In de aanloop naar de zomer van 1672 was het een chaos in de Republiek. Velen waren op de vlucht geslagen voor het aanstormende Franse leger en zochten hun heil in Holland. De gewone burgers zagen dit met angst en beven aan. Ze zochten een zondebok.

Regenten

Het feit dat de vluchtende regenten eerst hun spullen in veiligheid stelden en daarna zelf een veilig heenkomen zochten maakte het er niet beter op. Er ontstond een bittere haat jegens de staatsgezinde regenten, met name tegen de gebroeders De Witt. De predikanten zweepten vanaf de kansel het volk op. Een stroom aan pamfletten met complottheorieën ging rond (niks nieuws onder de zon, denk aan onze sociale media). De geruchtenmachine draaide op volle toeren.

Johan en Cornelis vliegen als duivels door de lucht. De prins staat bij de Hollandse Tuin waarin de Hollandse Maagd en de Hollandse Leeuw zich bevinden. Verder overal delen van de bevolking in rep en roer. Rechts de katholieke kerk van waaruit de paus en de Franse koning de gebeurtenissen overzien. Bovenin de voorstelling staat de titel van de prent in een cartouche aan weerszijden waarvan de verminkte lichamen van de gebroeders De Witt hangen.
Spotprent met Johan en Cornelis de Witt die als duivels door de lucht vliegen, 1672, Jacob de L’Ambre, 1672 – 1675. Collectie Rijksmuseum.

Geruchten

Zo werd Johan ervan beschuldigd expres de landmacht te hebben verwaarloosd om het de Fransen makkelijk te maken de Republiek te veroveren. Anderen gingen zelfs nog verder. Johan de Witt zou God en vaderland hebben verkwanseld aan de Fransen om te voorkomen dat de prins aan de macht zou komen. Ook zou hij enorme hoeveelheden geld uit de wisselbanken gestolen hebben en naar een bank in Venetië hebben overgemaakt om zijn eigen kas te spekken en de prins de voet dwars te zetten.

De haatcampagne sleepte mensen uit allerlei lagen van de bevolking mee. Johan de Witt bleef zichzelf: koelbloedig en vastberaden. Hij sprak de Staten van Holland toe en zei dat zij het goede voorbeeld moesten geven. Het was niet de vijand “maar wijzelf door wie wij worden verslagen en als de regenten geen kordaatheid tonen en als wij hierin geen verandering brengen, is er geen hoop op remedie”. Mooi gezegd, maar het mocht niet baten. 

Brede straat met wat hoge bomen. Het eerste huis links is twee verdiepingen hoog en meer dan tien ramen breed. Daarachter een huis met een fronton, daarvoor staat een koets. Verderop staat op de straat een pomp. Op straat lopen mensen en er staat een koets. De bomen staan vol in blad.
De Kneuterdijk met links het huis van de Van Reedes. Het huis met de koets ervoor is de woning van Johan de Witt, onbekende maker, ca 1690. Collectie Gemeentearchief Den Haag.

De aanslag

Op 21 juni 1672 liep Johan de Witt ’s avonds laat van het Binnenhof naar zijn huis aan de Kneuterdijk. Vier jongemannen, waaronder Pieter en Jacob de Graef, twee zoons van rechter Jacob de Graef, wachtten hem op bij het Groene Zoodje. Ze wisten dat hij de kortste route naar huis zou nemen en dus daarlangs zou komen. De aanval verraste de raadspensionaris volkomen. De degens raakten hem in zijn nek en ribben. Hij was ernstig, maar niet dodelijk gewond. Met behulp van zijn knecht wist hij zijn huis te bereiken.

Ondanks zijn verwondingen en de inzettende koorts schreef Johan de Witt zelf brieven aan zijn broer Cornelis en aan de Staten van Holland. Aan zijn broer beschreef hij nauwkeurig hoe de aanslag in zijn werk was gegaan en welke verwondingen hij had opgelopen. De Staten van Holland deelde hij mee dat hij voorlopig zijn werk niet kon doen. Johan zou anderhalve maand nodig hebben om weer enigszins te herstellen.

De daders

In het donker vechten mannen voor een muur. Onder de prent staat “Ian de Wit uyt de publique affaires na huys gaende, werd aengeranst en gequetst van Iacob de Graef en dry van syne compagnie.
De mislukte moordaanslag op Johan de Witt, fragment uit: Witten Wonder Spiegel, Romeyn de Hooghe, 1675. Collectie Rijksmuseum.

De identiteit van de overvallers werd spoedig achterhaald. Een van hen, Jacob de Graef, kon opgepakt worden. Hij legde een volledige bekentenis af. Het kwam erop neer dat hij de kerk had willen verdedigen. Meer hadden de predikanten niet nodig. Ze verhieven hem tot martelaar. Dat hij Jacob heette was ook wel handig. Er werden vergelijkingen gemaakt met Jakob en zijn nachtelijke worsteling met God.

Het Hof van Holland berechtte Johan de Graef. Het vonnis werd onverwachts snel al na een week uitgesproken: verraad aan het hoogste gezag, dat betekende de doodstraf. Er moest een voorbeeld gesteld worden. Op 29 juni werd Jacob op het Groene Zoodje, niet ver van waar hij de aanslag gepleegd had, onthoofd. Het was een bloederige bedoening. De beul moest twee keer met zijn zwaard zwaaien voordat het raak was. Al snel verscheen er een pamflet met als titel ‘De worsteling Jacobs’, geschreven door de predikant Simon Simonides. De strekking was dat God zelf had ingegrepen en het zwaard van de beul had tegen gehouden! 

De haatcampagne tegen de gebroeders De Witt was nu op volle stoom gekomen.

Gerelateerde berichten

Series Navigation
Dit verhaal is deel 1 van 2 in de serie Rampjaar: De Republiek