Na lang onderhandelen wordt het kasteel met steun van het rijk en vele fondsen in 1977 gekocht door Stichting Utrechtse Kastelen. Op deze bordesfoto uit 1977 poseren de kleinkinderen van Graaf Bentinck samen met de nieuwe eigenaren. Het kleinkind Siegfried schrijft over deze overdracht het volgende: ‘Nu is het de staat die de sleutel van het huis beheert, dat anno 1879 door lady Elisabeth Villiers aan onze grootvader was overgedragen. De wens van onze grootvader, dat het huis met zijn mooie collectie voor het Nederlandse publiek toegankelijk moest worden, is in vervulling gegaan’. In 1982 wordt het kasteel overgedragen aan Stichting Kasteel Amerongen.
Kleinkinderen van graaf Bentinck en leden van het bestuur van Stichting Utrechtse Kastelen, 1977. Particuliere collectie.
In 1978 gaat het kasteel open voor publiek en een jaar later hebben al meer dan 28.000 mensen het museum bezocht. In 1986 viert het museum samen met het dorp twee weken lang het 700-jarige bestaan van het kasteel, dat in 1286 in opdracht van de familie Borre van Amerongen is gebouwd. De kleinkinderen van Godard zitten in de feestcommissie. De bijeenkomst van mensen met de achternaam Van Amerongen is een van de hoogtepunten. Duizend Van Amerongens van over de hele wereld hebben zich hiervoor aangemeld. Uiteraard is van dit bijzondere moment een bordesfoto gemaakt. Na 700 jaar staan er weer Van Amerongens voor het kasteel, waar het ooit mee begon.
Viering 700-jarig bestaan Amerongen, Jacques Klok, 1986. Collectie Nationaal Archief.
Het bezoeken van kastelen als toerist vinden we nu heel normaal, maar dit was gedurende het grootste deel van het bestaan van die kastelen niet zo! Ook het museum is een relatief ‘nieuwe’ uitvinding. In Nederland is Willem V de eerste die zijn privécollectie schilderijen aan het publiek laat zien. Hij bouwt speciaal hiervoor in 1774 de Galerij Prins Willem V. Het eerste echte museum dat in Nederland open gaat is het Teylersmuseum in Haarlem in 1784. Het woord museum komt overigens van van het Griekse woord mouseion, een plaats gewijd aan de muzen.
Lopen, ofwel wandelen is natuurlijk zo oud als de weg naar Rome, maar het was vooral een manier om van A naar B te komen. Eind achttiende eeuw komt daar het recreatief wandelen bij. Jean Jacques Rousseau geeft daarbij onze Westerse wereld een zetje. In zijn roman Julie ou le nouvelle Heloïse (1761) beschrijft Rousseau de geheime tuin van Julie en haar man in Zwitserland en dit doet hij zo betoverend, dat het wandelen in de bergen een mode wordt. Ook schrijft Rousseau aan het eind van zijn leven Les Rêveries du promeneur solitaire, een boek waarin hij tien wandelingen beschrijft.
Nederlandse wandelaars
Ook in Nederland krijgt wandelen een toeristisch tintje. Bekend is bijvoorbeeld het dagboek van Jacob van Lennep uit 1823. Kasteelmusea zijn er dan nog lang niet. Maar het was niet vreemd om, als je aan het wandelen was, bij een kasteel aan te bellen en te vragen of je mocht rondkijken. Dit gebeurde ook op Amerongen. Verschillende wandelaars gaven hun wandelverslag uit in boekvorm en in sommige van die boeken uit de 19e eeuw wordt Kasteel Amerongen beschreven. Het leuke is dat in die gidsen soms heel uitgebreide beschrijvingen staan van wat de wandelaars dan zien. Interessant is dat deze vertellingen gaan over een periode waarover we verder weinig weten. Soms leidt dit ook tot verwarring, omdat ze lang niet altijd volledig zijn in hun beschrijvingen.
Fotoreproductie van een tekening of prent van een gezicht op een landschap met wandelende personen, L. Schmidt, 1860 – 1885. Collectie Rijksmuseum.
Kasteel Amerongen in wandelboeken
Er zijn twee verslagen vóór 1844 geschreven. Er is het boek van J.B. Christemeyer dat dateert van 1843 en C.P.E. Robidé van der Aa schrijft over wandelingen tussen 1841 en 1846. Toch weten we dat hij voor 1844 in Amerongen moet zijn geweest, want na die tijd was het kasteel gesloten voor bezoek, getuige dit verslag uit 1884 van Ds. Craandijk:
… in 1844 verviel het aan de erfgename van den negenden graaf van Athlone, lady Elisabeth van Reede Ginkel, gehuwd met mr. Frederik Villiers, die in Engeland haar’ zetel had. Ook hier werd misbruik gemaakt van de vergunning om het kasteel te bezigtigen en het werd onverbiddelijk voor iedereen gesloten. Men wist wel, dat er veel merkwaardigs werd bewaard, maar voor niemand ging de hooge deur open.
