Voor het koelen en langer kunnen bewaren van voedsel was vroeger ijs nodig. Bij veel kastelen zijn om die reden vanaf begin zeventiende eeuw ijskelders aangelegd. Je kunt ze beschouwen als voorloper van de koelkast en de vrieskist. Het is bijzonder dat het fenomeen ijskelder al veel eerder in de tijd bekend was. Tweeduizend jaar geleden werden ze in China al gebruikt.
Diepvries?
Het concept was simpel: men haalde ’s winters ijs uit bijvoorbeeld de rivier of uit de gracht. Met paard en wagen werd het uitgebikte ijs vervolgens getransporteerd en opgeslagen in de ijskelder. Daar werden de blokken ijs bewaard onder een dikke laag isolerende grond, waardoor er in de zomer nog ijs beschikbaar was. Ijs werd vanuit de ijskelder naar de keuken gebracht, waar het voedsel kon koelen. De ijskelder was dus, anders dan onze diepvries, geen plek waar men eten bewaarde. Zo was men ook in de warmere periodes van het jaar was verzekerd van goed blijvend voedsel.
IJs was ook een luxe goed en werd gebruikt in de gezondheidszorg. Bezitters van ijskelders waren verplicht ijs af te staan op doktersvoorschrift.
De bouw van een ijskelder
Een ijskelder kon vrij eenvoudig zijn: een ruimte in de grond was het belangrijkst en de toegang moest goed geïsoleerd zijn. Er waren wat de bouwwijze betreft verschillende soorten ijskelders. De eenvoudigste waren van hout met een rieten dak. Ook stenen ijskelders konden een rieten dak hebben, maar er waren er ook met koepels en zelfs gewelven.
Kelders zonder ijs
IJskelders hebben hun functie verloren. Die van eenvoudige makelij bestaan meestal niet meer. Maar soms zijn ze nog wel herkenbaar in het landschap, bijvoorbeeld als een grote kuil. Waar ijskelders behouden zijn worden ze onderhouden, zoals bijvoorbeeld de ijskelder van Kasteel Biljoen. Ze maken dan nog steeds deel uit van het ensemble (kasteel, tuin en omgeving) van een kasteel. Soms zijn de kelders een geschikte winterverblijfplaats voor vleermuizen, de ijskelders van Soestdijk werden gebruikt als champignonkwekerij. Elisabeth van Aldenburg Bentinck gebruikte daarvoor de kelders van het Noorderpaviljoen. Ze verkocht ze in Amsterdam onder de naam Chateau Champignons.
De Amerongse ijskelder
De Amerongse ijskelder zat niet op het kasteelterrein, maar in de wal van de Utrechtse Heuvelrug, niet ver van het kasteel. Voor de bekenden in Amerongen: vlak bij de oude begraafplaats en de galgenberg. De afstand tot het kasteel was ongeveer een kilometer en zo werd gebruik gemaakt van het natuurlijk landschap. Een ijskelder aanleggen op het terrein van het kasteel had geen zin, omdat met hoog water een kelder onder zou lopen en het ijs zou smelten. De Amerongense ijskelder dateert van midden 18e eeuw en was in feite een diepe put met daarop eenvoudig houten gebouwtje met een rietendak en rieten isolatie. Het gebouwtje is in de jaren dertig van de vorige eeuw afgebrand.
Dat de ijskelder daadwerkelijk gebruikt werd, blijkt uit de ijskoelers in de collectie en de recepten voor sorbets in een achttiende eeuws kookschrift.
Geef een reactie