Tijdsbeeld

Een tafelblad met kopjes en een theekannetje. We zien de armen en lijven van twee mensen. Een hand houdt een schoteltje omhoog.

Koffie en thee

Author

Koffie en thee komen eind 16de, begin 17de eeuw naar de Republiek. De thee komt met de VOC mee uit de oost, de koffie uit de arabische wereld. In eerste instantie wordt aan beide een geneeskrachtige werking toegekend. Het is nagenoeg overal goed voor en het eerste gebruik is dan ook vooral medicinaal.  

Een straatje in een stad met rechts een huis met in het midden een deur en aan weerszijden een raam. Op straat loopt een vrouw met een juk op haar schouders met daaraan twee emmertjes melk. In de deuropening staat een vrouw met een steelpan in haar hand die haar wenkt. Een derde vrouw kijkt toe van achter een raam. Boven de deur staat: T ITALIA COFFIHUIS.
Gezicht op het Italiaanse koffiehuis van Lucius Roselli op de hoek van Achter St. Pieter en de Keistraat te Utrecht, 1700-1710, onbekende maker. Collectie: Het Utrechts Archief.

Koffiehuizen

De eerste vermelding van het openbaar verkopen van koffie in de Republiek dateert van 1663. Dit is in een contract over het geheim houden van het recept van koffie en koekjes bij de verkoop . Het gaat hierbij om de koffiehuizen die in de loop van de 17e eeuw in de Republiek steeds gebruikelijker worden. Om te beginnen (natuurlijk) in Amsterdam en vandaar verspreidt het fenomeen zich langzaam. Deze koffiehuizen waren ongeveer net zo omstreden als de huidige coffeeshops. De stad Utrecht bepaalt in 1687 in een (vernieuwd) reglement dat het aantal koffiehuizen door uitsterving terug gebracht zal worden tot maximaal zes.

Op de koffie of de thee

In deze periode zijn er twee tegengestelde bewegingen op het gebied van koffie, thee en chocolade. Er wordt aan de ene kant gepropageerd dat koffie en thee juist heel slecht waren voor de gezondheid, aan de andere kant waait dan ook net de ‘turkomanie’ over uit Frankrijk. In de adellijke kringen worden thuis bijeenkomsten georganiseerd waar ceremonieel koffie of thee geschonken wordt, vaak in combinatie met exotische kruiden. Dit is het startpunt voor het thuis uitnodigen van gasten om koffie en thee te drinken. Dit was een gelegenheid om te pronken met luxe koffie- en theeserviezen, maar ook om andere kostbaarheden in huis te kunnen tonen.

Iedereen aan de koffie en de thee

In een klassieke tuin zitten een man en een vrouw koffie of thee te drinken aan een tafel. De vrouw heeft enkele bloemen in de hand.
Een man en vrouw drinken koffie of thee in de tuin, Jan Broedelet, 1690 – 1700. Collectie Rijksmuseum.

Begin achttiende eeuw begint de gegoede burgerij ook koffie en thee te drinken en halverwege de achttiende eeuw drinkt eigenlijk iedereen koffie en thee. De bierbrouwerijen trekken aan het kortste eind: thee is inmiddels een goedkoper alternatief. Eind achttiende eeuw is thee inmiddels zo ingeburgerd dat het personeel elke dag thee te drinken krijgt.

De Oostindische kist

Margaretha en Godard Adriaan ontdekken het thee drinken pas laat. In september 1680 krijgen ze van ene heer Casembrood een Oostindische kast of kist. Het duurt even voordat Margaretha hem naar Amerongen krijgt. Het water staat laag, dus het vervoer per schip gaat moeizaam. Eerst wordt hij in Utrecht bezorgd. Daar heeft Margaretha de kist open gemaakt en er even snel naar gekeken. Er zitten zes schilderijen met ‘Indiaanse tronies’ in, verder theeketeltjes en porceleinen kopjes. Ze heeft de kist niet helemaal opengemaakt, want hij moet nog naar Amerongen. Als hij daar aangekomen is, lijkt ze bijna teleurgesteld:

niet anders als alderhande teekopges keeteltges en diergelijcke niet noch Eenige fraeije raerijteijt om in Een kabinet te sette

Er zit ook een heel mooi kleed bij met hun familiewapens erop geborduurd met goud en zijde, maar dat is eigenlijk te klein. Het is een mooi present, er zit alleen geen brief bij.

Aan de thee

Kennelijk is Godard Adriaan aan het hof in Berlijn al thee gaan drinken, want in december schrijft Margaretha hem dat ze blij is dat hij ook aan het thee drinken geraakt is. Ze is er zelf ook aan, ze had van het Oostindische geschenk wat geproefd. Het bevalt haar goed, het is verfrissend en ze wilde dat ze hem bij de eerdere zending van proviand al wat meegezonden had. Een paar weken later meldt ze dat ze inmiddels regelmatig thee drinkt. Ze schrijf dat ze ‘zich er wel bij vindt, het neemt de lomigheid van de geest weg en maakt haar wakkerder’. Ze zou willen dat Godard Adriaan voldoende thee had, ze zal eens kijken of ze wat kan opsturen.

