussen de Veluwe en de rivier de IJssel. In de bossen van deze Heerlijkheid veel kunt jagen en veel feesten kunt houden op het luisterrijke kasteel. Als snel worden er kinderen geboren. In de eerste vijf jaar worden er vier geboren, waarvan er één in het eerste jaar overlijdt. De kinderen gaan regelmatig bij oma in Amerongen logeren en dan heeft het paar fijn de tijd voor elkaar.

    In het midden een wereldbol. Links de verdrijving van de krachten der duisternis door een nieuwe straatverlichting. De personificatie van de nacht, een gewapende dief en een vos met een prooi vluchten voor het licht van een in het deurstuk opgenomen lantaarnmodel van Van der Heyden. Rechts de brandbestrijding, gesymboliseerd door een slang en een putto - de laatste met fakkel en granaatappel - beiden waterspuwend een vuurhaard bestrijdend. Op de voorgrond een salamander.
    Deurkalf uit het huis van Jan van der Heyden (1637-1712), uitvinder van straatverlichting (links) en brandspuit (rechts), anoniem, 1767. Collectie: Amsterdam Museum.

    De jongelui zijn ’s winters vaak in Den Haag als Middachten te koud is. Ze worden dan uitgenodigd voor de bals. Dan is het heel gezellig met de straatverlichting aan. Ze hebben gehoord dat de verlichting in Amsterdam nog veel mooier is! Die is door Jan van de Heyden sterk verbetert. In 1673 zal hij ook de Haagse straatlantaarn ontwerpen. In 1671 wordt tussen Hoorn en Enkhuizen de straatweg verhard. Waar zie je zoiets? Reken maar dat daar een hoop koetsjes rondrijden!

    Kunst, cultuur en wetenschap

    Een andere uitvinding zal waarschijnlijk volledig langs ze heen gegaan zijn: in 1671 heeft de wiskundige Leibniz een mechanische rekenmachine gebouwd die kan vermenigvuldigen en delen. De rentmeester doet dat soort dingen toch gewoon uit het hoofd!

    Links een vrouw met een luit, rechts een man met een viola da gamba. Tussen deze twee aan een tafel geeft een man een jongen muziekles of zangles.
    Musicerend gezelschap, Gerard van Kuijl, 1651. Collectie Rijksmuseum.

    Philippota speelt prachtig luit, in 1680 schrijft Constantijn sr. haar:

    Trouwens, ik meen te mogen hopen dat deze stijl u niet helemaal onverdraaglijk zal zijn, gezien het geduld, waarmee ik u onlangs het lapwerk van een miserabele Duitser zag verdragen, hetgeen mij dermate verraste, dat ik niet ophoud de moeite te beklagen, die u uw voortreffelijke handen, zo geoefend en kundig, zo
    waardig om voor het allermooiste te worden ingezet, ervoor hebt willen laten doen.

    Constantijn Huygens aan Ursula Philippota van Raesfelt, 28 juli 16801Transcriptie Rudolf Rasch.

    Het zal haar dus waarschijnlijk niet ontgaan zijn dat de kunstminnende Franse koning in 1669 in Parijs de Koninklijke Muziek- academie sticht. In Amsterdam wordt datzelfde jaar het kunstgezelschap Nil Volentibus Arduum opgericht naar het voorbeeld van de Academie Française. Formeel waren ze het niet eens met de politiek van de Amsterdamse schouwburg, maar cultuur was ook een mooie dekmantel om te discussiëren over de ideeën van Spinoza.
    Die stadsschouwburg was net in 1665 heropend en hij was gigantisch groot, bovendien was het een technisch hoogstandje met verwisselbare decors in perspectief geschilderd, coulissen, vliegwerken en zinkluiken.

    Een katholieke kapel

    In Amsterdam wordt in 1671 wordt de eerste steen gelegd voor de Nieuwe Begijnhofkapel die als katholieke kapel van buitenaf niet herkenbaar mag zijn. Zal de paapse Philippota een kijkje gaan nemen? De officiële naam van de kapel is H.H. Johannes en Ursulakapel, alleen vanwege de naam moet ze eigenlijk al gaan. En zou de rijke koopmansstad toen ook al dé stad geweest zijn om te shoppen? Misschien kan ze het bezoek dan wel combineren als ze voor manlief van die mooie schoenen met hoge hak gaat uitzoeken die nu zo in de mode zijn! 

