Op 23 juli 1672 klaagde ene Willem Tichelaar Cornelis de Witt, de broer van Johan de Witt, aan. Cornelis zou een moordaanslag op prins Willem III beraamd hebben. Willem Tichelaar was een man met een slechte reputatie. Hij was al meerdere keren in aanraking gekomen met het bevoegd gezag, in casu Cornelis Witt als ruwaard van Putten. Ze waren dus oude bekenden van elkaar, hoewel Cornelis dat aanvankelijk ontkende. Dat zou later een zwak punt blijken te zijn in zijn verdediging.
Persoonlijke vete
Volgens Tichelaar had Cornelis hem op 8 juli 30.000 gulden geboden om Willem III te vermoorden. Volgens Cornelis was het precies andersom en wilde Willem Tichelaar hem juist overhalen mee te doen aan een aanslag op Willem III, omdat die, nu hij stadhouder was geworden, teveel macht zou krijgen. Ook had Tichelaar iets vernomen van een voorgenomen huwelijk van de prins met een Engelse kroonprinses waardoor Willem III nog machtiger zou worden. Cornelis had daarop gedreigd Tichelaar aan te geven, maar verzuimd dat daadwerkelijk te doen. Ook dit zou Cornelis later verweten worden.
Johan de Witt als advocaat
Vanaf dag één zou Johan de Witt zich met de zaak van zijn broer beziggehouden. Hij dook diep in de boeken, want het was lang geleden dat hij zijn vak als advocaat had uitgeoefend. Maar het zou tevergeefs blijken te zijn. Het lot van Cornelis was al bezegeld.
Arrestatie
Nadat Cornelis ziek teruggekomen was van de Slag bij Solebay, waarbij hij grote persoonlijke moed had betoond, moest hij nog wekenlang het bed houden vanwege aanvallen van ‘zinkingen’ (scherpe steken door zijn hele lijf). De dag na de aanklacht van Tichelaar, op 24 juli 1672, werd hij van zijn ziekbed gelicht en gearresteerd. Hij werd naar Den Haag gebracht zonder dat de stad Dordrecht zelf de gelegenheid had gehad hem te verhoren. Dit was hoogst ongebruikelijk, zelfs bij hoogverraad (een aanslag op de prins, die de dag daarvoor tot stadhouder verheven was, betekende majesteitsschennis, dus hoogverraad). De privileges van de stad Dordrecht om hem zelf te verhoren werden hiermee geschonden. Tichelaar werd later ook gevangen genomen.
Aanvankelijk werd Cornelis opgesloten in de Kastelenij (het gevang voor mensen in voorlopige hechtenis) aan het Binnenhof, waar hij uitgebreid werd ondervraagd. Tichelaar werd daar ook verhoord maar kon vrij in- en uitlopen. Hoewel er nog steeds geen overtuigend bewijs was, werd Cornelis op 6 augustus 1672 overgebracht naar de Gevangenpoort. Zijn verdediging vertoonde wat inconsistenties, hetgeen aanleiding was hem nu officieel te verdenken van een moordaanslag. Intussen laaiden de gemoederen hoog op.
Brief van Karel II
Helemaal na de openbare publicatie op 15 augustus 1672 van de brief van koning Charles (Karel) II aan zijn neef, Willem III van Oranje, waarin Charles de schuld van alle narigheid bij de staatsgezinde regenten neerlegde en voorspelde dat alles weer goed zou komen als zijn lieve neef Willem de macht zou krijgen. Op dezelfde dag werd er ook een gerucht verspreid, misschien wel door “agenten van de prins”, zoals kwade tongen beweerden, dat Cornelis zou hebben geprobeerd te ontsnappen. Een woedende menigte begaf zich naar de Gevangenpoort. Ruiters en wachters moesten de rust bewaken.
Verhoor
Cornelis en zijn huispersoneel én Tichelaar werden wekenlang verhoord. Maar dat leverde niets op. De zes rechters vreesden de volkswoede, ze wilden een bekentenis en besloten over te gaan tot marteling, het zogenaamde ‘scherpe examen’. Dat was zeer ongebruikelijk voor hooggeplaatsten. Hooggeplaatsten werden namelijk op hun woord geloofd! Tichelaar werd trouwens niet gemarteld, terwijl het toch nog steeds niet duidelijk was wie van de twee de waarheid sprak.
Marteling
Cornelis werd drieënhalf uur lang gemarteld! Er is tot in detail bekend welke gruwelijkheden hij moest ondergaan. Zo werden door middel van scheenschroeven zijn voeten ingedrukt. Er werden gewichten van 25 kg aan zijn grote tenen gehangen en hij werd op de pijnbank gelegd waarbij zijn ledematen werden afgebonden. Maar Cornelis gaf geen krimp en riep: ‘”hoe kan men bekennen, ’t geen men niet gedaen en heeft”. De pijn moet verschrikkelijk geweest zijn, omdat hij ook nog aan jicht leed. Zelfs de beul had naderhand gewetenswroeging. Op zijn doodsbed, een paar maanden later, schreef hij een nederige excuusbrief aan de weduwe van Cornelis de Witt. Ondanks de martelingen was het niet gelukt een bekentenis van Cornelis te krijgen.
Veroordeling
Uiteindelijk besloten de rechters hem te veroordelen. Waarvoor werd niet bekend gemaakt. Het lot van Cornelis de Witt was al bezegeld. Hij had geen schijn van kans gehad. De lucht was doordrenkt van haat jegens hem en zijn broer Johan. De pamfletten riepen in nauw verholen taal op tot moord. Ook de predikanten, die op de hand van de Oranjes waren, lieten zich niet onbetuigd. Zo predikte dominee Simonides in de Nieuwe Kerk in Den Haag dat De Witten duivels waren die uitgedreven moesten worden. Aan de deur van zijn kerk was een pamflet gespijkerd met de tekst:
Beëlzebub schrijft uit de hel
dat Kees de Witt haast komen zel
Hij verwacht hem in korte dagen
maar zijn kop moet eerst zijn afgeslagen.
Cornelis de Witt werd op 20 augustus 1672 veroordeeld tot levenslange verbanning uit Holland, tot betaling van alle proceskosten en ontheffing uit al zijn officiële functies. Willem Tichelaar werd op vrije voeten gesteld.
Cornelis wilde nog in hoger beroep gaan, maar daar kreeg hij de kans niet voor. De gedenkwaardige dag, 20 augustus 1672, was nog niet voorbij!
Geef een reactie