Vrouw gekleed in een sarong met rood/wit/blauwe patronen, een wit hemd en een groen/geel jasje. Ze draagt een rode ketting en een zwarte armband. In haar linkerhand houdt ze een neusdoek vast.
Mestiezin, anoniem, naar Andries Beeckman, ca. 1675 – ca. 1725. Collectie Rijksmuseum. Zou Margaretha zo’n soort “tronie” bedoelen?
Archiefstukken
HUA 1001.2725 Brieven van Margaretha Turnor aan Godard Adriaan 1679 nov.-1681 dec.Brieven van
3/13 september 1680
18/28 september 1680
6 oktober 1680
9/19 oktober 1680
27 november en 7 december 1680
4/14 december 1680

Gerelateerde berichten

Vier schetsen van wandelaars

Wandelaars, de eerste toeristen

Author

Het bezoeken van kastelen als toerist vinden we nu heel normaal, maar dit was gedurende het grootste deel van het bestaan van die kastelen niet zo! Ook het museum is een relatief ‘nieuwe’ uitvinding. In Nederland is Willem V de eerste die zijn privécollectie schilderijen aan het publiek laat zien. Hij bouwt speciaal hiervoor in 1774 de Galerij Prins Willem V. Het eerste echte museum dat in Nederland open gaat is het Teylersmuseum in Haarlem in 1784. Het woord museum komt overigens van van het Griekse woord mouseion, een plaats gewijd aan de muzen.

Foto van een grote zaal waarvan een lange en een korte zijde te zien zijn. De wanden zijn tweeën gedeeld. Aan het onderste gedeelte, dat ongeveer tweederde beslaat, hangen heel veel schilderijen, onder, boven en naast elkaar, de gehele wand bedekkend. Daarboven buigt de wand licht naar binnen. Er zijn gedeeltelijk grote ramen te zien, waardoor licht naar binnen komt. De onder- en bovenwand zijn verdeeld door een brede lijst. De schilderijen hebben uiteenlopende onderwerpen, portretten, landschappen etc. De meeste zijn rechthoekig liggend, een enkele staand. Bijna allemaal hebben een rijk gedecoreerde lijst. Onder de schilderijen zijn lage brede kasten met daarin twee rijen met brede banden, wellicht van prenten. Links voorin de ruimte staat een rechthoekige tafel met een eenvoudig, donker kleed met daarop een object dat vierkant en licht van kleur is. Om de tafel staan drie eenvoudige stoelen. Ernaast, meer naar achteren, staat een rechthoekig, massief blok, licht van kleur. De zijkanten zijn gedecoreerd. Erop een donker gekleurd blad. Daarnaast, meer naar achteren staat een tafel met een eenvoudig kleed eroverheen en vier stoelen ernaast.
Interieur van de uit 1838 daterende, eerste schilderijenzaal, Goedeljee, Johannes, 1895. Beeldcollectie van de gemeente Haarlem

Lopen, ofwel wandelen is natuurlijk zo oud als de weg naar Rome, maar het was vooral een manier om van A naar B te komen. Eind achttiende eeuw komt daar het recreatief wandelen bij. Jean Jacques Rousseau geeft daarbij onze Westerse wereld een zetje. In zijn roman Julie ou le nouvelle Heloïse (1761) beschrijft Rousseau de geheime tuin van Julie en haar man in Zwitserland en dit doet hij zo betoverend, dat het wandelen in de bergen een mode wordt. Ook schrijft Rousseau aan het eind van zijn leven Les Rêveries du promeneur solitaire, een boek waarin hij tien wandelingen beschrijft.

Nederlandse wandelaars

Ook in Nederland krijgt wandelen een toeristisch tintje. Bekend is bijvoorbeeld het dagboek van Jacob van Lennep uit 1823. Kasteelmusea zijn er dan nog lang niet. Maar het was niet vreemd om, als je aan het wandelen was, bij een kasteel aan te bellen en te vragen of je mocht rondkijken. Dit gebeurde ook op Amerongen. Verschillende wandelaars gaven hun wandelverslag uit in boekvorm en in sommige van die boeken uit de 19e eeuw wordt Kasteel Amerongen beschreven. Het leuke is dat in die gidsen soms heel uitgebreide beschrijvingen staan van wat de wandelaars dan zien. Interessant is dat deze vertellingen gaan over een periode waarover we verder weinig weten. Soms leidt dit ook tot verwarring, omdat ze lang niet altijd volledig zijn in hun beschrijvingen.

Tekening van een heuvelachtig landschap met twee grote boerderijen. Op een pad, middenvoor, lopen twee heren. Langs het pad liggen stenen en staan kleine lariksbomen. Verderop het pad, richting de boerderij, lopen een moeder en een kind.
Fotoreproductie van een tekening of prent van een gezicht op een landschap met wandelende personen, L. Schmidt, 1860 – 1885. Collectie Rijksmuseum.

Kasteel Amerongen in wandelboeken

Er zijn twee verslagen vóór 1844 geschreven. Er is het boek van J.B. Christemeyer dat dateert van 1843 en C.P.E. Robidé van der Aa schrijft over wandelingen tussen 1841 en 1846. Toch weten we dat hij voor 1844 in Amerongen moet zijn geweest, want na die tijd was het kasteel gesloten voor bezoek, getuige dit verslag uit 1884 van Ds. Craandijk:

… in 1844 verviel het aan de erfgename van den negenden graaf van Athlone, lady Elisabeth van Reede Ginkel, gehuwd met mr. Frederik Villiers, die in Engeland haar’ zetel had. Ook hier werd misbruik gemaakt van de vergunning om het kasteel te bezigtigen en het werd onverbiddelijk voor iedereen gesloten. Men wist wel, dat er veel merkwaardigs werd bewaard, maar voor niemand ging de hooge deur open.

