Door de geruchten dat er een verzoek tot uitlevering van de Duitse keizer zou komen, was de kerst van 1919 niet erg ontspannen was. Dat was echter nog maar het begin van de problemen. Op 31 december schrijft Elisabeth dat ze naar de Rijn roeit die nog steeds stijgt en door de wind inmiddels over de zomerdijk klotst. Na het eten is het inmiddels zo erg, dat Bentinck arbeiders uit Overberg laat komen om de dijk op te hogen.
Noodlocatie
Graaf Aldenburg Bentinck biedt het keizerlijk paar met entourage kasteel Zuylenstein aan om daar te verblijven mocht hen het water tot aan de lippen komen te staan. Gravin Keller, de hofdame van de keizerin, reageert beneden alle verwachtingen. Zij is vooral bezorgd over hoe het moet met alle spullen en de kleding van de keizer en keizerin. Blijkbaar is dat het enige gevaar dat zij ziet! Het probleem wordt echt een debacle als zij alle spullen uitgezocht heeft en moet concluderen dat er één kleedkamer tekort is op de ‘noodlocatie’. Elisabeth vindt het werkelijk te gek voor woorden als zij hoort waar Frau Keller mee bezig is. Zij zegt resoluut dat er twee slaapkamers zijn, voor ieder één en dan is het maar jammer dat beide echtelieden geen eigen kleedkamer hebben. Dan delen zij deze keer maar samen één kleedkamer! Zij zal dit overigens diplomatieker gezegd hebben dan dat ik nu opschrijf. Het antwoord hierop is wel opgeschreven door Elisabeth. Kennelijk irriteert ze zich zo aan mevrouw Keller dat ze haar Tante Ke noemt.
Tante Ke reageerde woedend dat ik van dergelijke dingen niets begreep, majesteiten zijn nou eenmaal geen gewone stervelingen.
Elisabeth van Aldenburg Bentinck in haar dagboek, 31 december 1919.
Oudjaarsavond is spannend. Bentinck ziet het somber in. Pas als tegen middernacht de wind gaat liggen, ziet hij geen gevaar meer. De arbeiders moeten wel de hele nacht doorwerken. Op 1 januari is het weer omgeslagen, maar het gevaar blijft. Het water zakt langzaam, maar half januari stijgt het weer.
Alle hens aan dijk
De dijken langs de Rijn moeten tot 18 januari scherp in de gaten gehouden worden. Op 19 januari staat het water tot net onder de keukenramen. Iedereen werkt dag en nacht mee aan de dijk. Bijna iedereen…
De keizerin stond door het raam naar haar ijverige echtgenoot te kijken en stuurde port naar beneden voor de heren.
Elisabeth van Aldenburg Bentinck in haar dagboek, 16 januari 1920.
De keizer staat in jachtkostuum op de dijk om te controleren hoe de werklui bezig zijn. De keizerin laat Elisabeth weten dat zij zeer trots is op haar hardwerkende man. De dijken werden destijds verzwaard met houten planken, zandzakken en mest.
’s Avonds bij het diner krijgt Elisabeth nog een twijfelachtig compliment van de keizer:
Bij het diner zeide keizer lachend tegen mij: ‘Ik heb u bewonderd om de kracht waarmee u vandaag de palen in de grond hebt geslagen; met zulke sterke armen heeft uw toekomstige man niets in te brengen als het eens tot een discussie mocht komen!’
Elisabeth van Aldenburg Bentinck in haar dagboek, 16 januari 1920,
Écht alle hens aan dijk
Op 17 januari is de situatie nog nijpender en dan moeten zelfs de keizerin en gravin Keller meehelpen.
Voortzetting van het werk van gisteren aan de dijk. Zelfs de keizerin en gravin Keller namen hieraan deel. Zo grappig om te zien hoe beide dames met hun witte glacéhandschoenen het hout aansleepten!
Elisabeth van Aldenburg Bentinck in haar dagboek, 17 januari 1920.
Op zichzelf is het al bijzonder dát ze helpen, maar dat zij dit doen met witte glacé handschoenen aan! Dat is pas echt bijzonder!
Verder lezen |
Fragmenten uit de dagboeken van Elisabeth van Aldenburg Bentinck zijn opgenomen in Ilsemann, Sigurd von (2015). Wilhelm II in Nederland, 1918-1914. Dagboekfragmenten bezorgd door Jacco Pekelder en Wendy Landewé. Doorn/Soesterberg: Huis Doorn/Uitgeverij Aspect. |
Geef een reactie