    In een nis staat een vrouw met vier kinderen onder haar mantel. Eronder staat St. Ursula.
    Gevelsteen met de heilige Ursula, Begijnhof in Amsterdam, Jac van Looij, 1877-1894. Collectie Rijksmuseum.

    Einde van de idylle

    Maar dan is het 1672 en breken zware tijden aan. De Franse zonnekoning valt met een groot leger ons ongelooflijk rijke landje binnen. Het is afgelopen met de relatieve rust van Godard en Ursula. Het waterrijke landje lijkt reddeloos, maar Godard kan zich als militair in het leger van de Prins van Oranje van zijn beste kant laten zien. Hij is nu nog maar zelden thuis en Ursula, zwanger van hun vierde kind, gaat schuilen bij haar schoonmoeder.
    Maar dat is een nieuw verhaal!

    Op een lage stoel zit een man met een hoed, een kuras en indrukwekkende laarzen in zijn rechter hand heeft hij een brief. Naast hem op de grond zit een jonge vrouw met een roze rok. Ze zit tegen de man aangeleund, haar rechter hand onder haar hoofd, de elleboog op het bovenbeen van de man. Haar linker hand ligt ook op dat bovenbeen. Beiden kijken naar de boodschapper: Een man met een blauw jak, de hoed in de hand een een trompet op zijn rug.
    De boodschapper, bekend als ‘De onwelkome boodschap’, Gerard ter Borch (I), ca. 1653. Collectie Mauritshuis.

    Gerelateerde berichten

  • De tekst "weck" op een glazen pot.

    Wecken

    Author

    Wecken is een van de manieren om voedsel te bewaren. In de keuken van dit Huys moest men het voor het dagelijks eten hebben van de opbrengsten van moestuin en de eigen slacht. Vanaf de 19de eeuw was wecken een welkome aanvulling op de reeds bestaande methoden van conserveren.

    Napoleon

    Zoals u weet, ging Napoleon nog wel eens op stap met zijn troepen en dan was het kunnen beschikken over voldoende voedsel wel een dingetje. De techniek van de verschroeide aarde was nogal populair in die tijd, maar mocht het onwaarschijnlijke zich voordoen dat Napoleon de strijd niet won, dan moesten ze weer dezelfde weg terug. En was er dan genoeg eten?

    Rond portret van Nicolas Appert en profiel naar rechts kijkend.
    Medaillon van Nicolas Appert op de plek van zijn huis en werkplaats in Massy. Bron: wikimedia

    Meestal niet, dus loofde de Grote Veldheer een beloning uit voor wie een manier kon bedenken om voedsel langer te bewaren. Als de troepen zelf eten mee zouden kunnen nemen, waren ze minder afhankelijk van de producten in vijandig gebied.

    Nicolas Appert

    De Franse banketbakker Nicolaas Appert kwam in actie toen hij hoorde dat Napoleon een prijsvraag had uitgeloofd. Monsieur Appert ging proeven doen met het verhitten van voedsel in een fles en merkte dat als hij dit snel afsloot met een kurk, zodat het verhitte voedsel werd afgesloten van zuurstof, het heel lang niet kon bederven en dus voor een langere tijd bewaard kon worden.

    Hij is jaren aan het kokkerellen geweest, maar uiteindelijk had hij een methode om zowel vlees als groente te kunnen bewaren. Het tot pulp gekookte eten was niet te pruimen, maar Nicolas heeft hiermee in 1809 toch 12000 franc kunnen verdienen. De kranten kopten euforisch dat ze nu de seizoenen konden vangen in potten. Je kon nu namelijk zomergroenten in de winter eten en wintergroenten in de zomer.