Jacobus Craandijk, Wandelingen door Nederland met Pen en Potlood deel 7, pag. 120

De wandelboeken van Robidé van der Aa en Craandijk (hele serie) zijn terug te vinden in de bibliotheek van het kasteel.

De komende periode zal ik een paar aspecten die de wandelaars meenemen in hun boeken in verschillende artikelen delen. Zoals met de gobelins kan dit, soms wat verwarrend, meer inzicht geven in de geschiedenis, het gebruik en de plek van een object in huis.

Gerelateerde berichten

Een waterig landschap met in de verte een stad.

De zuidelijke verdedigingslinie

Author

In de tachtigjarige oorlog ontstonden in Zeeuws-Vlaanderen kleine linies. De Spanjaarden hadden in 1583 eigenlijk heel Zeeuws-Vlaanderen veroverd, behalve de Terneuzen, Biervliet en Sluis. Vanuit deze plaatsen begon men dijken door te steken en zo ontstonden de linies. In 1628 ontstond door samenwerking een West-Brabantse linie rond Bergen op Zoom en verder in Brabant lag een kralensnoer aan forten, vestingen van Willemstad via Breda en ‘s-Hertogenbosch tot aan Nijmegen.

De aftocht van het Spaanse garnizoen na de overgave van 's-Hertogenbosch, 17 september 1629. Door een landschap trekt een lange stoet van wagens en huifkarren. Vooraan de stoet lopen katholieke geestelijken. Boeren en soldaten slaan de uittocht gade. Op de achtergrond een plattegrond van de stad 's-Hertogenbosch in vogelvlucht. Zowel links als rechts van de stad zijn waterlopen en ondergelopen gebieden te zien.
De aftocht van het Spaanse garnizoen na de overgave van ‘s-Hertogenbosch, 17 september 1629, Pauwels van Hillegaert, ca. 1630-1635. Collectie Rijksmuseum.

Rampjaar

Tijdens het Rampjaar speelt de zuidelijke linie geen noemenswaardige rol en er is ook geen coördinatie tussen de verschillende onderdelen. Holland ziet wel dreiging vanuit het zuiden en plande inundaties van Willemstad tot Fort Crèvecoeur bij Den Bosch. Het is de bedoeling dat als de vijand nadert, de inundaties starten. Zo ver zal het niet komen, want er kwam protest van de bevolking.

Als de Franse troepen langzaam naar het westen trekken gaat Turenne richting Den Bosch. Hij neemt eerst Grave in en als hij bij Den Bosch komt, is daar de omgeving onder water gezet. Het lukt Turenne niet om de stad in te nemen.

Kaart van Zeeland en Brabant met een rode lijn langs Zeeuws-Vlaanderen, West-Brabant en het Land van Maas en Waal. Zwarte en rode punten geven de vestingen en forten weer.
Zuiderfrontier, Westbrabander, 2010. Via: Wikimedia Commons

Menno Coehoorn en Jean-Charles Pichegru

Pas in 1698 kreeg Menno Baron van Coehoorn de opdracht een aaneengesloten vestinglinie te ontwerpen, die tevens aan een stuk geïnundeerd kon worden. Vanaf dat moment werd de linie de Zuidwaterlinie genoemd. De linie werd ingezet bij de inval van de Fransen in 1794 en toen de legers van Pichegru voor de watervlakte bij het Hollands Diep stonden, deed hij zijn onvergetelijke uitspraak: “Wat nu?”

Een gewassen pentekening met in het midden de Waal. De Franse troepen trekken min of meer georganiseerd van rechts naar links. Ze hebben wagens bij zich en sleden met huisraad. Links op de dijk staan mannen die op de troepen schieten.
De Fransen trekken over de Waal bij Bommel, januari 1795, Dirk Langendijk, 1803. Collectie Rijksmuseum.

Gelukkig voor Pichegru konden de Fransen vrij snel daarna een kunstje doen dat in het Rampjaar mislukte: het begon keihard te vriezen. De Franse legers staken de rivieren over en uiteindelijk gaf Utrecht zich op 16 januari 1795 over en op 18 januari vluchtte Stadhouder Willem V naar Engeland.

Uiteindelijk wordt de Zuiderwaterlinie eind negentiende eeuw ontmanteld.

Gerelateerde berichten

Molensteenkraag boven een oranje sjerp

Molensteen kraag om je nek

Author

Op de portretten in het Huys komen we allerlei kragen uit de 17de eeuw tegen. Niet alleen bij de collectie Wijts, maar ook op de portretten van de familie Van Reede en hun vriendenkring.

