Prins Willem III werd op 4 november 1650 onder een slecht gesternte geboren. Acht dagen eerder was zijn vader stadhouder Willem II op 24-jarige leeftijd onverwachts aan de pokken overleden. De dood van Willem II was een grote slag voor de Oranjes en de Oranjegezinden. Maar Johan de Witt en de staatsgezinden zagen hun kans schoon om de macht van de Oranjes in te perken. Het stadhouderschap en de functie van kapitein-generaal (opperbevelhebber) van het Staatse leger was een min of meer erfelijk privilege geworden voor de Prinsen van Oranje. Dit was dé gelegenheid om daar paal en perk aan te stellen.
Het eerste stadhouderloze tijdperk
Bijna gelijktijdig met de doop van Willem II in de Grote Kerk in Den Haag in januari 1651 begon nog geen 50 meter verderop de Grote Vergadering. De Staten van Holland drongen er in deze vergadering, die zeven maanden duurde, op aan om voorlopig geen nieuwe stadhouder meer aan te stellen. En dat gebeurde. Ook werd besloten dat elk gewest zijn eigen leger zou onderhouden en er geen kapitein-generaal meer nodig was. Dit markeerde het begin van het Eerste Stadhouderloze Tijdperk. Het was bovendien het begin van wat later de ‘Ware Vrijheid ‘ zou zijn. Dit was vrijheid in de zin van ongedeelde macht van de Staten, vrij van stadhouders.
In augustus 1651 wees de Hoge Raad van Holland en Zeeland moeder Mary Stuart I, oom Friedrich Wilhem Keurvorst van Brandenburg en grootmoeder Amalia van Solms aan tot voogden van de jonge Willem III. Het testament waarin Willem II zijn vrouw als voogd had aangewezen was namelijk niet ondertekend.
Akte van Seclusie
Het zag er niet naar uit dat Willem III ooit nog aan de macht zou komen. In 1654 zou Johan de Witt, een geheime clausule, de Akte van Seclusie, bij de Vrede van Westminster laten opnemen. In deze clausule beloofden de Staten van Holland dat ze Willem III nooit tot stadhouder zouden benoemen. Deze clausule moest geheim blijven omdat er geen meerderheid voor was in de Staten Generaal. Natuurlijk kwam het toch uit. De Witt beweerde dat Oliver Cromwell, het niet koninklijke staatshoofd van Engeland, sterk had aangedrongen op deze clausule, omdat Willem III ook een Stuart was. Willem II en Mary Stuart I, de ouders van Willem III, waren in de Engelse burgeroorlog voor het koningshuis Stuart en tegen het parlement en dus Cromwell geweest.
Willem III en de Stuarts
Intussen leerde Willem III allerhande kennis en vaardigheden waarvan niemand wist of hij ze ooit nodig zou hebben. In 1659 werd Frederik van Nassau, heer van Zuylestein, onwettige zoon van Frederik Hendrik, op voorspraak van Willems moeder Mary gouverneur van Willem. Willem was dol op hem. Zuylestein was toegewijd aan de oranjemissie en droeg de Stuarts een warm hart toe. Zijn echtgenote, Mary Killigrew, was hofdame van Mary Stuart I. Zuylestein moedigde Willem aan om contact te zoeken met zijn oom Charles II, met wie Willem het ook heel goed kon vinden. Charles was een banneling en zwierf door Europa maar hij maakte er het beste van. Hij was een vrolijke flierefluiter. Over hem is bekend dat áls hij een keertje alleen in zijn bed lag, hij zich liet omringen door de naar hem genoemde King Charles Spaniels.
Het Eeuwig Edict
In 1667 besluiten de Staten van Holland tot afschaffing van het stadhouderschap, het zogenaamde Eeuwig Edict. Voor sommige staatsgezinden ging dit besluit zelfs niet ver genoeg, want ze waren het er niet mee eens om Willem op voorhand een plek in de Raad van State te beloven.
In 1668 geeft Willem III als Kind van Staat een feest. Hij laat het Ballet de la Paix opvoeren naar voorbeeld van het Ballet de la Nuit van Lodewijk XIV. Ook Johan de Witt is uitgenodigd. Willem III heeft een rol als herder. Hij spreekt de veelzeggende woorden:
Ook al verschijn ik hier in mijn leerlingschap
Mijn kleine kudde leidend,
Dan is dat om ooit handiger en wijzer te worden,
Voor als ik ooit een grotere en mooiere kudde leid.
Johan de Witt is dus een gewaarschuwd mens!
Verschillen in de provincies
In datzelfde jaar reisde Willem in het geheim naar Middelburg, waar de Staten van Zeeland hem tot Eerste Edele, hoofd van de adellijke delegatie, benoemden.
In 1670 namen de Staten van Zeeland, Groningen en Friesland het Eeuwig Edict van de Staten van Holland over maar zij lieten Willem III wel toe in de Raad van State. De andere gewesten werd gevraagd de functie van stadhouder onverenigbaar te verklaren met de functie van kapitein-generaal2Opperbevelhebber van het Staatse leger. Dit werd vastgelegd in de Akte van Harmonie op 31 mei 1670.
Het was nog een lange weg te gaan naar het stadhouderschap!
Geef een reactie