Regelmatig gebruiken wij op het kasteel het woordje ‘adel’ De familie van Reede was van adel, de Bentincks waren van adel… Maar wat wil dat nu zeggen: ‘van adel zijn?’ Een poging tot een summiere en dus onvolledige uitleg.

Prefeodale adel

De prefeodale adel is ontstaan toen Germaanse en Keltische krijgsheren de Romeinse bezittingen gingen veroveren of moet ik zeggen: heroveren. Zij vormden zo hun eigen ‘adel’. In het rijk van Karel de Grote was de adel een kaste van grootgrondbezitters die zich van de horigen en de vrijen in de schaarse steden onderscheidde door hun positie en invloed. Zij hielden hun grondgebied als allodium. Een allodium is een veelal beperkt grondgebied, waar de eigenaar, vaak een graaf, anders dan bij een leen, de volledige vrijheid heeft. De afstammelingen van de edelen uit die tijd, die dus nog geen adelsdiploma kunnen laten zien, omdat de adeldom teruggaat tot voorhistorische tijden, wordt de oeradel genoemd.

God zit op een wolk aan weerszijden geflankeerd door koren van Engelen. Op aarde knielen een bisschop, een vorst en een handwerker voor hem neer. In Latijnse teksten krijgen ze hun taak toebedeeld.
God deelt verschillende taken uit aan de drie standen, Philip Galle naar Maarten van Heemskerck, 1635. Collectie Rijksmuseum.

Feodale adel

De feodale adel is vanaf de vroege middeleeuwen ontstaan uit leenmannen en ministerialen (in Utrecht de dienstmannen van de bisschop). De edelen kregen, in ruil voor wederzijdse steun, een leengoed voor een hoger en machtiger edele beheren.

Afhankelijk van de streek en functie, ontstonden benamingen die wij nu nog kennen. Er waren  baronnen, graven, hertogen, prinsen. De laatsten waren ambtenaren van de keizers die hun positie erfelijk hadden weten te maken. De titel van hertog (Heerzog = legerleider), graaf, markgraaf (of markies, zijnde de bestuurder van een grensgebied) en vorst waren in de vroege middeleeuwen geen erfelijke, maar vooral bestuurlijke aanduidingen. Vanaf de 12e eeuw is de adel een werkelijk gesloten kaste en bewaakten de edelen hun aanzien en hun voorrechten. Er werden regels opgesteld en er werd binnen de groep getrouwd. Ebenbürtigkeit was in sommige families verplicht. Sommigen lieten zich voorstaan op hun vele adellijke kwartieren (wapens van grootouders) in het wapen.

Een koning in een blauwe mantel heft een zwaard hoog boven zijn hoofd. Voor hem zitten drie mannen in blauwe pijen. Op de achtergrond meer elegant geklede heren.
Jean II De Goede (koning van Frankrijk, 1319-1364) riddert ridders, anoniem, veertiende eeuw. Collectie Bibliotèque Nationale de France.

Oude en nieuwe adel

Vanaf de zeventiende eeuw lieten de koningen liever hun landen besturen door ontwikkelde burgers, dan door de vaak onhandelbare en onafhankelijke edelen. Zij speelden adel en burgers tegen elkaar uit. Zo konden koningen ook adeldom verlenen. Deze nieuwe adel werd de briefadel genoemd naar de adelsdiploma’s die zij van de koning ontvingen. Burgers die bepaalde verantwoordelijke ambten vervulden, bedachten dat zij dus ook edelman moesten zijn. Ook deze aanspraak op adeldom werd erkend. Dit leverde een ambtsadel op die zich dan in het spraakgebruik onderscheidt van de oudere edele geslachten die men zwaardadel of bloedadel noemt.

Adel in een Republiek

In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden hadden we geen koningen, dus ook niemand die adel kon creëren. Toelating tot een Ridderschap kreeg men in 1536 door aan te tonen dat men van ‘riddermatige afkomst’ was. Daarnaast moest je huis een echte ridderswoning zijn, versterkt en met een gracht en een ophaalbrug. Tot slot moest er een boerderij bij de ‘hofstad’ horen. Hieruit is uiteindelijk de Ridderhofstad ontstaan. Je kon je riddermatige afkomst aantonen door de familiewapens van je voorouders, maar officiële titels zijn dus niet maatgevend. Als de Republiek een Koninkrijk wordt in 1813, is er een koning die inwoners kan verheffen tot de adelsstand en dat wordt in 1814 in de grondwet geregeld.

Een kasteel met middenvoor een toren met daarin een poort. Links een gebouw met een trapgevel en daarachter nog een toren. Rechts nog twee gebouwen. Voor het kasteel staat een muur met daarin een poort.
Gezicht op huis Amerongen, gezien vanuit het oosten, Roelant Roghman, ca. 1646 – ca. 1647. Collectie Rijksmuseum. Amerongen was sinds 1597 een erkende ridderhofstad.

Verheffen, inlijven en erkennen

De koning kon het adeldom op drie manieren verlenen.

  • Iemand die geen adellijke achtergrond had kon de koning in de adel verheffen;
  • Iemand met buitenlandse titels kon de koning inlijven;
  • Als iemand kon bewijzen dat hij al voor 1795 van adellijke afkomst was, werd hij erkend.

Verheffing kon de koning op eigen initiatief doen, of je kon een verheffing aanvragen. Erkenning kon ook gebeuren via het lidmaatschap van een ridderschap.

Vijf knielende ridders
Landscommandeurs van de Ridderlijke Duitse Orde. Collectie Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht.

Tegenwoordig

In Nederland is de adelstand met de invoering van de Grondwet van 1848 afgeschaft. Wat wel bleef waren personen met een adellijke titel. Deze titels kunnen zijn, van laag naar hoog: ridder, baron, burggraaf, graaf, markies, hertog en prins. Wie deze titels binnen een familie niet door vererving krijgt wordt jonkheer of jonkvrouw genoemd. Een dergelijk predicaat is dus niet een adellijke titel. De vrouw van een persoon met het predicaat jonkheer, wordt mevrouw genoemd. De vrouw van een ridder is jonkvrouw. Dit is wel een adellijke titel. Tegenwoordig vindt er geen verheffing in de adelstand meer plaats, met uitzondering van (voormalige) leden van het Koninklijk Huis. Inlijving en erkenning zijn nog wel mogelijk. De Hoge Raad van Adel is belast met alles wat in Nederland met adel te maken heeft.

Gerelateerde berichten

Auteur

  • Hans Strootman

    Al mijn hele leven ben ik geïnteresseerd in geschiedenis. Al vroeg maakte ik kennis met de mooie verhalen die op mijn basisschool, een degelijke protestantse en dus Oranjegezinde "School met den Bijbel" in Doorn, uitvoerig werden verteld over bijvoorbeeld Michiel de Ruyter, Prins Maurits, etc. Na mijn pensionering bezocht ik de banenmarkt van kasteel Amerongen en toen was ik gezwicht. Als vrijwilliger op het kasteel, geniet ik van de vele mooie verhalen van collega-rondleiders en vind ik het fijn om bezoekers mijn verhalen door te geven.

    Bekijk Berichten