- Podcast over het Rampjaar en transcriptie
- Vlucht uit Utrecht
- Utrecht vraagt ‘sauvegarde’
- De overgave van de stad Utrecht
- Verwoeste kastelen en buitenplaatsen
- De ‘sleuteldragers’ van Utrecht
- Lodewijk in het kasteel van de povre monsieur
Volgens een verklaring van 18 mei 1675 verblijft Lodewijk XIV in 1672 op het Huys in Amerongen. We weten dit door het opgetekende verhaal van twee mannen. Dat zijn Johan Quint, drost en schout van de Hoge Heerlijkheid Amerongen, en Goderd van den Doorslagh, secretaris van de heerlijheid. Ze geven aan dit feit op verzoek van de heer van Amerongen opgeschreven te hebben. Dit document ligt in het archief van het gerechtsbestuur Amerongen, Ginkel en Elst.
Er staat te lezen dat in 1672, als de Fransen tot Amerongen zijn gekomen, de Hertog van Orléans, de broer van Lodewijk XIV, zijn intrek heeft genomen in het kasteel. Letterlijk staat er:
Wij ondergeschrevenen Johan Quint, jegenwoordich
Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
substituijt drost ende schout van de hoge heerlikheijt
Amerongen, ende Godert van den Doorslagh, secretaris
aldaer, certificeren ende verklaren bij dese, ten verzoecke
van den hooch edelgeboren heere van Amerongen, etc.,
dat in den jare 1672, als de France tot Amerongen
sijn gekomen en den koninck selfs in parsoon, den
hartogh van Orleans sijn logement op’t huijs te Amerongen
heeft genomen, ende gedurende sijn verblijff aldaer, sulcken
strickten ordre onder ’t volck was, dat doen ter tijt
aen ’tselve huijs, hoven ende tuynen, mitsgaders des
heeren van Amerongen goederen en plantagien geen de
minste schade was gedaan, [daer na als wij neffens]
Was hij of was hij er niet?
De vraag is nu: is het de koning zelf geweest of zien de heren de hertog van Orleans als substituut voor de koning zelf? Godard van Aldenburg Bentinck maakte ook een transcriptie van dit stuk in 1904 en hij ging ervan uit dat zowel Lodewijk XIV, als de Hertog van Orléans als de Hertog van Luxemburg op het kasteel vertoefd hadden.
In het verslag staat ook dat hij, de Hertog van Orléans, gedurende zijn verblijf, strikte orders aan zijn mannen zou hebben gegeven om bij de bevolking te informeren waar toch die Heer van Amerongen was. Het antwoord van de inwoners was eenvoudig: ‘Dat weten wij niet!’. ‘Ja, ja’, was het antwoord van de Fransen daarop, ‘dat zal wel!’
[de minste schade was gedaan,] daer na als wij neffens
Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
andere ingesetenen bij malkanderen op’t huijs te Amerongen
logeerden, wiert ons dickmalen vande France officieren
die daer quamen en passeerden gevraecht, waer den heere
vant huijs was. Waerop gemeenlick wierd geantwoort
dat men het niet en wist. [Ende naderhandt als ick]
Vrijgeleide
We blijven nog even bij wat Godard van den Doorslagh, secretaris van Amerongen, zelf heeft meegemaakt. Hij vertelt dat wanneer hij de secretaris van de Hertog van Luxemburg, de bezetter van Utrecht, een sauvegarde, een beschermbrief, deze secretaris hem wederom dezelfde vraag stelt. Hij doet dat als volgt: hij wenkt de secretaris met zijn vingers om dichterbij te komen en zegt dan: ‘Wij weten wel waar hij is, hij zit in Duitsland en is bezig de Duitse vorsten tegen onze koning op te hitsen’. Althans, het waren woorden van deze strekking. Toch kreeg de secretaris van Amerongen de gewenste sauvegarde voor het dorp. Op die brief stond “a la reserve du Chatteau du dit Lieu”: met uitzondering van het Kasteel in genoemde dorp.
[dat men het niet en wist] Ende naderhandt als ick
Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
onderschreven secretaris op het begeeren van de presente inwoonders
bij den secretaris van den hartogh van Luxemborgh tot Utrecht
een sauvegarden brieft versocht, vraegden mij denselven
secretaris naer den heer van Amerongen, en horende dat ick
mij daer van ignorant hielde, wenckte mij met sijn vinger
en seijde wij weten wel dat hij in Duijtslant is, ende de Duitse
vorsten tegens onsen koning ophitst en diergelijcke
woorden, maer hij soude voor het dorp van Amerongen
een sauvegarden brieft gereedt maken dewelke ick
des anderen daags bequam en stont in denselven
brieff geinsereert dese woorden: a la reserve du Chatteau du
dit Lieu. [Ende na dat bij de]
Het vertrek van Orléans
Toen de hertog van Orléans vertrokken was, namen twee kapiteins met hun compagnieën van het Régiment de La Reine (het regiment van de koningin) hun intrek op Amerongen. Zij vertelden dat alle bezittingen van de Heer van Amerongen geconfisqueerd waren omdat hij niet naar het Huys gekomen was. Ook verjoegen zij het personeel dat in het Huys woonde. Zij noemden de heer van Amerongen maar een sneue man, een povre monsieur.
Eenmaal gesetteld op het Huys lieten zij zich ‘verwennen’ door de inwoners van Amerongen met brood, vlees, boter en andere spijzen. Zij gingen door totdat er niets meer te halen viel en de bewoners en hun kinderen honger leden. Toen de kapiteins met hun manschappen vanwege het gebrek aan eten weer vertrokken, was men in Amerongen nog niet af van de Fransen.
[Chatteau du dit Lieu.] Ende na dat bij de
Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
France publicq geworden was dat den heere van
Amerongen wegens haer hoog mogende de heeren Staten
-Generael sich in Duijtslant onthield, sijn twee
capitainen met hare compagnien van ’t regiment La Reijne
op’t huijs te Amerongen komen logeren, en hebben
Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
tselve in possessie genomen, verjagende de onderdanen
daer van daen, seggende dat alle de goederen
van den heer van Amerongen waren geconfisqueert
om dat niet op sijn huys was gekomen, noemende
den heer spotswijse povre monsieur, ende wilden
de voorschreven capitainen met hare soldaten vande ingeseten
gedefroijeert1defroyeren: (iem.) vrijhouden, onkosten vergoeden wesen, lieten door haere sergeanten
en soldaten alle dagen broot, vlees, boter en
andere spijse de inwoonders affhalen, so lange
dat de inwoonders ten deele begonden met hun
kinderen honger te lijden, om datse geen spijse konden
bekomen. Waer over sij moesten op anderen plaetsen
trecken, en die capitainen niets meer vindende sijn
doen ook vertrocken. [Daarna is in]
In februari 1673 meldt zich een ander persoon bij het Huys: zijn naam was La Fosse.
Geef een reactie