    Zwartwit advertentie voor vier producten van Weck in het duits:
links boven: de grote vershouder met 6 klemmen
rechts boven: een grote sterilisatiepan
links onder: de kleine vershouder met twee klemmen
rechts onder: kleine sterilisatiepan
    Advertentie van de firma Weck uit 1913. Bron: wikidata

    De weckpotten, die veel ouderen nog wel herkennen, zijn een direct uitvloeisel van de uitvinding van deze Nicolas Appert. De bioloog Louis Pasteur ontdekte decennia later het bestaan van bacteriën en kon toen begrijpen wat er eigenlijk gebeurde tijdens het appertisatieproces.

    Johann Weck

    Het proces van Appert is jaren later geperfectioneerd door Johann Weck, die de boel afsloot met een glazen deksel met daaronder een rubberen ring. Inmiddels werd het voedsel niet meer stuk gekookt maar verhit tot 70 graden Celsius, wat de smaak aanzienlijk verbeterde! Weck had het patent op dit proces gekocht en ging samenwerken met een goede marketeer. Daarom spreken we nu nog van wecken en niet van appert-en.

    Ook het conserveren van verhit voedsel in blik kwam in gebruik. Hieruit ontstond later het zogenaamde conservenblik.

    Verder lezen
    Ailko Faber (2010). Culinair ontdekt: Nicolas Appert. Op Foodlog.
    ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
    Weckpotten met inhoudGlas, rubber en groenten en fruitKeuken (1339a)
    WeckketelsMetaalKeuken (2269, 2270)

    Gerelateerde berichten

  • Een hand die met een ganzenveer op papier schrijft.

    Ganzenveer en bevroren inkt

    Author

    Meermalen geeft Margaretha Turnor in de brieven aan haar man aan dat het zo koud tijdens de winter is, dat de inkt bevriest op haar ganzenveer terwijl ze aan het schrijven is. Zoals zij schrijft: ’tis so scherp kout dat door vorst de pen geen int mee wil geefve’. Dat was overigens wel voor een deel verklaarbaar door de inkt waar men destijds gebruik van maakte. Die was dikker dan tegenwoordig. De gevolgen daarvan kun je ook in de originele brieven zien. De nette letters worden door de bevriezing een soort hanenpoten en de onregelmatige aanvoer van de inkt maakt de brief vlekkerig. Ook haar handen worden zo koud dat het ondoenlijk is de pen vast te houden.

    Brief met veel vlekken en doorgedrukte inkt.
    Brief van Margaretha aan Godard Adriaan van 18 januari 1884. Het is zo koud dat er geen inkt meer uit haar pen komt. Collectie Huisarchief Kasteel Amerongen, Utrechts Archief.

    Inkt

    Het was niet zo dat je inkt en een pen simpelweg in de winkel kocht. Inkt werd gemaakt van galnoten uit de eik, ijzersulfaat en arabische gom. Dit is de zogenaamde ijzer-gallusinkt. Het gebruik van deze ingrediënten voor schrijfinkt dateert al van de Romeinen, maar echt heldere recepten zijn vanaf de vierde/vijfde eeuw beschikbaar. De inkt is van zichzelf vrij kleurloos, maar door het oxideren van de ijzersulfaat aan de lucht, wordt de inkt kort na het schrijven donkerder. Doordat de inkt waterbestendig is en goed zichtbaar blijft, is dit ruim 1400 jaar de belangrijkste schrijfinkt. Voor vulpennen is de inkt alleen niet geschikt.

    Eenvoudige rechte pen, die alleen bestaat uit de schacht van de veer. De punt van de schacht is schuin afgesneden.
    Ganzenveren pen uit het Behouden Huys, 1596-1597. Collectie Rijksmuseum

    Ganzenveer

    Ook het maken van een pen van een ganzenveer koste arbeid en tijd. Dat deed men al vanaf ongeveer 700. De veer moest liefst zo vers mogelijk zijn en dus werd deze ook wel van levende ganzen geplukt. De gans staat onder andere symbool voor de kracht van de communicatie. Een schrijfveer wordt gemaakt van een slagpen van meestal een gans, maar het kon ook een andere grote vogel zijn. Men kende ook zwanenveren, die beter maar ook duurder waren. Aardig om te vermelden is dat de ganzenveer (opgevolgd door de kroontjespen) nog steeds gebruikt worden voor kalligrafie en superieur geacht wordt boven de metalen pennen. Wil je heden ten dage in stijl schrijven, maar wel op gemakkelijke wijze, koop dan een ganzenveer met ballpoint vulling.

