De kleding die we bij een een begrafenis dragen en in de periode daarna is doorgaans sober en respectvol als eerbetoon aan de overledene en de nabestaanden. Geen felle kleuren, geen drukke prints, geen shirts met plaatjes en teksten. Wat waren de voorschriften hiervoor in vroegere eeuwen? Margaretha Turnor op de Lodewijkskamer zien we in het zwart. Was dat vroeger altijd al zo?

Van wit en purper naar zwart

Voor ons is zwart de kleur die met rouw geassocieerd wordt. Henk L. Kok schrijft in zijn boek ‘Erfenis onzer voorouders’ dat de oorspronkelijke rouwkleur in Europa wit was. Wit als het symbool voor zuiverheid en onschuld. De rouwkleur voor koningen was purper. Onderscheid moet er zijn.
De Franse koningin Anna van Bretagne zou in 1498 na de dood van koning Karel VIII als een van de eersten zwarte rouwkleding gedragen hebben. Zwart werd in de volgende eeuwen de gebruikelijke rouwkleur.

In het oude Rome was wit de kleur van rouw. In de twintigste eeuw koos koningin Wilhelmina bij de uitvaart van prins Hendrik, en later bij die van haarzelf, ook wit als rouwkleur. Koningin Juliana volgde haar voorbeeld: wit als symbool voor het geloof in het leven en de wederopstanding na de dood. 

Rouwkap van zwarte gewatteerde zijde met zwarte voile. De bol is aan de voorkant geschulpt, aan de achterkant een strook die over de hals en schouder valt.
Rouwkap van zwarte gewatteerde zijde, anoniem, ca. 1700 – ca. 1800. Collectie Rijksmuseum.

Gewone kleding als rouwkleding

De trend dat rouwkleding meer op gewone kleding ging lijken zette in vanaf de 17e eeuw, het eerst in Engeland en Frankrijk. Dit heeft er ook te maken met het feit dat van mensen in de rouw, en met name van weduwen, niet meer werd verwacht dat ze zich geheel uit het normale sociale leven zouden terugtrekken. Rouwkleding leek qua snit ook steeds meer op gewone kleding. Alleen de kleur, de gebruikte stoffen en het gebruik van accessoires verschilde. De stof die men droeg mocht niet glimmen. Dus geen glanzende materialen en ook geen glimmende sieraden. Men droeg stoffen van wol, bombazijn en crêpe. We zien op het schilderij van Margaretha Turnor in de Lodewijkskamer dan ook dat zij gekleed is in zwarte, doffe rouwkleding. De kosten van speciale rouwgarderobes konden vroeger flink oplopen. Deze garderobes waren in die tijd dan ook voorbehouden aan degenen die zich dat konden veroorloven. Dat was alleen de bovenlaag van de maatschappij.

Op een krukje zit een vrouw in een zwarte overslagjurk. Op haar rossige krullen staat een zwarte hoed met die zwarte struisvogelveren recht omhoog. Op haar rechterbovenbeen leunt een meisje
Dress of the Year 1797, Ann Frankland Lewis, 1797. Collectie Los Angeles County Museum of Art. Ann Frankland Lewis In 1797 werd Ann Frankland Lewis weduwe. Haar dochtertje hoeft nog niet in rouwkleding.
Tekening van blanke vrouw met opgestoken rossige krullen, op haar voorhoofd liggen kleine krulletjes, ze draagt een zwarte haarband met pluisjes. Ze draagt een witte jurk met een overslag en pofmouwtjes. De jurk is afgezet met een rand van zwart borduursel. De jurk is dichtgebonden met een koord met aan het eind zwartwitte bolletjes. Onder de tekening staat 1798
Dress of the Year 1798, Ann Frankland Lewis, 1798. Collectie Los Angeles County Museum of Art. Een jaar later is ze in halve rouw, aangegeven door de zwarte accenten.

Voorschriften voor rouwkleding

In de achttiende eeuw had men nog niet de behoefte rouwgedrag landelijk in regels vast te leggen. Bevolkingsgroepen kenden hun eigen mondeling overgeleverde traditie op dit gebied. In de negentiende eeuw kende de rouwcultuur in Europa echter zeer uitgebreide regels over de manier en de tijdsduur van rouwen. Ondanks dat vele families, steden en streken hun eigen rouwgebruiken hadden, gaven auteurs van etiquetteboeken in de negentiende eeuw gedetailleerde voorschriften voor onder andere rouwkleding. Het ging hier niet alleen om de kleur van de rouwkleding. Er waren ook voorschriften over de duur van de rouw – dat was afhankelijk van hoe dicht de rouwende bij de overledene stond – en de rouwsieraden.

Tijdschriften en etiquetteboeken

In het modeblad De Gracieuse in 1879 bijvoorbeeld werden adviezen voor modieuze rouwkleding gegeven. In het etiquetteboek ‘De goede Toon’ uit 1890 gaat D.H. Engelberts niet alleen in op kledingvoorschriften, maar ook de rouwperiode van een vrouw na het overlijden van haar echtgenoot. De wet schreef negen maanden voor als de wachttijd voor hertrouwen. Dit om het vaderschap van een eventueel in die maanden geboren kind te kunnen vaststellen. Vreemd genoeg stelt Engelberts dat er geen kledingvoorschriften zijn voor ouders die een kind hebben verloren. Wel bestonden er verschillende regels voor mannen, vrouwen, oudere vrouwen en kinderen. Voorschriften voor weduwen waren strikter dan die voor weduwnaars.

De huidige tijd

Na de Tweede Wereldoorlog verdween in grote delen van de West-Europa de gewoonte om na een overlijden voor langere tijd rouwkleding te dragen. Zelfs koninklijke families dragen tegenwoordig meestal geen rouwkleding meer in de tijd na de begrafenis van een overleden familielid. Tegenwoordig dragen we uit respect voor de overledene en de familie wel zwarte, grijze, of in ieder geval nette kleding, tijdens de uitvaart.

Gerelateerde berichten