Plooienkraag en platte kraag

Een kraag uit de 17de eeuw associëren we meestal met de beroemde molensteenkraag. Als je googled op ‘kragen’ en ’17de eeuw’ kom je ook weinig anders tegen. Wil je online een kraag kopen, bijvoorbeeld voor een gekostumeerd bal of om Sinterklaas te vieren, dan kom je vaak alleen bij deze vorm of een variant daarvan uit. Toch klopt dat niet helemaal met de werkelijkheid in de 17de eeuw. Er waren allerlei kragen en als we ons richten op de kragen die werden afgebeeld op schilderijen, zoals bij ons in Huys, dan komen we naast de plooienkraag, waarvan de molensteen een bepaalde variant is, vooral allerlei platte kragen tegen. Dat komt veel meer voor dan de beroemde molensteen. Over die platte kragen later meer.

Een man met een stijve kraag die zijn hele nek bedekt, waar je tussen de bovenkant en de onderkant goed de mooie regelmatige, verticale, ronde plooien ziet.
Olivier van den Tempel met een gesteven plooikraag, een pijpenkraag.
Een man met een kantenkraag die duidelijk meerdere lagen heeft. Je ziet de schaduwen van de plooien. De kraag is niet stijf.
Jacques Wijts met regelmatige plooikraag van kant.
Een man met een stijve kraag die zijn hele nek bedekt. De kraag heeft meerdere lagen en plooien lopen zowel horizontaal als vertikaal.
Guillaume de Preit met een onregelmatig golvende (lubbige) plooikraag.

Maken en dragen

De kragen op de portretten uit de 17de eeuw waren vaak gemaakt van de kostbaarste stoffen: fijn linnen (batist), afgezet met kant. De bekende witte molensteenkraag is een variant van de plooikraag, ook wel pijpenkraag of lubbenkraag genoemd. De overeenkomst is dat al die vormen bestonden uit een groot stuk batist, van soms wel 15 meter lang, dat gewassen, gebleekt, gesteven en geplooid moest worden. Een secuur en tijdrovend werkje. Bovendien moest dat bij elke wasbeurt opnieuw gebeuren, dus waren er meerdere kragen nodig als je er een beetje netjes uit wilde blijven zien. Uiteraard was daardoor het bezit en gebruik ervan alleen voor de welgestelden weggelegd.

Aanvankelijk waren de geplooide kragen klein, stijf en regelmatig geplooid, maar ze werden in de loop van de jaren allengs groter, rommeliger (lubbiger) en meer versierd. De kragen werden soms zo groot dat ze met een metalen draadwerkje, de portefraes, moesten worden ondersteund. Dat was een soort ijzeren vlechtwerk, afgezet met zilver- of gouddraad. Ook werden er wel kragen met meerdere lagen gemaakt. Een mooi voorbeeld is bijgaande portret door Jan van Ravesteyn van de Prinses van Ligne. Ravesteyn schilderde ook een aantal portretten in ‘onze’ collectie Wijts.

Een vrouw zit naar links gekeerd, haar haar opgestoken met erin een sieraad met parels, bloemen en strikken. Ze draagt een parel oorbel. Haar kraag is stijf met kant langs de rand. Hij komt tot haar oorbel. Daaronder draagt ze een jurk met zwart, wit, zilver en iets dat op hermelijn lijkt. Ze draagt veel parelkettingen en een kruis.
Ernestine Yolande (1594-1663), prinses van Ligne, 1620, Jan van Ravesteyn. Collectie Mauritshuis.

Mode

De witte plooikraag was een mode van het Spaanse hof in de 16de eeuw en die mode raakte langzamerhand uit gedurende de jaren dertig van de 17de eeuw. Zij werd vervangen door de Franse mode: de platte kraag in allerlei varianten. Uiteraard gebeurde dat het eerst bij de jeugd. Dan konden ze het haar ook langer dragen, want dat kwam dan niet meer in de knoop met die kraag. De conservatief ingestelde Nederlanders hielden het nog een tijdje vol.

Het is dan ook grappig om te zien dat de beide vormen voorkomen op de werken van bekende 17de-eeuws meesters als Hals en Rembrandt. Ze komen zelfs voor op hun schilderijen van na 1625, rond dat jaar verandert de kragenmode1Er zijn echter ook portretten van voor 1625 waarop reeds platte kanten kragen te zien zijn, bijvoorbeeld op het Huwelijksportret van Isaac Massa en Beatrix van der Laen door Frans Hals (1622). Zie bijvoorbeeld De Magere Compagnie (Hals, 1637) en De Nachtwacht (Rembrandt, 1642), waarop meerdere vormen naast elkaar zijn afgebeeld.

Plooikragen in huis

Een man zit naar rechts gekeerd, hij heeft een ooglapje voor zijn linker oog. Hij heeft een rode neus en rode wangen, een omhoog gekrulde snor en een puntige sik. Hij draagt een zwart harnas met daarop een witte plooikraag met kant.
George Hollis, onbekend, ca. 1625. Collectie Kasteel Amerongen.

De plooienkraag komen we in het Huys op veel plaatsen tegen. In de collectie Wijts komen er meerdere voor. Zo zien we een prachtig portret van Jacques Wijts zelf waarop hij is afgebeeld met een dubbele plooikraag, afgezet met spitse kant (1627, helaas nu in depot). Op een later portret (1630-1635) is Wijts afgebeeld met een platte kraag. Verder zien we meerdere officieren met een plooikraag (in de lange gang). Er zijn zowel stijve als slappe varianten te zien in de collectie, allen van voor 1630. Op basis van de vorm van de kragen is trouwens de hele serie gedateerd op ca. 1635 door Jhr. Frits van Kretschmar, die daar apart een studie van maakte, waarin hij alle kragen uitvoerig beschrijft. Opvallend is bijvoorbeeld die van Sir George Hollis, door Kretschmar omschreven als liggende plooikraag afgezet met rand van spitse kant. Het is dus geen platte kraag!

