Zo in de donkerste tijd van het jaar, als het klagen over de duisternis in het huis op zijn hoogtepunt is, vraag ik mij weleens af hoe dat vroeger moet zijn geweest. De kinderen hebben het geluk dat ze zaklampentochten kunnen doen, maar wij volwassenen hebben eigenlijk geen flauw idee hoe donker het huis is of kan zijn. Stel je eens voor in een willekeurige ruimte hoe die eruit gezien zal hebben zonder elektriciteit.

In een donker interieur zitten twee mensen. Tegen de wand zit een oude vrouw, van de persoon die rechts van haar zit zien we bijna alleen het silhouet. Zij leest een boek. Tussen hun in staat een wiegje met daarin een slapende baby. De lichtbron, waarschijnlijk een kaars staat tussen de vrouwen in en verlicht de baby en de oudere vrouw. Het interieur is grotendeels donker, we zien links een trap, achter tegen de muur hangt iets en links zien de glinstering van een koperen wandkandelaar.
De heilige familie bij avond, Rembrandt van Rijn (atelier van), ca. 1642 – ca. 1648. Collectie Rijksmuseum

Haarden, kaarsen en olielampen

Ik had er zelf eigenlijk helemaal niet bij stil gestaan, maar open haarden waren één van de belangrijkste lichtbronnen in huis. Als lichtbron kon men verder kiezen tussen olielampen en kaarsen. Kaarsen waren duur, maar olielampen walmden heel erg. In veel huizen waren de olielampen voor het personeel, in het huis zelf gebruikte men kaarsen. Olielampen werden vaak in of bij de haard bewaard, want warme olie ontvlamt makkelijker dan koude.

Ook al was men in ons soort huizen rijk, men was vaak ook zuinig. Een kamer volledig verlichten deed men eigenlijk alleen bij bijzondere gebeurtenissen, zoals bij speciale ontvangsten. Zelfs in de rijkere interieurs werd alleen dát verlicht wat nodig was: de plek waar je schreef, las, naaide of borduurde. De meeste verlichting had in de 17e eeuw dan ook geen vaste plek. Kandelaars en blakers werden meegenomen naar de plaats, waar men ze wilde gebruiken. Er waren wel wandarmaturen en kronen, maar die werden alleen bij bezoek gebruikt.

Een voornamelijk in grijstinten opgezette prent van een feestelijke zaal verlicht door heel veel kaarsen en versierd met guirlandes. Er zijn veel mensen in de zaal aanwezig. De meesten zitten, maar er staan er ook veel. De drie tafels die feestelijk gedekt zijn staan opgesteld in een u-vorm met korte poten en de open ruimte naar de toeschouwer toe. De lange tafel staat aan de raamkant. Er zijn drie hoge ramen. door houten latten ieder in vier grote rechthoeken verdeeld. Tussen de ramen hangen schilderijen. waarop personen zijn afgebeeld. Aan de linkertafel en de lange voor het raam zitten veel mensen met de rug naar de kijker gekeerd of kijken elkaar aan. Linksvoor en rechtsvoor is een soort lage afscheiding geplaatst. Ervoor staat links een man een een snuffelende jachthond, Rechts staat een man naar het tafereel aan de andere kant van de lage afscheiding te kijken. Want aan de deze tafel staan (!) duidelijk de belangrijkste personen. Dat ze belangrijk zijn, is te zien aan de baldakijn waaronder ze staan. Het belang wordt nog benadrukt door de drie portretten die onder de baldakijn schuin naar voren hangen. Aan deze tafel staan de meeste mensen. Dit gezelschap bestaat uit twee vrouwen en vier of vijf mannen. Tussen de vrouwen staat een man met zwart, krullend haar, tot op zijn schouders. Tegenover hem staat een man alleen. Het meest opvallend is het kind dat op een hoge stoel aan tafel zit. Hij zit met zijn rug naar de kijker toe maar draait zich om om toch naar de toeschouwer te kunnen kijken. Al deze mannen, vrouwen en het kind kijken de toeschouwer aan. Alle personen zijn in 17de eeuwse stijl gekleed.
Feestmaal in het Mauritshuis op 30 mei 1660 ter gelegenheid van het bezoek van Karel II (1630-1685), koning van Engeland , Pierre Philippe, 1660. Collectie Mauritshuis.

Kandelaars en blakers

Het woord blaker kennen we bijna niet meer. Het is een korte kaarsenhouder, die in een brede bak staat. Deze dient om kaarsvet op te vangen, maar je kunt er ook een lucifer of een domper (om de kaars te doven) op kwijt. Blakers hadden vaak een steel of iets anders om hen aan vast te houden, zodat je er makkelijk mee rond kon lopen. Kandelaars hebben niet zo’n brede opvangbak. Zowel kandelaars als blakers werden van allerhande materialen gemaakt: goud, zilver, koper, tin, keramiek en zelfs gedraaid hout.

