In de brieven aan haar man schrijft Margaretha veel over haar kleinkinderen, want opa moest wel goed op de hoogte gehouden worden. Bovendien moesten de kinderen wel goed protestant christelijk opgevoed worden. Haar schoondochter Philippota was katholiek, dus dat zorgde voor wat wrijving. Vol trost schrijft ze aan haar man “ik heb al onze kinderen hier”.

Het dragondertje

Het was in die tijd de gewoonte, dat ook jongens tot ongeveer hun 7e jaar in een jurkje (tuniekje) liepen. Goderdje, die ze ook wel hun dragondertje noemden, kreeg toen hij zes was een broek aangemeten, waarschijnlijk met de mededeling, dat hij vanaf dat moment in den Broeck kon kacken. Daarbij kreeg hij een ducaat , ten teken dat hij nu wel groot genoeg was om dat niet meer te doen.

Brieffragment dat Godertge een dukaat wil voor de poep

godertge is inde broeck , wil van
groote mama Een duijckaet hebbe
om dat hij twee mael in sijn broeck
gekackt heeft, [hij spreeckt neffens]

Margaretha aan Godard Adriaan, 7 december 1680
Portret van een jongetje in een geel jurkje met een wit lijfje en een wit schort. Hij draagt een blauwe sjerp, een wit kapje met daarop een zwarte hoed met veren. Hij staat naast een sinaasappelboompje in een pot en heeft een sinaasappel vast. Voor hem een klein hondje dat naar hem op kijkt.
Portret van Willem III (1650-1702), Prins van Oranje, als kind, Adriaen Hanneman (1604–1671), 1654. Collectie: Rijksmuseum.

Rijkdom

Hij had dat echter niet zo goed begrepen. Hij dacht daarvoor steeds een ducaat te krijgen (of hij had wat zwakke darmen), want had al twee keer in zijn broeck gekackt, en vond dat “grootte Papa” (opa) hem nu wel twee ducaten schuldig was. Of oma maar even aan de prins wil vragen of opa thuis mag komen. Gelukkig weet Margaretha dat hij het niet van een vreemde heeft.

Brieffragment Ducaten voor poep

[verlange al seer naer deselfs komste,] godertge
seijt dat groote papa moet thuijs koome, of dat
hij aende prins wil segge dat hij hem verlof geeft
om te moogen koomen, hij heeft niet alleen de
dukaet aen mij verdient met inde broeck te kackt
maer ock aen groote papa want heeft in plaets
van twee mael wel viermael gedaen en dat
hem uhEd schrijfvens seijde sout noch wel Eensdoen
hij slaet niet wt den Aert van sijn papa en ock
sijn groote papa, [wil niet wel aent leereeren]

Margaretha aan Godard Adriaan, 5 januari 1681

Hij maakte daar ruzie over met de Franse keukenmeid. Die moest natuurlijk alles weer schoonmaken. Hij vindt dat de normaalste zaak van de wereld, hij krijgt er immers dukaten voor?

Brieffragment dat Godertje kijft op de Franse meid

[hier de heer sij gedanckt alles wel,] godert
=ge kackt noch somtijts in sijn broeck 
en als de franse meijt op hem kijft
seijt hij wat sij te segge heeft dewijl
groote papa hem Een duijkaet daer
voor gegeefven heeft, [hier meede blijf]

Margaretha aan Godard Adriaan, 10 mei 1681
Vier kinderen aan het poepen. Links een kind op een poepstoeltje, dan een kind dat recht op staat met de rok omhoog, waardoor je de blote billen ziet, rechts daarvan een kind dat door de knieën gaat en met opgetrokken rok net een dampende drol gedraaid heeft. Het meest rechter kind is het grootst, hij heeft een broek aan. Hij is bezig zijn broek weer aan te trekken terwijl hij naar de drol kijkt die achter hem ligt.
Vier kinderen die hun behoefte doen, Gesina ter Borch, 1649 – 1650. Collectie Rijksmuseum.

De kunst van het kakken

Later die maand loopt het de spuigaten uit. Niet alleen de Franse meid, maar ook de Nederlandse (Margaretha noemt dat nog Duits) Visbach hebben er duidelijk genoeg van.

Eerste brieffragment over kakken op zijn duits en op zijn frans
Tweede brieffragment over kakken op zijn Duits en op zijn Frans

so der voor onse dragonder duijkate
met inde broeck te kacke te verdiene
is heeft hijt al lan gedaen op sen frans
op sen duijts en op alder hande maniere
en als de franse meijt en visbach
op hem kijfve seijt hij dat groote papa
het hebbe wil en dat hij der duijkate

mee verdient, [ick quam laest wt den haech met]

Margaretha aan Godard Adriaan, 31 mei 1681

Onderweg

Op een dag gaat ze uit den Haag op weg in de koets, mogelijk naar Amerongen. Ze laat de meid thuis want die was ziek, dus de koetsier op de bok en zij met Godertje in de koets. En ja hoor: tussen de poorten in Leiden overkwam de jongen het ongemack. Je krijgt dan een compleet ooggetuige-verslag. Daar gaat het gezelschap weer, op weg naar Amerongen. Kennelijk was Margaretha het toen ook zat, hierna horen we niets meer over het kacken in den broeck.

Brieffragment over zwarigheid in Leiden

[mee verdient,] ick quam laest wt den haech met
hem koomende door de stat van leijde gaen had
mijn meijt inde haech sieck gelaeten, opt midde vande straet
of halfver wech vande Eene poort tot dande quam hem die
swaericheijt over en wou kacke Eer wij 3 passe voort
ginge lach de broeck al vol, ick most Een vrou die die
daer stont en arbeijde Een schellin geefve die hem
de naers en broeck schoon maeckte, doen heeft hij der
wel 3 verdient meen dat ick der doen met hem nae
vast was, [hij begint al fraeij bij de meester te]

Margaretha aan Godard Adriaan, 31 mei 1681
Een vrouw heeft een kind op schoot liggen, waarbij ze in de broek kijkt. Ernaast een vrouw en een man, zij knijpt haar neus dicht, hij kijkt heel vies. Links zit een kind op de po, een ander kind kijkt daarnaar.
Reuk, Jan Both, 1620 – 1638. Collectie Rijksmuseum.

Gerelateerde berichten