Op de meeste portretten van de familie van voor 1625 zien we dus de molensteenkraag, vaak zowel bij de man als de vrouw. We vinden ze in de hal, in de lange gang, in de grote zaal en op de galerij. Zie voor de collectie Wijts het rijtje hieronder. Maar in de collectie van het Huys zijn er meer te zien, bijv. bij de voorouders van Godard Adriaan. Mooie voorbeelden zijn de dubbelportretten van zijn overgrootouders Goert van Reede en Geertruyd van Nyenrode en van zijn betovergrootouders Adriaan van Reede en Lucia van Goor.

Kortom: aan de kragen zien we vaak al in welke tijd de afgebeelde personen leefden of wanneer hun schilderij gemaakt werd, vóór het begin van de 17de eeuw (1625) of later.

Prins-Maurits-van-Oranje

Prins-Maurits-van-Oranje

Maurits prins van Oranje Nassau. Collectie Kasteel Amerongen

Naar-Ravesateyn-Philips-Willem-van-Oranje

Naar-Ravesateyn-Philips-Willem-van-Oranje

Philips Willem van Oranje Nassau, naar Jan van Ravesteyn. Collectie Kasteel Amerongen.

Ravesteyn-Guillaume-des-Preit

Ravesteyn-Guillaume-des-Preit

Guillaume de Preit (ca 1535 – 1596). Niet gedateerd, Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.

olivier-van-den-tempel

olivier-van-den-tempel

Olivier van den Tempel (ca. 1540 – 1603), 1635, studio Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.

ravesteyn-Werner-van-Houte

ravesteyn-Werner-van-Houte

Werner van den Houte (? – 1607), 1635, niet gesigneerd, toegeschreven aan Jan van Ravesteyn. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.

hoet-portrettengalerij-Geertruyd-van-Nyenrode

hoet-portrettengalerij-Geertruyd-van-Nyenrode

Geertruyd van Nyenrode (1525-1605) t.g.a. G. Hoet. Collectie Kasteel Amerongen.

hoet-portrettengalerij-Adriaan-van-Reede-en-Lucia-van-Goor

hoet-portrettengalerij-Adriaan-van-Reede-en-Lucia-van-Goor

Adriaan van Reede en Lucia van Goor, t.g.a. Gerard Hoet. Collectie Kasteel Amerongen.

Ravesteyn-Peter-von-Sedlnitzky

Ravesteyn-Peter-von-Sedlnitzky

Peter von Sedlnitzky (1549 -1610). Niet gedateerd, niet gesigneerd. Foto: Peter Cox. Collectie Kasteel Amerongen.

mierevelt-jacques-wijts

mierevelt-jacques-wijts

Jacques Wijts, 1627, Michiel van Mierevelt. Collectie Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox

onbekend - george hollis

onbekend – george hollis

George Hollis, onbekend, ca. 1625. Collectie Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox.

Jan van Ravestein - vitenval du voysin

Jan van Ravestein – vitenval du voysin

Daniel Vitenval du Voysin (?-1629), 1628, Jan van Ravestein. Collectie Kasteel Amerongen. Foto: Peter Cox

Plooikragen in de collectie Wijts

ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
Jacques WijtsMichiel van Mierevelt1627Olieverf op paneelDepot (0919)
Daniel Vitenval du Voysin (?-1629)Jan van Ravesteyn1628Olieverf op paneelHal West 38 (0942)
Olieverf op paneelLange gang Middenwest 33/ West 48 (0938)
Guillaume de Preit (?-1596)Groep RavesteynOlieverf op paneelLange gang 42 (0935)
Adolf van MeetkerkenOlieverf op paneelLange gang Middenwest 27 (0925)
Margaretha van Lichtervelde (1549-1591)16e eeuwOlieverf op paneelLange gang Middenwest 30 (0926)
Dubbelportret Jan Wijts en Margaretha van Lichtervelde1550-1599Olieverf op doekLange gang Zuidwest 6 (0922)
Werner van den Houte (?-1607)t.g.a. Jan van Ravesteyn1635Olieverf op paneelKorte gang Zuid 20 (0933)
Peter von Sedlnizky (1549-1610)t.g.a. Jan van Ravesteyn1600-1624Olieverf op paneelKorte gang zuid 17 (0936)
Sir George Hollis (1575-1626)t.g.a. Jan van Ravesteynca. 1625Olieverf op paneel Korte gang zuid 20 (0932)

Plooikragen bij de familie van Reede

ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
Dubbelportret Adriaan van Reede en Lucia van Goort.g.a. Gerard HoetOlieverf op doekGalerij West 67 (0803)
Dubbelportret Goert van Reede en Geertruyd van Nyenrode17e eeuwOlieverf op doekLange gang Noordwest 66 (0821)
Frederik van Reede (1550-1611)t.g.a. Gerard HoetOlieverf op doekGalerij Zuid 30 (0806)
Cornelia van Oostrum (? – 1600)t.g.a. Gerard HoetOlieverf op doekGalerij Noord 32 (0807)
Cornelia van Oostrum (? – 1600)Olieverf op paneelHal Noord 54 (0842)

Vorstelijke plooikragen

ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
Prins Willem van Oranje Nassay (1533-1584)Olieverf op doekGrote Zaal Oost 8 (0892)
Louise de Coligny (1555-1620)Olieverf op doekGrote Zaal Oost 14 (0894)
Prins Philip Willem van Oranje Nassau (1554-1618)naar Jan van RavesteynOlieverf op doekGrote Zaal Oost 21 (0891)
Prins Maurits van Oranje Nassau (1567-1625)Olieverf op doekGrote Zaal Oost 2 (0895)

Gerelateerde berichten

Rond luik met daarop een tekening van een feniks op het vuur.