    Stappenplan voor het snijden van een ganzenveerpen. Links de drie vier sneden die nodig zijn, rechts de verschillen die nodig zijn voor naar links hellend, in het midden en naar rechts hellend. Midden op het papier staat een geometrische figuur. Boven en onder horizontaal een mes.
    Snijden van een ganzenveer, Simon Frisius, Jan van de Velde (I), 1608. Collectie: Rijksmuseum.
    Archiefstukken
    HUA1001.2726Brief van 1/11 januari 1681: ‘den int bevriest mij so inde pen dat ick niet meer kan schrijfve’
    HUA1001.2727 Brief van 18/8 januari 1684: ’tis so scherp kout dat door vorst de pen geen int mee wil geefve’
    Brief van 5 februari 1684: ‘den int bevriest mij so inde pen dat niet langer schrijfve kan’

    Gerelateerde berichten

  • Een jong meisje met een gave huid

    Pokken

    Author

    ‘Kinderpokken’, ‘De Kinderziekte’ of ‘De Pokjes’ is een zeer ernstige ziekte geweest die eeuwenlang in golven door de Nederlanden trok en voornamelijk onder kinderen slachtoffers eiste.

    De ziekte

    Besmetting met pokken gebeurt door inhalatie (druppeltjesinfectie) of contactbesmetting. Net als Corona eigenlijk. Er ontstaat hoge koorts, een griepachtig gevoel, rode plekjes, later blaasjes en weer later pokken met stinkende pus. Dan aantasting van inwendige organen. Van de zieken overleed in die tijd circa twintig tot veertig procent.

    Zwartwit foto van een dreumes met de oogjes dicht en het hele gezichtje vol met pokken
    Glasdia van een patient (gezicht kind) met pokken, Rotterdam 1929, maker Laboratorium voor Gezondheidsleer der Universiteit; Amsterdam. Collectie Rijksmuseum Boerhave

    Toch ging men er op een laconieke wijze mee om: met korsten op hun gezicht bezorgden de bakkersjongens hun brood. Kinderen gingen ook gewoon naar school als ze weer wat opknapten. Bij het gewone volk werden zieke kinderen door hun ouders bij de gezonde kinderen in bed gelegd, “dan hadden ze het maar gehad”.

    Elite en de pokken

    De welgestelden waren vaak nog wel in staat om hun kinderen te behoeden tegen deze ziekte, door ze weg te houden van epidemieën. Mogelijk omdat men er goed uit wilde zien om zodoende een goede partij te zijn op de huwelijksmarkt. Het hele hof van Versailles is wel eens hierom verhuisd.

    Toch vielen dan vaak deze bevoorrechten op latere leeftijd alsnog aan de ziekte ten prooi. Zo overleden stadhouder prins Willem II en zijn vrouw Mary Stuart aan de pokken. Ook de volgende Mary Stuart, de vrouw van stadhouder prins Willem III overlijdt als ze volwassen is aan de pokken.
    Deze personen zijn bekend en spreken tot de verbeelding. In werkelijkheid stierven er voor het overgrote deel kinderen aan de pokken. De genoemde volwassenen hadden het geluk dat ze vanwege hun welstand tot dan toe de dans waren ontsprongen.

    Merkwaardig is dat deze kwaal eeuwenlang heel stoïcijns werd ondergaan, omdat het erbij hoorde. Men wist er niets tegen te doen en accepteerde het feit dat aan deze ziekte kinderen stierven en dat veel van de volwassenen die de ziekte hadden overleefd een pokdalig gezicht hadden.

