Willem III wist allang dat de IJssellinie niet te verdedigen viel. Nadat de Fransen de Rijn waren overgestoken werd de verdediging zinloos. Toen een ijlbode in het hoofdkwartier bij Dieren aankwam met dit bericht, besloot Willem III om op te breken. Als de Franse troepen de Rijn over waren, dan lag de weg open om via Arnhem achter de IJssellinie te komen en dan zouden de Staatse troepen klem komen te zitten tussen de Duitsers en de Fransen vanuit het Oosten en de andere Fransen uit het Westen.

Geen volledige aftocht
Hierbij werd een merkwaardige keuze gemaakt: tien regimenten te voet en achttien compagnieën te paard, dat was dus meer dan de helft van de troepen die aan de IJssel lagen, bleven achter in Arnhem, Doesburg, Zutphen, Deventer, Zwolle en Kampen. Militair gezien twijfelachtig, maar niemand keek er toen van op: die troepen werden door de gewesten zelf betaald en zij hadden er dus recht op om die troepen in te zetten voor hun eigen verdediging.
Naar Arnhem
Als verzamelplek voor het terugtrekkende leger werd gekozen voor Arnhem en daar kwamen op 13 juni ongeveer 9000 man bijeen. Op 14 juni trokken ze via Wageningen naar Rhenen. Daar hielden ze krijgsberaad en besloten om die zelfde nacht door te trekken tot Amerongen en Wijk bij Duurstede. Op 15 juni kwamen de eerste troepen bij Utrecht aan.

| Bronnen | Feiten |
| Fruin, Robert (1972). De oorlog van 1672. Groningen: Wolters Noordhoff. | pp. 142 Terugtrekking van het leger |