Podcast Rampjaar 1672 van Luc Panhuysen

Author

Naar aanleiding van zijn boek Rampjaar 1672 heeft Luc Panhuysen met Matthijs Deen voor de VPRO een podcast van vier afleveringen, met fragmenten uit de brieven van Margaretha, Godard Adriaan en Godard, andere ooggetuigen en krantenberichten. Luc Panhuysen licht het zelf toe.

De troepen van Lodewijk XIV voor Schenkenschans, 18 juni 1672. Vanaf de voorgrond dalen links en rechts ruiters een heuvel af op weg naar de vesting, gelegen in de vlakte bij de splitsing van Rijn en Waal. Op de voorgrond een groep officieren te paard, op de achtergrond een plattegrond van de streek in vogelvluchtperspectief met van alle kanten oprukkende legers.
Koning Lodewijk XIV bij het beleg van Schenkenschans, 1672, Lambert de Hondt (II), ca. 1675. Collectie Rijksmuseum.

Gerelateerde berichten

Portretten van Godard van Reede van Ginkel en Ursula Philippota van Raesfelt

De romantische jaren van Godard en Ursula Philippota

Author

In 1666 trouwen Godard van Reede van Ginkel en Ursula Philippota van Raesfelt. Dit adellijke stel behoorde tot de bevoorrechten in het onrustige, woelige landje van de jonge Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. Hoe zouden zij hun eerste huwelijksjaren hebben doorgebracht in de periode, die achteraf “De stilte voor de storm” genoemd kan worden?

Een bijzondere verbintenis

Precies op de dag dat Frans Hals sterft, 26 augustus 1666, in zijn geliefde stad Haarlem, trouwen Godard van Reede en Ursula Philippota van Raesfelt in het kerkje te Ellecom. Dit pittoreske kerkje ligt op de Veluwe tussen Rheden en Dieren. Godard is de enige zoon van Godard Adriaan van Reede, ambassadeur in dienst van de Staten-Generaal en Margaretha Turnor. Ursula Philippota van Raesfelt is de erfdochter van o.a. kasteel Middachten en de havezate Herreveld. Godard is in de gereformeerde leer opgevoed en Ursula is rooms katholiek gedoopt. Dat vormt geen bezwaar bij de wederzijdse ouders, want beide kanten hebben “een goede partij” getrouwd!

Een wijds landschap met lichte glooiing. Op de voorgrond grazende schapen en her en der bossages. Halverwege een kleine kerk. Op de achtergrond een stadje met erboven uit stekend een kerk.
Ellecom, gezien van de rand van het Middachter Bos. Zicht op de St.Nicolaaskerk. Op de achtergrond de overzijde van de IJssel met de Martinikerk te Doesburg, Constantijn Huygens jr., 1678. Collectie Gelders Archief.

Oorlog met de Engelsen

De eerste vijf jaren van hun huwelijk verlopen kalmpjes in een overigens roerige tijd. Een week na hun huwelijksinzegening slaan de Engelsen tijdens de Tweede Engels-Nederlandse oorlog een grote slag. Ze vernietigen een groot aantal koopvaardijschepen die met volle lading lagen te wachten voor vertrek op de rede bij Vlieland. Daarbij is ook nog en passant het dorp West-Terschelling met de grond gelijk gemaakt. De Amsterdamse beurs is dagenlang gesloten geweest om van de schok te kunnen herstellen.

Maar vergeet onze Michiel de Ruyter niet! Een jaar later vaart hij als represaille de Medway op, helemaal naar Chatham en brengt daar heel veel Engelse schepen tot zinken. Een smadelijke nederlaag voor de Engelsen, want hij neemt ook nog hun vlaggenschip mee naar huis! Godard is naar zijn rendevoos, maar de hoogzwangere Philippota heeft dit samen met schoonmama op Amerongen gevierd. Later, bij de ondertekening van de Vrede van Breda, hebben wij nog Nieuw Amsterdam kunnen ruilen voor Suriname. Een mazzeltje!

Voor een huis met diverse trapgevels in een stad, staan drie torens (staken) met daarop pektonnen, de tonnen aan de rechterkant branden al, bij de middelste staak staat iemand op een ladder ze aan te steken en de linker staak moet nog aangestoken worden. Tussen de twee linker staken staat een beeld van een leeuw op zijn achterpoten met pijlen in de rechter voorpoot waar wijn uit stroomt. De straat is vol met mensen die zich haasten om de wijn op te vangen. Onder de prent staat: 1. Huysen vande Ambassadeurs der Hoogm. Hren Staten. 2. Staken met Picktonnen, 3. Den Leeuw met seven Pylen, alwaer de wyn overvloedigh uyt vloeyde.
Vreugdetekenen voor het logement Hrn Staten ambassadeurs, fragment uit: Vrede van Breda, 1667, Romeyn de Hooghe, 1667. Collectie Rijksmuseum.