Een plat zilveren schaaltje met midden daarop een kaarsenhouder. Aan het schaaltje zit een steeltje. Het schaaltje is handig om druipend kaarsvet op te vangen of om lucifers op te leggen. Aan het steeltje kan je de kaars meedragen als je naar een andere kamer gaat.
Zilveren blaker, Jacob Dijckman (toegeschreven aan), ca. 1671 – ca. 1719. Collectie Rijksmuseum

Een belangrijke plek voor vaste verlichting was de wand. De wandarm(atur)en konden zowel blakers als kandelaars zijn. Veel van deze wandarmen waren gemaakt van glimmend materiaal en hadden een achterplaat, waardoor het kaarslicht weerspiegelde. Dit gaf niet alleen een mooi effect, maar ook een hogere lichtopbrengst. Wandblakers of hangblakers waren bijzonder waardevol, helemaal als ze van zilver waren. Zelfs in de rijkere burgerhuizen in de stad trof je ze in de 17e eeuw maar zelden aan.

Kronen

De bijzonder rijke kroonluchters die wij hebben, met glas of zelfs kristal, dateren uit de 18e eeuw of later. Eerder waren er ook wel kronen, maar deze waren veel eenvoudiger. Vaak waren dit koperen kronen, te vergelijken met wat we nu kerkkroonluchters noemen. Op de afbeelding hieronder uit de 18e eeuw zie je dat de kroon een stuk eenvoudiger is dan wat er bij ons op de beletage hangt. Het glas en vooral het kristal van kroonluchters weerkaatst en breekt het licht van een kaars op een natuurlijke, prachtige manier, waardoor het licht nog magischer werd.

In donkere kleuren geschilderde prent van een 18de eeuwse grote kamer. Het middelpunt van de prent is een groep mannen, gezeten of staand aan een tafel. Deze groep trekt de aandacht door het heldere licht van een kaars of kaarsen op tafel, die overigens niet zichtbaar zijn. De mannen hebben het duidelijk naar hun zin en zijn in een drukke conversatie gewikkeld. Een type bon vivant met een gezellig buikje zit aan tafel in het volle licht. Aan zijn rechterhand staat een klein tafeltje met veel glazen en een kaars. Naast hem staat een lege stoel. De staande man links van hem kijkt hem minzaam lachend aan. De man daarnaast, die ook nog in het licht van de kaarsen staat, leunt op een lege stoel en rookt een pijp, wit met een heel dunne steel. Hij heeft een driekantige hoed op. De tweede man die aan tafel zit heeft dezelfde hoed op. Hij zit in het donker met zijn rug naar de toeschouwer toe. Aan de rechterkant van de kamer zit een man op een stoel bij de grote schouw. Ook hij heeft een driekantige zwarte hoed op. Hij bekijkt met een olijke blik een glas dat hij in zijn rechterhand omhoog houdt. Aan de andere kant van de schouw staan twee mannen, ook met een driekantige, zwarte hoed op. De een staat op een stoel met in zijn linkerhand een kaars, dat hij voor een geschilderd portret houdt. Met zijn andere hand wijst hij naar dat schilderij. De andere man die op de grond staat, kijkt belangstellend naar het schilderij. Links achter in de hoek staat een man in een blauwe jas met tressen. Hij is niet goed te zien. Hij staat voor een uitbundig versierde hoge smalle ronde kast waar op een hoge plank vijf glazen staan, de middelste en de buitenste twee zonder deksel. Ze zijn ook wat kleiner dan de andere twee met deksel. Aan de rechterkant op deze plank staat een kaars. Boven deze glazen staat nog een heel groot glas met deksel. Boven de kast hangt een borstbeeld van een man. In het midden van de kamer hangt een koperen kroonluchter met vier kaarsen, die niet zoveel licht geven als de kaarsen op tafel, die overigens voor de kijker niet zichtbaar zijn. De heren zijn allen gekleed in een broek van glanzende stof net over de knie met daaronder witte kousen. Ze hebben een pandjes jas aan in verschillende kleuren. Ze dragen een dunne witte halsdoek gestrikt als in een korte stropdas
Erat sermo inter fratres (De broeders raakten in gesprek), Cornelis Troost, 1740. Collectie Mauritshuis
ObjectMakerDateringMateriaalVaste plek (Atlantis)
Achtarmige kroonluchter van kristal18e eeuwKristalBibliotheek 39 (0102)
Kroonluchters van kristalca 1800KristalGrote zaal 48 (0286.1 en 0286.2)
Zesarmige kristallen kroonluchterWaterford, Ierland18e eeuwKristalEetkamer 58 (0382)
Kristallen kroonluchter19e eeuwKristalGobelinkamer 22 (0560)

Gerelateerde berichten