Wij gidsen vertellen vaak (en graag) dat er vroeger geen water gedronken werd, omdat dat gevaarlijk zou zijn. Er zou voornamelijk bier en wijn gedronken worden. Zouden we dat zo graag vertellen omdat we zelf liever bier en wijn drinken? Misschien is het goed om eens te kijken hoe de zeventiende-eeuwer daar over dacht en hoe Margaretha erover schreef.

Emblematisch stilleven samengesteld uit drinkgerei: een tinnen schenkkan, een roemer met witte wijn en een rode stenen kruik met daarboven een breidel. Onder de voet van de roemer een muziekblad met een versje over de Matigheid en aan weerszijden twee pijpen.
Emblematisch stilleven met kan, glas, kruik en breidel, Johannes Torrentius, 1614. Collectie Rijksmuseum.

Water

In 1683 steekt Steven Blankaart de loftrompet over het drinken van water. Volgens hem is het gezond om als kind al water te gaan drinken, zodat je daaraan went, want dat is gezonder dan wijn of bier. Vroeger, redeneert hij, had men immers geen wijn of bier voor handen en er zijn nog steeds (in 1683) volkeren die geen wijn of bier kennen en op water vertrouwen. Het mooie is dat hij gelijk het weerwoord geeft dat hij kennelijk altijd te horen krijgt:

maar men weet dadelijk te seggen, dat wy hier in een koud en vogtig land wonnen , en ook geen goede wateren hebben

Steven Blankaart in De borgerlijke tafel (1683), p. 76

Zo kan hij de discussie gelijk voortzetten: hoe kan het dan dat de Hollandse beesten de gezondste en dikste ter wereld zijn, terwijl ze enkel slootwater drinken? En dan dekt hij zich gelijk in tegen de weerlegging:

is ons lighaam anders als andere dierenlighaam? Ja zegt een ander, een mensche Iighaam is geen beest: maar, sal ik seggen , het lighaam van een mensch, dat is daar de mensch ofde redelijke siel in woont, verscheelt van een beest in ’t lighaam nergens anders in, als in de gedaante: want foo een paart, leeuw of ander gediert, een redelijke ziel had, souw ik seggen dat hy een mensch was.

Steven Blankaart in De borgerlijke tafel (1683), p. 76-77

Kennelijk bedacht men toen ook al goede redenen om te doen wat men eigenlijk het liefst wilde: bier of wijn drinken in plaats van water. Blankaart zegt dat alle wateren die niet zout, brak of stinkend zijn, goed te drinken zijn. Alleen met bronwater en Spa-water moet je oppassen:

Bronwaters ne spawaters zyn niet quaat matig gebruikt, maar de veelheid van koude wateren is schadelijk, voornamelyk met suire wynen geborneert1Borneren: wijn met bruis-of mineraalwater mengen of gebruyst

Een gezelschap op de plaats achter een huis. In de tuin achter een huis zitten een man en vrouw aan een tafel. De man heeft een pijp in de hand, de vrouw knijpt een citroen uit boven haar roemer met wijn. Achter het paar staat een vrouw met een glas bier. Rechts schuurt een meid een grote koperen ketel boven een houten vat.
Een gezelschap op de plaats achter een huis, Pieter de Hooch, 1663-1665. Collectie Rijksmuseum.

Wijn

Uiteraard informeert Blankaart de medemensch ook over wijn en bier. Dat Noach de wijn ontdekt heeft, betekent wel dat wijn goed moet zijn. Maar er is natuurlijk veel verschil tussen wijnen. Hij zal niet alle wijnen opnoemen, maar hij waarschuwt vooral voor zure wijnen. De beste wijnen zijn die tussen zoet en zuur:

dat is volgens den geleerden spreeckwyse, daar het alcali2Het Woordenboek Nederlandse taal geeft aan dat alkali staat voor loog (en daarmee basen), maar in de tijd van de alchemie niet scherp begrensd was niet boven het acidum, nog het acidum niet boven her alcali heerst.