Ondertussen in Frankrijk

Maar ook de Fransen moeten buiten de deur worden gehouden en met name die agressieve koning Lodewijk de Veertiende. Zijn nieuwe leus is: “L’ état c’est moi!” Dat mocht Johan de Witt willen: “Ik ben de Staat!” Hoewel hij het best goed doet als raadspensionaris, want hij moet vaak op eieren lopen om beide grootmachten te vriend te houden. Als de Fransoos zich weer eens roert in de Spaanse Nederlanden betekent dit voor Godard dat hij zich af en toe bij zijn compagnie moet laten zien voor een “rendevoos”, wat hij overigens ook graag doet.

Platteland en stad

Ondertussen wonen de jongelui tamelijk vredig op hun prachtige landgoed Middachten, gelegen tussen de Veluwe en de rivier de IJssel. In de bossen van deze Heerlijkheid veel kunt jagen en veel feesten kunt houden op het luisterrijke kasteel. Als snel worden er kinderen geboren. In de eerste vijf jaar worden er vier geboren, waarvan er één in het eerste jaar overlijdt. De kinderen gaan regelmatig bij oma in Amerongen logeren en dan heeft het paar fijn de tijd voor elkaar.

In het midden een wereldbol. Links de verdrijving van de krachten der duisternis door een nieuwe straatverlichting. De personificatie van de nacht, een gewapende dief en een vos met een prooi vluchten voor het licht van een in het deurstuk opgenomen lantaarnmodel van Van der Heyden. Rechts de brandbestrijding, gesymboliseerd door een slang en een putto - de laatste met fakkel en granaatappel - beiden waterspuwend een vuurhaard bestrijdend. Op de voorgrond een salamander.
Deurkalf uit het huis van Jan van der Heyden (1637-1712), uitvinder van straatverlichting (links) en brandspuit (rechts), anoniem, 1767. Collectie: Amsterdam Museum.

De jongelui zijn ’s winters vaak in Den Haag als Middachten te koud is. Ze worden dan uitgenodigd voor de bals. Dan is het heel gezellig met de straatverlichting aan. Ze hebben gehoord dat de verlichting in Amsterdam nog veel mooier is! Die is door Jan van de Heyden sterk verbetert. In 1673 zal hij ook de Haagse straatlantaarn ontwerpen. In 1671 wordt tussen Hoorn en Enkhuizen de straatweg verhard. Waar zie je zoiets? Reken maar dat daar een hoop koetsjes rondrijden!

Kunst, cultuur en wetenschap

Een andere uitvinding zal waarschijnlijk volledig langs ze heen gegaan zijn: in 1671 heeft de wiskundige Leibniz een mechanische rekenmachine gebouwd die kan vermenigvuldigen en delen. De rentmeester doet dat soort dingen toch gewoon uit het hoofd!

Links een vrouw met een luit, rechts een man met een viola da gamba. Tussen deze twee aan een tafel geeft een man een jongen muziekles of zangles.
Musicerend gezelschap, Gerard van Kuijl, 1651. Collectie Rijksmuseum.

Philippota speelt prachtig luit, in 1680 schrijft Constantijn sr. haar:

Trouwens, ik meen te mogen hopen dat deze stijl u niet helemaal onverdraaglijk zal zijn, gezien het geduld, waarmee ik u onlangs het lapwerk van een miserabele Duitser zag verdragen, hetgeen mij dermate verraste, dat ik niet ophoud de moeite te beklagen, die u uw voortreffelijke handen, zo geoefend en kundig, zo
waardig om voor het allermooiste te worden ingezet, ervoor hebt willen laten doen.

Constantijn Huygens aan Ursula Philippota van Raesfelt, 28 juli 16801Transcriptie Rudolf Rasch.

Het zal haar dus waarschijnlijk niet ontgaan zijn dat de kunstminnende Franse koning in 1669 in Parijs de Koninklijke Muziek- academie sticht. In Amsterdam wordt datzelfde jaar het kunstgezelschap Nil Volentibus Arduum opgericht naar het voorbeeld van de Academie Française. Formeel waren ze het niet eens met de politiek van de Amsterdamse schouwburg, maar cultuur was ook een mooie dekmantel om te discussiëren over de ideeën van Spinoza.
Die stadsschouwburg was net in 1665 heropend en hij was gigantisch groot, bovendien was het een technisch hoogstandje met verwisselbare decors in perspectief geschilderd, coulissen, vliegwerken en zinkluiken.

Een katholieke kapel

In Amsterdam wordt in 1671 wordt de eerste steen gelegd voor de Nieuwe Begijnhofkapel die als katholieke kapel van buitenaf niet herkenbaar mag zijn. Zal de paapse Philippota een kijkje gaan nemen? De officiële naam van de kapel is H.H. Johannes en Ursulakapel, alleen vanwege de naam moet ze eigenlijk al gaan. En zou de rijke koopmansstad toen ook al dé stad geweest zijn om te shoppen? Misschien kan ze het bezoek dan wel combineren als ze voor manlief van die mooie schoenen met hoge hak gaat uitzoeken die nu zo in de mode zijn! 

