Aankomend op de galerij tijdens een rondleiding vallen meteen de vele schilderijen aan de wand op. Hoewel er al de nodige schilderijen van oudsher hingen heeft Bentinck nog meer allure aan de Ahnengalerie gegeven. Hij had er behoefte aan zich als man van oude adel te presenteren. De families (van Aldenburg) Bentinck en van Reede behoorden immers al eeuwen tot de adel. 

Een man en een vrouw staan voor opengetrokken gordijnen in een tuin. Hij staat links en draagt een bruinige jas met witte manchetten die dezelfde plooien hebben als zijn molensteenkraag. Hij draagt een broek tot net over de knie, draagt een ring om de pink van zijn rechterhand, waarmee hij een maarschalkstaf vast houdt. Zijn linker hand ligt op de hanger van zijn ketting. De dame draagt een zwartfluwelen met goud geborduurde jurk. De mouwen vallen ioen daar zitten witte mouwen onder. Op haar hoofd draagt ze een kanten kapje en ze heeft een kanten molensteenkraag om. Ze draagt verschillende kettingen. Op de tafel tussen hun beiden staat een hondje (soort Cavelier King Charles Spaniel) dat met zijn voorpoten in de linker hand van de vrouw staat, haar rechterhand ligt op zijn rug.
Adriaan van Reede en Lucia van Goor, t.g.a. Gerard Hoet. Collectie Kasteel Amerongen.

De bovenlaag in de Republiek

Niet alleen in de tijd van Bentinck had de adel met nieuwe rijken te maken. In de 17e eeuw bijvoorbeeld konden rijke kooplieden uit Amsterdam zich dure buitenhuizen aan de Vecht veroorloven. Zij konden zich meten met de adel. 

Na de tachtigjarige oorlog was de traditionele structuur van een hof met trouwe adel verloren gegaan, maar de adel had nog wel een flinke vinger in de pap, bijvoorbeeld via de ridderschappen. Maar via de Staten van de provincies en de samenwerking van de provincies in de Staten Generaal konden ook rijke burgers een machtige positie verwerven. Zo ontstond een regentenstand.

Er lag alleen niets vast: in De Republiek werd nergens centraal genoteerd wie tot welke stand hoorde. Toch wist iedereen precies het verschil tussen adel, oud geld, regenten en nieuw geld: nouveau riche.

Theedrinkende dames in een interieur, links een meid, rechts een bode.
Deftig gezelschap in een salon rond de theetafel, Philip Tidemann, 1667-1705. Collectie Rijksmuseum.

Adel

De kosten voor onderhoud van kasteel en landgoederen kon de adel vaak niet opbrengen en ze werden dan tot verkoop gedwongen. De nouveau riche had wel de financiën en konden zich protserig als kasteelbezitters manifesteren. Voor de adel was dit een doorn in het oog en men ergerde zich met name aan het niet adellijk gedrag van de nieuwe rijken. Noblesse oblige, ingetogenheid, zuinig leven, omgangsvormen zijn bijvoorbeeld deugden die bij de adel horen. Je ziet dan ook dat oude adel zich altijd van deze nouveau riche wilde distantiëren. Hoewel… Een rijke koopmansdochter kon wel een aantrekkelijke huwelijkskandidate zijn.