Steven Blankaart in De borgerlijke tafel (1683), p. 79

En, je verwacht het niet, daarna noemt hij allerlei verschillende wijnen op die hij langs deze meetlat legt.

Bier

Volgens Blankaart is bier wijn dat gemaakt is uit koren dat in schoon water gekookt is. Daar geldt dus hetzelfde voor: je moet zure en schrale bieren mijden. Hij is wel duidelijk: het beste bier is dat van vier gulden. Zware bieren kan je wel zo nu en dan drinken en dan vooral met mate. Uiteindelijk is het natuurlijk toch zo dat iets dat gemaakt wordt uit zoiets schoons als koren, niet ongezond kan zijn.

Links een rivier met een boot met wat tonnen en een hijswerktuig. Rechts een brouwerij met daarvoor een duiventil.
Landschap met een brouwerij, Esaiah van de Velde, 1615-1616. Collectie Rijksmuseum.

Maragertha’s brouwerij

Als Margaretha het over water heeft, gaat het meestal over de gracht of over het hoge of het lage water in de rivier. Bier komt wel voor in de brieven, maar sporadisch. Al ze het huis herbouwd heeft en bezig is met de bijgebouwen, noemt ze ook regelmatig werkzaamheden aan of rond de brouwerij en de wasserij. Er werd dus zeker bier gebrouwen op het terrein. De combinatie van wasserij en brouwerij was een zeer gebruikelijke combinatie op landgoederen. Je had voor beide schoon water nodig, dat je moest kunnen verwarmen en er waren voor beide kuipen nodig.

Toch bestelt ze ook nog bier van buiten, waarom is niet helemaal duidelijk. Ze bestelt een wit tafelbier in Loenen en zal ook nog een bruin bier bestellen. In de 18e eeuw stond het Loener bier bekend om zijn kwaliteit. We zullen het er maar op houden dat Margaretha gewoon een trendsetter was.

Gravure van een vrouw die naast een paar wijnvaten staat. Onder één van de vaten staat een kan en daarvoor een schaal druiven. Ze draagt een lange jurk en op haar hoed pluimveren. In haar hand een glas wijn dat ze heft.
Dame met glas wijn bij wijnvaten, met uitzicht op wijnplantage, Gilles Rousselet, naar Grégoire Huret, 1620 – 1657. Collectie Rijksmuseum

Wijn

Wijn komt vaker voor in de brieven. Om te beginnen maakt Margaretha zich in het Rampjaar erg veel zorgen over de accijns die ze zou moeten betalen als ze in haar vlucht de wijn ook meer zou nemen naar Amsterdam. Ze vindt het ook wel heel vervelend dat in het Rampjaar de Franse wijn zo duur is, ze stelt Godard Adriaan zelfs voor dat hij Franse wijn in de vaten van Rijnwijn doet en haar die opstuurt. Rijnwijn en Franse wijn waren de belangrijkste wijnen die gedronken werden.

Een wijngaard

Tijdens de herbouw geeft ze ook aan dat ze een wijngaard aan wil leggen. Alleen zal van die druiven geen wijn gemaakt zijn. Waarschijnlijk werden ze gebruikt voor verjus. Verjus is het sap van zure druiven. Dat werd als een smaakmaker in eten gebruikt, vergelijkbaar met bijvoorbeeld het gebruik van azijn. Daarnaast boden goed geleide druivenstokken een tuin met schaduw, waar het bij warm weer aangenaam vertoeven was. Ze dienden dus vooral tot lust en plezier.

Verder lezen
Homan, Johannes (2025). Kasteel Amerongen. Op: Bier van Vroeger.
Beukers, Mariella (2024). Wijngaarden in Nederland: een korte geschiedenis. Op: Wijnkronieken.

Gerelateerde berichten

Auteur