Jacobus Craandijk, Wandelingen door Nederland met Pen en Potlood deel 7, pag. 120
De wandelboeken van Robidé van der Aa en Craandijk (hele serie) zijn terug te vinden in de bibliotheek van het kasteel.
De komende periode zal ik een paar aspecten die de wandelaars meenemen in hun boeken in verschillende artikelen delen. Zoals met de gobelins kan dit, soms wat verwarrend, meer inzicht geven in de geschiedenis, het gebruik en de plek van een object in huis.
Het boekje, “Kasteel Amerongen en zijn bewoners”, dat in 1949 voor het eerst werd gepubliceerd door de destijds zo genoemde Mejuffrouw Mulder, wordt driekwart eeuw later nog altijd gehanteerd als: ‘de bijbel van de rondleiders en zaalgidsen van museum Kasteel Amerongen’. Wie was deze ‘Mulder’?
Huis van Oranje
Het lijkt er op dat deze mejuffrouw Mulder, waarvan ik, tot voor kort, niet eens de voornaam wist, haar leven heeft gewijd aan de historie en dan met name de historie van het Huis van Oranje, waarvan zij kennelijk een fervent aanhangster was. Zo erg zelfs, dat haar ‘partijdigheid’ werd verweten: in een boek over Juliana van Stolberg geeft zij geen inzage in haar bronnen om zo, zoals destijds werd gezegd, bepaalde activiteiten van Willem de Zwijger wat te verdoezelen, daarmee voorkomend dat dit in een verkeerd daglicht zou komen te staan. In 1961 komt zij voor op de presentielijst van de algemene vergadering van de leden van het Historisch Genootschap.
Vereniging Oranje-Nassau Museum
Zij is decennia lang beheerder geweest van de collecties van de ‘Vereniging Oranje-Nassau Museum’ in Den Haag en heeft zo de archieven van de Friese stadhouders onder handen genomen. Tevens was zij werkzaam als wetenschappelijk assistente op het Koninklijk Huis Archief.
De oude uitgave van Kasteel Amerongen en zijn bewoners
De oude uitgave in originele stofomslag
De nieuwe uitgave van Kasteel Amerongen en zijn bewoners
Kasteel Amerongen en zijn bewoners
Er staan vele publicaties op haar naam over leden van de Oranje familie, maar voor ons is zij wel het bekendst van het boekje ‘Kasteel Amerongen en zijn bewoners’ dat in 1949 werd gepubliceerd bij de N.V. Leiter-Nypels te Maastricht en een herdruk kreeg in 2015, nu uitgegeven door de Vrienden van Kasteel Amerongen.
In het Algemeen Handelsblad van 4 maart 1950 lezen we een recensie van Anne H. Mulder, die het boekje ietwat saai vindt: “Evenwel- het is het goed recht van opdrachtgevers en schrijfster een meer strak-wetenschappelijke rapportage van al het feitenmateriaal te brengen, bovendien zo, dat het toch voor de leek belangrijk is”. Anne H. Mulder is vreemd genoeg een dame met nagenoeg dezelfde naam die zich in die tijd ook bezighield met het schrijven en publiceren van historische artikelen en boeken! En al werd het in de jaren vijftig wat saai gevonden, wij lezen in het voorwoord van de tweede druk dat getracht is die oorspronkelijke stijl te behouden!
Privéleven
A.W.J. Mulder stierf in 1964. Over haar privéleven is niets bekend. In het voorwoord bij de tweede druk van haar boekje over ons kasteel schrijft prof. dr. Heethaar dat erfgenamen niet gevonden konden worden.
Mejuffrouw A.W.J. Mulder helemaal rechts op de foto. Foto naar aanleiding van de Juliana van Stolberg herdenking in het Oranje Nassau museum, waar zij conservatrice was. Bron: Het Vaderland 11 september 1956
Nabericht
Naar aanleiding van dit verhaal zijn tijdens de conceptfase dankzij de terdege naspeuringen door medeverhalenschrijvers de volledige voornamen van mej. A.W.J. aan het licht gekomen, zodat we nu weten dat ze Adriana Wilhelmina Johanna heeft geheten. Maar ook is er van haar een unieke foto gevonden! Tot slot is nu ook bekend geworden uit een artikel van het blad “Oud Utrecht”, dat zij in de bezettingsjaren van de familie Ilsemann-Bentinck toegang gekregen heeft tot het huisarchief van Kasteel Amerongen. Wellicht was ze hiertoe in de gelegenheid omdat ze op haar toenmalige werkkring (Oranje Nassau Museum) niet terecht kon.
de archieven van de Friese stadhouders werden onder handen genomen door mejuffrouw A.W.J. Mulder, die naast haar werk op het Koninklijk Huisarchief decennialang de beheerder was van de collecties van de `Vereniging Oranje-Nassau Museum’ in Den Haag