Toen Margaretha in oktober 1672 van Amsterdam naar Den Haag verhuisde, leek het een goed idee om de gezonde kinderen te scheiden van de zieke in Amsterdam. Helaas. Toen ze met de kinderen in Den Haag was aangekomen, bleek dat Titie (de oudste kleindochter, Margaretha) toch besmet was met het pokkenvirus. Ze had het zwaar te pakken. Kinderpokken was destijds een zeer besmettelijke en zelfs levensgevaarlijke ziekte.
Zorg op zorg
Arme, arme Margaretha: vluchten, geldzorgen, weer verhuizen, zieken verzorgen, een dwarse schoondochter in het gareel zien te krijgen, zorgen over man en zoon, het viel niet mee voor een vrouw die al op leeftijd was. De verhuizing was nog niet geregeld. Margaretha moest door. In een PS laat ze Godard Adriaan weten hoe het ervoor staat.
ick gae weer naer Amsterdam
Margaretha aan Godard Adriaan, 28 oktober 1672
om de vrou van ginckel te haele
de kindere sijn hier
dit leste plakaet van den 13 ockto
dat de franse hebbe laeten wtgaen
maeckt de vrou van ginckel op nieu
so onrustich haer kamenier leijt noch heel kranck
haer visbach is aent beeteren
Nog meer zieke kleinkinderen…
Maar helaas, het leed was nog niet geleden. Ook Reiniera en Frits werden ziek, zij het minder erg dan Titie. De huis-, tuin-, en keukenmiddelen hielpen niet. Dokter Van Wou werd door een al zwaar belaste Margaretha ingeschakeld. Hij schreef een verkoelende zalf tegen de jeuk voor, evenals purgeren en aderlaten, tegen de ‘seer vuijlen aert van pockjes’. Dit hielp de kinderen er gelukkig weer bovenop. Maar als Margaretha gedacht had dat het hierbij bleef…
En ziek personeel
Helaas, de ziekenboeg breidde zich verder uit met Doortje, de keukenmeid en Arent, de lakei. Margaretha vreesde zelfs voor hun leven toen bleek dat deze twee hele hoge koorts kregen. Gelukkig kwam iedereen de pokken te boven. Begin december was het ergste leed geleden.
Margaretha blijft overeind
Margaretha en Philippota bleven de pokken bespaard. Ze hadden wel de zware taak het huishouden draaiende te houden. Margaretha schrijft haar man over de zware tijden en onzekerheden. Ik proef eenzaamheid, de zwaarte van alle lasten alleen te moeten dragen en daarbij ook nog het gevoel zich te moeten verdedigen:
uhEd vindt vreemt dat ick in mijn briefve somtijts
Margaretha aan Godard Adriaan, 7 november 1672
overt Een ent ander klaechge maer hij weet niet
hoet hier in alles staet, och och die verseeckert
mocht weesen hier deese winter te mooge blijfve
en gerust op sijn bedt te mooge ruste, vier sulcke
kleijne onnoosele g soete kindere en Een swan
gere vrou geeft mij geen kleijne bekomerin
doch stel alleen mijn vertrouwe op dien al=
moogende en barmhartige godt die ick hoope
mij ten beste sal redde, den vijant heeft weer
Geef een reactie