Regent Gerard van Riebeeck straalt een en al status uit. Hij staat voor zijn buitenplaats Essesteijn, in Voorburg. Daar hingen dit portret en dat van zijn vrouw Charlotte Strick van Linschoten (hiernaast) als onderdeel van een portrettenserie die het aanzien van de families onderstreepte. Van Riebeeck draagt een goudbrokaten vest en bijpassende manchetten. Opvallend is het grote aantal knopen – vaak zonder functie – dat op zijn kleding is aangebracht.
Gerard Cornelis van Riebeeck (1722-1759), Mattheus Verheyden, 1755. Collectie Rijksmuseum.
Portret van Charlotte Beatrix Strick van Linschoten (geb. 1732). Tweede echtgenote van Gerard Cornelis van Riebeeck, vermoedelijk staande voor haar buitenhuis Eemwijck te Voorburg. Staande, ten voeten uit, een waaier in de rechterhand, de linkerhand rustend op handschoenen liggend op een balustrade versierd met de familiewapens van haar en haar echtgenoot. Strick van Linschoten liet zich portretteren in een japon met goudgele en bontgekleurde bloemen. Ze staat voor een buitenplaats, waarschijnlijk Eemwijck, gelegen tegenover Essesteijn, waar haar man voor poseert. Bij zijn dood erfde ze beide huizen. Daarbij lietze een nieuwe boerderij bouwen, met haar initialen in de geveltop. Op dit portret laten de familiewapens op de balustrade zien wie de opdrachtgevers zijn.
Charlotte Beartix Strick van Linschoten (geb. 1732), Mattheus Verheyden, 1755. Collectie Rijksmuseum.

Rood en blauw

Met de komst van Koning Willem I kwam er een in de grondwet geregelde adelstand. Toen werd niet alleen bestaande adel erkend en Nederlanders met een buitenlandse adelstitel ingelijfd, Willem I verhief ook vele mensen in de adelsstand. Bijvoorbeeld families die al lange tijd tot de regenten en patriciërs van het land hoorden. In 1903 werd het eerste Nederland’s Adelsboek gepubliceerd, beter bekend als het rode boekje. In deze serie worden de genealogieën van Nederlandse adellijke families gepubliceerd.

Uiteraard konden de patriciërs niet achter blijven en in 1910 komt het eerste Nederland’s Patriciaat uit. Niet alle patriciaatsfamilies worden opgenomen in de adel en sommige families vinden zich te deftig om bij de adel te horen. Opname in de blauwe boekje kan nog steeds. Je moet alleen wel aan kunnen tonen dat je familie gedurende de laatste honderdvijftig jaar een vooraanstaande rol speelde in de Nederlandse samenleving. Bovendien moet je een genealogie aan kunnen leveren die minimaal tweehonderd jaar beslaat.

Een heer van stand

Ileen Montijn gaat in haar boeken Leven op stand en Hoog geboren in op de cultuur, gedrag en gewoontes van de adel. De Heer Olivier B. Bommel, hoewel niet voorkomend in het rode boekje, geeft als heer van stand ook een aardig inkijkje in het leven van de adel.

Ingekleurde ets van een kasteel met twee torens en een brug die in een bocht naar het kasteel loopt met halverwege een ophaalbrug. Het kasteel heeft twee torens voor en een symmetrisch deel in het midden met een ingang met een trap en daarboven een balkon. Aan de achterkant zien we één poort. Op de voorgrond een jachtpartij en diverse ruiters.
Het Huis Nederhorst van den Hr Wellard Godard van Tuyl van Serooskerken, Anoniem naar een prent van Daniël Stopendaal. Collectie Noord-Hollands Archief.

Olivier B. Bommel was een creatie van Marten Toonder. Zijn Toonder Studio’s zaten in Kasteel Nederhorst, dat daardoor in de volksmond de naam Bommelstein kreeg. Goert van Reede van Saesveld koopt Nederhorst en op het schilderij in de lange gang staat Goert ook vermeld als Heer Goert van Reede Ridder Heer tot Amerongen Saetsvelt Nederhorst en Suylestein. Ook de Van Reedes van Nederhorst spelen een belangrijke rol in de Utrechtse politiek. Als deze tak van de Van Reedes uitsterft en na verwoesting in het rampjaar Nederhorst te koop komt staan, wordt neef Welland de nieuwe eigenaar.

ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
Nederland’s Adel (rode boekje)Bibliotheek (kast naast de deur, bovenste plank)

Gerelateerde berichten