In een nis staat een vrouw met vier kinderen onder haar mantel. Eronder staat St. Ursula.
Gevelsteen met de heilige Ursula, Begijnhof in Amsterdam, Jac van Looij, 1877-1894. Collectie Rijksmuseum.

Einde van de idylle

Maar dan is het 1672 en breken zware tijden aan. De Franse zonnekoning valt met een groot leger ons ongelooflijk rijke landje binnen. Het is afgelopen met de relatieve rust van Godard en Ursula. Het waterrijke landje lijkt reddeloos, maar Godard kan zich als militair in het leger van de Prins van Oranje van zijn beste kant laten zien. Hij is nu nog maar zelden thuis en Ursula, zwanger van hun vierde kind, gaat schuilen bij haar schoonmoeder.
Maar dat is een nieuw verhaal!

Op een lage stoel zit een man met een hoed, een kuras en indrukwekkende laarzen in zijn rechter hand heeft hij een brief. Naast hem op de grond zit een jonge vrouw met een roze rok. Ze zit tegen de man aangeleund, haar rechter hand onder haar hoofd, de elleboog op het bovenbeen van de man. Haar linker hand ligt ook op dat bovenbeen. Beiden kijken naar de boodschapper: Een man met een blauw jak, de hoed in de hand een een trompet op zijn rug.
De boodschapper, bekend als ‘De onwelkome boodschap’, Gerard ter Borch (I), ca. 1653. Collectie Mauritshuis.

Gerelateerde berichten

Een hand die met een ganzenveer op papier schrijft.

Ganzenveer en bevroren inkt

Author

Meermalen geeft Margaretha Turnor in de brieven aan haar man aan dat het zo koud tijdens de winter is, dat de inkt bevriest op haar ganzenveer terwijl ze aan het schrijven is. Zoals zij schrijft: ’tis so scherp kout dat door vorst de pen geen int mee wil geefve’. Dat was overigens wel voor een deel verklaarbaar door de inkt waar men destijds gebruik van maakte. Die was dikker dan tegenwoordig. De gevolgen daarvan kun je ook in de originele brieven zien. De nette letters worden door de bevriezing een soort hanenpoten en de onregelmatige aanvoer van de inkt maakt de brief vlekkerig. Ook haar handen worden zo koud dat het ondoenlijk is de pen vast te houden.

Brief met veel vlekken en doorgedrukte inkt.
Brief van Margaretha aan Godard Adriaan van 18 januari 1884. Het is zo koud dat er geen inkt meer uit haar pen komt. Collectie Huisarchief Kasteel Amerongen, Utrechts Archief.

Inkt

Het was niet zo dat je inkt en een pen simpelweg in de winkel kocht. Inkt werd gemaakt van galnoten uit de eik, ijzersulfaat en arabische gom. Dit is de zogenaamde ijzer-gallusinkt. Het gebruik van deze ingrediënten voor schrijfinkt dateert al van de Romeinen, maar echt heldere recepten zijn vanaf de vierde/vijfde eeuw beschikbaar. De inkt is van zichzelf vrij kleurloos, maar door het oxideren van de ijzersulfaat aan de lucht, wordt de inkt kort na het schrijven donkerder. Doordat de inkt waterbestendig is en goed zichtbaar blijft, is dit ruim 1400 jaar de belangrijkste schrijfinkt. Voor vulpennen is de inkt alleen niet geschikt.

Eenvoudige rechte pen, die alleen bestaat uit de schacht van de veer. De punt van de schacht is schuin afgesneden.
Ganzenveren pen uit het Behouden Huys, 1596-1597. Collectie Rijksmuseum

Ganzenveer

Ook het maken van een pen van een ganzenveer koste arbeid en tijd. Dat deed men al vanaf ongeveer 700. De veer moest liefst zo vers mogelijk zijn en dus werd deze ook wel van levende ganzen geplukt. De gans staat onder andere symbool voor de kracht van de communicatie. Een schrijfveer wordt gemaakt van een slagpen van meestal een gans, maar het kon ook een andere grote vogel zijn. Men kende ook zwanenveren, die beter maar ook duurder waren. Aardig om te vermelden is dat de ganzenveer (opgevolgd door de kroontjespen) nog steeds gebruikt worden voor kalligrafie en superieur geacht wordt boven de metalen pennen. Wil je heden ten dage in stijl schrijven, maar wel op gemakkelijke wijze, koop dan een ganzenveer met ballpoint vulling.

Stappenplan voor het snijden van een ganzenveerpen. Links de drie vier sneden die nodig zijn, rechts de verschillen die nodig zijn voor naar links hellend, in het midden en naar rechts hellend. Midden op het papier staat een geometrische figuur. Boven en onder horizontaal een mes.
Snijden van een ganzenveer, Simon Frisius, Jan van de Velde (I), 1608. Collectie: Rijksmuseum.
Archiefstukken
HUA1001.2726Brief van 1/11 januari 1681: ‘den int bevriest mij so inde pen dat ick niet meer kan schrijfve’
HUA1001.2727 Brief van 18/8 januari 1684: ’tis so scherp kout dat door vorst de pen geen int mee wil geefve’
Brief van 5 februari 1684: ‘den int bevriest mij so inde pen dat niet langer schrijfve kan’

Gerelateerde berichten