    Een ovaal schilderij zonder lijst van een jonge vrouw die frontaal gepositioneerd is. Haar onderbenen zijn niet zichtbaar. Op de achtergrond is vaag een paar bomen tegen een donkerblauwe lucht met witte wolken te zien. Ze is gekleed in een rood glanzende japon. Op haar rechterschouder is de japon door middel van een sierspeld bij elkaar gehouden. Bij haar linkerschouder is dat niet het geval. De jurk glijdt dan ook van haar blote schouder af en een deel van het zilverkleurige, kanten onderlijfje, is te zien. De pofmouwen zijn van een lichte glanzende stof en vallen tot net over haar elleboog. Over deze stof is een groene glanzende band met sierklemmen bevestigd. Haar rechterarm ligt schuin naar links over haar schoot. In haar hand heeft ze een klein, plat schaaltje waarin een vloeistof zit dat uit een pijpje komt dat recht onder de bruin leren leuning van een fauteuil of bank aan de linkerkant te zien is. Haar linkerarm heeft ze naar achter over die leuning. Ze heeft een ovalen gezicht met amandelvormige, donkere ogen en donkere wenkbrauwen. Haar mond is klein met rode lippen. Haar donkere, krullende haar lijkt opgestoken, Alleen haar rechteroor is te zien. Daarin heeft ze een kleine, donkere, ronde oorbel.
    Margaretha van Reede (1667-1726). Collectie Kasteel Amerongen.

    Pokken bij de Van Reedes

    Alsof een Rampjaar en een vlucht voor de Fransen niet genoeg waren, kregen Ursula Philippota en haar schoonmoeder Margaretha ook nog te maken met pokken. In het huis in Den Haag krijgen alle vier de kinderen van Ursula Philippota de pokken. Ze laat haar kinderen zonder tussenkomst van een dokter genezen, Margaretha schrijft in november van dat jaar in een brief aan haar man: “wij gebruijck geen raet vande docktoor maer volgen den oude sleur”.
    Dit was misschien wel een heel verstandig besluit want de artsen hadden in die tijd wel heel extreme behandelmethodes! Alle vier de kinderen overleven het gelukkig en van de oudste, Margaretha, hangt nog een prachtig portret in Amerongen. Zonder pokdalig gezicht!

    De twee zoons van Frederik Christiaan van Reede en Henriette van Nassau-Zuylestein, Godard Adriaan en Frederik Willem, gaan in 1737 studeren in Marburg aan een academie voor adellijke jongens. Op deze school werden onder meer lessen gegeven in paardrijden, schermen, Franse taal en dansen. Dansen was zeker belangrijk want dit was niet alleen een soort fitnesstraining, maar ook was dit belangrijk om ‘s winters op de dansfeesten een goede beurt te kunnen maken. Tijdens hun studie krijgen ze alle twee de pokken, alleen de jongste van de twee overleeft het.

    Variolatie

    Begin 18e eeuw kwam vanuit het Midden-Oosten een methode tot ontwikkeling waarbij kinderen werden ingeënt met het gevaarlijke, infectieuze, humane pokkenmateriaal. Een vrouw van een Britse ambassadeur, Mary Wortley Montagu, die zelf ook aan de pokken had geleden, heeft de praktijk van dit zogenaamde varioleren gezien in Turkije. Het is een vorm van immuniseren tegen pokken maar feitelijk is het infecteren! Ze publiceert over dit succes en correspondeert hierover met haar vriendin de Princess of Wales. Deze schoondochter van de koning introduceert de methode aan het Engelse hof. En het kwam in zwang, vooral onder de elite!

    Dat men heel ziek werd van de behandeling deed niet ter zake want per slot van rekening kreeg uiteindelijk toch iedereen pokken! Er is wel eens gezegd: “Pokken is een rivier die iedereen moet overzwemmen”. Daarna was je gepokt en gemazeld en kon je alles aan!

    Op een rode sofa met blauwe kussens zit een vrouw met een rood blauw gestreepte jurk. Haar linkerhand rust op een kussen, in haar rechterhand heeft ze een gesloten waaier. Ze heeft een mantel gevoerd met hermelijn aan en draagt een hoofddeksel met goud en blauw.
    Dame in Turkse dracht met waaier, 1738-1771, Jean Etienne Liotard. Collectie Pałac na Wyspie (Paleis op het eiland), Warschau. De dame werd ooit geïdentificeerd als Lady Mary Wortley Montagu.

