We kennen allemaal wel (verhalen van) iemand die bij de kerstborrel iets te diep in het glaasje kijkt en iets heel doms doet. En dan de volgende ochtend weet je het zeker: je drinkt nooit meer. Een schrale troost voor iedereen die dat overkomt: het gebeurt al eeuwen. In 1679 is er een kerstdiner in het raadhuis van Amerongen. Margaretha is er niet bij, maar schrijft er wel over naar haar man.

Het kerstdiner

Tijdens het kerstdiner op het raadhuis van Amerongen raakt ene Evert de Wael dronken. Een andere gast, Klaes van Velpe, vraagt hem waarom er nooit mensen uit de kerkenraad genomineerd worden als schepen. De dronken Evert is eerst wijs genoeg om niets te zeggen, maar als Klaas aandringt, noemt hij de dominee een leugenaar, die geen geweten heeft. De secretaris van Amerongen, Van den Doorslag, is er ook bij, maar omdat Evert zo dronken is, vindt hij het niet de moeite waard om hier een aantekening van te maken.

Op een licht oplopend terrein staan vijf gebouwen. Links een gebouw van vijf ramen breed met twee verdiepingen, rechts daarvan een huis met vier ramen en een deur in het midden, één verdieping, maar wel met twee kleine koekoekjes in de dakrand. Daarnaast een huis met twee verdiepingen, vier ramen breed en op de begane grond links een brede deur met daarnaast nog twee ramen. Dan een duidelijk lager huisje, maar wel wat breder. In het midden een brede deur, links en rechts van de deur een raam en helemaal rechts nog een gewone deur. In de dakrand zitten twee kleine koekoeken en in het midden boven de grote deur een kleine gevel met een raam erin. Helemaal rechts het raadhuis. Dit is het hoogste huis van de vijf, het heeft twee verdiepingen met hoge ramen en het is ruim zes ramen breed. De onder verdieping heeft twee ramen, dan een dubbele deur met een bordestrap en dan nog drie ramen. Op het dak staat een koepeltje.
Raadhuis van Amerongen, Architectenbureau J.G.A. en W.A. Heineman, 1951-1952. Collectie Gelders Archief.

Evert wordt de volgende dag echter door iemand aangesproken op zijn uitspraak en hij gaat schuldbewust naar de secretaris toe met de vraag of hij bij Van Velpe wil vragen wat hij precies gezegd heeft en of hij zijn excuses wil aanbieden. Hij kan het zichzelf niet herinneren, omdat hij zo dronken was. De secretaris weigert dit verzoek en overlegt kennelijk met Margaretha hoe hij dit op moet lossen.

Margaretha ’s mening

Margaretha’s eerste reactie is, dat wat Evert in een dronken bui gezegd heeft, ook wel door nuchtere mensen gezegd wordt en dat ze daar niets tegen kan doen. Ze gebruikt het prachtige gezegde “Waar de tuin het laagst is, komt men het eerst”, ofwel de zwakkeren hebben het het zwaarst. Natuurlijk vindt ze dat Evert niet had moeten zeggen wat hij zei, maar ze is er zeker van dat hij erin geluisd is. Sterker nog: ze (de leden van de kerkenraad) hebben volmondig gezegd dat ze Evert willen ruïneren. Margaretha is het niet onomwonden eens met Evert, maar ze geeft hem ook nergens ongelijk. En de kerkenraad krijgt het er in haar brief ook van langs: zo’n goddeloze kerkenraad die arme mensen als Evert met zulke valsheden beschuldigd. Wat precies de valsheid is wordt niet duidelijk. Misschien wel gewoon hoe ze die arme Evert te grazen hebben genomen.

Prinsjesdag. Herberginterieur met een gezelschap die de geboortedag van prins Willem III op 14 november 1650 viert. Aan tafel zitten mensen te drinken, te eten en te lachen. Links leest een man iets voor uit een papier. Aan de muur boven een bedstee hangt een schilderij met het portret van de prins. Boven de tafel een koperen kroon met een oranjetak en een bel.
Prinsjesdag, Jan Havicksz. Steen, 1660 – 1679. Collectie: Rijksmuseum. Zo zou het feest in het raadhuis eruit gezien kunnen hebben.

Kennelijk hebben ze Evert een soort van boete opgelegd, want Margaretha stuurt die mee met haar brief. Evert wil graag in beroep bij de classis, maar ook daar is geld voor nodig. Margaretha schrijft dat ze de arme man veel kosten en moeite aandoen. Ze heeft hem wel gezegd dat hij beter had kunnen zwijgen en zo niet hoort te spreken.

De staart

Het voorval blijft Margaretha heel 1680 bezig houden. De relatie tussen haar en dominee Keppel was al niet heel erg goed en zal er dat jaar niet beter op worden. Ze schrijft zelfs naar verschillende hoogleraren theologie van universiteiten. Helaas is niet veel van deze correspondentie bewaard gebleven, dus wat precies haar punt was en in hoeverre dat om Evert ging, zullen we nooit weten. Ik vermoed wel dat Evert in 1680 in ieder geval één keer gedacht heeft “Ik drink echt nooit meer!”

BronnenFeiten
Margaretha’s brief van 26/16 januari 1680 (HUA 1001.2725 1679 nov. – 1681 dec, scan 23-26)Het voorval met bij het kerstdiner