Koffie en thee komen eind 16de, begin 17de eeuw naar de Republiek. De thee komt met de VOC mee uit de oost, de koffie uit de arabische wereld. In eerste instantie wordt aan beide een geneeskrachtige werking toegekend. Het is nagenoeg overal goed voor en het eerste gebruik is dan ook vooral medicinaal.
Koffiehuizen
De eerste vermelding van het openbaar verkopen van koffie in de Republiek dateert van 1663. Dit is in een contract over het geheim houden van het recept van koffie en koekjes bij de verkoop . Het gaat hierbij om de koffiehuizen die in de loop van de 17e eeuw in de Republiek steeds gebruikelijker worden. Om te beginnen (natuurlijk) in Amsterdam en vandaar verspreidt het fenomeen zich langzaam. Deze koffiehuizen waren ongeveer net zo omstreden als de huidige coffeeshops. De stad Utrecht bepaalt in 1687 in een (vernieuwd) reglement dat het aantal koffiehuizen door uitsterving terug gebracht zal worden tot maximaal zes.
Op de koffie of de thee
In deze periode zijn er twee tegengestelde bewegingen op het gebied van koffie, thee en chocolade. Er wordt aan de ene kant gepropageerd dat koffie en thee juist heel slecht waren voor de gezondheid, aan de andere kant waait dan ook net de ‘turkomanie’ over uit Frankrijk. In de adellijke kringen worden thuis bijeenkomsten georganiseerd waar ceremonieel koffie of thee geschonken wordt, vaak in combinatie met exotische kruiden. Dit is het startpunt voor het thuis uitnodigen van gasten om koffie en thee te drinken. Dit was een gelegenheid om te pronken met luxe koffie- en theeserviezen, maar ook om andere kostbaarheden in huis te kunnen tonen.
Iedereen aan de koffie en de thee
Begin achttiende eeuw begint de gegoede burgerij ook koffie en thee te drinken en halverwege de achttiende eeuw drinkt eigenlijk iedereen koffie en thee. De bierbrouwerijen trekken aan het kortste eind: thee is inmiddels een goedkoper alternatief. Eind achttiende eeuw is thee inmiddels zo ingeburgerd dat het personeel elke dag thee te drinken krijgt.
De Oostindische kist
Margaretha en Godard Adriaan ontdekken het thee drinken pas laat. In september 1680 krijgen ze van ene heer Casembrood een Oostindische kast of kist. Het duurt even voordat Margaretha hem naar Amerongen krijgt. Het water staat laag, dus het vervoer per schip gaat moeizaam. Eerst wordt hij in Utrecht bezorgd. Daar heeft Margaretha de kist open gemaakt en er even snel naar gekeken. Er zitten zes schilderijen met ‘Indiaanse tronies’ in, verder theeketeltjes en porceleinen kopjes. Ze heeft de kist niet helemaal opengemaakt, want hij moet nog naar Amerongen. Als hij daar aangekomen is, lijkt ze bijna teleurgesteld:
niet anders als alderhande teekopges keeteltges en diergelijcke niet noch Eenige fraeije raerijteijt om in Een kabinet te sette
Er zit ook een heel mooi kleed bij met hun familiewapens erop geborduurd met goud en zijde, maar dat is eigenlijk te klein. Het is een mooi present, er zit alleen geen brief bij.
Aan de thee
Kennelijk is Godard Adriaan aan het hof in Berlijn al thee gaan drinken, want in december schrijft Margaretha hem dat ze blij is dat hij ook aan het thee drinken geraakt is. Ze is er zelf ook aan, ze had van het Oostindische geschenk wat geproefd. Het bevalt haar goed, het is verfrissend en ze wilde dat ze hem bij de eerdere zending van proviand al wat meegezonden had. Een paar weken later meldt ze dat ze inmiddels regelmatig thee drinkt. Ze schrijf dat ze ‘zich er wel bij vindt, het neemt de lomigheid van de geest weg en maakt haar wakkerder’. Ze zou willen dat Godard Adriaan voldoende thee had, ze zal eens kijken of ze wat kan opsturen.
Archiefstukken | |
HUA 1001.2725 Brieven van Margaretha Turnor aan Godard Adriaan 1679 nov.-1681 dec. | Brieven van 3/13 september 1680 18/28 september 1680 6 oktober 1680 9/19 oktober 1680 27 november en 7 december 1680 4/14 december 1680 |
Geef een reactie