    Variolatie in de Republiek

    Op 6 mei 1754 inoculeerde Dr. Thomas Schwencke, een Engelsman, die later nog de behandelend arts van Mozart was, voor het eerst in de Republiek drie kinderen tegen pokken. Dit waren de kinderen van Louise Isabelle Hermelina van Wassenaar van Duivenvoorde. Zij was getrouwd met de jongen die in Marburg gelukkig weer beter was geworden van zijn ziekte. In de bibliotheek van het kasteel hangt een pastel van haar met daar naast het portret van haar dochter Maria Frederica. Overigens kom je op geen enkel schilderij uit die tijd, van wie dan ook, pokdaligheid tegen terwijl dit toch wel heel algemeen was!

    Maria Frederika was vijf jaar oud tijdens de inenting. Haar oma Henriette van Nassau-Zuylestein was fel tegen de nieuwe methode die zich nog moest bewijzen, want veel kinderen werden ernstig ziek en sommige overleden zelfs aan de behandeling. Gelukkig liep het goed af voor de drie kinderen van Reede. Hierna is zelfs het stadhouderlijke hof het gaan toepassen. Varioleren werd langzamerhand een lucratieve bezigheid onder inoculateurs, de artsen die er op deze manier wat extra bij verdienden. Ook de latere schoondochter van Louise Isabelle Hermelina zou later haar kinderen laten inenten.

    Titelblad van een boek. Tekst: An inquiry into the causes and effects of the variolae vaccinae, a disease Discovered in some of the western counties of England, particularlu Gloucestershire, And known by the name of Cow Pox. By Edward Jenner, M.D.F.R.S. &C. Quid nobis certuys ipsis Sensibus esse potest, quo vera ac falsa notemus. Lucretius. From the Second London Edition. Springfield: Re-printed for Dr. Samuel Cooley, by Ashley & Brewer. 1802.
    Titelblad van publicatie van Dr. Edward Jenner over zijn eerste vaccinaties. Collectie National Library of Medicine #2559001R

    Van varioleren naar vaccineren

    Einde 18e eeuw is het eerste echte en veilige vaccin tegen pokken ontwikkeld door de beroemde Engelse arts Dr. Jenner. Hij ging experimenteren met het zoontje van zijn tuinman. Hij voerde een soort van variolatie uit maar nu met koepokmateriaal en deed dit later ook zo bij zijn eigen kinderen. Zo ontstond het vaccineren zoals wij dat nu nog kennen. Dit woord is afgeleid van “vacca” het Latijnse woord voor “koe”.

    Na de Franse tijd stelde onze eerste koning, Koning Willem I, de vaccinatieplicht in voor schoolkinderen. Ze moesten een “pokkenbriefje” laten zien. Toch bleef de vaccinatiegraad laag. Bovendien bleven protestanten zich verzetten. En het was ook raar: gezonde mensen infecteren, zodat ze niet ziek zouden worden! Dat was destijds een noviteit!

    Pokken de wereld uit!

    Eind jaren zestig van de vorige eeuw startte de WHO1World Health Organisation een project om pokken de wereld uit te helpen.
    Gebieden in ontwikkelingslanden werden uitgekamd door te letten op pokdalige gezichten. En het werd een succes! Nu komt “pokken” gelukkig niet meer voor omdat deze ziekte als eerste, en tot nu toe enige, ziet de wereld uit is geholpen door middel van vaccinatie. De familie Van Reede en vooral Louise Isabelle Hermelina van Wassenaar heeft daar een rol in gespeeld.

    ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
    Portret van Louise Isabella Hermelina van Wassenaar van DuivenvoordeJean-Etienne Liotard1756Pastelkrijt op perkamentBibliotheek Noord 34 (0837)
    Portret van Maria Frederica van ReedeJean-Etienne Liotard1756Pastelkrijt op perkamentBibliotheek Noord 35 (0828)
    Portret van de kinderen van Frederik Christiaan van Reede en Henriette v

    Gerelateerde berichten

  • Een schildering van een Feniks

    Podcast over het Rampjaar en transcriptie

    Author

    De Vereniging Oud-Utrecht maakte een podcast over de expositie die het Utrechts Archief organiseert over het rampjaar. Arjan den Boer spreekt met Floortje Tuinstra van het archief, onder andere over het innovatieve project over de transcripties van de brieven van Margaretha Turnor.

    Gerelateerde berichten