Volgens een verklaring van 18 mei 1675 verblijft Lodewijk XIV in 1672 op het Huys in Amerongen. We weten dit door het opgetekende verhaal van twee mannen. Dat zijn Johan Quint, drost en schout van de Hoge Heerlijkheid Amerongen, en Goderd van den Doorslagh, secretaris van de heerlijheid. Ze geven aan dit feit op verzoek van de heer van Amerongen opgeschreven te hebben. Dit document ligt in het archief van het gerechtsbestuur Amerongen, Ginkel en Elst.

Er staat te lezen dat in 1672, als de Fransen tot Amerongen zijn gekomen, de Hertog van Orléans, de broer van Lodewijk XIV, zijn intrek heeft genomen in het kasteel. Letterlijk staat er:

Twee jongetjes zitten samen op een troon. Het oudste jongetje (kleuter) zit rechts en hij houdt zijn jongere broertje (peuter) vast. Het oudste jongetje heeft zijn voeten op een kussen. Rechts naast de troon zit een hondje. Vanuit links wijst een vinger naar de jongetjes.
Detail uit Françoise de Souvré, marquise de Lansac, et les enfants de France, onbekende schilder, ca. 1643. Collectie: Versailles
Afbeelding van het originele document waaruit onderstaand citaat komt.

Wij ondergeschrevenen Johan Quint, jegenwoordich
substituijt drost ende schout van de hoge heerlikheijt
Amerongen, ende Godert van den Doorslagh, secretaris
aldaer, certificeren ende verklaren bij dese, ten verzoecke
van den hooch edelgeboren heere van Amerongen, etc.,
dat in den jare 1672, als de France tot Amerongen
sijn gekomen en den koninck selfs in parsoon, den
hartogh van Orleans sijn logement op’t huijs te Amerongen
heeft genomen, ende gedurende sijn verblijff aldaer, sulcken
strickten ordre onder ’t volck was, dat doen ter tijt
aen ’tselve huijs, hoven ende tuynen, mitsgaders des
heeren van Amerongen goederen en plantagien geen de
minste schade was gedaan, [daer na als wij neffens]

Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675

Was hij of was hij er niet?

De vraag is nu: is het de koning zelf geweest of zien de heren de hertog van Orleans als substituut voor de koning zelf? Godard van Aldenburg Bentinck maakte ook een transcriptie van dit stuk in 1904 en hij ging ervan uit dat zowel Lodewijk XIV, als de Hertog van Orléans als de Hertog van Luxemburg op het kasteel vertoefd hadden.

In het verslag staat ook dat hij, de Hertog van Orléans, gedurende zijn verblijf, strikte orders aan zijn mannen zou hebben gegeven om bij de bevolking te informeren waar toch die Heer van Amerongen was. Het antwoord van de inwoners was eenvoudig: ‘Dat weten wij niet!’. ‘Ja, ja’, was het antwoord van de Fransen daarop, ‘dat zal wel!’

Afbeelding van het originele document waaruit onderstaand citaat komt.

[de minste schade was gedaan,] daer na als wij neffens
andere ingesetenen bij malkanderen op’t huijs te Amerongen
logeerden, wiert ons dickmalen vande France officieren
die daer quamen en passeerden gevraecht, waer den heere
vant huijs was. Waerop gemeenlick wierd geantwoort
dat men het niet en wist. [Ende naderhandt als ick]

Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
Een kasteel met middenvoor een toren met daarin een poort. Links een gebouw met een trapgevel en daarachter nog een toren. Rechts nog twee gebouwen. Voor het kasteel staat een muur met daarin een poort.
Gezicht op huis Amerongen, gezien vanuit het oosten, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum.

Vrijgeleide

We blijven nog even bij wat Godard van den Doorslagh, secretaris van Amerongen, zelf heeft meegemaakt. Hij vertelt dat wanneer hij de secretaris van de Hertog van Luxemburg, de bezetter van Utrecht, een sauvegarde, een beschermbrief, deze secretaris hem wederom dezelfde vraag stelt. Hij doet dat als volgt: hij wenkt de secretaris met zijn vingers om dichterbij te komen en zegt dan: ‘Wij weten wel waar hij is, hij zit in Duitsland en is bezig de Duitse vorsten tegen onze koning op te hitsen’. Althans, het waren woorden van deze strekking. Toch kreeg de secretaris van Amerongen de gewenste sauvegarde voor het dorp. Op die brief stond “a la reserve du Chatteau du dit Lieu”: met uitzondering van het Kasteel in genoemde dorp.

