- Het Verdelingsplan uit 1663
- Godard Adriaan heeft Lodewijk XIV door
- De Zonnekoning op weg naar de Republiek
- Lodewijk, het verdrag en de bisschoppen
- Lodewijk XIV komt bij Lobith ons land binnen
- Utrecht vraagt ‘sauvegarde’
- De overgave van de stad Utrecht
- De ‘sleuteldragers’ van Utrecht
- Verwoeste kastelen en buitenplaatsen
- Het geheime verdrag van Dover
Het plan van Lodewijk XIV om de Republiek aan te vallen, kwam niet uit de lucht vallen. Al in 1663 maakte hij het ‘Verdelingsplan’. Om het plan te begrijpen moet je weten dat de Zuidelijke Nederlanden belaagd werden door Frankrijk vanuit het verlangen naar natuurlijke grenzen. In het Zuiden wordt die natuurlijke grens gevormd door de Pyreneeën, in het Oosten door de Alpen en daarna de Rijn en de (Neder-)Rijn is dan ook de natuurlijke grens in het Noorden. Dat is wat de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine wordt genoemd.
Verdeling van de Zuidelijke Nederlanden
We weten dat na de dood van de Franse regeringsleider Mazarin in maart 1661 de toen drieëntwintigjarige Lodewijk XIV popelde om zelf te regeren. Hij zou Frankrijk groot maken! Hij gaat voortvarend aan de slag en bedenkt het Verdelingsplan en gaat in gesprek met Johan de Witt. In dit plan stelt Lodewijk XIV aan de raadspensionaris voor om een nieuwe verdeling van de Zuidelijke Nederlanden te maken. Het idee is een nieuwe ‘natuurlijke’ grens te trekken langs de lijn Oostende-Maastricht, ten noorden van de taalgrens. Wat ten noorden van deze lijn ligt zou aan de Republiek toevallen en wat ten zuiden ligt zou voor Frankrijk zijn. Lodewijk noemde dit zelf ironisch genoeg het ‘plan De Witt’.
De Witt denkt na over de mogelijke gevolgen van dit plan. “Oeps, dat gaan we niet doen!”, denkt Johan, en hij zegt ‘nee’ tegen het plan en indirect dus tegen Lodewijk de XIV. Hij had daar verschillende redenen voor.
Frankrijk als vriend maar niet als buur
Er was natuurlijk de bedreiging van de Zuidelijke Nederlanden vanuit de Rijn-Alpen-Pyreneeëndoctrine. Die zou Frankrijk er vroeg of laat toe kunnen brengen om ook Zeeland, Noord-Brabant en Maastricht van de Republiek af te snoepen om zo de Neder-Rijn te bereiken. De Witt achtte het dus gevaarlijk dat de Republiek zou grenzen aan Frankrijk. Je moest Frankrijk wel een beetje op afstand houden! Hij wilde de Zuidelijke Nederlanden als buffergebied behouden. Dit beleid werd samengevat met de slagzin ‘Gallia amica, sed non vicina’ oftewel ‘Frankrijk als vriend, maar niet als buur’. Spanje kon de verdediging van de Spaanse Zuidelijke Nederlanden tegen Frankrijk echter maar met moeite aan en De Witt wilde daar zelfs wel bij helpen.
Belangrijke argumenten
De Witt vond vooral dat Frankrijk in bovenstaand verdelingsplan te veel gebied (land) wilde. Verder wilde Johan de Witt de overwegend protestante Republiek ook niet verenigen met de katholieke Zuidelijke Nederlanden. De Dietse herenigingsgedachte was in de Republiek dood en begraven. Tenslotte, niet onbelangrijk, wilde hij de haven van Antwerpen en daarmee de Schelde niet heropenen. Dat zou voor de hand liggen als dat gebied onder de Republiek zou vallen. In dit stadhouderloze tijdvak waren de regenten de baas en bij hen overheersten de maritieme en commerciële belangen van Amsterdam. Zij wilden Antwerpen niet als mededinger.
Gekrenkte trots
Het ‘nee’ zeggen van de Witt valt zwaar voor Lodewijk XIV, hij had het allemaal zo goed bedacht. Maar Lodewijk laat het er niet bij zitten!
Geef een reactie