Afbeelding van het originele document waaruit onderstaand citaat komt.

[dat men het niet en wist] Ende naderhandt als ick
onderschreven secretaris op het begeeren van de presente inwoonders
bij den secretaris van den hartogh van Luxemborgh tot Utrecht
een sauvegarden brieft versocht, vraegden mij denselven
secretaris naer den heer van Amerongen, en horende dat ick
mij daer van ignorant hielde, wenckte mij met sijn vinger
en seijde wij weten wel dat hij in Duijtslant is, ende de Duitse
vorsten tegens onsen koning ophitst en diergelijcke
woorden, maer hij soude voor het dorp van Amerongen
een sauvegarden brieft gereedt maken dewelke ick
des anderen daags bequam en stont in denselven
brieff geinsereert dese woorden: a la reserve du Chatteau du
dit Lieu
. [Ende na dat bij de]

Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675

Het vertrek van Orléans

Een soldaat in het wit met rode manchetten en een rood revers met een zwarte muts op. Hij heeft een bajonet in zijn handen. Achter hem staan twee vlaggen, beiden zijn opgedeeld in vieren door een wit kruis. Op het kruis staan fleurs de lis en in het hart van het kruis staat op elke band een kroon. Op de ene vlag zijn de kwartieren links boven en rechts onder groen en rechts boven en links onder zwart. De andere vlag heeft witte kwartieren.
Uniform en vlag van het Régiment de la Reine in 1661, Claude-Antoine Littret de Montigny, 1772. Collectie Bibliothèque National de France

Toen de hertog van Orléans vertrokken was, namen twee kapiteins met hun compagnieën van het Régiment de La Reine (het regiment van de koningin) hun intrek op Amerongen. Zij vertelden dat alle bezittingen van de Heer van Amerongen geconfisqueerd waren omdat hij niet naar het Huys gekomen was. Ook verjoegen zij het personeel dat in het Huys woonde. Zij noemden de heer van Amerongen maar een sneue man, een povre monsieur.

Eenmaal gesetteld op het Huys lieten zij zich ‘verwennen’ door de inwoners van Amerongen met brood, vlees, boter en andere spijzen. Zij gingen door totdat er niets meer te halen viel en de bewoners en hun kinderen honger leden. Toen de kapiteins met hun manschappen vanwege het gebrek aan eten weer vertrokken, was men in Amerongen nog niet af van de Fransen.

Afbeelding van het originele document waaruit onderstaand citaat komt.

[Chatteau du dit Lieu.] Ende na dat bij de
France publicq geworden was dat den heere van
Amerongen wegens haer hoog mogende de heeren Staten
-Generael sich in Duijtslant onthield, sijn twee
capitainen met hare compagnien van ’t regiment La Reijne

Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675
Afbeelding van het originele document waaruit onderstaand citaat komt.

op’t huijs te Amerongen komen logeren, en hebben
tselve in possessie genomen, verjagende de onderdanen
daer van daen, seggende dat alle de goederen
van den heer van Amerongen waren geconfisqueert
om dat niet op sijn huys was gekomen, noemende
den heer spotswijse povre monsieur, ende wilden
de voorschreven capitainen met hare soldaten vande ingeseten
gedefroijeert1defroyeren: (iem.) vrijhouden, onkosten vergoeden wesen, lieten door haere sergeanten
en soldaten alle dagen broot, vlees, boter en
andere spijse de inwoonders affhalen, so lange
dat de inwoonders ten deele begonden met hun
kinderen honger te lijden, om datse geen spijse konden
bekomen. Waer over sij moesten op anderen plaetsen
trecken, en die capitainen niets meer vindende sijn
doen ook vertrocken. [Daarna is in]

Jan Quint en Goderd van den Doorslagh – 1675

In februari 1673 meldt zich een ander persoon bij het Huys: zijn naam was La Fosse.

Gerelateerde berichten

Series Navigation<< De ‘sleuteldragers’ van Utrecht
Dit verhaal is deel 7 van 7 in de serie Rampjaar in Utrecht